Nabij Doornenburg, in een gebied wat vroege bekend stond als West Pannerden, ligt, op een landtong waar het Rijnwater zich opsplitst in de Waal en het Pannerdensch Kanaal, het voormalige pantserfort Fort Pannerden. Slecht twee keer in de geschiedenis van het fort, sinds het gereedkomen van het fort in 1871, werd om het fort gestreden. De laatste keer was toen in 2006 de krakers door de Mobiele Eenheid, met hulp van defensie, uit het fort werden verdreven. De eerste en enige andere keer was op 10 en 11 mei 1940 toen Duitsland ons land binnenviel. In beide gevallen duurde het beleg van Fort Pannerden ongeveer twee dagen en vielen er geen slachtoffers. Op 10 mei 1940 negeerde de Duitse invaller aanvankelijk het fort om op 11 mei om 19.30 uur het fort tot overgave te dwingen.
Fort Pannerden, gelegen te West Pannerden, op de hoofddam bij Pannerden, tegenwoordig Doornenburg, werd tussen 1869 en 1871 gerealiseerd als zogenaamd sperfort. De voornaamste taak van het fort was het beschermen van de watertoevoer naar de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Een aanzienlijk deel van het water bestemd voor de inundaties die bij oorlog de Nieuwe Hollandse Waterlinie moesten vormen, werd vanuit de Rijn via het Pannerdensch Kanaal, de Neder-Rijn en de Lek aangevoerd. Indien een vijand het Pannerdensch Kanaal zou kunnen afdammen zou het grootste deel van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie nutteloos worden. Als secundaire taak werd het fort toebedeeld dat het de toegang tot het Pannerdensch Kanaal en de Waal moest afschermen. Al tussen 1880 en 1890 werd het Fort als verouderd beschouwd vanwege nieuwere wapens en werd het verbouwd tot een zogenaamd pantserfort. Hierbij werd ook de bewapening van het fort aangepast.[1]
Na de Eerste Wereldoorlog nam het belang van de Nieuwe Hollandse Waterlinie af en werden andere verdedigingslinies ontworpen. Fort Pannerden werd in 1926 bestempeld als vestingwerk van geen klasse, wat zoveel betekende dat het fort iedere functie voor de landsverdediging had verloren. Er werd geen bemensing meer op het fort geplaatst en alleen bij de toegangsweg werd een fortwachtershuis gehandhaafd waar een fortwachter de bewaking van het fort op zich nam. Langzaam maar zeker werd het fort ontdaan van bewapening en andere losse bruikbare uitrusting. Alleen vier kanonnen van 150 mm in de hoofdbatterij bleven gehandhaafd. In de jaren 1930 werd de dreiging van een oorlog weer dusdanig dat ook naar Fort Pannerden werd gekeken. Hierbij werd voornamelijk gedacht aan een rol als infanterieopstelling met als doel het zo lang mogelijk vertragen van een eventuele vijandelijke opmars. Langzaam maar zeker werd Fort Pannerden operationeel gebracht en kreeg het toch weer een taak in de bescherming van de watertoevoer, dit keer voor de Grebbelinie en als verdediging tegen een potentiële vijand zou die via de Rijn ons land willen binnenvallen. Door gebrek aan geschikte munitie was het 150 mm geschut niet meer bruikbaar en werden twee stukken 75 mm L/40 kustgeschut opgesteld, beschikbaar gesteld door de Koninklijke Marine. Voorts kreeg het fort een infanterie bemensing en werden rond het fort zeven moderne S kazematten gerealiseerd (vier S3a voor lichte mitrailleurs en drie SzwFr voor zware mitrailleurs), die met elkaar verbonden werden door een linie van loopgraven.[2]
Fort Pannerden was opgenomen als voorpost van de "Strategische Beveiliging" van de Betuwe, een kazemattenlinie tussen Arnhem en Nijmegen. Deze linie werd bezet door de Groep Betuwe van Brigade A (Kolonel Jan van Voorthuijsen). Deze strategische beveiliging was in april 1939 ingesteld en werd bemenst door het 8e Grensbataljon (Reserve Majoor J. Clerk), IIIe Bataljon 43e Regiment Infanterie (Majoor Cornelius Maria van Hal) en de 11e Compagnie Pontonniers. Daarnaast waren grenswachtdetachementen ingericht te Pannerden, Gent en Beek, dekkingsdetachementen bij de bruggen over de Waal bij Nijmegen en was aan de Groep Betuwe de Groep Lent van de politietroepen toegevoegd. Rond Fort Pannerden was de 2e Compagnie van het IIIe Bataljon, 43e Regiment Infanterie gestationeerd, onder bevel van Kapitein Gerhardus Wilhelmus Westerveld. Deze compagnie bestond uit ongeveer 150 manschappen, met drie secties van elk circa 33 manschappen en een mitrailleursectie.[3][4][5]
