De Messerschmitt Bf 110 of soms wel aangeduid als Messerschmitt Me 110 werd veel bekritiseerd vanwege haar ontwerp en haar optreden tijdens de Slag om Engeland. Haar ontwerp zou al achterhaald zijn geweest voordat het toestel in gebruik werd genomen en tijdens de Slag om Engeland was de Bf 110 geen partij voor de betere en wendbaarder Supermarine Spitfire en de Hawker Hurricane toestellen van de Royal Air Force. In de praktijk bleek het echter een manusje van alles en hoewel het niet voldeed aan de verwachtingen van de Luftwaffe, verleende het toestel aan diezelfde Luftwaffe gedurende de gehele Tweede Wereldoorlog onmisbare diensten als langeafstand escortejager, jachtbommenwerper, verkenner, grondaanvalsvliegtuig en nachtjager.
Samen met Nederland was Duitsland één van de landen waar men veel waarde hechtte aan het concept voor een langeafstand jager, welke tevens dienst kon doen als escorte voor bommenwerpers en als aanvalsvliegtuig. Dit concept, dat in Duitsland Kampfzerstörer of Zerstörer en in Nederland "Jachtkruiser" genoemd werd, was de nachtmerrie van iedere vliegtuigontwerper. De specificaties voor bommenwerper aan de ene kant en jachtvliegtuig aan de andere kant lagen zo ver uit elkaar, dat ieder ontwerp onderworpen was aan het doen van concessies. Hierdoor was ieder ontwerp bij voorbaat gedoemd om een inferieur vliegtuig op te leveren.
Het concept was vooral bij politici zeer geliefd, omdat men dacht om zo met minder geld meer te kunnen kopen. Immers, een dergelijk vliegtuig zou voor meerdere doeleinden kunnen worden gebruikt. Uiteindelijk zouden twee van de meest geniale vliegtuigontwerpers met geheel van elkaar verschillende ontwerpen voor eenzelfde concept komen: Messerschmitt's Messerschmitt Bf 110 en Fokker's Fokker G.1. Het lot zou deze vliegtuigen in hun oorspronkelijke doel niet veel te doen geven, zodat veelal geconcludeerd werd dat de ontwerpen in feite mislukt waren. Eigenlijk waren deze ontwerpers echter hun tijd ver vooruit, wanneer we zien dat het vandaag de dag zeer gebruikelijk is om een vliegtuig te ontwerpen dat voor meerdere doeleinden kan worden gebruikt.[1]
Het idee voor een multifunctionele, "zware" lange-afstandsjager Stamde al uit de Eerste Wereldoorlog, toen het concept vliegtuig in militaire dienst nog maar in de kinderschoenen stond. In de jaren twintig van de twintigste eeuw werd druk over het nut en de noodzaak van een dergelijk concept gediscussieerd en waren er evenveel tegenstanders als voorstanders. In de jaren 30 ontstond in een aantal landen, waaronder Duitsland en Nederland, de wens om te komen tot een zware jager, die goede vliegeigenschappen en prestaties zou combineren met een groot bereik, om zodoende bommenwerpers tot ver boven vijandelijk gebied te kunnen escorteren. Het moest echter zelf ook in staat zou zijn om gevechtsoperaties tot ver achter de vijandelijke linies uit te voeren en voor lange patrouilles in de lucht te blijven. Het was echter wel duidelijk dat deze toestellen nooit dezelfde kwaliteiten van een afzonderlijke bommenwerper of jager zouden kunnen bezitten.
De oorsprong van de Duitse ontwikkeling van de Zerstörer werd direct afgeleid van de tactische ontwikkelingen bij de Duitse Reichswehr. In oktober 1932 werden daar de specificaties afgegeven voor Rüstungsflugzeug II, voor een eenmotorige jager die met een bemanning van twee kon worden ingezet voor verkennings- en bommenwerpdoeleinden. Het Reichsluftfahrtministerium (RLM) stelde in 1934 de specificaties op voor een tweemotorige jager als Rüstungsflugzeug III, bedoeld voor de begeleiding van bommenwerpers. Hierbij moest het toestel vooral voor de bommenwerperformaties uit vliegen om het te bestrijken doel vrij te maken van vijandelijke jagers. Naast deze primaire taak moest het toestel ook in staat zijn om bommenwerpers te escorteren, vijandelijke bommenwerpers uit te schakelen, zelfstandig aanvallen op lucht- en gronddoelen over grote afstanden te ondernemen en verkenningen uit te voeren over even zo grote afstanden. Onder de technische specificaties vielen een snelheid van tenminste 400 km/u op 6000 meter hoogte, een bereik van 2000 km, een stijgvermogen van 6 km in 15 minuten en grote wendbaarheid.
De specificaties werden in juni 1934 voorgelegd aan de bedrijven AGO, de Bayerische Flugzeugwerke (Bf, het latere Messerschmitt), Dornier, Focke-Wulf, Gotha, Heinkel en Henschel. Daarbij werd aangegeven dat het om een tweemotorige, zware jager diende te gaan met een driekoppige bemanning en een zware bewapening. Daarnaast diende het in staat te zijn om zelf verschillende soorten bomladingen te vervoeren. Uiteindelijk werd aan de Bayerische Flugzeugwerke, aan Focke-Wulf en aan Henschel opdracht gegeven om hun ontwerpen verder uit te werken. Dit zou uiteindelijk resulteren de totstandkoming van de Messerschmitt Bf 110, de Focke-Wulf Fw 57 en de Henschel Hs 124. Alle drie de bedrijven kreeg de opdracht om drie prototypen te ontwikkelen en vijf voorproductie serie-toestellen.[2][3]
Toen in februari 1935 de houten mock-ups werden geïnspecteerd door het Reichsluftfahrtministerium (RLM), besloot men op basis hiervan het idee voor de Kampfzerstörer opnieuw te bezien. Het resultaat was dat men de specificaties opnieuw aanpaste tot een concept voor een Schnellbomber. Toch werd de Messerschmitt Bf 110 verder ontwikkeld als Kampfzerstörer[4]
Messerschmitt Bf
110V1 |
1e prototype met
2x Daimler-Benz DB 600 |
1 |
Messerschmitt Bf 110V2 |
2e prototype met
2x Daimler-Benz DB 600 |
1 |
Messerschmitt Bf
110V3 |
1e bewapende
prototype |
1 |
Messerschmitt Bf 110A |
A-serie met 2x Junkers Jumo 210B
motoren |
4 |
Messerschmitt Bf 110B |
B-serie met 2x Junkers Jumo 210
motoren |
88 |
Messerschmitt Bf 110C |
C-serie met 2x
Daimler Benz DB 601motoren |
860 |
Messerschmitt Bf 110D |
D-serie zware
jager/jachtbommenwerper |
436 |
Messerschmitt Bf 110E |
E-serie jachtbommenwerper |
879 |
Messerschmitt Bf 110F |
F-serie jachtbommenwerper 2x
Daimler-Benz DB 601F motoren |
502 |
Messerschmitt Bf 110G |
G-serie jachtbommenwerper 2x
Daimler-Benz DB 605B motoren |
3.161 |
Messerschmitt Bf 110H |
H-serie niet geproduceerd |
0 |
Toen men bij Messerschmitt met het ontwerp voor de Bf 110 begon, had men nagenoeg geen enkele ervaring met het bouwen van tweemotorige toestellen. Sterker nog, de pas gereedgekomen Messerschmitt Bf 109 was het eerste zuiver militaire toestel dat door de fabriek was geproduceerd. Een ander probleem waarmee de fabriek kampte, was dat de sterkste, op dat moment verkrijgbare, Duitse motor, de Junkers Jumo 210A, maar een vermogen had van 610 pk, wat te weinig was om aan de vereiste specificaties te kunnen voldoen. Bij Daimler-Benz was men echter bezig met de ontwikkeling van een motor met een vermogen van 1.000 pk, de Daimler-Benz DB 600. Messerschmitt begon het ontwerp dan ook te baseren op deze nieuwe motor.
