In dit artikel vindt u enkele toespraken van Koningin Wilhelmina uit 1941. De tekst van deze toespraken is integraal overgenomen uit het boek "De Koningin sprak". De proclamaties van Wilhelmina uit 1941 vindt u in het artikel Proclamaties Koningin Wilhelmina.
In de overtuiging dat uwe gedachten, evenals de mijne, niet blijven stilstaan bij het heden, maar uitgaan naar onze naaste toekomst, wil ik reeds thans in enkele breede trekken u mededeelen hoe ik mij voorstel dat van den tijd, die nog zal moeten verloopen, voordat de ure aanbreekt, waarin gij weer vrij zult zijn, het beste gebruik kan worden gemaakt om de toekomst voor te bereiden. Voor alles wil ik naar voren brengen, dat zij zal behooren te worden opgebouwd in overleg en in samenwerking met een vrij volk, dat zich dan eerst vrij zal gevoelen daarover een geheel onbevangen oordeel te vormen. Aan u, die onder de verdrukking van den dwingeland staat, die u steeds meer op ieder gebied van uwe vrijheid berooft, behoef ik niet nader uiteen te zetten, hoe zeer uw geest en uw blik het wijde gezichtsveld moeten ontberen, waarover gij anders kunt beschikken, waardoor gij thans nog belemmerd zijt in de vorming van uw oordeel. De lange en smartelijke scheiding van u allen, waarbij de zoo noodzakelijke voeling met u ten eenenmale heeft ontbroken, maakt het voor mij tot een gebiedenden eisch, mij, thuiskomende, geheel op de hoogte te stellen van uwe wenschen en verlangens. De spanne tijds, die ons nog scheidt van dat door ons allen met ongeduld verbeide oogenblik, lijkt bij uitstek aangewezen voor u om uwe gedachten te laten gaan over het vele en veel omvattende, dat op dat tijdstip ter hand zal moeten worden genomen en dat nuttige voorbereiding daartoe kan zijn.
In September van het vorige jaar mocht ik u mededeelen, dat alle voorbereidingen werden getroffen om — zoodra de omstandigheden dit toelaten — met den toevoer van levensmiddelen te kunnen beginnen, en dat daarbij tevens de grondstoffen voor onze nijverheid naar onze havens zullen worden verscheept. Daarnaast worden hier thans op zeer verschillend gebied voorbereidende werkzaamheden verricht ter voorkoming, dat kostbare tijd verloren gaat als eenmaal de handen ineen geslagen kunnen worden, Landgenooten: waar ons aller willen, denken en werken thans samensmelten in die eene, overweldigende krachtsinspanning, die gericht is op dat eene voor ons alles beheerschende doel: het winnen van den strijd die ons weer vrij zal maken; daar zal in de naaste toekomst diezelfde krachtsontplooiing onverflauwd en uitgaande van ons geheele volk, gericht moeten zijn op het scheppen van onze toekomst. Niets ligt meer in de lijn, die gij met zooveel geestkracht en onverflauwden moed en volharding getrokken hebt, welke niet onderdoen voor den fieren moed onzer vaderen in de tachtigjarige worsteling tegen Spanje; uw geuzenbloed heeft zich niet verloochend en gelijk zij, zullen ook wij het verstaan een gelukkige toekomst te bouwen. Voor ons ligt een groote tijd.
Naast het herstel van alle vernielingen en verwoesting en het ongedaan maken van de gevolgen van 's vijands meedoogenlooze aanslagen op geestelijk, cultureel en wetenschappelijk gebied, zullen wij ons moeten toebereiden voor den nieuwen tijd, die ons wacht, opdat wij gereed en klaar zijn te beantwoorden aan de eischen, die hij ons zal stellen, ook op stoffelijk gebied. Dat ons staatsbestel met de veranderde omstandigheden en met de ervaringen van den laatsten tijd rekening zal moeten houden, is boven elken twijfel verheven. Zoo spoedig dit doenlijk is na onze bevrijding zullen daartoe de eerste stekken moeten worden uitgezet. Daarbij zal reeds van den beginne aan ruimschoots gelegenheid bestaan tot vrije gedachtenwisseling over dit belangrijke onderwerp en naar voren brengen van denkbeelden en voorstellen, alsdan in de gewenschte atmosfeer. Ik geef u daarom allen in overweging tot dat oogenblik te wachten met verwezenlijking of voorbereiding van eventueel bij u opgekomen herzieningsplannen op staatkundig gebied. Gezette overweging daarvan schijnt mij onder de tegenwoordige omstandigheden voor u in bezet Nederland het beste middel om 's lands belang te dienen, beter dan overijld handelen.
Sedert ik het laatst het woord tot u richtte, hebben zich belangrijke veranderingen voltrokken op politiek terrein en hebben zich onze bondgenooten in den strijd in Albanië — in Afrika nieuwe lauweren verworven, terwijl Mussolini nederlaag op nederlaag te boeken heeft gehad. President Roosevelt, de groote strijder voor onze beginselen van recht en vrijheid, heeft zich met zijn geheele volk in dien ideëelen strijd aan onze zijde geschaard. Hij heeft plannen ontworpen tot steun van onze gemeenschappelijke zaak, om het geheele voortbrengingsvermogen van de Vereenigde Staten dienstbaar te maken aan het vervaardigen en afleveren van de benoodigde strijdmiddelen en schepen, die onmisbaar zijn voor het behalen van de zege. Dat het Amerikaansche volk in overweldigende meerderheid daarmede instemt, werd onlangs nog bewezen door de aan 's presidenten voorstellen door het Congres verleende goedkeuring. Zoo zien wij aan de kim de overwinning dagen. De geestdrift en ontembare moed en volharding van alle voor recht en vrijheid strijdende volkeren, het vertrouwen in de rechtvaardigheid van onze zaak en daarom ook het vertrouwen in de eindoverwinning gepaard aan de productie van het daarvoor benoodigde in het Britsche Rijk en de Vereenigde Staten van Amerika, stellen de naderende overwinning buiten eiken twijfel.
In die eindoverwinning hebt gij in belangrijke mate en op zeer eervolle wijze bijgedragen, zoowel door den heldhaftigen weerstand van onze weermacht, als door uw taai lijdelijk verzet. Met weemoed gedenk ik de talrijke martelaren, die in de ure van het uiterste gevaar en beproeving zichzelf zijn gebleven en niet geschroomd hebben het offer van hun leven te brengen voor onze vrijheid. Met u breng ik hun hulde. Wij zullen ze nimmer vergeten. Op hun bereidwilligheid het uiterste te geven en hun liefde voor ons volk zal onze vrijheidsboom eenmaal welig tieren. Thans reeds is de geestelijke overwinning hunner en uwer, want de dwingeland heeft uw vrijheidszin niet kunnen temmen. Leve het Vaderland!