Tot 1 december 1939 waren al deze eenheden ingedeeld als Groep, eerst onder bevel van de commandant van het 8e Grensbataljon en korte tijd later onder bevel van een eigen staf. Deze stond weer onder bevel van de Territoriaal Bevelhebber van Overijssel. Vanaf 2 december 1939 volgde onderstelling onder de commandant van Brigade A. Zij moesten een linie bezetten die liep van een locatie tegenover de monding van het Maas-Waalkanaal, tot aan Fort Pannerden en vervolgens langs het Pannerdens Kanaal tot ter hoogte van de overzijde van de toegang tot de IJssel. Deze linie werd later vervangen door een rechtere lijn door de Betuwe via Bemmel en Huissen naar het Pannerdens Kanaal, met het Fort Pannerden als vooruitgeschoven infanterie steunpunt. Het 43e Infanterie Regiment was opgebouwd als mobilisatie eenheid voor het 19e Regiment Infanterie, een eenheid met een historie met Fort Pannerden. Al vanaf de opening van Fort Pannerden hield de Artillerie zich vooral bezig met het bedienen en aanverwante zaken met betrekking tot het geschut op Fort Pannerden. De verdediging van het fort zelf viel onder de verantwoordelijkheid van de Infanterie. aanvankelijk werd hiervoor om toerbeurt een detachement van het 8e Regiment Infanterie op het fort gestationeerd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de verdediging overgenomen door detachementen van het 19e Regiment Infanterie, dat was voortgekomen uit het 8e Regiment Infanterie. Deze eenheid bleef hiervoor in gebruik tot circa 1921 , waarna het met regelmaat detachementen ter oefening naar het fort stuurde. Vanaf april 1939 werd de 1e Sectie, 3e Compagnie, IIIe Bataljon, 19e Regiment Infanterie op Fort Pannerden gestationeerd als grenswacht. Rond deze sectie werd vanaf mei 1939 de 2e Compagnie, IIIe Bataljon, 43e Regiment Infanterie opgebouwd. Veel leden van de 1e Sectie bleven bij deze nieuwe eenheid en ook Kapitein Westerveld was afkomstig van het 19e Regiment Infanterie.[6][7]
Fort Pannerden en een aantal verdedigingsposities langs het Pannerdens Kanaal (vier posities) en de Waal (twee posities) werden bezet door de 2e Compagnie van het IIIe Bataljon, 43e Regiment Infanterie met een sectie mitrailleurs en twee 75 mm stukken kazemat artillerie van de Koninklijke Marine op het fort zelf. In de zeven kazematten die rond het fort waren opgetrokken en waarvan het beton op 10 mei nog niet geheel was uitgehard, bevonden zich posities voor vijf lichte mitrailleurs en drie zware mitrailleurs. Onduidelijk is of de mitrailleurs ook daadwerkelijk in de kazematten waren aangebracht, de gevechtsverslagen geven hier geen uitsluitsel over, terwijl een bij de verslagen horende stafkaart wel de schootsafstanden en richtingen vanuit deze kazematten aangeven. Eén sectie bevond zich op en rond het fort en een andere sectie in de verdedigingsopstellingen langs het Pannerdensch Kanaal en de Waal. Eén groep van deze compagnie (een detachement) was aan de overzijde van het Pannerdens Kanaal gepositioneerd als grenswacht (Grenswachtdetachement Aerdt), waarschuwingseenheid en samen met enkele torpedisten als beschermingseenheid voor het veer bij Pannerden. Het Grenswachtdetachement Aerdt stond onder bevel van Reserve 2e Luitenant E. Scholten. Dit detachement diende tegelijk als waarschuwingsgroep voor Kapitein Westerveld.[8][9]