In 1934 werd door het ontwerpteam van Willy Messerschmitt en Walter Rethel met de ontwikkeling begonnen. In januari 1936 werd een tunnelmodel van een Messerschmitt Bf 109, uitgerust met twee motoren in de vleugels, onderworpen aan windtunneltesten. In feite was dit de voorloper voor de Bf 110. De structuuropbouw van de Bf 110 was dan ook volledig afgeleid van de Bf 109.
Het eerste prototype, de Messerschmitt Bf 110V1 (Werk.nr. 868), maakte haar eerste vlucht op 12 mei 1936 met Hermann Wurster aan de stuurknuppel. De Bf 110V1 werd voornamelijk gebruikt voor het testen van de motoren en het uittesten van het ontwerp tijdens de vlucht. Het ongewapende toestel was goed handelbaar tijdens het vliegen, maar gaf wat problemen bij het vliegen met lage snelheden. De zwakke Junkers Jumo 210B motoren bleken het grootste probleem. Met slechts veel moeite werd een snelheid van 450 km/u gehaald. Nadat het toestel in oktober 1937 de civiele registratie D-AHOA kreeg toegewezen, werd het overgedragen aan de Erprobungsstelle Travemünde.
Het tweede prototype, de Messerschmitt Bf 110V2 (Werk.nr. 869, D-AQYE) vloog voor het eerst op 24 oktober 1936. In tegenstelling tot de rechthoekige staartvinnen van de Bf 110V1 had dit toestel meer ellipsvormige staartvinnen. De testresultaten in Augsburg en Rechlin waren dusdanig dat op 1 november 1936, volgens "Lieferplan Nr. 4" een bestelling werd geplaatst voor 104 toestellen volgens het type Bf 110V2, af te leveren voor 8 maart 1938.
Op 24 december 1936, vloog Hermann Wurster het derde prototype, de Messerschmitt Bf 110V3 (Werk.nr. 870, D-ATII). Voor het eerst werden de nieuwe 1.000 pk Daimler Benz DB600 motoren gebruikt. Met dit toestel wist men snelheden tot 480 km/u te bereiken. Het toestel zou later worden uitgerust met twee Daimler Benz DB 601 motoren. De Bf 110V3 werd ook als eerste bewapend uitgevoerd met vier 7,92 mm MG 17 mitrailleurs in de neus en een beweegbare 7,92 mm machinegeweer achterin de cockpit.
Er is vaak veel discussie of de Messerschmitt-toestellen en dan vooral de Bf 109 en Bf 110, aangeduid dienen te worden met Bf of Me. Vanaf 1 juli 1938, werden de Bayerische Flugzeugewerke AG (Bf) namelijk hernoemd tot Messerschmitt Ag (Me). Formeel stonden bij het RLM alle typen die voor deze datum op stapel waren gezet (Bf 108, Bf 109 en Bf 110) officieel te boek als Bf. In de publiciteit en in de volksmond werd echter bij deze typen gebruik gemaakt van de aanduiding Me. Omdat we in dit artikel veelal de technische kant van het toestel bespreken, gebruiken we de aanduiding Bf 110, hoewel Me 110 ook toegestaan is.
De Messerschmitt Bf 110A werd de benaming voor de eerste serie productietoestellen. Deze zouden worden uitgevoerd met een vast staartwiel en worden aangedreven door twee Daimler-Benz DB 600Aa motoren
De voorserie Messerschmitt Bf 110A-0 werd gebruikt voor verdere testen. In totaal zouden hiervan vier toestellen worden geproduceerd. Deze toestellen hadden wederom de Junkers Jumo 210Da motoren met een vermogen van 680 pk, omdat de Daimler- Benz DB 600A motoren nog steeds problemen gaven en de DB 601 nog niet leverbaar was. De toestellen waren ongewapend en hadden een gewijzigde neus die ook al was toegepast op de twee laatste prototypen. Na de fabriekstesten tussen augustus 1937 en februari 1938 werden ze overgedragen aan de Luftwaffe, die ze verder testte te Rechlin. De piloten van de Luftwaffe waren niet erg tevreden over het toestel. Slechts met grote moeite kon men er een snelheid van 400 km/u mee halen. Het waren echte testtoestellen en ze hebben geen bewapening gekregen. Tot verdere serieproductie kwam het niet.
De ontwikkeling van de Daimler- Benz DB 601 motoren bleef problemen opleveren, zodat werd besloten om Junkers Jumo 210Ga motoren te gebruiken met een vermogen van 730 pk. Er werden 86 toestellen besteld met de aanduiding Messerschmitt Bf 110B. De belangrijkste taak voor dit type zou die van trainer worden.
Messerschmitt Bf
110V7 |
Prototype B-serie |
1 |
Messerschmitt Bf
110B-0 |
Voorserie met 2x
Jumo 210Ga |
3 |
Messerschmitt Bf 110B-1 |
Productieserie,
Daimler-Benz DB 601N motor (geplande T-1's zonder vouwvleugels) |
88 |
Messerschmitt Bf 110B-2 |
Ombouw tot verkenner |
? |
Messerschmitt Bf 110B-3 |
Ombouw tot trainer |
? |
Als prototype voor deze serie fungeerde de Messerschmitt Bf 110V7 (Werrk.nr. 917), gebouwd bij Messerschmitt AG. Met de serieproductie werd in april 1938 gestart en in februari 1939 afgesloten met 88 toestellen in de Bf 110B-serie. De toestellen kregen een aerodynamische neus en werden bewapend met vier 7,92 mm MG 17 machinegeweren en twee 20 mm MG FF kanonnen in de neus en een 7,92 mm machinegeweer in de cockpit.
De Werk.nr. 918 t/m 920 werden aangeduid als Bf 110B-0. Alle drie de toestellen werden bij Messerschmitt AG gebouwd. De bewapening bestond standaard uit vier 7,92 mm MG 17 mitrailleurs en kon worden aangevuld met twee 20 mm MG FF kanonnen. De gehele voorserie Bf 110B-0 werd echter ongewapend afgeleverd. Voor de Bf 110B-0 serie werden Jumo 210Ga motoren met een vermogen van 700 pk gebruikt. Het eerste toestel vloog op 19 april 1938, vlak voor de eerste Bf 110B-1.