Waar ik enkele oogenblikken met u wil wijden aan de nagedachtenis van allen, die tengevolge van den oorlog heengingen, wil ik in de eerste plaats met eerbied en dankbaarheid gedenken, zoowel onze helden van de weermacht, die het offer van hun leven brachten voor de verdediging van onze vrijheid en van onzen geboortegrond, als hen, die den strijd voortzetten voor onze bevrijding ook nadat ons grondgebied door den vijand was bezet; zij deden dit in de lucht en ter zee en ik heb hierbij het oog zoowel op onze marine als op onze koopvaarders en visschers. Wij gedenken onze martelaren, die getrouw tot in den dood dezen verkozen boven het verzaken van de hun heilige belangen des vaderlands.
Wij gedenken de tallooze slachtoffers die in Rotterdam en elders vielen, waar of de vijand ook, in strijd met alle volkenrecht, den burgers een soortgelijk lot heeft doen ondergaan. Wij gedenken ook hen, die het leven lieten, terwijl zij ter voorziening in de levensbehoeften voor ons volk, en van onze bondgenooten, hunne krachten in dienst hadden gesteld van scheepvaart en visscherij. Onze gedachten gaan uit naar allen, van de oudsten tot de jongsten, die op eenigerlei wijze aan de gevolgen van den oorlog of de bezetting bezweken. Diep bewogen leven wij mee met hen die achterbleven, in hun smart en droefenis. Waarlijk, onze eenmaal herwonnen onafhankelijkheid zal tot duren prijs van bloed en tranen gekocht zijn.
Dat het allen, die in droefheid en tranen gedompeld zijn, tot troost strekke, dat de offers, die gebracht zijn, gebracht zijn ten dienste van het Vaderland. Over al die smart en al die graven gaat het licht van den Paaschmorgen op.
Wij weten hoe diep in ieder menschenhart geworteld is de drang tot het leven; de gedachte aan den dood is er een volkomen vreemde. Toch hangt deze ons steeds als een dreigend zwaard boven het hoofd. Het Paasch-Evangelie is het groote, stellige „Ja" op het leven, op de diepste behoefte en begeerte van den mensch. Maar het is niet in de eerste plaats een woord, het is een daad, een feit Christus' ledige graf spreekt door alle tijden heen, is het alles beheerschende feit, in beteekenis ver uitgaande boven het verschrikkelijk gebeuren van het huidige tijdsgewricht. Het verzekert ons, dat achter het beeld dat wij zien van deze wereld, doortrokken van haat en overdekt met puinhoopen en verwoesting van allerlei aard, zijn machtig rijk staat, dat geen overweldiger kan overweldigen, en het verzekert ons tevens dat Hij, de overwinnaar van dood en duivel, in de kracht van zijn liefde; steeds geslagen wonden heelt en tranen doet verkeeren in blijdschap; en zulks niet voorbijgaande, maar voor altijd. Nog zien wij slechts de ellende om ons heen en het heengaan van hen die ons lief zijn; hun thuiskomen is nog voor ons oog verborgen. Doch eens zal dat anders zijn, want het ledige graf zegt u, dat het thuiskomen der uwen is in zijn rijk en in zijn licht, dat zij in Christus u nabij zijn, omdat Christus u nabij is. Aan ons, ons de aangeboden gaven toe te eigenen en ons rekenschap te geven van den rijkdom van ons geestelijk bezit, vooral in deze bewogen tijden, en van de kracht, die te onzer beschikking gesteld is. Wie dat doet, richt den blik naar boven als ziende den Onzienlijke.
Zalig zijn die treuren, want zij zullen vertroost worden. Ik wil niet nalaten in dit oogenblik van wijding te gedenken den lijdensnacht, waarin wij als volk in zijn geheel en ook ieder persoonlijk verkeeren.
Groot en schoon is het offer, dat zij die hun leven gaven brachten. Maar zeer zwaar en drukkend zijn ook de vele dagelijks terugkeerende offers, die een ieder moet brengen en het leed dat hij moet doormaken en zonder welke onze vrijheid niet te herwinnen is. Vooral de geest, waarin de offers gebracht en de beproevingen gedragen worden, is een kracht ter overwinning. Levendig staat ons voor den geest in dezen tijd het innige verband tusschen Christus' lijdensnacht en den onzen, en wij voelen den steun, die deze kruisverwantschap ons geeft. Voor ons heeft Hij volgehouden tot het einde, opdat wij zouden kunnen volhouden in iederen strijd, niet alleen in den innerlijken strijd, maar ook in dien voor een rechtvaardige en goede zaak. Hij heeft volgehouden voor ons, opdat wij dit zouden kunnen ook in de worsteling van dit oogenblik. Toen de nacht der verlatenheid over Hem kwam, een verlatenheid die nimmer ons deel zal en kan zijn, klonk van zijn lippen: mijn God, mijn God. Ziedaar het geheim van zijn kracht en ook van de onze. Als wij in de donkerste ure van ons leven God niet loslaten, ook als wij niets meer van Hem bespeuren kunnen, worden wij de overwinning deelachtig, die, welke wij thans zoo vurig begeeren, maar bovenal die, welke door Christus is behaald.
Landgenooten, wonende in alle deelen van het Rijk en gij, die daarbuiten verspreid zijt over alle deelen der wereld.
Het is een jaar geleden, dat op Neerlands vrijheid en op Neerlands onafhankelijkheid, zonder de minste aanleiding, de meest verraderlijke aanslag werd gepleegd, die in de historie ooit is voorgekomen.
Na dit jaar van beproeving kan ik met rechtmatigen trots getuigen, dat ons Rijk pal staat, méér aaneengesloten, eensgezinder, vastberadener en sterker naarmate de orkaan van het wereldgebeuren harder beukt tegen het menschelijk bestaan en dat der volken. Iedereen in het Rijk strijdt mede op zijne wijze, grijpt de hem geboden mogelijkheid gretig aan met een overtuiging, met een geestdrift, die de in de schoonste bladzijden onzer geschiedenis uitblinkende daden van moed en opoffering evenaren. Wij herinneren ons maar al te goed de overrompeling, zonder voorafgaande oorlogsverklaring, de gruweldaden op onze weerlooze burgers gepleegd, het bombardement van Rotterdam, daarnaast de georganiseerde jacht op mij en mijn Huis, op de landsregeering, met het voorgenomen, vooropgezette doel ons Rijk van zijne wettige regeering te berooven, het stelsel van verraad en verraders, zoowel door den vijand als door een geringe groep laaghartige Nederlanders, op de meest geraffineerde wijze in praktijk gebracht.
