Op 10 mei 1940, de dag dat de Duitsers Nederland binnenvielen en voor Nederland de Tweede Wereldoorlog begon, beschikte de Koninklijke Marine over acht torpedobootjagers van de Admiralen-klasse. Verder waren er in Nederland vier torpedobootjagers van de Gerard Callenburgh-klasse in aanbouw. Reeds op die 10e mei ging de eerste jager verloren toen Hr. Ms. Van Galen, na een Duitse luchtaanval op het schip, zonk in de Merwehaven.
Van de torpedobootjagers van de Gerard Callenburgh-klasse kon alleen de onvoltooide Isaac Sweers ontkomen naar Engeland. De Callenburgh viel op 14 mei in Duitse handen terwijl de casco`s van de Tjerk Hiddes en de Philips van Almonde door Nederlands werf- en marinepersoneel vernield werden.
De Nederlandse regering zocht hulp bij de Britse admiraliteit om de waardevolle torpedobootjagers te vervangen. Er werd met de Britten overeengekomen dat twee, in aanbouw zijnde N-class destroyers, Noble en Nonpareil, door de Koninklijke Marine overgenomen konden worden. De nieuwe torpedobootjagers werden Van Galen en Tjerk Hiddes genoemd.
Het benodigde geld voor de nieuwe Van Galen kwam uit een fonds dat gefinancierd werd door inwoners van niet bezette Nederlandse gebieden, vooral Nederlands Oost-Indië. De nieuwe torpedobootjager kwam op 11 februari 1942 in Nederlandse dienst en zou na de opwerkperiode meteen naar de Oost gestuurd worden. De vervanger van de oude Van Galen kwam echter te laat om te kunnen bijdragen aan het verdedigen van de Indonesische archipel tegen de Japanse agressor. In de nacht van 27 op 28 februari was de geallieerde vloot onder commando van de Nederlandse schout-bij-nacht Karel Doorman verslagen door Japanse marineschepen tijdens de Slag in de Javazee. Voor, tijdens en net na deze slag gingen alle zeven overige torpedobootjagers van de Admiralen-klasse verloren. Hr. Ms. Isaac Sweers werd in Engeland afgebouwd maar ging in november 1942 verloren in de Middellandse Zee als gevolg van twee torpedotreffers van een Duitse onderzeeboot.
De Koninklijke Marine wilde de strijd voortzetten tegen de Duitsers en de Japanners maar daarvoor had zij een aantal veelzijdige type schepen zoals torpedobootjagers nodig. Weer werd een beroep gedaan op de Britse Admiraliteit maar deze kon niet zo snel destroyers leveren omdat de Royal Navy zelf alle beschikbare schepen hard nodig had. Toch werd afgesproken dat Nederland nog vijf torpedojagers kon kopen van verschillende klassen, maar uiteindelijk werden ze pas in Nederlandse dienst gesteld na de Tweede Wereldoorlog.
Zes van de zeven torpedobootjagers die Nederland overnam van Groot-Brittannië waren zogenaamde Emergency Destroyers. Dit betekende dat de schepen snel en goedkoop gebouwd moesten worden door het acute oorlogsgevaar. Dit ging uiteraard ten koste van de kwaliteit waardoor meer onderhoud nodig was dan bij schepen die voor en na de Tweede Wereldoorlog gebouwd werden. Vanaf 1954 werden de Nederlandse Emergency Destroyers vervangen door de nieuwe onderzeebootjagers van de Holland- en Friesland-klasse. De torpedobootjagers gingen vervolgens meteen naar de sloop. Na slechts 15 tot 20 jaar dienst waren de schepen volledig afgeschreven.
Vooruitlopend op de levering van de N-class destroyers kreeg de Koninklijke Marine tijdelijk de beschikking over Hr. Ms. Campbeltown. Dit was een oude Amerikaanse destroyer die de Royal Navy, samen met 49 andere oude torpedobootjagers, van de Amerikanen had kunnen overnemen bij de eerste levering onder de voorwaarden van de leen- en pachtwet. Deze Lend Lease Act was een Amerikaanse wet die op 11 maart 1941 goedgekeurd was. Op grond van deze wet kon de Verenigde Staten oorlogsmaterialen leveren aan geallieerde landen zonder dat de Amerikaanse neutraliteit in het gedrang kwam.