Van de vervolgserie Messerschmitt Bf 110B-1 zouden 22 toestellen door Messerschmitt AG worden gebouwd en de rest door de Gothaer Wagonfabrik (Gotha). De door Messerschmitt gebouwde toestellen werden voor tests gebruikt, terwijl de overige werden toegewezen aan gevechtseenheden. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog waren 23 Bf 110B-1 toestellen operationeel. De Bf 110B-1 verschilde van de Bf 110B-0 door de spitser toelopende neus.
De Bf 110B-1 met Werk.nr. 928 en registratie D-AAPY, uitgerust met een 30 mm Mk 101 kanon, werd op 3 juli 1939 te Rechlin aan Adolf Hitler getoond, die zeer onder de indruk raakte. Bf 110B-1 met Werk.nr. 920, D-ADJD werd vanaf 10 maart 1939 op Tranwitz getest met een Trommelgerät TG 65 raketwapen. Dit wapen werd voor in de romp geplaatst en bevatte acht 73 mm RZ 65 raketten.
De Messerschmitt Bf 110B-2 werd uitgerust als verkenner-jager waarbij de kanonnen werden vervangen door een camera.
Toen de Bf 110B toestellen uit de operationele dienst werden teruggetrokken, werden verschillende toestellen omgebouwd tot trainer versie Messerschmitt Bf 110B-3.
Type: | Messerschmitt Bf 110B-1 |
Taak: |
Jachtvliegtuig |
Bemanning: |
2-3 |
Spanwijdte: |
16,90 meter |
Vleugeloppervlakte: |
38,90 m2 |
Lengte: |
12,60 meter |
Hoogte: |
3,47 meter |
Gewicht: |
Leeggewicht: ? kg Max. gewicht: 5.698 kg |
Motor: |
2x Junkers Jumo 210Ga motoren 700 pk (? kW) elk |
Snelheid: |
Max. snelheid: 480 km/u Kruissnelheid: 319 km/u |
Bereik: |
1.720 km |
Plafond: |
8.000 meter |
Bewapening: |
4x 7,92 mm MG 17 in neus optioneel 2x 20 mm MG FF kanonnen in neus 1x 7,92 mm MG 15 machinegeweer in cockpit |
Productie: |
88 |
Volgens Lieferplan No. 8, uitgebracht op 15 augustus 1938, diende er 990 toestellen te worden geproduceerd uit de serie Messerschmitt Bf 110C. Deze zouden met ingang van januari 1938 moeten worden geleverd aan de gevechtseenheden. Dit zou de eerste serie worden die werd uitgerust met de 1.175 pk zware Daimler- Benz DB 601 motoren. Naast de nieuwe motoren werd ook de aerodynamiek verbeterd. In plaats van het gebruikelijke intrekbare staartwiel werd deze hier vast uitgevoerd. De eerste toestellen hadden afgeronde vleugeleinden, terwijl de latere meer hoekige vleugeluiteinden kregen. Door de nieuwe motoren werden de motorgondels veel gestroomlijnder, waardoor de vleugelstructuur wel moest worden aangepast. Men was juist met de ontwikkeling klaar, toen eind 1938 de Daimler- Benz DB 606A-1 motoren beschikbaar kwamen.
Messerschmitt Bf
110C-0 |
Voorserie met 2x
Daimler Benz DB 601 |
1 |
Messerschmitt Bf 110C-1 |
Productieserie, 2x Daimler
Benz DB 601 |
195 |
Messerschmitt Bf 110C-2 |
Productieserie, nieuwe radio |
359 |
Messerschmitt Bf 110C-3 |
Ombouw C-2, 20 mm MG FF/M kanon |
(20) |
Messerschmitt Bf 110C-4 |
Nieuwbouw, verbeterd 20 mm kanon |
155 |
Messerschmitt Bf 110C-5 |
Verkennerversie |
100 |
Messerschmitt Bf 110C-6 |
30 mm MK 108 kanon |
12 |
Messerschmitt Bf 110C-7 |
Jachtbommenwerperversie |
39 |
Het voorserie toestel van de Bf 110C-serie, de Messerschmitt Bf 110C-0 werd in het voorjaar van 1939 overgedragen aan de Luftwaffe om te worden getest.
De Messerschmitt AG startte met de serie productie van de Messerschmitt Bf 110C-1 in januari 1939 en al een maand later konden de eerste toestellen worden getest. De Bf 110C-1 werd uitgerust met de FuG III/aU radio. De kleinere spanwijdte en vleugeloppervlakte droegen bij aan de verbeterde vliegeigenschappen. Tussen januari en september 1939 leverde Messerschmitt 102 toestellen (Werk.nr. 943 t/m 986 en Werk.nr. 1344 t/m 1401) en de Mühlenbau und Industrie AG (MIAG) 40 toestellen (Werk.nr. 2801 t/m 2840). Tussen september en november 1939 leverde Focke-Wulf 15 toestellen (Werk.nr. 2619 t/m 2636). Gotha vervolgde de productie tussen november 1939 en februari 1940 met 38 toestellen (Werk.nr. 1793 t/m 1822 en 2045 t/m 2052). Bij de aanvang van de vijandelijkheden in september 1939, waren 59 Bf 110C-1 toestellen operationeel. Totaal zouden er 70 worden gebouwd. Vier toestellen werden omgebouwd met twee Daimler-Benz DB 601N motoren.
Nadat de Bf 110C-1 werd teruggetrokken uit operationele dienst, werden enkele toestellen geschikt gemaakt voor het slepen van zweefvliegtuigen. Deze toestellen ontvingen de aanduiding Messerschmitt Bf 110C-1/U1.
Vanaf september 1939 werd aangevangen met de productie van de Messerschmitt Bf 110C-2. De enige afwijking ten opzichte van de Bf 110C-1 was de nieuwe FuG X radio en de daarbij behorende antenneverbindingen. Focke-Wulf bouwde tussen september 1939 en januari 1940 een totaal van 134 toestellen (Werk.nr. 2637, 2638, 2885 t/m 2892 en 3203 t/m 3245), Gotha 95 tussen januari en maart 1940 (Werk.nr. 2053 t/m 2147) en MIAG 77 tussen mei en juli 1940 (Werk.nr. 3487 t/m 3563). Eén Bf 110C-2 (Werk.nr. 2143, KD+TM) werd bij wijze van proef uitgerust met twee Daimler-Benz DB 601N motoren en op Rechlin getest in juli 1940. Er werden 359 toestellen gebouwd.
Na de proeven met een aantal Bf 110E-1 toestellen als sleepvliegtuig voor de gigantische Messerschmitt Me 321 werd een aantal Bf 110C-2 toestellen omgebouwd tot Messerschmitt Bf 110C2/U1 sleepvliegtuig. Ze werden hiervoor ontdaan van alle onnodige apparatuur en ballast.