Wij herinneren ons den dapperen weerstand door onze, door die schurken in den rug aangevallen weermacht geboden, gevolgd door het neerleggen der wapens toen zekerheid was verkregen, dat met verder strijden niets te bereiken was en dat het niet alleen nutteloos bloedvergieten, maar bovendien een herhaling van Rotterdam voor andere deelen des lands ten gevolge zou hebben. Daarna de bezetting van ons gebied, het toenemende machtsmisbruik door den overweldiger gepleegd, wiens maatregelen en verordeningen met het feit der bezetting geenerlei verband houden en in strijd zijn niet alleen met het geschreven oorlogsrecht en volkenrecht, maar met de meest elementaire rechten van den mensch. Daartegenover ons volk, stil, maar moedig en fier, taaien, lijdelijken weerstand biedend in zijn onwrikbaar geloof aan de overwinning. Waar schier alle verbindingen tusschen bezet en onbezet Nederland zijn verbroken, acht ik mij gelukkig op een dag als deze een schakel te kunnen zijn tusschen de deelen des Rijks.
Voor mijn landgenooten thuis is het ongetwijfeld een bron van groote verblijding, wanneer een enkele maal bewijzen van medeleven van Nederland overzee tot hen doordringen. Hoe uitbundig zouden de ontroering en dankbaarheid zijn, indien hun uit brieven en de pers zou blijken hoe groote offers alle lagen der bevolking van alle landaarden zich getroosten, zoowel voor hun bevrijding als voor de leniging van hun hooggestegen nooden, waarvoor de gaven hen, zoo spoedig de omstandigheden dit toelaten, zullen bereiken, maar bovenal de treffende saamhoorigheid dier bevolking met het onderdrukte, lijdende Nederland. Groot Nederland in Oost en West popelt van de begeerte u allen thuis te hulp te komen, en heeft alles, en dan ook alles daarvoor over. [Gij zoudt het mij nazeggen: In dezen benarden tijd is er veel stof tot dank als wij den blik laten gaan over ons door de houding van zijn bevolking zoo prachtige Rijk en op alle Nederlanders, die daarbuiten wonen en in ons leed zoo van heeler harte deelen.
Ik wend mij thans tot de ingezetenen van Grooter Nederland in Oost en West. Ik weet, wat het voor u beteekent, afgesneden te zijn van het moederland, geen berichten te ontvangen van allen, die u lief zijn en daarginds wonen en daarbij te weten, dat het moederland in des vijands meedoogenlooze handen is. Ik weet ook, hoeveel er in de afgeloopen maanden bij u van onze weermacht is gevorderd, hoe goed deze zich van haar taak kwijt en hoe krachtig er wordt gewerkt om haar de noodig gebleken uitbreiding te geven. Weest allen overtuigd van mijn groote waardeering en van mijn hartelijk medeleven met u in dezen zwaren tijd. Namens allen uit een saamgesmeed en ondeelbaar moederland, dat — uitgezonderd de handvol verraders, waarvoor in een bevrijd Nederland geen plaats meer zal zijn — geen verdeeldheid meer kent, dank ik u voor uw zoo duidelijk aan den dag getreden gevoel van solidariteit met dat moederland.
En nu wend ik mij in het bijzonder tot de inwoners van Suriname, Curacao en de Beneden- en Bovenwindsche eilanden, om mijn dank en waardeering te doen samensmelten met die van mijn landgenooten thuis, voor den geest van saamhoorigheid en de groote offervaardigheid, door u betoond. Ik had tot dusver geen gelegenheid dien dank langs dezen weg u te doen toekomen. Ik weet, dat ook gij het moeilijk hebt en dat voor u geen offer te groot is, waar het geldt de bevrijding van en de hulp aan het moederland.
Landgenooten in het vaderland, een moeilijke tijd wacht u nog. De ontzaglijke uitrusting, die het Amerikaansche volk, onder de leiding van president Roosevelt voor onze zaak vervaardigt, is nog slechts ten deele gereed, doch van één ding kunnen wij verzekerd zijn: het zal niet bij een belofte van hulp blijven, de president zal niet rusten, noch zijn volk, voordat de overwinning er is.
Wij moeten geduld hebben tot onze geestelijke overwinning over de duistere machten, die onze beschaving belagen, onze heiligste rechten vertreden, door het ten volle gebruiken van die geweldige uitrusting, door onze wapenen bezegeld kan worden. Volhardt op de wijze, die gij zoo bij uitnemendheid verstaat! Houdt uw blik op het Westen gericht: vandaar komt onze bevrijding.
Zeide ik tot Nederland in mijn radiorede van 20 Maart, dat het mijn voornemen is ruime gelegenheid te scheppen om wenschen en opvattingen te mijner kennis te brengen inzake de aanpassing van ons staatsbestel in Nederland aan de veranderde omstandigheden, thans zeg ik tot het geheele Rijk, dat het mijn bedoeling is dit beginsel eveneens toe te passen met betrekking tot de aanpassing van de structuur der overzeesche gebiedsdeelen en de bepaling van hun plaats in het Koninkrijk overeenkomstig de gewijzigde omstandigheden, waarbij ik dus eveneens bereid zal zijn om van verlangens en opvattingen der betrokkenen kennis te nemen en deze aandachtig te overwegen.
Tenslotte nog een woord tot mijn landgenooten thuis. Het oude is voorbijgegaan. Ik denk aan de woorden van den grooten, met heilig vuur bezielden dichter, voortgekomen uit het oude volk der psalmdichters, een vroom en overtuigd Christen, een oprecht Nederlander, Isaac da Costa welke ik met een kleine wijziging aanhaal:
Zij zullen het niet hebben, ons nieuwe Nederland, Het bleef, na all' ellenden, Gods en ons aller pand. Zij zullen het niet hebben, de goden van den tijd; Niet om hun erf te wezen geeft God het ons terug. Het nieuwe dat komt, zal zijn van vreemde smetten en vreemden invloed vrij, opgetrokken naar eigen plan en inzicht.
LANG LEVE HET VRIJE, DAN HERREZEN VADERLAND!
Alle hoorders buiten Nederland, noodig ik thans uit het Wien Neerland's Bloed, dat nu volgt, en dat wij ons nooit als ons eigen lied ons laten ontnemen, te zingen, aan alle hoorders in Nederland dit in gedachten te volgen.
Bescherm o God, bewaak den grond Waarop onze adem gaat; De plek, waar onze wieg op stond, Waar eens ons graf op staat.
Wij smeeken van Uw Vaderhand Met diep geroerde borst; Behoud voor het lieve Vaderland, Voor Vaderland en Vorst.
Landgenooten, luisteraars in Nederland en grooter Nederland onder de keerkringen, en allen die daarbuiten woont en thans toehoort. Ik wil heden een enkel woord tot u spreken naar aanleiding van het nieuwe oorlogsbeeld, dat zich vertoont als gevolg van den onverhoedschen, verraderlijken aanval van Hitler's legerscharen op het Russische volk, een aanval welke alleen ten doel heeft zich meester te maken van het voedsel en de grondstoffen, welke zij behoeven om den strijd tegen recht en vrijheid te kunnen voortzetten. Toen ons soortgelijk lot trof, hebben wij ons aangesloten bij de volkerengroep, die zich ten strijd had aangegord voor de verdediging of herwinning van de vrijheid.