De N-class destroyers bestond uit een serie van acht schepen. De overige torpedobootjagers van de klasse waren HMS Napier, Nepal, Nestor, Nizam, Norman en Nerissa. HMS Nerissa was van 1940 tot 1946 in Poolse dienst onder de naam ORP Piorun.
Technische gegevens
Hr. Ms. Van Galen (2) | Hr. Ms. Tjerk Hiddes | ||
Britse naam | Noble | Non Pareil | |
Bouwwerf | William Denny & Bros te Dumbarton, Groot-Brittannië | ||
Bouwnummer | 1345 | 1346 | |
Op stapel gezet | 10 juli 1939 | 22 mei 1940 | |
Te water gelaten | 17 april 1941 | 25 juni 1941 | |
In dienst gesteld | 11 februari 1942 | 6 mei 1942 | |
Grootste lengte | 108,7 meter | ||
Grootste breedte | 10,9 meter | ||
Diepgang | 3,7 meter | ||
Waterverplaatsing standaard | 1.700 ton | ||
Waterverplaatsing volbeladen | 2.330 ton | ||
Machine-installatie | 2 x Parsons stoomturbines, 2 x Admiralty 3 drum ketels | ||
Machinevermogen | 40.000 pk | ||
Aantal schroeven | 2 | ||
Actieradius | 5.400 zeemijlen bij 15 knopen | ||
Bunkercapaciteit | 611 ton stookolie | ||
Maximale snelheid | 32 knopen | ||
Bemanning | 246 koppen | ||
Onderzeeboot opsporingsapparatuur | Type 123 A Asdic | ||
Radar | Type 285 (later vervangen door type 291) | ||
Bewapening | 3 x 2 12cm Mk 12 kanonnen, 1 x 4 40mm Mk 8 Vickers pompom, 6 x 1 20mm Oerlikon mitrailleurs, 2 x dieptebommortieren, 1 x dieptebomrails, 2 x 5 53,3cm torpedolanceerbuizen |
Hr. Ms. Van Galen (2)
Na de indienststelling, door luitenant-ter-zee (LTZ) 1 F.Th. Burghard, werd Hr. Ms. Van Galen (2), naar Scapa Flow, Schotland, gestuurd voor een opwerkperiode met de Britse Home Fleet. Op 15 april werd het Nederlandse schip ingedeeld bij de 7th Destroyer Flotilla van de British Eastern Fleet onder Admiral James F. Somerville. De nieuwe torpedobootjager sloot zich in juni 1942 aan bij deze vloot die zijn thuisbasis had in Kilindini, Kenia. Van hieruit werden voornamelijk escortediensten verricht.
In september1942 was de Eastern Fleet betrokken bij de bezetting van Madagascar. De Britten waren bang dat dit door Vichy Fransen, die pro nazi-Duitsland en Japan waren, verdedigde eiland in Japanse handen zou vallen. Behalve Hr. Ms. Van Galen (2) waren ook haar zusterschip, Tjerk Hiddes, de Nederlandse kruiser Jacob van Heemskerck en enkele Britse schepen, waaronder het vliegdekschip HMS Illustrious (87) en het slagschip HMS Warspite, voor de verdediging van de Britse amfibische landingen aangewezen. Bij de landingen werd weinig tegenstand ondervonden zodat de geallieerde oorlogsschepen nauwelijks in actie dienden te komen.
Intussen had de Amerikaanse marineleiding verzocht Hr. Ms. Jacob van Heemskerck, Van Galen (2) en Tjerk Hiddes te baseren in Fremantle, West-Australië. De Amerikaanse en Australische marines hadden ter plaatse te weinig schepen beschikbaar om in- en uitgaande troepentransporten te begeleiden. De Nederlandse marineleiding, die zich in Londen bevond, stemde toe. In Australië werden de drie Nederlandse oorlogsschepen, eind oktober 1942, samen met de Australische kruiser HMAS Adelaide, als Taskforce 71.4 (TF 71.4) ingedeeld onder de Commander Allied Naval Forces Western Australia, de Amerikaanse ,i>Rear Admiral C. A. Lockwood. Eind december 1942 werd de formatie versterkt door de Nederlandse kruiser Hr. Ms. Tromp, zusterschip van de Jacob van Heemskerck.