Uitgerust met een nieuwe 20 mm MG FF/M kanon werden 20 Bf 110C-2 toestellen in RLM rapporten en verliesrapporten aangeduid als Messerschmitt Bf 110C-3. Het geschut was kleiner, zodat het beter in de neus paste.
De Messerschmitt Bf 110C-4 zou eigenlijk niet worden geproduceerd. Door toeleveringsproblemen met onderdelen voor de Bf 110D werd besloten om alsnog een nieuwe Bf 110C versie uit te brengen. De Bf 110C-4 werd uitgerust met een verbeterd 20 mm MG FF/M kanon en had enkele andere verbeteringen. Door het toepassen van een verbeterde bepantsering voor de piloot en schutter werd het toestel aanzienlijk zwaarder (6.250 kg). Er werden van dit type 55 toestellen gebouwd door Focke-Wulf, 46 door Gotha en 54 door MIAG. 40 toestellen werden later uitgerust met twee Daimler- Benz DB 601N motoren.
Tot jachtbommenwerper omgebouwde Bf 110C-4 toestellen werden aanvankelijk aangeduid als Messerschmitt Bf 110C-4/B, maar later gewoon meegeteld onder de Messerschmitt Bf 110C-7. De toestellen werden voorzien van ETC 250 bommenrekken onder de romp, zodat twee 250 kg zware SC-250 bommen konden worden meegevoerd. De toestellen werden om het extra gewicht te compenseren uitgerust met twee Daimler Benz DB 601N motoren met een vermogen van 1200 pk. Het kleine aantal geproduceerde toestellen werd in de zomer van 1940 ingedeeld bij de 1. en 2. Staffel van de Erprobungsgruppe 210.
Tussen juni 1940 en januari 1941 werden 100 Messerschmitt Bf 110C-5 toestellen geproduceerd door Gotha. Dit was een speciale verkenner uitvoering met een RB 50/30 camera in plaats van de MG FF/M kanonnen. 12 Toestellen werden omgebouwd met twee Daimler- Benz DB 601N motoren. (Bf 110C-5/N).
Door de camera te vervangen door een 30 mm MK 108 kanon onder de romp ontstond de Messerschmitt Bf 110C-6, waarvan Gotha er 12 bouwde tussen mei en juli 1940. Het doel was om dit toestel meer slagkracht te geven voor de strijd boven Engeland.
De Messerschmitt Bf 110C-7 was de laatste uit de C-serie. Dit type werd geproduceerd als jachtbommenwerper en uitgerust met ETC 500 bomrekken voor twee 500 kg zware SC-500 bommen. Gotha bouwde vier van deze toestellen en MIAG 35.
Type: | Messerschmitt Bf 110C-4 |
Taak: |
Jachtvliegtuig |
Bemanning: |
2 |
Spanwijdte: |
16,29 meter |
Vleugeloppervlakte: |
38,36 m2 |
Lengte: |
12,11 meter |
Hoogte: |
3,51 meter |
Gewicht: |
Leeggewicht: 5.150 kg Max. gewicht: 6.750 kg |
Motor: |
2x Daimler-Benz DB 601 B-1
motoren 1.020 pk (? kW) elk |
Snelheid: |
Max. snelheid: 490 km/u Kruissnelheid: 350 km/u |
Bereik: |
1.300 km |
Plafond: |
10.000 meter |
Bewapening: |
4x 7,92 mm MG 17 in neus 2x 20 mm MG FF/M in neus 1x 7,92 mm MG 15 machinegeweer in cockpit |
Productie: |
155 |
Op 20 september 1939 zond Hermann Göring een brief aan Ernst Udet en Erhard Milch, waarin hij nadrukkelijk verzocht om over te gaan tot de ontwikkeling van zware jagers die boven geheel Groot-Brittannië konden opereren. Mede hierdoor werd een nieuwe versie van de Bf 110, de Messerschmitt Bf 110D, ontwikkeld. De ontwikkeling kwam nogmaals in een stroomversnelling door de ervaringen die werden opgedaan tijdens Operatie Weserübung, waarbij vooral de tekortkomingen tijdens escortes over lange afstanden met de Messerschmitt Bf 110C aan het licht kwamen.
Messerschmitt Bf
110D-0 |
Voorserie,
Dackelbauch brandstoftank |
83 |
Messerschmitt Bf 110D-1 |
Serieproductie, afwerpbare
vleugeltanks |
21 |
Messerschmitt Bf 110D-2 |
Jachtbommenwerper |
70 |
Messerschmitt Bf 110D-2/N |
Jachtbommenwerper verbeterde
motor |
(18) |
Messerschmitt Bf 110D-3 |
Jachtbommenwerper |
253 |
Messerschmitt Bf 110D-4 |
Verkenner |
6 |
Naast de 1.270 liter standaard brandstoftanks werd een extra 1.050 liter brandstoftank onder de buik van het toestel aangebracht, de Dackelbauch (dashond-buik). Het prototype, de Messerschmitt Bf 110D-0 (Werk.nr. 3134, SE+ZR), werd door Messerschmitt op 26 maart 1940 naar Rechlin gestuurd. De toepassing van deze extra tank maakte het toestel er niet bepaald sneller en wendbaarder op. De tank was ontworpen om tijdens de vlucht te kunnen worden afgeworpen. In de praktijk haperde dit systeem echter geregeld. Ondanks alle tekortkomingen werden ze toch in gebruik genomen. 18 Toestellen werden omgebouwd met twee Daimler-Benz DB 601N motoren.
De Messerschmitt Bf 110D-0/R1 (Rüstungszustand 1) kreeg de grotere brandstoftank met een capaciteit van 1.050 liter en een extra een olielading van 106 liter. De eerste 84 toestellen werden tussen maart en september 1940 geproduceerd bij Messerschmitt AG. Ook Focke-Wulf produceerde grote hoeveelheden. De toestellen kwamen voornamelijk in dienst bij de 2 en 3/ZG 76.
Een aparte ontwikkeling uit de D-0/R1 was de Messerschmitt Bf 110D-0/B, waarbij de buiktank was vervangen door twee ETC 500 rekken voor 2000kg bommenlast. Het eerste toestel verliet de fabriek in april 1940 (Werk.nr. 3167, KE+UK) gevolgd door een tweede exemplaar (Werk.nr. 3175) de maand erna. Vervolgens werden 13 Bf 110D-0 toestellen omgebouwd tot Bf 110D-0/B (Werk.nr. 3321 t/m 3324 en 3336 t/m 3344).
De Messerschmitt Bf 110D-0/R2 (Rüstungszustand 2) kreeg onder de vleugels de mogelijkheid tot het meevoeren van twee 900 liter, afwerpbare brandstoftanks en een 75 liter olietank, maar niet de grotere brandstoftank. Ook in de praktijk leverde dit type slechte resultaten.
De eerste serie, de Messerschmitt Bf 110D-1, werd uitgevoerd met de afwerpbare brandstoftanks onder de vleugels, maar zonder de grote buiktank. Dit toestel zou worden aangeduid als lange-afstandsjager.