Met die volkeren strijden wij thans, met alle middelen die ons ten dienste staan, zoowel op militair als op economisch gebied, met onze scheepvaart of door lijdelijk verzet, voor de handhaving en beveiliging van al wat tot de hoogste goederen der menschheid behoort, onverschillig waar de overweldiger of diens bondgenooten deze bedreigen of aantasten, of wie daarvan het slachtoffer zijn. Het is tegen de satanische beginselen en de afschuwelijke practijken van het nazidom, dat onze strijd gericht is. Heden is het Rusland, maar wij weten, dat het morgen of overmorgen de machtige bolwerken van onze beschaving en van de beginselen die ons heilig zijn, het Britsche Rijk en de Vereenigde Staten van Amerika zullen zijn, die de krachtproef van Hitler's oorlogsmachine zullen hebben te doorstaan. Het is daarom, dat waar de omstandigheden daartoe mochten leiden, wij ook zullen strijden naast de bevolking van Sovjet Rusland. Wij zullen dit doen, trouw blijvende aan ons als gevolg van onze beginselen ingenomen standpunt ten opzichte van het bolsjewisme.Want wij mogen nooit vergeten, dat wij de beginselen en practijken van het bolsjewisme volstrekt afwijzen.
Ja nog sterker wellicht dan voorheen willen wij ons zelf zijn en met Gods hulp blijven tot in de verste toekomst.
Op dit historisch oogenblik in dezen wereldoorlog weet ik mij met u allen één in ons gemeenschappelijk besef van de noodzaak ons daarvan in bijzondere mate rekenschap te geven. Met instemming en oprechte voldoening begroet ik de besliste kloeke houding en de wijze staatsmanschap ten opzichte van dit nieuwe conflict aan den dag gelegd door het Britsche Rijk, dat evenmin als de Vereenigde Staten ooit zal gedoogen dat door Hitler's verraderlijke politiek een wig zal worden gedreven in onze onderlinge samenwerking voor vrijheid en recht, of dat een verslapping zou intreden in de wereld omvattende gecoördineerde krachtsinspanning tot het doen zegevieren van onze wapenen. Sedert Zondag strijdt de vijand op twee fronten.
Sedert Zondag regenen de bommen uit het Westen en van uit het Oosten op zijn steden, zijn havens en zijn werkplaatsen. De schade en het nadeel hem toegebracht, beteekenen winst voor ons. Aan allen die met aandacht de gebeurtenissen volgen moet het duidelijk zijn, dat het meer dan ooit ons aller plicht is alle krachten in te stellen om steeds gereed te zijn, voor zooveel in ons vermogen ligt, op het juiste oogenblik den vijand te bestrijden om onze gemeenschappelijke zaak te doen zegevieren. Wie op het juiste oogenblik handelt, slaat den nazi op den kop.
Landgenooten in alle deelen des Rijks en Nederlandsche luisteraars daarbuiten!
Terwijl de grootste slag die sedert menschenheugenis geleverd is, in schier ononderbroken hevigheid woedt in het Oosten van ons werelddeel, komen berichten tot ons van verwikkelingen, dreigend oorlogsgevaar in de onmiddellijke nabijheid van Nederlandsch-Indië. Meer dan ooit gaan thans mijne gedachten als draagsters van goede wenschen uit naar u allen, inwoners van grooter Nederland onder de keerkringen. In voortdurende gedachtenwisseling en nauwe samenwerking met de Britsche en Amerikaansche regeering volgen ik en mijn raadslieden de ontwikkeling der gebeurtenissen. Van de Nederlandsche regeering waren nooit agressieve maatregelen te vreezen, maar zij is en blijft vastbesloten ten strijde te gaan indien ons gebied gewapenderhand zou worden bedreigd en het is buiten allen twijfel, dat wij, als in verband met de aardrijkskundige ligging van Nederlandsch-Indië de omstandigheden daartoe zouden nopen, in bondgenootschappelijk verband den opgedrongen strijd zullen aanvaarden.
In deze dagen van spanning is het, meer nog dan anders, voor mij een grond van vertrouwen het beleid van zaken in handen te weten van den persoon van den Gouverneur-Generaal, den flinken en kordaten geest waar te nemen van alle groepen der bevolking en de manhaftigheid en paraatheid te vernemen van de zich uitbreidende zee- en land- en luchtmacht. Al staat Nederlandsch-Indië thans op den voorgrond, ik vergeet geenszins de deelen van ons Rijk op het Westelijk halfrond, gelegen binnen een gebied waarin eveneens de oorlogsfakkel zijn verschrikking kan brengen. Ik weet, dat op de offervaardigheid hunner bevolking, hunner overheid en op die der weermacht te land en ter zee nimmer tevergeefs een beroep zal worden gedaan. Met vreugde en groote voldoening — dit zeg ik in het bijzonder tot al mijne landgenooten in het Vaderland — heb ik den weerklank gehoord welke, om mij tot Europa te bepalen, van Noorwegen tot Griekenland het denkbeeld van de V, het symbool onzer overwinning, gevonden heeft bij alle thans naar het herkrijgen van hun vrijheid en menschwaardig bestaan hunkerende volkeren. Nimmer is er vrijer, grooter en grootscher volksstemming gehouden. Nimmer is er stelliger veroordeeling geweest van een stelsel en zijn barbaarsche toepassing, van een dwingeland die millioenen zijn wil tracht op te leggen. Nimmer werd er nog op zóó groote schaal en zóó algemeen de vaste wil tot uiting gebracht eigen onafhankelijkheid en zelfstandig volksbestaan te herwinnen. Deze spontane eensgezindheid is een veelbelovend verschijnsel voor de naaste toekomst; zij zal ongetwijfeld van overwegend belang zijn voor ons als het uur der bevrijding slaat. Zij stelt onzen vrijheidsdrang, de sterke drijfveer tot ons prachtig, onbreekbaar lijdelijk verzet in de stralen van het volle daglicht.
Het is omtrent gelukkiger toekomst, die wij dank zij het wereldgebeuren naderbij zien komen, dat ik enkele oogenblikken tot u wil spreken. Hier richt ik mij wederom tot het Rijk in zijn geheel, en ik verzoek u allen de volgende mededeelingen te beschouwen als vervolg op mijn vorige radio-uitzendingen.