Het belangrijkste konvooi dat door TF 71.4 gekonvooieerd werd had als codenaam Pamphlet en bestond uit de troepentransportschepen Queen Mary, Aquitania, Isle de France en Nieuw Amsterdam en de hulpkruiser Queen of Bermuda. Aan boord van de troepenschepen bevond zich de gehele 9th Australian Division die bestond uit 30.000 manschappen die op weg waren van het Midden Oosten naar hun vaderland. TF 71.4 nam het gedeelte vanaf Fremantle naar Melbourne en Sydney voor zijn rekening en leverde de troepenschepen met hun zeer kostbare lading behouden af in de Australische havensteden op 27 februari 1943.
Begin 1944 werden de Nederlandse oorlogsschepen weer ingedeeld bij de Eastern Fleet. Met het oog op de herovering van de door Japan bezette Europese en Amerikaanse koloniën werd deze Britse vloot belangrijk versterkt. In het kader van deze heroveringen waren Hr. Ms. Van Galen (2), Tjerk Hiddes, Tromp en Jacob van Heemskerck betrokken bij aanvallen op de Andamanen en Nicobaren, eilandgroepen ten noordwesten van Sumatra, en Sabang, een eiland net boven Sumatra.
In november 1944 arriveerde Hr. Ms. Van Galen (2) in Plymouth, Zuid-Engeland, voor onderhoud. Vanuit Plymouth opereerde het Nederlandse schip tijdelijk als onderdeel van de 8th Destroyer Flotilla tot het van februari tot en met juni 1945 in groot onderhoud ging op een commerciële werf in Southampton waarbij het schip gereed werd gemaakt voor diensten in Nederlands Oost-Indië. Op 19 februari nam LTZ 1 F.L. Capel tijdelijk het commando over van commandant Burghard totdat LTZ 1 P.A. Mulock van der Vlies Bik op 20 april aangesteld werd als commandant van de torpedobootjager.
Op 23 augustus 1945 vertrok de Van Galen met oorlogsvrijwilligers naar Nederlands Oost-Indië waar het schip hoofdzakelijk patrouillediensten verrichtte om de koloniale orde te herstellen in het door geallieerde troepen heroverde Nederlandse grondgebied. Begin 1947 keerde het oorlogsschip terug naar Nederland voor groot onderhoud en reeds in november van datzelfde jaar keerde de torpedobootjager terug naar de Oost. Nadat Indonesië onafhankelijk geworden was, in december 1949, keerde de Van Galen weer terug naar Nederland. Na weer een onderhoudsperiode werd het schip gereedgemaakt om Hr. Ms. Evertsen (2) af te lossen in Korea waartoe het in maart 1951 vertrok. Na 54.000 zeemijlen te hebben gevaren onder de vlag van de Verenigde Naties, keerde de Van Galen op 21 juni 1952 terug in Den Helder. Nog enkele jaren nam het schip deel aan eskaderreizen vanuit Nederland waarna het in oktober 1956 uit dienst werd gesteld. Op 8 februari 1957 werd de afgeschreven torpedobootjager voor sloop verkocht aan de firma Rijsdijk te Hendrik Ido Ambacht.
Hr. Ms. Tjerk Hiddes
De tweede N-class destroyer die in Nederlandse dienst kwam, was Hr. Ms. Tjerk Hiddes die op 27 mei 1942 in dienst werd gesteld door LTZ 1 W.J. Kruys die betrokken was geweest bij het toezien op de afbouw van de jager. De opwerk- en trainingsperiode van de bemanning van de nieuwe Nederlandse aanwinst duurde tot halverwege juli en vond plaats vanuit Scapa Flow in samenwerking met de British Home Fleet. Op de 17e van die maand vertrok de torpedobootjager als konvooibegeleider via Zuid-Afrika naar Kilindini, Kenia, waar het schip ingedeeld werd bij de British Eastern Fleet. De levensloop van deze jager tijdens de Tweede Wereldoorlog liep vrijwel parallel met die van Hr. Ms. Van Galen (2). Echter in december 1942 was Hr. Ms. Tjerk Hiddes intensief betrokken bij het evacueren van geallieerde guerrillatroepen en vluchtelingen van het Portugees/Nederlandse eiland Timor (Slag om Timor).