Voor de twee stukken 75 mm L/40 kustgeschut, was een detachement van de Koninklijke Marine op het fort gestationeerd. De Luitenant ter Zee 1e Klasse Hendrik Willem Adriaan Madsen, commandant van de Bewakings- en Onderzoekingsdienst Bovenrivieren, adviseerde Kapitein Westerveld over de inzet en training van het marinepersoneel. Hierbij ontdekte hij dat de marinemensen totaal geen training hadden gehad in de bediening van het betreffende geschut. Hij liet ze hiervoor aan boord van de Hr. Ms. Tyr (1878) enige dagen op het IJsselmeer trainen in schieten met het kanon van het schip. De voortzetting van de linie langs het Pannerdens Kanaal tot aan de stelling van de Groep Betuwe zelf, bestond uit een aantal versterkingen langs het Pannerdens Kanaal, met twee lichte en twee zware mitrailleurs. Aan de andere zijde van het fort was ook een opstelling in versterkingen langs de Waal met een lichte en een zware mitrailleur. De belangrijkste opdrachten voor de bezetting van Fort Pannerden was "het bestrijden van vijandelijke ondernemingen te water en het tegengaan van eventuele pogingen het Pannerdensch Kanaal zodanig te versperren, dat de waterstand in Neder-Rijn en IJssel aanmerkelijk zou zakken, waardoor de inundaties voor de Grebbelinie en de Vesting Holland zouden worden bemoeilijkt".[10][11]
Naast de bemensing van Fort Pannerden werd de militaire aanwezigheid van Nederland rond Fort Pannerden versterkt door de rivier kanonneerboot Hr. Ms. Braga (1878), een Thor-klasse (1878) kanonneerboot bewapend met een stuk 120 mm L/40 No. 2 geschut, een stuk 37 mm geschut en een 12,7 mm Vickers machinegeweer. Het schip stond onder bevel van Luitenant-ter-Zee der 2e Klasse Jan Hendrik Uiterwijk. De Braga werd vergezeld door de Defensie Motorsloep M 10 onder bevel van Bootsman B.I. Wagenaar en was bewapend met een zware mitrailleur. De Braga en de Motorsloep M 10 maakten deel uit van een groep kanonneerboten op de rivieren, de Onderzoekings- en Bewakingsdienst Bovenrivieren.[12][13][14]
De sectie welke was opgesteld in een verdedigingslinie met loopgraven en veldkazematten (kazematten van aarde en hout) langs de Waal nabij het voetveer van Banning en de opstelling Suikerdam en langs het Pannerdensch Kanaal vanaf de buitenzijde van Fort Pannerden, langs de toegangsweg naar het forten de dijk langs het Pannerdensch Kanaal tot ongeveer 200 meter ten noorden van het pontveer. Deze bezetting buiten de directe verdediging van Fort Pannerden stond onder bevel van Reserve 1e Luitenant Arie Johannes van Son.[15] Aan de vooravond van de strijd waren de nodige voorbereidingen getroffen. In het gebied van de verdediging van Fort Pannerden was nabij Huissen in het Pannerdens Kanaal grondmijnversperring Nr. 2 aangebracht en het veer over het Pannerdens Kanaal was voorbereid om te worden opgeblazen. Reserve 2e Luitenant E. Scholten, commandant van de grenssectie bij Aerdt diende, met een zogenaamd gouden schitterlicht, eventuele grensoverschrijdingen te melden aan Kapitein Westerveld in Fort Pannerden. Van daaruit zou via telefonische verbindingen deze overschrijding worden doorgegeven aan de Commandant van Brigade A. Kapitein Westerveld werd in het fort bijgestaan door zijn plaatsvervanger Reserve 1e Luitenant Hendrikus Willem Hermanus ten Haken.[16]
Voor de Duitse inval in Nederland was het Duitse 18. Armee aangewezen onder bevel van General der Artillerie Georg Karl Friedrich Wilhelm von Küchler. Dit leger was ingedeeld onder de Heeresgruppe B van Generaloberst Moritz Albrecht Friedrich Franz Fedor von Bock. Binnen de 18. Armee waren het X. Armeekorps onder bevel van General der Artillerie Christian Hansen en het XXVI. Armeekorps onder bevel van General der Artillerie Albert Wodrig ondergebracht. Voor het deel van Nederland waarbinnen Fort Pannerden lag werd het X. Armeekorps aangewezen. Hierbinnen waren ondergebracht de 207. Infanterie-Division onder bevel van Generalmajor Carl von Tiedemann, de 227. Infanterie-Division onder bevel van Generalleutnant Friedrich-Karl von Wachter en de Leibstandarte SS Adolf Hitler (motorisiert), onder bevel van SS-Obergruppenführer Josef Dietrich.