Het zal u door Radio-Oranje bekend zijn, dat een gereconstrueerd kabinet is opgetreden. Opdracht tot die reconstructie en leidende gedachte daarbij is geweest het bereiken van de meest volledige samenwerking in den arbeid die aan de bevrijding van Nederland moet voorafgaan. Zoowel de wijziging in de organisatie onzer defensie als de daarmede verband houdende hergroepeering staan in dit teeken. Belast met de zware verantwoordelijkheid om de voorbereiding en de deelneming aan den vrijheidsoorlog tot de grootste hoogte op te voeren, heeft dit gereconstrueerde kabinet zijn taak hier ter hand genomen. In het bijzonder zal het ook de noodige maatregelen moeten voorbereiden om het na mijn thuiskomst optredend bewind in staat te stellen een krachtig beleid te voeren en onder meer maatregelen te treffen teneinde verraders hun welverdiende straf niet te laten ontgaan. Het thans zittend kabinet is voornemens bij terugkomst in het Vaderland ontslag te vragen teneinde mij in de gelegenheid te stellen nieuwe raadslieden te kiezen. Naast een krachtig, doelbewust beleid zal dit in Nederland geformeerde bewind zich met bekwaamheid en voortvarendheid moeten kwijten van zijn taak van herstel in den ruimsten zin, en tevens onverwijld herziening onzer grondwet ter hand moeten nemen, opdat zoo spoedig mogelijk de nieuwe toestand zal kunnen ingaan, waarin, naast de veranderingen die Nederland zelf betreffen, tevens de toekomstige verhouding van de verschillende deelen van het Koninkrijk in het Rijksverband geregeld zal moeten worden. Om aan de voorbereiding daarvan deel te nemen zal een commissie uit alle deelen des Rijks bijeengeroepen worden. Nevens deze herziening van de algemeene structuur van het Koninkrijk zullen ook, teneinde de staatsregelingen der verschillende gebiedsdeelen daarmede in overeenstemming te brengen, ontwerpen moeten worden samengesteld waarover de aangewezen instanties in elk deel zullen worden gehoord. Ik vertrouw dat langs dezen weg de grondslagen kunnen worden gelegd die waarborgen geven voor een goede en gelukkige toekomst voor het geheele Rijk.
Wij hopen allen dat deze spoedig moge aanbreken, maar wij mogen ons niet ontveinzen dat de laatste loodjes het zwaarst zullen wegen. Ik richt mij weer tot mijn landgenooten thuis. Hoe benauwder de overweldiger het zelf krijgt, hoe meer hij zich de eindoverwinning ziet ontgaan, des te meedoogenloozer zal hij zijn tegenover degenen die nog in zijn macht zijn. Hij zal alles in het werk stellen om uw lijdelijk verzet te breken, uw vereenigingsleven te vernietigen, de mannen waarin gij vertrouwen stelt te ontvoeren, de ziel van ons volk te knakken, wellicht langs niet aanstonds te onderkennen slinksche wegen. Doch allen die standvastig blijven, zij het ten koste van zware persoonlijke offers, zullen eenmaal de vruchten plukken van hetgeen zij in bange dagen gezaaid hebben. Neen, gij laat onze volksziel niet buigen in de kronkelingen die een dwingeland haar wil opleggen, gij wilt en gij zult met Gods hulp en met onbuigzamen wil gaaf en ongeschonden herrijzen uit de poel van ellende, als een deel van de beste kern van het menschdom omdat gij den goeden strijd gestreden en het geloof behouden hebt. Gij moet wachten op het teeken der overwinning, dat natuurlijk van hier zal komen, als de tijd voor bevrijding rijp is.
Na de geloofsvervolgingen die de vijand heeft ontketend, na de onderdrukking van alle uitingen van godsdienstig leven, tracht hij wijd en zijd den leugen ingang te doen vinden, dat zijn overrompeling van het Russische volk een kruistocht is, terwijl het in werkelijkheid alleen gaat om Rusland in zijn macht te krijgen. Zoo poogt hij ook, sedert hem bleek welk een omvang de demonstratie met de V nam, zich zelf en de volken die onwillig en onwennig tijdelijk moeten buigen voor zijn macht, diets te maken, die V een Duitsche vinding is en de zegepraal aankondigt van zijn tyrannie.
Niet gaarne zou ik voor de vraag worden gesteld, welke van deze onwaarheden de grootste is, maar één ding weet ik: dat wie zich overliegt slechts zich zelf bedriegt maar geen ander!
In een der Britsche bladen las ik met vreugde, dat Nederlandsche vindingrijkheid en kloekheid op dien gedenkwaardigen Zondag van de V er in geslaagd zijn een groote witte vlag, voorzien van een V, te hijschen op mijn paleis. In de dagen der verdrukking, is dit een zinnebeeld van de komende vrijheid.
Moge dit zinnebeeld spoedig werkelijkheid worden en door u allen als een verlossende werkelijkheid worden ondervonden. Daartoe sterke ons God!
Landgenooten in alle deelen des Rijks en Nederlanders daarbuiten vertoevende,
Gij zult ongetwijfeld begrijpen, dat mijn 61ste verjaardag niet de eigenlijke aanleiding is, dat ik het woord tot u wensch te richten. De werkelijke reden daarvoor moet gij zoeken in het nauwe verband, dat door u zelf gelegd is tusschen de herdenking van dien dag en uwen wensch en wil weer vrij te worden.
Daarom wil ik heden spreken over onze worsteling en onze komende overwinning.
De aartsvijand van het menschdom Adolf Hitler heeft ons willen vernietigen! Hij heeft Nederland niet alleen overweldigd, en zijn vrijheid ontnomen, waarna zijn horden het hebben leeggeplunderd, ons volk aan den honger prijsgevend, maar hij heeft ook gepoogd het van zijn heiligste goederen te berooven en zijn ziel te verbrijzelen. Dat is hem niet gelukt! Hij heeft het omgekeerde bereikt!
Na meer dan een jaar van onderdrukking is Nederland en voelt Nederland zich sterker en onoverwinnelijker dan ooit te voren. „Wij willen Holland houwen Ons Holland fier doch klein past niet meer op het heden. Wij zingen van nu aan: „Ons Holland fier en groot".
Uw ontembare moed en durf, uw taai, onbreekbaar verzet, gepaard aan de lauweren, welke onze strijdmachten en onze koopvaarders zich verwierven, maar ook de voortdurende en opofferende trouwe plichtsbetrachting op menigen eenzamen post, die van talloos velen der onzen wordt gevraagd ter verzekering van de overwinning, hebben de volle aandacht van onze bondgenooten. Telkens opnieuw wordt daarvan melding gemaakt met betuiging van bijzondere waardeering en bewondering, zoowel in Groot-Brittannië als in Amerika. Ja, de buitenwereld is er terdege van overtuigd, dat de bevolking van alle deelen van ons Rijk den vasten wil heeft zich tot het uiterste in te spannen met alle beschikbare middelen en dat een ieder op zijne wijze meevecht tot de overwinning zal zijn behaald.
