Titel: | Het eerste transport - Het waargebeurde verhaal van 999 meisjes in Auschwitz |
Schrijver: | Macadam, H. |
Uitgever: | Mozaiek |
Uitgebracht: | 2020 |
Pagina's: | 464 |
ISBN: | 9789023959106 |
Omschrijving: | Heather Macadam deed twintig jaar lang nauwgezet onderzoek naar de verhalen van de 999 meisjes en vrouwen van het eerste officiële Joodse transport naar Auschwitz. Ze interviewde hun dochters en nichtjes, en sprak met historici, getuigen en overlevenden. Zo ontrukte ze hun verhaal aan de vergetelheid en bracht hen hiermee een laatste eerbetoon. Heather Macadam schreef eerder over dit onderwerp, wat haar nominaties opleverde voor onder meer de National Book Award, de American Jewish Book Award en de National Library Association Award. Voor haar werk aan ‘Het eerste transport’ ontving ze de Yad Vashem-onderscheiding. Maar eerst een kort overzicht over het concentratiekamp Auschwitz. In februari 1940 werd Reichsführer-SS Heinrich Himmler ervan op de hoogte gebracht dat iets buiten de stadskern van het dorpje Auschwitz een aantal lege Poolse legerkazernes stonden. Het betrof twintig gebouwen, veertien met één verdieping en zes met twee verdiepingen. Mooi afgeschermd voor nieuwsgierige dorpelingen, met bovendien volop uitbreidingsmogelijkheden en goede spoorwegverbindingen. Kortom, een ideale locatie voor een groot concentratiekamp om gevangenen te herbergen die vanuit het hele Duitse Rijk en zijn veroverde gebieden zouden worden aangevoerd. Al in april 1940 gaf Himmler het bevel in Auschwitz een kamp in te richten, enerzijds nodig om de overvolle gevangenissen in Silezië te ontlasten, maar vooral om alle nieuwe gevangenen in op te sluiten. Het lag namelijk in de verwachting dat er onder de bevolking in Silezië en de Poolse gebieden binnen het Generalgouvernement nog vele politieke tegenstanders zouden worden gearresteerd. Het nieuwe concentratiekamp had aanvankelijk als taak bij te dragen tot de ‘germanisering van het Oosten’. De gevangenen moesten de zompige gebieden rond het kamp omzetten in vruchtbare akkers, waarna zich hier Duitse kolonisten konden vestigen. Op 4 mei 1940 werd Rudolf Höss benoemd tot de eerste kampcommandant, die er een ‘ordelijk concentratiekamp’ van moest maken. Op 20 mei 1940 arriveerden de eerste dertig gevangenen, allemaal beroepscriminelen die uit Sachsenhausen werden overgebracht. Zij zouden worden ingezet als kapo’s, die als taak hadden ervoor te zorgen dat de andere gevangenen hun arbeid goed verrichten. Deze kapo’s hadden een beruchte reputatie omdat ze bijna zonder uitzondering extreem wreed optraden tegen de gevangenen. Meestal wreder dan de SS-bewakers zelf, om de privileges die ze kregen niet in gevaar te brengen. Op 14 juni 1940 arriveerde de tweede lichting gevangenen, nu Poolse gevangenen. Dit eerste massatransport naar Auschwitz bevatte politici, verzetsstrijders en geestelijken, die al direct de mededeling kregen dat ze het kamp slechts via de schoorsteen zouden verlaten. Een vijftal weken later waren de eerste verbrandingsovens klaar en begonnen de crematies. Om het vanaf dat moment toenemende aantal gevangenen te kunnen opvangen, werd het kamp uitgebreid met acht nieuwe gebouwen en werd op de laagbouw een extra verdieping neergezet. De gevangenen moesten rond het kampterrein diepe sloten graven als extra garantie voor de nazi’s dat niemand kon ontsnappen. Wie niet hard genoeg werkte naar de zin van de kapo’s, werd geschopt en geslagen. Wie het tempo niet kon volgen, werd zonder pardon doodgeschoten. Ook vonden willekeurige executies plaats en in blok 11 vonden