Voor de aanval op het gebied rond de IJssel en het Pannerdens Kanaal was de 207. Infanterie-Division aangewezen die bij Elten de grens zou oversteken. Specifiek voor de Betuwe en dus ook Fort Pannerden, werd het Radfahr-Aufklärungs-Schwadron 207 (Aufklärungs-Abteilung 207), onder bevel van Rittmeister Dietz, aangewezen om deze te verkennen en indien mogelijk te bedwingen. Dit eskadron was van origine de op 26 augustus 1939 opgerichte Aufklärungs-Abteilung 207, maar was per 10 februari 1940 gereduceerd tot eskadron sterkte en werd aangeduid als Radfahr-Schwadron 207 of ook wel Radfahr-Aufklärungs-Schwadron 207. In de vroege ochtend van 10 mei was dit eskadron van een verzamelgebied nabij Hüthum vertrokken.[17]
Bij Dinslaken stond Eisenbahn-Artillerie-Batterie 674 gereed om indien nodig ingezet te worden. De meest gangbare doelen hiervoor waren Fort Westervoort en Fort Pannerden en de geplande overstaak daarbij van de IJssel en het Pannerdens Kanaal. De batterij bestond uit één stuk 24 cm Kanone (E) Theodor, uitgerust met een spoorweeggeschut bewapend met de 24 cm Schnelladekanone L/40 C/94. Op 1 kilometer ten zuidoosten van Elten was hiervoor een vuurstelling ingericht waar het geschut kon worden gepositioneerd.[18][19]
Rond 03.55 uur overschreden de eerste Duitse troepen de Nederlandse grens, onder andere ten noorden van het Pannerdens Kanaal. Deze overschrijdingen werden volgens de afgesproken signalen en verbindingen direct doorgegeven. De 2e Luitenant E. Scholten, sectiecommandant ten noorden van het Pannerdens Kanaal had al op 9 mei grote bedrijvigheid aan de Duitse kans van de grens bij Elten waargenomen. Rond 02.00 uur in de nacht van 9 op 10 mei constateerde hij dat aan Duitse kant autobussen werden klaargezet. Als voorzorg had hij alle voor de waarnemingen, overbodig personeel al naar het Peilhuis even voorbij het veer over het Pannerdens Kanaal gezonden. Rond 03.50 uur constateerde Scholten de eerste grensoverschrijdingen, gaf dit middels het afgesproken signaal met een gouden schitterlicht door en trok met de rest van zijn manschappen per motor terug naar het Peilhuis. De overige leden van zijn sectie waren al overgestoken en de boten voor de rest van zijn sectie bleken onderweg te zijn.[20][21][22]
Korte tijd later lukte het Scholten om met behulp van een marechaussee, een torpedist en enkele burgers (Theodorus "Dorus" Scheers en Everhardus Johannes Wilhelmus "Eduard" Lucassen) alsnog zichzelf en zijn manschappen met een roeiboot en een vlet van de torpedisten, naar de overkant te laten brengen. Deze roeiboot en vlet waren door 1e Luitenant Arie Johannes van Son naar de overkant gedirigeerd. Hierbij werden zij door de Duitsers beschoten, waarbij Lucassen werd gedood. Door de strijd die zich hierna ontvouwde kon het lichaam van deze burger pas na de strijd worden geborgen. Om 04.30 uur op 10 mei werden ten noorden van Fort Pannerden, rond Pannerden voor het eerst Duitse troepen gesignaleerd. Een poging het veer bij Pannerden op te blazen mislukte, evenals een poging het veer met een zware mitrailleur lek te schieten. De Duitse troepen die met pantserwagens verschenen bij de veerstoep aan de Pannerdense zijde, openden het vuur op de tegenover de veerstoep gelegen kazemat, waaruit het vuur werd beantwoord, de stellingen langs het Pannerdensch kanaal en de toegangsweg tot Fort Pannerden. Hierna trokken de Duitse troepen zich ogenschijnlijk in noordelijke richting terug. Luitenant Scholten vertrok rond 09.30 uur, met zijn detachement naar Elst om zich daar bij de staf van de Groep Betuwe te vervoegen.[23][24][25][26][27]