Want, heeft het bezette Nederland blijk gegeven van wat het is en beteekent, ditzelfde geldt van het geheele Rijk. De geestdrift waarmede Nederlandsch-Indië, Suriname en Curacao ieder hun waardevolle en belangrijke bijdrage leveren voor de oorlogvoering, hun voorbereiding om zich te verdedigen indien ook hun grondgebied zou worden aangevallen, hun eensgezindheid en geest van saamhoorigheid met het moederland leggen hiervan een treffend getuigenis af.
Als jongste bewijs van dien geest heb ik met groote waardeering kennis genomen van het in Nederlandsch-Indië opgekomen denkbeeld gelden in te zamelen om mij ter gelegenheid van mijn verjaardag als nationaal geschenk een nieuwen torpedojager aan te bieden ter vervanging van de „Jan van Galen", wier kloeke bemanning in de Mei-dagen van het vorig jaar een roemrijke bladzijde heeft toegevoegd aan de geschiedenis onzer marine. Ik stel dit voornemen op den hoogsten prijs, omdat ik daarin een nieuwe uiting zie, niet alleen van den alom in het Rijk zich openbarenden geest van onbeperkte vaderlandslievende offervaardigheid, maar bovenal van uw aller bewondering voor het wapenfeit, waardoor de „Jan van Galen" zich een onsterfelijken naam heeft verworven.
Als eenmaal de vijand zal zijn verslagen, zal onze houding als strijdende; gemeenschap niet zonder invloed blijken te zijn op de plaats, die wij zullen innemen en den invloed, die van ons zal uitgaan, en de wijze waarop, en de mate waarin, wij zullen kunnen bijdragen tot den opbouw en den groei van de wereldorde, zooals wij als vrijheid- en ordelievend volk ons deze voorstellen en wenschen en zooals zij ons beloofd is bij de deze maand gehouden historische samenkomst op den Atlantischen Oceaan. Met u allen breng ik aan alle volken, die hetzelfde lot hebben ondergaan als Nederland, hulde voor hun geest van onafhankelijkheid en voor hun weerstand, den dwingeland geboden. Wij reiken hun de broederhand, diep bewogen met hun lot. Van de Noordpunt van ons werelddeel tot de uiterste grens van Griekenland staan de woorden „Overwinning en Vrijheid" in aller harten gegrift. De onwrikbare wil van deze millioenen om hun doel te bereiken, zal hun de vindingrijkheid schenken, die daarvoor wordt vereischt.
Terwijl onze gemeenschappelijke aanrander thans zijn moord- en roofzucht heeft gekeerd tegen het dappere Russische volk, steekt in zijn rug zienderoogen het verzet het hoofd op, en de eensgezinde en aaneengesloten rij der volken bereidt zich voor, om straks over hem en zijn verfoeilijk stelsel de doodsklok te luiden. Heel zeker de doodsklok, maar een die feesttonen de wereld inzendt, want zij luidt de bevrijding der volken in. Dan zullen bij ons, van Clinge en St. Jansteen in het Westen, en van Eijsden en Vaals in het Oosten, tot Rottum toe overal de feestklokken weerklinken.
Landgenooten thuis, niet alleen leef ik met u mede in uw zorgen en uw lijden en in al hetgeen uw onderdrukkers u in toenemende mate opleggen en aandoen, maar ook voel ik van hier den polsslag aan van uw leven. Soms doe ik dit langs omwegen en soms door middel van gesprekken met goed ingelichte Nederlanders, die tot mij kwamen en met wie ik in verbinding sta en overleg pleeg. Ik heb u begrepen en weet wat gij thans denkt en voelt. Daarom zal ik, als eenmaal de tijd daarvoor rijp is, in staat zijn geheel in uw geest te handelen. Nog beletten de omstandigheden mij vrijuit met u te spreken en u mijne plannen verder te ontvouwen; maar de dag, waarop dit zal kunnen geschieden, zal gewisselijk komen. Wanneer dat zal zijn en hoe het dan zal zijn, weet slechts Hij, die het lot der volken in handen heeft. Maar Hij zal het wel maken met ons. Ten besluite wil ik tot u allen, ingezetenen van het Rijk en Nederlanders, buiten ons grondgebied vertoevend, een persoonlijk woord van dank richten voor uwe blijken van hartelijk medeleven bij gelegenheid van mijn intrede in mijn 62ste levensjaar. Ik dank allen, die mij deze blijken niet hebben kunnen laten toekomen, omdat zij daarin verhinderd zijn door den dwingeland. Al zijn wij nog door een verren afstand gescheiden, des te nauwer weet ik mij met u verbonden.
De aanhankelijkheid van u allen, waar ook vertoevende, en uw aller vertrouwen zijn voor mij een onmisbare steun bij de bezielende maar verantwoordelijke taak, die op mijn schouders zal komen te rusten op dien grooten dag, den dag der herrijzenis van Nederland! Een taak, die ik niet zonder biddend opzien tot God zal aanvaarden.
De Heer zij met ons en zegene tot in lengte van dagen ons herrezen, fiere en groote Vaderland!
Landgenooten,
Sedert ik op 1 September tot u sprak, is in alle landen de beschaafde menschheid met afgrijzen vervuld over de gruwelijke slachtingen door het nazidom in de bezette gebieden onder onschuldige burgers aangericht.
Over deze ongehoorde gruwelen is in alle werelddeelen een storm van verontwaardiging losgebroken; een storm die, wel verre van te bedaren, in zijn gevolgen van niet te onderschatten beteekenis zal blijken. Ook in Nederland zijn wederom slachtoffers gevallen. Andermaal heeft het bloed van martelaren den vaderlandschen bodem gedrenkt.
Als zoodanig zullen zij in ons aller herinnering voortleven. Moge God den nagelaten betrekkingen vertroosting schenken in de wetenschap, dat zij die hun werden ontrukt, vasthielden aan hun overtuiging dat zij trouw bleven aan het vaderland. Alvorens aan te vangen met u te zeggen wat ik op het hart heb, wil ik eerst met u allen in eerbied en aandacht onder de tonen van ons aloud Wilhelmus hunner gedenken.
De vijand heeft gemeend door zijn schrikbewind de volken tot onderwerping te kunnen brengen. Hij heeft zich daarin deerlijk vergist. Nimmer heeft hij begrepen, wat vrijheid is, en wat een vrij volk niet al voor die vrijheid, voor zijn kostbaarst bezit, over heeft; hij heeft het gevoel van eigenwaarde, de geestkracht en het weerstandsvermogen van de volken van Europa onderschat. Want, fierder en zelfbewuster en vastberadener dan ooit te voren, treden zij na het aangerichte bloedbad den barbaarschen overweldiger tegemoet. lederen keer wanneer een slachtoffer begraven wordt, zinkt de zoogenaamde ,,nieuwe orde" dieper weg in haar graf. Geen volk verkiest zich aan een bewind te onderwerpen, dat van zijn bestaan een hel maakt.