al snel de eerste vergassingen plaats. Medio 1941 concludeerde de kampleiding dat er behoefte was aan een meer industriële manier van moorden. In september 1941 werd een experiment gehouden met Zyklon B door met dit bestrijdingsmiddel 600 Sovjetkrijgsgevangenen en 250 Poolse zieken te vergassen. Op dat moment had Himmler al de opdracht gekregen te zorgen voor de ‘definitieve oplossing van het Jodenvraagstuk’. Als eerste kreeg Höss te opdracht een tweede kamp in Auschwitz op te richten, dat later de naam Auschwitz-Birkenau zou krijgen. Bij de Wannseeconferentie (20 januari 1942) werd door hoge nazi-ambtenaren en SS'ers (waaronder Reinhard Heydrich en Adolf Eichmann) de praktische en logistieke uitvoering van de Endlösung besproken. Twee maanden later, op 26 maart 1942, kwam het eerste door Eichmann georganiseerde transport in Auschwitz aan. Het betrof een groep van bijna duizend Slowaakse Jodinnen, de groep die door Heather Macadam in dit boek is onderzocht. Deze eerste groep vrouwen werd ondergebracht in de barakken waar voorheen de Sovjetkrijgsgevangenen waren opgesloten. Ze moesten de uniformen van de vermoorde Sovjets aantrekken, met kogelgaten en bloedvlekken en ook vergeven van de luizen. In de dertiger jaren was Slowakije min of meer een autonome staat binnen Tsjecho-Slowakije. In maart 1939 werd onder druk van de nazi’s de onafhankelijkheid van Slowakije uitgeroepen. De priester en politicus Jozef Tiso (1887-1947) werd president van de Eerste Slowaakse Republiek (1939-1945), dat een protectoraat van nazi-Duitsland werd. Tiso, de marionet van de Duitse leiders, voerde allerlei anti-Joodse maatregelen in. In september 1941 werd wetgeving aangenomen die de Joden verplichtte een gele armband te dragen, die Joden uitsloot van vele functies en die het afsluiten van gemengde huwelijken verbood. In oktober 1941 werden 15.000 Joden uit de hoofdstad Bratislava gedeporteerd en naar werkkampen gestuurd. Na de Wannseeconferentie sloot Slowakije een overeenkomst met Duitsland over de verkoop van de Joodse bevolking. De nazi’s zouden per afgevoerde Jood een bedrag van 500 rijksmark betalen. In de periode maart-oktober 1942 werden onder leiding van Tiso 58.000 Slowaakse Joodse burgers weggevoerd naar Duitse dwangarbeidskampen. De achtergebleven familieleden mochten vooralsnog in Jodenwijken blijven wonen. Tiso liet de deportaties echter op 20 oktober 1942 weer abrupt stoppen toen bekend werd dat het Vaticaan ze veroordeelde. Bovendien had hij vernomen dat een groot gedeelte van de Joodse dwangarbeiders in Polen werd doodgeschoten. Tot augustus 1944 werden er vanuit Slowakije geen Joden meer gedeporteerd en konden veel Joden met Vaticaanse paspoorten zichzelf in veiligheid brengen. Toen echter het Rode Leger aan de oostgrens stond, vielen de Wehrmacht en Waffen-SS de republiek binnen. Machteloos moest Tiso toezien hoe de deportaties opnieuw begonnen. Tot mei 1945 werden nog 13.500 Joden afgevoerd, ondanks hevige protesten van de Tiso-regering en de clerus. Dat late protest kon niet verhinderen dat Tiso in 1947 vanwege zijn medewerking aan de deportaties in de eerste oorlogsjaren ter dood werd veroordeeld en opgehangen. In totaal kwam ongeveer driekwart van de vooroorlogse Joodse bevolking om het leven. Macadam begint haar boek met de beschrijving van die eerste periode onder Tiso, waarbij tot februari 1942 de Joodse bevolking zich behoorlijk veilig waande. Terwijl Tiso en de nazistische Hlinka-Garde echter de voorbereidingen van de eerste deportaties troffen, leefden de Joden in Humenné en omliggende dorpen in de grensstrook