Titel: | Hitlers Beul - Leven en dood van Reinhard Heydrich 1904-1942 |
Schrijver: | Robert Gerwarth |
Uitgever: | Balans |
Uitgebracht: | 2012 |
Pagina's: | 451 |
ISBN: | 9789460033841 |
Omschrijving: |
Reinhard Heydrich was als hoofd van de Gestapo en tweede man onder Heinrich Himmler in de SS, een van de gevaarlijkste mannen binnen het Derde Rijk. Zelfs mannen als Hermann Göring, Adolf Eichmann, Heinrich Himmler, Joseph Goebbels, Rudolf Hess en Albert Speer, elk op hun eigen terrein mensen om terdege rekening mee te houden en waarmee men zeker geen vijand moest worden, waren bang voor hem. Of liever gezegd voor de berg aan gevoelige informatie die Heydrich via zijn omvangrijke, geheime netwerk van spionnen en infiltranten over hun privélevers had verzameld. “Het Blonde Beest”, zoals een van zijn vele bijnamen luidde, paarde een scherpe intelligentie en politieke vaardigheden aan een totale gewetenloosheid. Hitler omschreef hem als “de man met het ijzeren hart” en een bekende Amerikaanse racist noemde hem “the Naziest Nazi of them all”. De man was cultureel goed ontwikkeld, een degelijk sportman, een begenadigd musicus en een toegewijd vader. Hij was echter tegelijkertijd de meedogenloze Reichsprotektor van Bohemen en Moravië en de voorzitter van de beruchte Wannseeconferentie, waar vergaderd werd over de systematische uitroeiing van de Europese Joden. Op 27 mei 1942 werd hij door twee Tsjechische verzetsmensen vermoord toen hij in zijn open Mercedes door Praag reed. Als represaille werd maandenlang een klopjacht gehouden op het Tsjechische verzet, dat daarmee totaal vernietigd werd. Op bevel van Adolf Hitler werd het bij Praag gelegen dorp Lidice met de grond gelijk gemaakt; alle bewoners werden geliquideerd. Reinhard Heydrich werd met de grootst mogelijke eer te Praag begraven, overladen met postume lofuitingen van de kopstukken uit de nationaalsocialistische beweging. Laurent Binet schreef over de aanslag en de gevolgen in 2010 zijn veelbekroonde roman “HhhH - Himmlers hersenen heten Heydrich”. Robert Gerwarth, directeur van het Centre for War Studies en hoogleraar geschiedenis in Dublin, schreef een biografie over Heydrich. De achterflap vermeldt dat het zelfs de eerste serieuze biografie over Heydrich zou zijn, maar op die claim valt wel iets af te dingen. In 2007 verscheen immers (postuum) van Mario Dederichs de alom geprezen biografie “Heydrich - Het gezicht van het kwaad”. Daarvoor verschenen al “Heydrich: Hitler’s Most Evil Henchman” (1962) van Charles Wighton en “Heydrich: Biographie eines Reichsprotektors” (1977, in het Engels uitgegeven als “In Pursuit of Total Power”) van Günther Deschner. Het lijkt me dat ook dit serieuze biografieën waren, die inmiddels wat gedateerd kunnen zijn, maar toch ook weer niet geheel terzijde kunnen worden geschoven. Wat overigens een mager aantal is als wordt bedacht dat inmiddels alleen al ruim 40.000 Engelstalige boeken over nazi-Duitsland zijn verschenen, inclusief vele biografieën over de kopstukken, maar opvallend weinig over Heydrich. Die blijft een merkwaardig schimmige en opvallend veronachtzaamde figuur op de achtergrond. Wat hij overigens bij leven ook al was; pas bij zijn gewelddadige dood en de enorme repressie die daar op volgde, kreeg men voor het eerst goed zicht op de betekenis van Heydrich binnen de gehele nazi-staat. Gerwarth beschrijft de levensgeschiedenis van Heydrich, die op 2 maart 1904 in de Pruisische stad Halle aan de rivier de Saale werd geboren. Toen hij in het voorjaar van 1922 zijn Abitur met hoge cijfers had afgemaakt, besloot Reinhard niet het vooraf bedachte carrièrepad te gaan volgen, namelijk een muzikale opleiding volgen en daarna zijn vader opvolgen als directeur in het succesvolle familiebedrijf, het Conservatorium in Halle. In plaats daarvan besloot hij marineofficier te worden, waar hij in de jaren na zijn opleiding de gebruikelijke carrièrestappen doorliep. Deze veelbelovende loopbaan werd in 1931 echter ruw onderbroken toen hij werd ontslagen vanwege een gebroken trouwbelofte (wat