De in onzen tijd gemerkten met het merk van Kaïn, hebben zich zelf geplaatst buiten de gemeenschap van de Christenvolken en van allen die over het menschelijk leven zoo denken als wij.
Gelijk de groote Fransche dichter Victor Hugo ons in zijn verzen het Alziend Oog van God beschrijft, dat den eerste die de hand sloeg aan zijn broeder gedurende diens verdere leven steeds vervolgde, waar hij ook ging of stond, zoo zal ditzelfde Oog de moordenaars van onnoemelijk vele onschuldigen vervolgen tot aan hun graf, hen aanziende door het geweten van de geheele beschaafde wereld. Ik vraag u: wie zijn de vrijen en wie de onvrijen?
Zijn de vrijen de overweldigers, die door hun wandaden en eigen veroorzaakt noodlot voortgedreven worden, zelfs tot door de sneeuwstormen en ijzige koude van Rusland, of zij het willen of niet, tot het voor hen zoo bittere einde? Of zijn wij de vrijen, die, ofschoon ons leven thans gekneld is in banden van allerlei soort, ons zelf willen en kunnen blijven, in hoopvol vertrouwen op God en in de rechtvaardigheid onzer zaak, wetende dat onze beproeving slechts tijdelijk is, met die innerlijke rust en overgave waartoe een rein geweten in staat stelt?
Het antwoord is niet twijfelachtig. Met u allen zeg ik: ik ben nóg dankbaarder en nóg trotscher dan ooit te voren Nederlander te zijn, te behooren tot een volk, dat over de geestesgaven en de voortstuwende kracht beschikt zich een eigen schoone toekomst, naar eigen behoefte en volksaard te scheppen.
Een landgenoot heeft het eens tegenover mij als volgt uitgedrukt: ,,met alle andere bevrijde en vrije volken een wedstrijd aangaan, wie zich het eerst van den chaos dien de Duitschers ons hebben gebracht en dien zij zullen achterlaten, zal herstellen". Deze woorden geven zoo juist ons aller begeerte weer! Met ongeduld verbeid ik het oogenblik waarop ik in dien wedstrijd zal mogen medewerken en zal mogen arbeiden aan de groote taak die ons allen wacht: het bouwen aan de toekomst van ons groote Rijk. Onlangs heeft de voorzitter van den ministerraad mededeelingen gedaan omtrent de jongste crisis in het kabinet.
In gewone tijden worden persoonswisselingen vaak gezien als kenteeken van verzwakking. Doch in den stormachtig bewogen tijd van een wereldoorlog, waarin regeeren leven beteekent, een sterk bewogen leven, dat elk oogenblik zich moet kunnen aanpassen aan de wisselende omstandigheden, daar beteekent veranderen versterken, steeds meer streven naar algeheele overeenstemming met hetgeen bij allen in het Vaderland leeft, vóór alles den overgangvormen naar het nieuwe, dat komt als de vijand eens uit onze landpalen zal zijn verdreven, het nieuwe waarover ik U vorige keeren gesproken heb. Want, door elke wijziging loopt één en dezelfde rood-wit-blauwe draad, die door heel het denken en handelen van Nederland gaat, ja zich door heel het Rijk zoo prachtig afteekent.
Aan beide zijden van de ons scheidende Noordzee werken wij samen; en wij hopen dit in steeds toenemende mate te doen. Ieder uur van uw leven werkt gij voor ons gemeenschappelijke, groote doel door uw eensgezindheid, door uw bewonderenswaardige zelfbeheersching, door uw prachtig, nimmer verslappend, taai, lijdelijk verzet, dat gij zoo meesterlijk weet aan te passen aan de wisselende Nazi practijken. Meer kunt gij voor het oogenblik niet doen! Onthoudt u van overijlde handelingen!
Inmiddels arbeiden wij hier onverpoosd aan de voorbereiding van de bevrijding des Vaderlands en het tot stand komen van den overgangstoestand, die den geleidelijken weg moet banen tot het nieuwe waarop ik daareven doelde.
Ik begroet de uit Indië tot mij komende raadslieden der kroon als waardevolle schakels tusschen Groot-Nederland onder de keerkringen en mij persoonlijk en de rijksregeering. Niet alleen toch in Indië, maar ook hier is het gemis aan voldoende rechtstreeksche voeling ondervonden. Tevens is, gelijk in het communiqué is medegedeeld, doelbewust de saamhoorigheid van het moederland met de gebieden overzee op een in de huidige omstandigheden passende wijze tot uitdrukking gebracht. De heeren Van Mook en Kerstens komen versch uit het Indische leven en hebben alle belangrijke gebeurtenissen aldaar tot op hun vertrek meegemaakt. Zij kunnen en zullen, bij mij gekomen, ongetwijfeld bevestigen, dat Indië tintelt van geestdrift, leven en werkkracht en veel, zeer veel heeft tot stand gebracht voor de verdediging en de overwinning van de zaak voor welke wij strijden.
Verleden Maandag werd u door den voorzitter van den raad van ministers een in beginsel belangrijke stap toegelicht, gezet op den weg der samenwerking met de bevriende regeering der Vereenigde Staten van Amerika ter beveiliging van de grondstoffen van Suriname, die niet alleen voor ons zelf maar voor den bondgenootschappelijken oorlog van zoo bijzonder belang zijn. Naar mate de strijd zich uitbreidde, moesten wij er ons steeds meer rekenschap van geven, dat niet alleen Neder-landsch-Indië, maar alle deelen des Rijks gelegen zijn in het gebied van de branding en dat buitengewone maatregelen noodig zijn om ze tegen vijandelijke aanslagen te beveiligen. Evenals met onzen Britschen bondgenoot reeds in het vorig jaar tot overeenstemming werd gekomen in zake tijdelijken bijstand aan onze Curacaosche weermacht te land en ter zee, heeft thans het overleg met de Vereenigde Staten geleid tot militaire samenwerking in zake de bescherming van Suriname's hulpbronnen. Thans wend ik mij tot Nederland.
Bijzonder waardeer ik in dezen tijd van scheiding van mijne landgenooten in het Vaderland de berichten van velerlei soort die mij bereiken; want al kan ik den polsslag van uw leven aanvoelen, toch wil ik gaarne eigen indrukken toetsen aan de werkelijkheid; met name om rekenschap te geven van alle gevolgen, geestelijke en stoffelijke, van den looden druk dien de overweldiger u oplegt, een druk dien hij en zijn betaalde knechten en verraders steeds ondragelijker maken.