Buiten het bereik van de Nederlandse troepen, trokken rond 10.00 uur groepen van de Duitse Radfahr-Aufklärungs-Schwadron 207 met rubber bootjes en later met een militaire boot het Pannerdens Kanaal over. Luitenant van Son, die het bevel had over de troepen langs het Pannerdens Kanaal heeft nog getracht met mitrailleurs uit zijn kazematten de overgang aan te vallen, wat vanwege de grote afstand mislukte. Rond 12.00 uur lukte het de Duitsers ook enig geschut over te zetten. Rond 15.00 uur gaf luitenant van Son zijn troepen lang het Pannerdensch Kanaal opdracht zich terug te trekken naar een Café Banning bij Doornenburg ter hoogte van het voetveer over de Waal tussen Millingen en Doornenburg. Zelf begaf hij zich naar het fort om aan de commandant aldaar te berichten over de situatie en nadere bevelen in ontvangst te nemen. Om 13.25 uur was bericht dat de Duitse troepen met nog meer materieel en manschappen het Pannerdens Kanaal waren overgestoken en trok men vanuit de omgeving van Doornenburg op richting Huissen. Op dat moment gingen berichten er vanuit dat twee pontonbruggen over het Pannerdens Kanaal waren gelegd. Deze berichtgeving was echter niet correct, Duitse troepen waren in bootjes overgezet naar de Betuwe. De eerste pontonbrug in de buurt werd pas om 16.00 uur bij Westervoort over de IJssel gelegd. Het genoemde Radfahr-Aufklärungs-Schwadron 207 mocht wel het gebied richting Fort Pannerden verkennen, maar had opdracht het fort zelf te negeren en de verkenningen richting Elst voort te zetten.[28][29][30][31][32]
Op Fort Pannerden zelf had Kapitein Westerveld al om 03.00 uur zijn troepen al in stelling gebracht vanwege meldingen dat het onrustig langs de grens was. Rond 03.55 uur op 10 mei werd geconstateerd dat grote groepen vliegtuigen vanuit Duitsland overvlogen naar het westen, wat door Westerveld gelijk aan zijn meerdere in Elst werd gemeld. Nog geen half uur later werden de grensoverschrijdingen door de sectiecommandant ten noorden van het Pannerdens Kanaal doorgeseind. Hierop gaf commandant Westerveld aan 1e Luitenant van Son het bevel de veerpont te vernielen wat aanvankelijk mislukte. Doordat Duitse troepen vanaf de overzijde van het Pannerdens Kanaal vuur af hadden gegeven waren enkele telefoonlijnen vernield, waaronder de verbinding tussen het fort en de groepscommandant in Elst. Hierop zond Westerveld enkele ordonnansen uit naar Elst. Ondertussen waren Duitse pantserwagens aan de overzijde bij het Pannerden op de dijk verschenen die direct de versterkingen langs de dijk bij Doornenburg en de aanvoerweg naar Fort Pannerden begonnen te bestoken. Vanaf Nederlandse zijde werd dit vuur met de aanwezige mitrailleurs beantwoord. De twee stukken marine geschut op het fort konden niet worden gebruikt daar deze binnen opgesteld waren met schietopening richting het oosten. In ieder geval één keer werd dit geschut ingezet, toen een Duitse patrouilleboot richting Millingen opstoomde en zich vervolgens achter andere schepen verschuilde. Volgens een dagboek van Matroos 2e Klasse Joseph Valkenburg werd in totaal drie keer geschoten, waarbij één keer op de veerboot van Millingen aan de Rijn werd geschoten. Matroos Broer Eggen, verklaarde dat slechts één keer was geschoten en wel op een roeiboot welke later een boot van een boer bleek te zijn. Ongeacht hoeveel schoten daadwerkelijk zijn afgevuurd, geen enkel schot trof een doel.[33][34][35][36]