De Bf 110D-1/U1
Al snel bleek echter dat het toestel uitermate geschikt was voor de taak als nachtjager. Hiervoor werden toestellen uitgerust met een Spanner-Anlage, een infraroodsensor voor het opsporen van vijandelijke bommenwerpers. Deze toestellen kwamen in dienst van de I Gruppe van Nachtjagdgeschwader 1 (was voor juli 1940 I/ZG1). Deze toestellen ontvingen de aanduiding Messerschmitt Bf 110D-1/U1
De 70 door Messerschmitt geproduceerde Messerschmitt Bf 110D-2 toestellen waren standaardbommenwerpers met ETC 500 bomrekken onder de romp voor SC-500 bommen. Deze konden in het veld worden omgebouwd tot lange-afstandstoestellen door de buiktank te monteren. Alle leidingen waren namelijk al ingebouwd. Ook kon gebruik worden gemaakt van 300 liter afwerpbare brandstoftanks onder de vleugels.
Van de Messerschmitt Bf 110D-2/N werden 22 toestellen geproduceerd die werden aangedreven door twee Daimler- Benz DB 601N motoren van 1275 pk.
Speciaal voor inzet in het Middellandse Zeegebied werden verscheidene Bf 110D-2 toestellen voorzien van een tropenuitrusting zoals stoffilters, grotere koelers, extra reddingsmiddelen enz. Deze kregen de aanduiding Messerschmitt Bf 110D-2 Trop.
De Messerschmitt Bf 110D-3 was eveneens een standaardbommenwerper, maar dan zonder de ingebouwde leidingen voor de buiktank. De romp werd iets verlengd, waardoor standaard een rubberboot kon worden meegevoerd. Totaal werden hier 274 toestellen van gebouwd. 28 toestellen werden omgebouwd met twee Daimler-Benz DB 601N motoren.
De verkennerversie zou aanvankelijk worden aangeduid als Messerschmitt Bf 110D-1, maar werd omgevormd tot Messerschmitt Bf 110D-4. Enkele toestellen uit de Bf 110D-0 serie werden tot D-4 omgebouwd en wel de Werk.nr. 3149 (NO+DN), 3150 (NO+DO), 3151 (NO+DQ), 3163 (KE+UG), 3164 (KE+UH) en 3156 (KE+UI). Geen van deze toestellen werd operationeel ingezet.
De Messerschmitt Bf 110E serie was een verdere ontwikkeling uit de D-serie, waarbij vooral een grotere bommenlast moest worden voorzien. Messerschmitt was begin 1940 met het vernieuwde concept gekomen. Diverse verbeteringen werden doorgevoerd. De MG 15 mitrailleur achterin de cockpit werd anders bevestigd, zodat deze ook met gesloten cockpit kon worden gebruikt. Ook werd de bepantsering van de cockpit verbeterd. Aanvankelijk werd na de Slag om Engeland de productie omlaag gebracht. In het voorjaar en de zomer van 1941 werd de productie van twee typen, de Messerschmitt Bf 110E en de Messerschmitt Bf 110F, echter weer volop ter handen genomen.
Messerschmitt Bf
110E-0 |
Voorserie, 2x Daimler- Benz DB 601 A |
1? |
Messerschmitt Bf 110E-1 |
Jachtbommenwerper/Jachtkruiser |
320 |
Messerschmitt Bf 110E-2 |
Jachtbommenwerper |
335 |
Messerschmitt Bf 110E-3 |
Verkenner |
224 |
De Messerschmitt Bf 110E-0 voorserie werd uitgevoerd met twee Daimler- Benz DB 601 A motoren en kon twee SC-500 bommen van 500 kg onder de romp en vier SC-50 bommen van 50 kg onder de vleugels meevoeren door het aanbrengen van twee ETC 500 rekken onder de romp en vier ETC 50 rekken onder de vleugels. In plaats van de SC-50 bommen konden twee 300 liter afwerpbare brandstoftanks worden meegevoerd.
Met de productie van de Messerschmitt Bf 110E-1 serie werd begonnen in augustus 1941. Het toestel kon dienst doen als lange afstand bomenwerper of Zerstörer. He was gebaseerd op een verbeterd ontwerp van de Messerschmitt Bf 110D-2. Het toestel was nagenoeg gelijk aan de voorserie Bf 110E-0, met een bewapening van vier MG 17 mitrailleurs en twee MG/FF kanonnen in de neus en een MG 15 op verbeterd affuit achterin de cockpit. De eerste groep uit de Bf 110E-1 serie werd nog geschikt gemaakt voor de Dackelbauch-installatie, maar het overgrote deel kreeg alleen de mogelijkheid voor extra brandstoftanks onder de vleugels. Aanvankelijk werden deze toestellen uitgevoerd met de Daimler Benz DB 601A-1 motoren, maar later werden de DB 601N motoren ingebouwd. Tussen augustus 1940 en augustus 1941 werden maar liefst 334 toestellen door Messerschmitt geproduceerd.
Voor de Bf 110E-1 werd als Messerschmitt Bf 110E-1/R1 een Rüstungszustand 1 ingevoerd met meer bepantsering in de neus, achter de piloot en schutter en met extra kogelwerend glas voorin de cockpit.
De Messerschmitt Bf 110E-1/R2 toestellen kregen geen ETC 500 en ETC 50 rekken, maar ontvingen onder de romp twee ETC 1000 rekken voor 1000 kg zware SC-1000 bommen.
Een andere extra uitrusting voor de Bf 110E-1 werd Rüstungszustand 3 met extra bepantsering onder de zitplaatsen waarmee de Messerschmit Bf 110E-1/R3 ontstond.
Op 30 januari 1941 werden door de Luftwaffe zes nieuwe Bf 110E-1 toestellen besteld voor het gebruik als sleepvliegtuigen voor de Messerschmitt Me 321 zweefvliegtuigen. Op 8 maart 1941 vond de eerste sleepvlucht plaats door drie Messerschmitt Bf 110E-1/U1 toestellen. Vanaf 15 mei 1941 werden bij de Hanson-fabriek in Schneidemühl, nog eens 24 Bf 110E-1 toestellen omgebouwd voor dit doel. De toestellen waren ontdaan van alle onnodige apparatuur en gewicht en waren verstevigd om als sleepvliegtuig te kunnen fungeren. In sommige literatuur wordt de typering Messerschmitt Bf 110E-1/U1 en Messerschmitt Bf 110E-1/U2 gebruikt voor de aanduiding van de nachtjagerversie van de E-1. De E-1/U1 was dan uitgerust met de Spanner-Anlage en de E-1/U2 kon een extra waarnemer als derde bemanningslid meevoeren in de cockpit.
De productie van de Messerschmitt Bf 110E-2 jachtbommenwerper versie werd gestart in oktober 1940. Bij deze versie werden de brandstofleidingen voor een buiktank niet aangebracht. Onder de romp konden twee ETC 500 bommen worden meegevoerd en vier SC 50 of twee 900 liter afwerpbare brandstoftanks onder de vleugels. De achterzijde van de romp werd iets verlengd om een rubberboot mee te kunnen voeren. Totaal werden van dit type 322 toestellen gebouwd en wel 30 door Messerschmitt, 210 door MIAG, 21 door Focke-Wulf en 61 door Gotha.