Ook Hr. Ms. Tjerk Hiddes arriveerde eind 1944 in Engeland waar het schip tijdelijk deel uitmaakte van het
Op 9 april 1946 vertrok Hr. Ms. Tjerk Hiddes naar Nederlands Oost-Indië maar nog op de Noordzee bleek de stuurboordturbine zulke hevige trillingen te veroorzaken dat verder varen niet verantwoord was. De turbine moest vervangen worden wat uiteindelijk pas gebeurde bij Werkspoor in Amsterdam waar een, uit Engeland overgebrachte, nieuwe turbine geplaatst werd. Dit duurde tot juni 1947 waarop de torpedobootjager op de 2e van die maand weer vertrok richting de Oost en arriveerde te Tandjong Priok, Batavia, Java, op 17 juli 1947. In oktober 1949 keerde het schip terug in Nederland en ging in onderhoud wat een jaar in beslag zou nemen. Op 26 februari 1951 werd de torpedojager uit dienst gesteld omdat het schip verkocht was aan de Republiek Indonesia. De overdracht vond plaats op 1 maart van dat jaar waarna het schip in Indonesische dienst werd gesteld als Gadjah Madah. Ruim twee weken later liep het schip al aan de grond bij het verlaten van de haven van Soerabaja en moest het bijna een jaar in reparatie. Omdat de Emergency Destroyer technisch gezien al opgevaren was, heeft de Indonesische marine veel problemen gekend om de Gadjah Madah in de vaart te houden. Uiteindelijk is het schip in 1961 gesloopt.
Ook deze klasse Emergency Destroyers bestond uit acht schepen. Behalve HMS Scorpion, Scourge en Serapis, die in Nederlandse dienst kwamen bestond de serie uit HMS Saumarez, Savage, Shark, Succes en Swift. Als HMS Serapis, Scorpion en Scourge, in Britse dienst, werden de drie torpedobootjagers vooral ingezet als konvooibegeleiders bij de zogenaamde Arctic Convoys naar en van Moermansk in Rusland. In juni 1944 gaven de destroyers dekking aan de Britse landingstroepen in Normandië in de Sword sector waarna de escortediensten naar en van Rusland weer hervat werden.
Technische gegevens
Hr. Ms. Piet Hein (2) | Hr. Ms. Kortenaer (2) | Hr. Ms. Evertsen (2) | |
Britse naam | HMS Serapis | HMS Scorpion | HMS Scourge |
Bouwwerf | Scotts Ship Building & Engineering Co. te Greenock, Schotland | Cammell Laird & CO. te Birkenhead, Groot-Brittannië | |
Op stapel gezet | 14 augustus 1941 | 19 juni 1941 | 26 juni 1941 |
Te water gelaten | 25 maart 1943 | 26 augustus 1942 | 8 december 1942 |
In Britse dienst gesteld | 23 december 1943 | 11 mei 1943 | 3 juli 1943 |
In Nederlandse dienst gesteld | 5 oktober 1945 | 1 oktober 1945 | 1 februari 1946 |
Grootste lengte | 110,6 meter | ||
Grootste breedte | 10,9 meter | ||
Diepgang | 4,4 meter | ||
Waterverplaatsing standaard | 1.750 ton | ||
Waterverplaatsing volbeladen | 2.505 ton | ||
Machine-installatie | 2 x Parsons geared turbines, 2 x Admiralty 3 drum ketels | ||
Machinevermogen | 40.000 pk | ||
Aantal schroeven | 2 | ||
Maximale snelheid | 36 knopen | ||
Bemanning | 229 koppen | 230 koppen | 220 koppen |
Primaire Bewapening | 4 x 1 12cm Mk 9 kanonnen | ||
Secondaire Bewapening | 3 x 2 40mm Mk 4 Bofors mitrailleurs | 2 x 2 40mm Mk 4 Bofors, 8 x 1 20mm mitrailleurs | 1 x 2 40mm Mk 4 Bofors, 8 x 1 20mm mitrailleurs | Torpedolanceerinrichting | 2 x 4 53,3cm torpedolanceerbuizen |
Hr. Ms. Piet Hein (2)
Op 5 oktober 1945 kwam de torpedobootjager HMS Serapis als Hr. Ms. Piet Hein (2) in Nederlandse dienst en werd meteen naar Nederlands Oost-Indië gestuurd. In augustus 1947 keerde de S-class destroyer weer terug naar Nederland voor onderhoud. Op 18 januari 1952 vertrok de Nederlandse torpedobootjager naar Korea om onder de vlag van de Verenigde Naties Hr. Ms. Van Galen (2) af te lossen. Na een aantal succesvolle kustbombardementen op de westkust van het Koreaanse schiereiland, waarbij onder andere een Noord-Koreaanse trein werd vernietigd, kreeg het schip van de Amerikanen de bijnaam Trainbuster. Op 15 januari 1953 vertrok Hr. Ms. Piet Hein (2) vanuit Hong Kong terug naar Nederland. De jaren daarna maakte de Piet Hein enkele reizen naar Nieuw Guinea voordat het schip in de jaren 1956/1957 op de Rijkswerf Willemsoord te Den Helder verbouwd werd tot snel fregat. Hierbij kreeg het schip onder andere beschikking over sonar en een primitief helikopterdek. In september 1958 vertrok de Piet Hein weer richting Nederlands Nieuw Guinea. In 1961 keerde het schip terug naar Nederland en werd op 16 oktober 1961 uit dienst gesteld. In mei 1962 werd het afgedankte schip voor sloop verkocht aan de firma Van Heyghen te Gent, België.