Met zorg en verontwaardiging vernam ik, hoe zij u willen dwingen langs omwegen deel te nemen aan den strijd tegen ons eigen land; hoe zij geheel willekeurig de uwen medevoeren in gevangenschap en concentratiekampen; hoe zij u in toenemende mate gebrek laten lijden aan de eerste levensbehoeften; hoe zij op afschuwelijke wijze de Joden vervolgen, en hoe zij dagelijks een stroom van leugen en bedrog en weerzinwekkende propaganda over u uitstorten, die gij echter, met uw open oog voor al wat verdacht is, als al te dom, te doorzichtig en te grof, als geheel ongeloofwaardig rustig langs u heen laat gaan.
Wat zij u aandoen is te veel om op te noemen. Dat alles ten spijt hebt gij uw kracht bewaard en tegen iederen aanslag steeds weder verzameld. De vijand heeft zich in u vergist en misrekend.
Hij wist niet, dat een Nederlander niet klein te krijgen is, dat diens weerstand altijd tegen verdrukking in groeit. Hij gaf zich geen rekenschap van uw geweldige veerkracht, van uw onuitroeibare hoop en vertrouwen, ja uw zekerheid, dat de vijanden van God, die het booze willen uitdragen over ons dierbaar land, verslagen zullen worden.
Diep bewogen dank ik, mede namens allen wien de rood-wit-blauwe draad richtsnoer van denken en handelen is, de honderdduizenden en honderdduizenden die in deze duisternis, hun plicht en meer dan hun plicht doen, ieder op de plaats waarop hij gesteld is, ieder op zijn eigen wijze en naar de gelegenheid hem door de omstandigheden verschaft. Gode zij dank, dat thans de echo van wat diep in hun hart leeft, weerklinkt in de woorden van vriend en bondgenoot, wier leidende staatslieden onlangs, in hun overzichten van den toestand, de aandacht hunner hoorders gevestigd hebben op vele bemoedigende voorteekenen en op menigen moeilijken mijlpaal dien wij voorbij zijn. Er viel in hunne woorden een geheel nieuwe toon te beluisteren. Zij wezen op toestroomende versterking van allerlei aard, op het gereed komen van belangrijke voorraden van het nieuwste en dus sterkste oorlogstuig en op de in ons voordeel verbeterde verhouding tusschen onze krachten en die van den vijand.
Zij wezen bovenal op den vasten wil van de bondgenooten en van Amerika, niet op te houden voordat het Nazidom vernietigd is. Laten wij dan met blijde zekerheid in ons hart voortgaan op den weg die naar de overwinning voert, totdat wij deze hebben bereikt en behaald.
Met innig vertrouwen zie ik het oogenblik tegemoet waarop Nederland zal zijn vrij geworden en alle deelen van ons dapper Rijk hereenigd zullen zijn tot één ondeelbaar geheel en waarop ik niet den Afrikaner behoef na te zeggen: „Alles sal reg kom"; maar: „Alles is terecht gekomen".
Te midden van de onzekerheid, van den wereldnood, te midden van den strijd tegen de booze machten, klinkt de kerstboodschap door de wereld als het éénige bestendige, zekere in dezen voor ons zoo troosteloozen tijd. In dien nood en in die worsteling roept alles in den mensch om innerlijk houvast, roept alles in hem om God en grijpt hij naar God. Dan vindt hij geen ongenaakbaar God, die veraf is en hoog boven hem troont, doch God midden in het practische leven en in zijn persoonlijk leven; indalend in de diepte van zijn ellende en nood en dood. Die tot een ieder zegt eens en voor altijd:
„Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven".
Dit nu juist is het geheimenis en de heerlijkheid van het kerstevangelie. Dit is het eenige dat tegemoet kan komen aan den geestelijken honger van dezen tijd, want dit is waarlijk spijs.
Het kerstfeest sluit zich inderdaad aan aan de practische problemen van ons leven en aan onze beproevingen, omdat het vóór alles getuigt van Gods ontfermende en helpende liefde, getuigt van Zijn komst op aarde om ons te verlossen en ons vrij te maken van den booze. Naast verschillende berichten die mij bereiken omtrent uw stoffelijke nooden en uw prachtige weerstand, zijn er ook die getuigen van geestelijken groei; van de standvastigheid van uw geloof, van uw doelbewusten strijd tegen de boozen machten die zich overal en langs allerlei sluiksche wegen, schier onmerkbaar trachten in te dringen bij ons volk, die het met hun voosheid en verderf zouden willen vergiftigen en niets liever zouden willen dan het van zijn rein en zuiver geweten berooft werd. Berichten die spreken van uwe overtuiging dat Christus u geheel voor Zich opeischt op ieder terrein van het leven.
Van uw vast besluit Hem gehoorzaam te zijn, ook al beteekent dit voor u een kruis en vervolging; dit kruis op te nemen en achter Hem aan te dragen. Met millioenen, uw lot deelende volgelingen van onzen éénen Heer, onverschillig tot welk ras of welk volk zij behooren, strijdt gij met Hem samen Zijn strijd, welke leidt tot één en hetzelfde doel: de vernietiging van onzen geestelijken vijand.
Want even noodzakelijk is deze overwinning als die over de strijdmacht van onzen tegenstander, wil een betere toekomst voor ons dagen waaraan wij den eisch stellen vrij en onbelemmerd God te kunnen dienen naar de inspraak van ons geweten. Het is niet de eerste keer dat Hij van ons vraagt, vóór alles en boven alles, Hem en ons geweten te gehoorzamen; eeuwen geleden gaf dit ons in ons dagelijksche leven den Bijbel terug, en opnieuw den onbelemmerden toegang tot onzen Hemelschen Hoogepriester zonder bemiddeling van wie dan ook.
De tijd is niet ver meer, waarin wij de vruchten zullen kunnen zien welke de jongste beproeving en loutering van uw geloof en van uw leven voor u hebben afgeworpen. Want van begeerte naar loutering spreken tevens ook de door mij genoemde berichten.
Wie heeft niet zelf ondervonden, hoe vaak men in de practijk van het leven onzen Heiland verloochent en verlaat en door een andere levenshouding aan te nemen, zich de blijdschap die het geestelijk leven ons brengt, verwoest heeft? Van heeler harte tracht ik in ootmoed u langs dien louteringsweg te volgen, die voert langs steile, moeitevolle en gevaarlijke paden tot de hooge lichtende bergtoppen van uw geloof. Wij weten ons daarheen geleid door één en denzelfden Gids: den Heer van ons kerstfeest.
Het lijkt een schrille tegenstelling op dit kerstfeest te spreken van de boodschap van de groote blijdschap, die er onafscheidelijk aan verbonden is; maar wie door de diepte heengegaan is, voor dien is boven de donkere schaduwen van het dal, de ster van Bethlehem opgegaan, die heeft juist daar die groote blijdschap gevonden. Gij, die het voorrecht hebt te midden van het eigen volk te verkeeren, draagt met groote en diepe overtuiging de boodschap van die groote blijdschap uit!