Voor de Bf 110E-2 werd een Rüstungszustand 2 ingevoerd met meer bepantsering in de neus, achter de piloot en schutter en met extra kogelwerend glas voorin de cockpit. Dit type ontving de aanduiding Messerschmitt Bf 110E2/R2
Een andere extra uitrusting voor de Bf 110E-2 werd Rüstungszustand 4 met extra bepantsering onder de zitplaatsen als Messerschmitt Bf 110E-2/R4.
Speciaal voor gebruik in het Middellandse Zeegebied werden Messerschmit Bf 110E-2 Trop toestellen uitgerust met stoffilters, zonneschermen in de cockpit, extra noodhulppakketten en grotere oliefilters.
De laatste versie uit de E-serie, was een lange afstand verkenner, de Messerschmitt Bf 110E-3. Dit type was geheel gelijk aan de Bf 110E-2 en gebaseerd op de uitrusting van Bf 110C-5, waarbij in plaats van de ETC 500 rekken en MG/FF kanon, een Rb 50/30 camera was gemonteerd. Onder de vleugels konden nog wel de 50 kg bommen worden meegenomen. Tussen februari en oktober 1941 werden bij Gotha totaal 200 toestellen gebouwd. Achter aan de zijkant in de romp konden twee naar achter vurende 7,92 mm MG 17 mitrailleurs worden ingebouwd, die door de piloot met een telescoopvizier werden bediend.
Toen de productie van de Messerschmitt Bf 110E serie in de herfst van 1941 werd beëindigd, zou het toestel vervangen moeten worden door de nieuwe Messerschmitt Me 210. Beide typen tegelijk bouwen was met de tekorten aan motoren niet mogelijk. De testvluchten met de Me 210 liepen echter niet naar behoren, zodat het Reichsluftfahrtministerium (RLM) eind september 1941 besloot om productie van de Messerschmitt Bf 110F serie op te starten. Deze serie kwam hierdoor weliswaar iets later dan de Bf 110E, maar liep qua productie wel parallel.
De Bf 110F serie werd uitgerust met een nieuwe motor, de Daimler Benz DB 601F met een vermogen van 1.350 pk. Hierdoor moesten iets grotere oliekoelers worden toegepast.
Messerschmitt Bf
110F-0 |
Voorserie, Daimler
Benz DB 601F |
? |
Messerschmitt Bf 110F-1 |
Productieserie |
? |
Messerschmitt Bf 110F-2 |
Zware jager |
169 |
Messerschmitt Bf 110F-3 |
Verkenner |
50 |
Messerschmitt Bf 110F-4 |
Nachtjager |
283 |
De voorserie Messerschmitt Bf 110F-0 bestond uit een klein aantal toestellen van het type Messerschmitt Bf 110E dat werd uitgerust met de nieuwe motor.
De Messerschmitt Bf 110F-1 was qua uitvoering gelijk aan de voorserie, maar de bescherming voor de bemanning werd aanzienlijk verbeterd. Het windscherm werd voorzien van een 57 mm dikke plaat gepantserd glas en ook de schutterspositie werd beter bepantserd.
Onder de romp bevonden zich twee ETC 500 rekken voor 500 kg zware SC-500 bommen, SD-500 fragmentatiebommen of een AB-500 fragmentatiebommencontainer. Onder de vleugels werden vier ETC 50 rekken bevestigd voor SC-50 bommen, SD-50 fragmentatiebommen of AB-24 containers (met elk 24 2kg zware SD-2 fragmentatiebommen).
De Messerschmitt Bf 110F-2 werd de zware jager versie binnen de Bf 110F-serie. Het toestel was gelijk aan de Bf 110F-1, maar dan zonder de bommenrekken.
De Messerschmitt Bf 110F-3 was de verkennerversie van dit type. Hierbij waren de bomrekken onder de romp en de MG FF kanonnen verwijderd en vervangen door een camera. Onder de vleugels konden 300 of 900 liter afwerpbare brandstoftanks worden meegevoerd. Slechts 40 toestellen werden bij MIAG in Braunschweig geproduceerd.
De Bf 110F-2 en Bf 110F-3 waren in relatief kleine aantallen geproduceerd toen besloten werd om de productie te staken. Door de aanhoudende problemen met de Messerschmitt Me 210 werd besloten de Bf 110 te verbeteren. Messerschmitt pakte de gehele constructie opnieuw aan. Het eerste type dat nu op de markt werd gebracht, was een speciale nachtjageruitvoering, de Messerschmitt Bf 110F-4. In feite was dit een drie persoons Bf 110F-2 met naast de standaardbewapening twee 30 mm MK 108 kanonnen en grotere roervlakken.
Door de twee 30 mm MK 108 kanonnen achterin de cockpit te plaatsen, schuin naar voren en naar boven gericht, ontstond de Messerschmitt Bf 110F-4/U1. Deze nachtjager werd gebruikt om onder en achter de vijandelijke bommenwerper te gaan vliegen, waardoor de veelal minder beschermde buik van het vijandelijke toestel kon worden beschoten. Dit wapen werd ook de Schrage-Musik genoemd.
In de zomer van 1942 werden Bf 110 E -1/U1 toestellen bij wijze van proef uitgerust met een FuG 202 Liechtenstein radarsysteem met vier antennes op de neus. Door toepassing van dit systeem op de Bf 110F, ontstond de Messerschmitt Bf 110F-4a. De 20 mm kanonnen werden vervangen door de verbeterde 20 mm MG 151/20.
Type: | Messerschmitt Bf 110F-2 |
Taak: |
Jachtvliegtuig |
Bemanning: |
2 |
Spanwijdte: |
16,20 meter |
Vleugeloppervlakte: |
38,50 m2 |
Lengte: |
12,10 meter |
Hoogte: |
4,13 meter |
Gewicht: |
Leeggewicht: 5.600 kg Max. gewicht: 7.200 kg |
Motor: |
2x Daimler-Benz DB 601F motoren 1.350 pk (? kW) elk |
Snelheid: |
Max. snelheid: 565 km/u Kruissnelheid: 500 km/u |
Bereik: |
1.200 km |
Plafond: |
10.900 meter |
Bewapening: |
4x 7,92 mm MG 17 in neus 2x 20 mm MG FF/M in neus 1x 7,92 mm MG 15 machinegeweer in cockpit |
Productie: |
169 |
De Messerschmitt Bf 110G serie werd de meest gebouwde serie. In april 1942 werd besloten om de productie van de nieuwe Me 210 stop te zetten vanwege het grote aantal ongevallen met dat type. Om het gat te vullen werd besloten een nieuwe serie van de Bf 110 te produceren, de Bf 110G. Hiervoor werden nieuwe Daimler Benz DB 605B motoren met een vermogen van 1475 pk gebruikt. De Bf 110G was al gelijktijdig met de Bf 110E en Bf 110F serie in ontwikkeling. Aanvankelijk was dit type bedoeld als jachtbommenwerper, maar zou meer en meer worden ingezet als nachtjager. In feite zouden de beide laatste series, de Bf 110G en de Bf 110H, de perfectionering vormen van het nachtjagerconcept.