Hr. Ms. Kortenaer (2)
Als Hr. Ms. Kortenaer werd HMS Scorpion op 1 oktober 1945 in Nederlandse dienst gesteld. De S-class destroyer werd al op de 28e van die maand naar Nederlands Oost-Indië gestuurd om patrouillediensten te verrichten. In mei 1947 keerde de Kortenaer terug naar Nederland voor onderhoud en vertrok nauwelijks een jaar later weer naar de Oost. Eind jaren `50 vertrok het schip voor een reis naar Nieuw Guinea en voor vlagvertoon in de Pacific. Terug in Nederland ging de torpedobootjager voor een jaar in onderhoud waarna een periode volgde met oefenreizen vanuit Nederland met onder andere Smaldeel V. Dit smaldeel was opgebouwd rond het vliegkampschip Hr. Ms. Karel Doorman en was in de jaren `50 het belangrijkste Nederlandse eskader. In 1957 werd het schip tot snel fregat omgebouwd waarbij het dezelfde aanpassingen kreeg als zusterschip Piet Hein. Begin 1960 ging de Kortenaer weer naar Nederlands Nieuw Guinea. In januari 1962 waren de Kortenaer en de Evertsen in gevecht met drie Indonesische motortorpedoboten (MTB`s), die infiltratietroepen vervoerden naar Nederlands Nieuw Guinea. Eén van de MTB`s werd in brand geschoten en zonk waarna de overige twee vluchtten. Eind november 1962 keerde het fregat terug in Nederland en was in zo slechte technische staat dat het schip ruim twee weken later, op 13 december, verkocht werd voor sloop aan de firma Van Heyghen in Gent, België.
Hr. Ms. Evertsen (2)
HMS Scourge werd op 1 februari 1946 in Nederlandse dienst gesteld als Hr. Ms. Evertsen (2) en nog geen drie weken later naar Nederlands Oost-Indië gestuurd voor patrouillediensten. De torpedobootjager keerde eind 1947 weer terug naar Nederland en ging voor groot onderhoud naar de Rijkswerf Willemsoord te Den Helder. De onderhoudsperiode duurde bijna een heel jaar en eind 1948 was de Evertsen weer gereed voor operationele dienst. Op 7 januari 1949 vertrok Hr. Ms. Evertsen (2) voor een periode van 18 maanden naar de Oost. Halverwege 1950 werd door de Nederlandse marineleiding echter besloten de Evertsen naar Korea te sturen om de vloot van de Verenigde Naties te versterken. Pas op 2 juni 1951 keerde het schip terug in Nederland. De meeste bemanningsleden waren net als hun schip ruim tweeëneenhalf jaar van huis geweest. Terug in Nederland volgde weer een lange periode van onderhoud waarna Hr. Ms. Evertsen (2) ingedeeld werd bij Smaldeel V. In 1956/1957 werd de Evertsen verbouwd tot snel fregat en onderging dezelfde aanpassingen als haar beide zusterschepen. In december 1958 en januari 1961 vertrok het omgebouwde schip naar Nederlands Nieuw Guinea, steeds voor een periode van bijna twee jaar. Tijdens de tweede periode kwam de Evertsen samen met de Kortenaer in gevecht met de Indonesische MTB`s. Op 13 december 1962 werd het omgebouwde fregat uit dienst gesteld en ruim een half jaar later voor sloop verkocht aan de firma Rijsdijk in Hendrik Ido Ambacht.