werd opgevat als een ontering voor het Duitse officierskorps) en vooral vanwege zijn arrogante gedrag bij de militaire ereraad om zijn gedrag te verklaren. Wat had kunnen eindigen met een simpele berisping, mondde uit in oneervol ontslag. Via zijn nieuwe verloofde kwam de jonge Heydrich in aanraking met de NSDAP, waarvan de tot dan a-politieke Heydrich op 1 juni 1931 lid werd. Op dat moment was Himmler juist bezig met de opbouw van een SS-inlichtingendienst; via enige referenties kwam de dan 27-jarige Heydrich in de positie dat hij deze organisatie mocht opbouwen. Het vormde het begin van een levenslange goede verstandhouding met Himmler. Heydrich ging zich steeds meer vereenzelvigen met de nazi-ideologie en werd er in de loop der jaren de meest rücksichtsloze uitvoerder van. Waar anderen erg makkelijk bereid waren compromissen te sluiten om bepaalde partijdoelen te bewerkstelligen of om de ideologie ondergeschikt te maken aan de eigen carrièreplanning, was bij Heydrich de ideologie steeds allesbepalend aanwezig. Wat hem niet verhinderde binnen de partij een bliksemcarrière te maken. De centrale vraag is natuurlijk, zoals bij zovele kopstukken in de nazi-beweging: hoe kan iemand met zo’n voortreffelijke achtergrond, opleiding en intelligentie verworden tot zo’n gewetenloos iemand die moeiteloos bereid is vele miljoenen mede-Europeanen uit te (laten) moorden? Gerwarth wijst dan op “... de schaduw van oorlog en revolutie in zijn jeugd, de sociale neergang van zijn familie en zijn eerste loopbaan in de sterk nationalistische marine ten tijde van de Weimarrepubliek”, die hem ontvankelijk zouden hebben gemaakt voor de nazi-ideologie. Hij wijst ook op de lastige maatschappelijke positie na zijn ontslag uit de marine en de toenemende invloed van zijn schoonfamilie, die bestond uit uitgesproken nazi’s. Gerwarth maakt ook een belangrijk punt van de verdachtmakingen over een veronderstelde Joodse afkomst, waarmee Heydrich al vanaf 1931 steeds werd geconfronteerd. Allemaal zinvolle verklaringen, maar het verklaart onvoldoende de snelheid waarmee hij het nazisme in zijn meest extreme vorm omarmde en de nietsontziende efficiency die hij daarbij nastreefde. Er moet, niet slechts bij Heydrich maar in de gehele Duitse maatschappij, meer aan de hand zijn geweest. De sfeer die Michael Haneke in zijn film “Das weisse Band” oproept of het boek “De oorsprong van het nazigeweld - een Europese genealogie” van Enzo Traverso komen dan in gedachten. Ze geven inzicht in een wereld waarin de rassenleer in de gehele Westerse wereld een geaccepteerd verschijnsel was en het uitgangspunt van hoe omgegaan werd met geestelijk en lichamelijk gehandicapten, met veronderstelde minderwaardige rassen en met politieke tegenstanders. Gerwarth snijdt dat thema wel aan als hij beschrijft welke plannen Heydrich en zijn medestanders na de oorlog hadden met de Slavische en andere niet-Germaanse volken. Hij betrekt het echter niet in zijn verklaring over de transformatie van de jonge Heydrich tot het monster dat hij in de loop van de dertiger jaren werd. Het boek heeft nog een andere gebrek, dat niet de auteur maar de uitgever te verwijten is. Zoals het een goed wetenschapper betaamt heeft de auteur zijn boek rijkelijk voorzien van noten bij de tekst. In het boek ontbreekt echter het notenapparaat. Daarover wordt ook geen tekst en uitleg gegeven, slechts in de inhoudsopgave wordt opgemerkt dat deze noten op de website van de uitgever staan opgenomen, alwaar men een pdf-file kan downloaden van de pagina’s 295-351 van de oorspronkelijke Engelstalige uitgave van het boek. Het is ongetwijfeld kostenbesparend om dit deel niet te laten vertalen en mee te drukken, misschien heeft men zelfs het idee dat dit vernieuwend is. Het getuigt echter van weinig respect voor de kopers van het boek, die als ze iets willen nazoeken steeds moeten switchen tussen boek en website. Althans, zo lang de pdf-file daar te vinden is. Hoe vergaat het degenen die over pakweg vijf jaar het boek willen lezen? Schande. |
Beoordeling: | Goed |