Messerschmitt Bf
110G-0 |
Voorserie, 2x
Daimler Benz DB 605B |
32 |
Messerschmitt Bf 110G-1 |
Serieproductie jachtvliegtuig |
? |
Messerschmitt Bf 110G-2 |
Jachtbommenwerper |
755 |
Messerschmitt Bf 110G-3 |
Verkenner |
179 |
Messerschmitt Bf 110G-4 |
Nachtjager |
2.208 |
In juli 1942 konden vijf toestellen uit de voorserie Messerschmitt Bf 110G-0 (Werk.nr. 4621 t/m 4625) door Gotha naar het testcentrum van de Luftwaffe in Rechlin worden gezonden. Het type was gebaseerd op het frame van de Messerschmitt Bf 110F-4, maar met de nieuwe motoren. De bewapening bestond nog uit de standaard vier MG 17 en twee MG/FF kanonnen in de neus en een enkele MG 15 achter in de cockpit.
De Messerschmitt Bf 110G-1 was gelijk aan de Bf 110G-0. Het was nog een typische dagjager met vier 7,92 mm MG 17 mitrailleurs en twee 20 mm MG 151/20 kanonnen in de neus en de beweegbare MG 15 in de cockpit. Toch bleek snel dat ook deze Bf 110 versie niet als dagjager was te handhaven. De productie van de Bf 110G-1 werd dan ook al snel gestaakt ten behoeve van de Bf 110G-2 jachtbommenwerper, die met vele Rüstsätze kon worden uitgerust.
De Messerschmitt Bf 110G-2 was de eerste uit de G serie die in grotere hoeveelheden werd geproduceerd. Het toestel verschilde van de Bf 110G-0 serie alleen maar in de bewapening en enkele kleinere verbeteringen. De bewapening bestond uit vier 7,9 mm MG 17 mitrailleurs en twee of vier 20 mm MG 151/20 kanonnen in de neus en een dubbele 7,92 mm MG 81 Z mitrailleur achterin de cockpit. In januari 1943 konden de eerste toestellen operationeel worden ingezet. Het toestel kon een bommenlast van 1200 kg meevoeren. Onder de vleugels konden bommen of afwerpbare brandstoftanks worden meegenomen. Ook werden de toestellen vaak uitgerust met raket-lanceerinstallaties onder de vleugels. Standaard was het toestel ook voorzien van twee ETC 500 rekken onder de romp en vier ETC 50 rekken onder de vleugels.
Voor de Messerschmitt Bg 110G-2 werden een reeks zogenaamde Rüstsätze ingesteld waarmee de toestellen konden worden uitgerust.
Bf 110G-2/R1: Hierbij kon onder het voorste deel van de romp een 37 mm Type BK 3,7 (Flak 18) kanon worden geplaatst voor het bestrijden van zware bommenwerpers of tanks. Deze kwam in plaats van de ETC 500 rekken en de MG 151/20.
Bf 110G-2/R2: Zware jager versie die voor wat betreft de uitrusting gelijk was aan de Bf 110G-2/R1, maar zonder de achter in de cockpit aanwezige mitrailleur. Die was vervangen door een GM-1 drukhouder systeem waarmee stikstofoxide-mengsels konden worden toegevoerd naar de motoren om extra vermogen te krijgen.
Bf 110G-2/R3: Vanaf deze versie werd standaard de Daimler- Benz DB 605B-1 motor ingebouwd en werden de vier MG 17 mitrailleurs vervangen door twee 30 mm MK 108 kanonnen.
Bf 110 G-2/R4: In plaats van de beide MG 151/20 kanonnen waren deze vervangen door een 37 mm Flak 18 kanon en waren de vier mitrailleurs vervangen door twee 30 mm MK 108 kanonnen.
Bf 110G-2/R5: Als de Bf 110G-2/R4, maar met een GM-1 systeem.
Begin 1943 werd de verkennerversie, de Messerschmitt Bf 110G-3, geleverd. Dit type was slechts bewapend met vier MG 17 mitrailleurs in de neus, een beweegbare MG 81Z achter in de cockpit en een vaste, achterwaarts vurende MG 151/20 kanon onder de romp. Voor de verkennersrol waren een Rb 50/30 en Rb 75/30 camera ingebouwd.
Bewapend met twee 30 mm MK 108 mitrailleurs in plaats van de vier MG 17 mitrailleurs en de dubbelloops MG 81Z mitrailleur was de Messerschmitt Bf 110G-3/R3 de enige Rüstsätze bij dit type.
De Messerschmitt Bf 110G-4 werd iets eerder uitgebracht dan de Bf 110G-3. Dit type was specifiek bedoeld als nachtjager. De eerste werden nog zonder radarinstallatie opgeleverd. Als standaardbewapening golden de vier 7,92 mm MG 17 mitrailleurs en de twee 20 mm MG 151/20 kanonnen in de romp en de 7,92 mm MG 81Z dubbelloops mitrailleur achter in de cockpit. Het type was specifiek ontworpen om te kunnen worden voorzien van diverse Umrüst-Bausätze.
Bf 110G-4/U1: Deze nachtjager was uitgerust met de Schräge-Musik-installatie achterin de cockpit, bestaande uit twee schuin naar voren en omhoog vurende 30 mm MK 108 kanonnen. Hiervoor was uiteraard de dubbelloops Mg 81Z verwijderd.
Bf 110G-4/U5: Nachtjagerversie met de standaardbewapening, maar tevens uitgerust met een FuG 212 Lichtenstein C-1 radar met enkelpolige antenne. Slechts enkele testmachines zijn hiervan vervaardigd.
Bf 110G-4/U6: Dit was een verbeterde versie van de Bf 110G-4/U5, met naast de FuG 212 radar ook een FuG 221a Rosendaal-Halbe installatie.
Zowel de U5 als de U6 zouden zeer succesvol worden in het Duitse Himmelbett-nachtjagersysteem.
Bf 110G-4/U7: Bij dit type werd de FuG 221a weggelaten, maar werd een vierpolige antenne geplaatst.
Bf 110G-4/U8: Bij deze lange afstandsversie werd de rugschutter weggelaten en kwam op deze plaats een extra 540 liter interne brandstoftank en werden onder de vleugels twee 300 of 900 liter afwerpbare brandstoftanks meegedragen.
De Messerschmitt Bf 110G-4a was uitgevoerd zoals de Messerschmitt Bf 110G-4/U7, maar met de in 1943 ingevoerde zogenaamde Hirschgeweih, een enkele antenne met vier vertakkingen. Dit type kreeg een aantal R uitvoeringen.
Bf 110G-4a/R1: Deze versie was uitgevoerd met het 37 mm Type BK 3,7 (Flak 18) kanon.
Bf 110G-4a/R2: Als de R1 maar dan met een GM-1 installatie op de plaats van de rugschutter.