De acht torpedobootjagers van de Q-klasse bestonden uit HMS Queensborough, Quadrant, Quail, Quality, Quentin, Quiberon, Quickmatch en Quilliam. Het laatstgenoemde schip werd op 21 november 1945 als Hr. Ms. Banckert (2) in Nederlandse dienst gesteld. Het schip was echter al sinds 22 oktober 1942 in Britse dienst geweest en had haar sporen verdiend bij Sicilië en Salerno, Italië en in de Middellandse Zee in 1943, bij Sabang, Sumatra in 1944 en bij Okinawa, Japan in 1945.
Technische gegevens
Bouwwerf: | Hawthorn, Leslie & Co te Hebburn, Groot-Brittanië |
Op stapel gezet: | 19 augustus 1940 |
Te water gelaten: | 29 november 1941 |
In Britse dienst gesteld: | 22 oktober 1942 |
In Nederlandse dienst gesteld: | 21 november 1945 |
Grootste lengte: | 109,2 meter |
Grootste breedte: | 10,9 meter |
Diepgang: | 4,4 meter |
Waterverplaatsing standaard: | 1.725 ton |
Waterverplaatsing volbeladen: | 2.425 ton |
Machine-installatie: | 2 x Parsons geared turbines, 2 x Admiralty 3-drum ketels |
Machinevermogen: | 40.000 pk |
Aantal schroeven: | 2 |
Maximale snelheid | 36 knopen |
Bemanning: | 240 koppen |
Primaire Bewapening: | 4 x 1 12cm Mk 9 kanonnen |
Secondaire bewapening: | 1 x 4 40mm Mk 8, 6 x 1 20mm Oerlikon Mitrailleurs |
Torpedolanceerinrichting: | 2 x 4 53,3cm torpedolanceerbuizen |
Hr. Ms. Banckert (2)
Op 22 juni 1946 vertrok de Banckert naar Nederlands Oost-Indië waar het schip vooral patrouillediensten verrichtte. Pas op 18 augustus 1948 werd de thuisreis begonnen en op 20 september kwam de torpedobootjager aan in Den Helder. Bijna een jaar lag het schip in onderhoud voordat het eind 1949 weer naar de Oost vertrok en ruim een jaar vanuit Soerabaja, Java, haar operaties uitvoerde. Eind 1950 werd de torpedobootjager gestationeerd in Nederlands Nieuw Guinea. Pas op 20 augustus 1951 keerde Hr. Ms. Banckert (2) terug naar Nederland. Na een onderhoudsperiode deed de torpedojager nog enige jaren dienst vanuit Den Helder maar haar technische levensduur was ten einde. 19 Oktober 1956 werd de Banckert uit dienst gesteld en op 1 februari 1957 voor sloop verkocht aan de firma Jos Desmedt te Antwerpen, België.
De G-class destroyers bestond uit een serie van negen Britse torpedobootjagers die in 1933 besteld werden en vanaf 1936 in de vaart kwamen. De klasse bestond uit HMS Gallant, Garland, Gipsy, Glowworm, Grafton, Grenade, Grenville, Greyhound en Griffin.
HMS Garland werd op 3 mei 1940 uitgeleend aan de Poolse marine. De ORP Garland was tijdens de Tweede Wereldoorlog actief op de Middellandse Zee en op de Atlantische Oceaan als konvooibegeleider en onderzeebootbestrijder. In juli 1946 ging het schip terug naar de Royal Navy die het op de zogenaamde Disposal List plaatste. Dit betekende dat het schip afgestoten zou worden. De torpedobootjager werd gedeeltelijk ontwapend en op 14 november 1947 aangekocht door de Koninklijke Marine die het schip wilde gebruiken als drijvend oefenobject voor technische opleidingen in Amsterdam (TOKM). Op 5 januari 1948 kwam het schip aan in Amsterdam maar inmiddels had de Nederlandse marineleiding besloten dat het schip omgebouwd zou worden tot oefenschip voor de onderzeebootbestrijding. Hiervoor werd het bij de Nederlandse Dok en Scheepsbouw Maatschappij (NDSM) te Amsterdam in groot onderhoud genomen en verbouwd. Op 16 januari 1950 werd het schip als zodanig in dienst gesteld als Hr. Ms. Marnix.