met Polen en Hongarije in de zalige gedachte dat de oorlog aan hen voorbij zou gaan. Macadam laat de lezer kennismaken met zoveel mogelijk van de vrouwen die bij dat eerste transport betrokken waren. Omstreeks 20 maart 1942 ontvingen bijna duizend Joodse meisjes een oproep om te komen werken voor de overheid. Op 25 maart 1942 vertrok een trein vanuit Poprad, het verzamelpunt voor de eerste lichting, naar Polen. Een onbekende en duistere bestemming tegemoet. Er was hun verteld dat ze voor een paar maanden aan de arbeid moesten in een schoenenfabriek. Geen van de vrouwen, en ook hun ouders niet, zagen er erg veel kwaad in. Ze waren zelfs trots dat ze zich nuttig konden maken voor hun vaderland. Slechts een enkeling rook onraad en liet zijn dochter(s) uitwijken naar familie in Hongarije. Maar bijna allemaal kwamen de opgeroepen meisjes en vrouwen naar het station om aan hun reis te beginnen, gekleed in hun beste kleren en met een koffer met wat noodzakelijke spullen. Al direct bij aanvang volgde er echter een hardhandige fouillering. Elk lid van de groep moest zich naakt voor de artsen en intimiderende Hlinka-soldaten opstellen, waarna de lijst ‘werknemers’ kon worden opgesteld. Het was in één klap duidelijk dat alles anders zou gaan verlopen dan beloofd, maar nog steeds was het niet voor de volle honderd procent duidelijk welke rampen en ontberingen hen te wachten stonden. Uiteindelijk zouden velen, toen ze al een aantal weken in Auschwitz I waren, echt begrijpen welk sinister plan in uitvoering was gebracht. Tegen die tijd hadden de vrouwen al een aantal keren de urenlange, naakte appèls op de modderige binnenplaats achter de rug, waren ze al dagelijks afgebeuld tijdens het loodzware werk Om Auschwitz-Birkenau gereed te maken, waren de meesten vanwege de structurele ondervoeding al sterk vermagerd en waren de eerste vrouwen al dood. Sommigen vermoord door de wrede kapo’s uit Sachsenhausen, anderen hadden zelfmoord gepleegd door zich op het prikkeldraad dat onder hoge stroom stond te storten. Macadam volgt de groep gedurende alle lastige maanden in Auschwitz I, daarna tijdens de tijd na hun overplaatsing naar Auschwitz-Birkenau en uiteindelijk gedurende de dodenmarsen naar Bergen-Belsen, Ravensbrück en andere kampen. Zover mogelijk heeft ze ook weten te traceren wat er na de bevrijding van de kampen met hen is gebeurd. Een monnikenwerk op zich, want op een enkeling na verdwenen alle vrouwen in de grauwe mist van de geschiedenis. Macadam onderbouwt goed dat dit eerste transport een belangrijke toevoeging aan de Holocaustliteratuur en de vrouwengeschiedenis is, want Joodse vrouwen stonden in de Duitse rassenhiërarchie duidelijk op de alleronderste tree. Zij waren de makkelijkste prooi, wat zeker gold voor deze eerste groep, allemaal ongetrouwd en tussen de 16 en 36 jaar. Overigens is het een kleine ergernis dat deze groep constant aangeduid wordt als ‘de meisjes’ of zelfs ‘onze meisjes’. Dat laatste is inherent aan een tweede kleine onaangenaamheid in de schrijfstijl. De schrijfster wisselt binnen haar verhaal vaak van perspectief. Soms zelfs binnen één zin wordt eerst iets door een van de vrouwen verteld, meteen gevolgd door de schrijfster die zich direct tot de lezer richt. De aanstekelijk ‘flow’ van het verhaal valt dan even weg. Omdat het een zeer boeiend verhaal is, valt het niet altijd op. Nadat er al zo veel is geschreven over de Jodenvervolging en Auschwitz is het een geweldige prestatie om weer een verhaal te schrijven dat van begin tot eind boeit, intrigeert en laat huiveren. |
Beoordeling: | Zeer goed |