Bf 110G-4a/R3: Met twee 30 mm MK 108 kanonnen in plaats van de vier machinegeweren.
De Messerschmitt Bf 110G-4b was gelijk aan de Bf 110G-4a, maar met een enkelpolige antenne voor de FuG 212 Lichtenstein C-1 en een vierpolige Hirschgeweih voor de FuG 220 Lichtenstein SN-2 radar. Ook voor dit type waren diverse R- uitvoeringen.
Bf 110G-4b/R3: De vier mitrailleurs vervangen door twee 30 mm MK 108 kanonnen.
Bf 110G-4b/R6: Met de R3 set en de GM-1 Turbo installatie.
Bf 110G-4b/R7: Met de R3 set en de extra 540 liter brandstoftank achterin de cockpit.
In het begin van het jaar 1944 werd het bereik van de FuG 220 Lichtenstein SN-2 radar danig verbeterd tot de FuG 220b. Hiermee ontstond de Messerschmitt Bf 110G-4c die wederom diverse R varianten kende.
Bf 110G-4c/R3: Als de Bf 110G-4b/R3, echter met de FuG 220b Lichtenstein SN-2.
Bf 110G-4c/R4: Bewapend met vier 20 mm MG 151/20 kanonnen.
Bf 110G-4c/R6: Uitgerust met de GM-1 turbo set.
Bf 110G-4c/R7: Uitgerust met de extra 540 liter brandstoftank achterin de cockpit.
De Messerschmitt Bf 110G-4d/R3 was de laatste uitvoering van de Bf 110G serie. De antennes werden voor deze versie geheel opnieuw ontworpen om minder weerstand te bewerkstelligen. In het veld werden sommige toestellen voorzien van FuG 227/1 Flensburg-systemen met antennes aan de vleugels.
De Messerschmitt Bf 110H was de allerlaatste serie in de Bf 110. In deze serie werden maar weinig toestellen gebouwd. Desondanks werden er nog diverse typen uitgebracht. De Bf 110H werd parallel aan de Bf 110G geproduceerd tot aan het midden van 1944. Het toestel verschilde alleen door het gebruik van de Daimler Benz DB 605 E motoren, een versterkt staartdeel, stijvere constructie een sterker landingsgestel en een intrekbaar staartwiel.
Messerschmitt Bf
110H-2 |
Zware jager |
? |
Messerschmitt Bf
110H-3 |
Verkenner |
? |
Messerschmitt Bf
110H-4 |
Nachtjager |
? |
De Messerschmitt Bf 110H-2 werd uitgevoerd als zware jager met R1 en R2 toevoegingen
De Messerschmitt Bf 110H-3 was een verkenner met in plaats van de standaard vier MG 17 mitrailleurs, twee 30 mm MK 108 kanonnen
De Messerschmitt Bf 110H-4 werd uitgevoerd als nachtjagerversie met U7 en U8 aanpassingen.
Toen de vijandelijkheden op 1 september 1939 uitbraken met de Duitse inval in Polen had Duitsland ongeveer 95 Messerschmitt Bf 110B en -C toestellen vliegklaar. Ze waren opgenomen in de I. Gruppe van het Luftgau 1 en de Zerstörergruppe 1 en Zerstörergruppe 76. Door het gebrek aan tegenstand kon het toestel goede diensten bewijzen bij het aanvallen van gronddoelen. Echter, bij luchtgevechten met de Poolse PZL P.11, de verouderde Poolse standaardjager, moest de Bf 110 geregeld het onderspit delven.
Tijdens de invasie van Denemarken en Noorwegen (Operatie Weserübung) en tijdens de invasie in het Westen (Fall Gelb), werden de Bf 110C-1 en C-2 ingezet. Ook hier voldeed het toestel goed in zijn rol als grondondersteuningsvliegtuig, maar legde het af tegenover vijandelijke één-motorige jagers.
Tijdens de Slag om Engeland in de zomer van 1940 brachten de Hawker Hurricane en de Supermarine Spitfire vliegtuigen van de Royal Air Force (RAF) zware verliezen toe aan de Duitse Zerstörer-eskaders. Duidelijk was dat de Messerschmitt Bf 110 niet bedoeld was om ingezet te worden zonder een escorte van snelle één-motorige jagers.
Nadat in de nacht van 14 op 15 mei 1940 de RAF voor het eerst een aanvang had gemaakt met nachtbombardementen, trok de Luftwaffe twee Staffel met Messerschmitt Bf 110C toestellen en een Gruppe met Messerschmitt Bf 109D toestellen terug uit Frankrijk naar Düsseldorf om te worden omgeschoold tot nachtjagers. Hiermee werd op 20 juli 1940 de I. Gruppe, Nachtjagdgeschwader 1 opgebouwd. Deze eenheid vloog vanaf de vliegbasis Venlo. In aanvang werd hiervoor gebruik gemaakt van standaard Bf 110C, D en E toestellen. In oktober 1940 waren al 120 toestellen aan de nachtjagers toegewezen. De enige aanpassingen waren de vlammendempers bij de uitlaten. Snel werden de toestellen uitgerust met een Spanner-Anlage, waarmee de hete uitlaatgassen van de motoren van vijandelijke bommenwerpers kon worden waargenomen. Na experimenten met ondersteuning door zoeklichten en grondradar werd in 1942 besloten om over te gaan tot de productie van speciale Nachtjäger. Bij Gotha begon men met de productie in de Bf 110F-4 serie. Als bewapening werd gekozen voor vier MG 17 en twee MG FF in de neus en twee MG 151 mitrailleurs in een behuizing onder de romp. Vanaf het voorjaar van 1942 werden de toestellen uitgerust met een FuG 202 Liechtenstein BC radar van Telefunken. Nadat het succes hiervan gebleken was, werden ook toestellen uit de Bf 110D en E serie hiermee uitgerust. Uiteindelijk werd als standaardnachtjager gekozen voor een versie van de Bf 110G-4.
De Messerschmitt Bf 110 vloog niet alleen bij de Duitse Luftwaffe, maar ook bij de Hongaarse, Italiaanse en Roemeense luchtmachten. Zwitserland heeft tenminste één geïnterneerd toestel gebruikt. De meest opmerkelijke luchtmacht die de Messerschmitt Bf 110D-3 heeft gebruikt was die van Irak. In het midden van mei 1941 trok een Duitse eenheid genaamd Sonderkommando Junck naar Irak om vanaf Al Rashyd in Bagdad met de Iraakse vrijheidsstrijders tegen de Britten te strijden. Deze eenheid ter grootte van een Staffel was de 4. Staffel van Zerstörergeschwader 76 en vloog onder Iraakse nationale kleuren. Al na twee weken strijd vertrokken de de toestellen naar Syrië met het verlies van maar liefst 12 van haar toestellen.
De Messerschmitt Bf 110 werd ook voor het testen van straalmotoren gebruikt. Zo werd bijvoorbeeld de GL + AZ in 1942 en 1943 uitgetest met een 109/014 motor aangebracht op de staart van het vliegtuig. Ook werd de Junkers Jumo 004 op deze wijze uitgetest op een Bf 110.