Technische gegevens
Bouwwerf: | Fairfield Shipbuilding Co. te Glasgow, Schotland |
Op stapel gezet: | 22 augustus 1934 |
Te water gelaten: | 24 oktober 1935 |
In Britse dienst gesteld: | 3 maart 1936 |
In Poolse dienst gesteld: | 3 mei 1940 |
In Nederlandse dienst gesteld: | 16 januari 1950 |
Grootste lengte: | 98,45 meter |
Grootste breedte: | 10,1 meter |
Diepgang: | 2,6 meter |
Waterverplaatsing standaard: | 1.350 ton |
Waterverplaatsing volbeladen: | 1.845 ton |
Machine-installatie: | 2 x Parsons geared turbines, 2 x Admiralty 3-drum ketels |
Machinevermogen: | 34.000 pk |
Aantal schroeven: | 2 |
Actieradius: | 5.530 zeemijlen bij 20 knopen |
Maximale snelheid: | 32 knopen |
Bemanning Garland: | 145 koppen |
Bemanning Marnix: | 193 koppen |
Bewapening Garland: | 4 x 1 12cm Mk 9 kanonnen, 4 x 2 12,7mm Mk 4 mitrailleurs, 2 x 4 53,3cm torpedolanceerbuizen |
Bewapening Marnix: | 2 x 1 10,5cm kanonnen, 6 x 1 20mm Oerlikon mitrailleurs, 1 x Hedgehog (raketlanceerinrichting tegen onderzeeboten), 2 x dieptebomrekken, 4 x dieptebomwerpers |
Hr. Ms. Marnix
De Marnix werd niet alleen gebruikt als oefenschip voor de onderzeebootbestrijding maar ook voor opleidingen van machinisten. In 1952 werd Hr. Ms. Marnix geclassificeerd als fregat en kreeg naamsein F801. Als fregat oefende het schip regelmatig met Smaldeel V. In 1955/1956 ging de Marnix in groot onderhoud op de Rijkswerf Willemsoord te Den Helder waarna het schip in conservatie werd opgenomen. In 1961 werd de Marnix uit conservatie genomen en ontdaan van bewapening en ketels ingezet als logementschip in Den Helder. Op 31 januari 1964 werd Hr. Ms. Marnix definitief uit dienst gesteld om op 10 april van datzelfde jaar voor sloop verkocht te worden aan de firma Jos Desmedt te Antwerpen, België.
Hr. Ms. Campbeltown was de oude Amerikaanse Wickes-class torpedobootjager USS Buchanan die door de Royal Navy op 9 september 1940 in Halifax, Canada, was overgenomen als onderdeel van de zogenaamde Destroyers-deal en omgedoopt was in HMS Campbeltown. De Destroyers-deal viel onder de Lend Lease Act en in ruil voor 50 torpedobootjagers kregen de Amerikanen van de Britten toestemming om bases op te richten in landen van de Commonwealth (onafhankelijke landen die nog steeds de Britse koningin als officieel staatshoofd erkennen zoals Australië, Nieuw-Zeeland en Canada). Op 12 januari 1941 werd de Campbeltown geleend van de Britse marine in afwachting van de levering van de nieuwe N-class destroyers. Vijf dagen later werd het schip in Nederlandse dienst gesteld onder dezelfde naam.
Technische gegevens
Bouwwerf: | Bath Iron Works te Bath, Maine, Verenigde Staten |
Op stapel gezet: | 29 juni 1918 |
Te water gelaten: | 2 januari 1919 |
In Amerikaanse dienst gesteld: | 20 januari 1919 |
In Britse dienst gesteld: | 9 september 1940 |
In Nederlandse dienst gesteld: | 17 januari 1941 |
Grootste lengte: | 95,8 meter |
Grootste breedte: | 9,17 meter |
Diepgang: | 2,8 meter |
Waterverplaatsing standaard: | 1.260 ton |
Waterverplaatsing volbeladen: | 1.530 ton |
Machine-installatie: | 2 x Brown Curtis geared stoomturbines, 4 x Normand ketels |
Machinevermogen: | 30.000 pk |
Aantal schroeven: | 2 |
Bunkercapaciteit: | 275 ton |
Actieradius: | 2.500 zeemijlen bij 20 knopen, 3.800 zeemijlen bij 15 knopen |
Maximale snelheid | 30 knopen |
Bemanning: | 158 koppen |
Bewapening: | 4 x 1 10,2cm, 1 x 7,6cm kanonnen, 3 x 4 53,3cm torpedolanceerbuizen |
Bij de overname van de Campbeltown, door de Nederlandse marine, lag het schip met aanvaringschade in reparatie. Bovendien was de machine-installatie in een slechte staat, moesten de beide schroeven vervangen worden en was de elektrische dynamo kapot. Het duurde nog tot 16 april voordat Hr. Ms. Campbeltown gereed was voor actieve dienst. Op die dag werd het schip ingedeeld bij de 7th Escort Group met als basis Liverpool. De komende maanden verrichtte het schip vooral konvooidiensten waarbij de Nederlandse bemanning belangrijke ervaring opdeed. Op 15 september 1941 was de Campbeltown betrokken bij het blussen van een brand op de Noorse tanker Vinga die door een Duits vliegtuig was aangevallen. Door de snelle actie van de bemanning van de torpedobootjager, die geholpen werd door vrijwilligers van een Noorse walvisvaarder, kon ruim 7000 ton laadruimte voor de geallieerde zaak behouden worden.
Doordat de bemanning van de Campbeltown nodig was voor de in dienst te stellen N-class destroyers en omdat de oude torpedobootjager in een zeer slechte staat verkeerde, werd deze op 2 oktober 1941 weer teruggegeven aan de Royal Navy.
Omdat de Campbeltown zich in een dermate slechte staat bevond, dat ook de Britse marine het niet lonend vond het oude schip operationeel te maken, werd besloten de torpedojager te gebruiken voor een zelfmoordmissie bij Operation Chariot. Deze operatie, die ook bekend geworden is onder de naam Raid op Saint-Nazaire, werd uitgevoerd om de zwaar verdedigde dokken in de haven van het Franse Saint-Nazaire uit te schakelen. De Duitsers gebruikten deze dokken om hun grote oppervlakteschepen droog te zetten. Het Normandy Dock was bovendien het enige dok in Frankrijk dat het Duitse slagschip Tirpitz op kon nemen. HMS Campbeltown werd zodanig verbouwd dat zij leek op een Duitse Zerstörer en volgestouwd met explosieven en dieptebommen. Door middel van een list wist het schip, in de nacht van 27 op 28 maart 1942, de Duitse kustbatterijen van Saint Nazaire te passeren waarna het schip de sluisdeur van het Normandy Dock ramde en daarop vastliep. Uren later werd het schip opgeblazen waarbij het dok zo zwaar beschadigd werd dat het de rest van de oorlog onbruikbaar was.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwamen veel Britse torpedobootjagers onder buitenlandse, maar geallieerde vlag te varen. Zo namen, behalve de Koninklijke Marine, de marines van Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Polen, Noorwegen, Griekenland en de Sovjet-Unie Britse destroyers in dienst. Voor de Britten was dit natuurlijk een welkome manier om meerdere Britse schepen te bemannen dan door de Royal Navy mogelijk zou zijn geweest en voor de geallieerde zaak in te zetten. Bovendien werden de kosten op deze wijze beter verdeeld. Groot-Brittannië leverde dus niet alleen schepen in het belang van hun bondgenoten maar ook uit eigen belang. Dat neemt niet weg dat de landen die Britse schepen overnamen op deze manier hun bemanningen, die net zoals Nederland zonder schepen zaten, toch in konden zetten en nieuw personeel konden trainen.
Voor de Koninklijke Marine betekende de mogelijkheid om de Britse destroyers over te nemen verder, dat het gat tussen het verlies van de Nederlandse torpedobootjagers in het begin van de Tweede Wereldoorlog en de in dienst name van hun naoorlogse vervangers gedicht werd. Dat gat bestond uit de 12 jaren tussen de ondergang van de torpedobootjagers van de Admiralen-klasse en die van de Gerard Callenburgh-klasse tot 1942 en de indienststelling van de onderzeebootjagers van de Holland- en Friesland-klasse vanaf 1954.
De Emergency Destroyers waren kwalitatief gezien misschien niet de allerbeste schepen, maar waren goed genoeg om ingezet te worden voor de geallieerde zaak tijdens de Tweede Wereldoorlog en voor de zaak van de Verenigde Naties in Korea.