Rond 15.45 verliet Luitenant van Son het fort weer om zich bij zijn manschappen in het café te voegen. Onderweg constateert hij dat de Duitsers zijn stellingen tot aan het veer naar Pannerden al hadden ingenomen. Aangekomen bij het café bleek een deel van zijn manschappen al richting Bemmel en Elst te zijn vertrokken. De eerste troepen waren al rond 15.30 uur in Bemmel gesignaleerd. Een deel van deze manschappen werd ingedeeld bij de compagniesreserve, terwijl anderen naar Elst werden doorgezonden. Rond 16.30 uur constateerde hij dat Duitse militairen het gebied rond de kerk in Doornenburg hadden bereikt. Hierop besloot hij zelf ook richting Elst te vertrekken wat vanwege de Duitse aanwezigheid niet lukte. Hij trok burgerkleding aan en overnachtte bij inwoners van Doornenburg. Op 11 mei rond 08.30 gaf hij zijn nog overgebleven manschappen bevel burgerkleding aan te trekken en zich naar Elst te begeven. Een ordonnans die in burger vanuit het fort naar Doornenburg was gezonden, gaf hij de situatie door met de opdracht deze aan zijn commandant in het fort te berichten en daarbij aan te geven dat de vijand in en rond Doornenburg mortieren en artillerie aan het opstellen was. Rond 16.30 uur vertrok hij zelf uit het gebied nabij Fort Pannerden en vestigde zich in Doornenburg. Luitenant van Son heeft in de vroege ochtend van 11 mei nogmaals getracht in burger het fort te bereiken, maar is nadat dit niet lukte vertrokken in de richting van Bemmel. Volgens zijn waarneming bevonden zich toen al rond de 120 Duitse militairen zich in Doornenburg.[37][38][39][40]
Direct nadat 10 mei vernomen was dat Duitse troepen de grens over waren gestoken, vertrok de Braga uit Millingen en positioneerde zich op de Waal ter hoogte van Fort Pannerden. Op verzoek van Kapitein Westerveld zond de commandant van de Braga, de begeleidende Defensie Motorsloep Hr. Ms. M10 met een mitrailleur naar de veerpont om deze in brand te schieten. Dit lukte, ondanks tegenvuur van Duitse troepen aan de overzijde van het Pannerdensch Kanaal. De Commandant van Hr. Ms. Braga (1878), Luitenant-ter-Zee 2e Klasse Uiterwijk, besloot, nadat hij vernomen had dat Millingen door de Duitsers was bezet, zijn schip nabij Fort Pannerden aan de grond te zetten. Alvorens dit te doen vernietigde hij met het 120 mm geschut van de Braga het overzetveer van Pannerden. Hierna liet hij rond 08.00 uur op 10 mei de Braga bij Fort Pannerden tussen twee strekdammen aan de grond lopen, liet het 120 mm geschut van het schip onklaar maken en het 37 mm geschut en het 12,7 mm machinegeweer ontmantelen. Samen met zijn bemanning en deze twee wapens trok hij vervolgens naar Fort Pannerden en stelde zich ter beschikking van Kapitein Westerveld.[41][42][43][44][45]
Op 11 mei 1940 had Kapitein Westerveld er voor gezorgd dat vanaf 02.30 uur alle posten bezet waren aangezien een Duitse aanval die dag verwacht kon worden, vanwege de stijgende Duitse aanwezigheid in en rond Doornenburg. Vervolgens werd rond 08.00 uur een zestal Duitse vliegtuigen waargenomen die zich boven het fort ophielden. Deze toestellen begonnen duikvluchten op het fort uit te voeren, waarbij zij met hun boordwapens op de diverse versterkingen vuurden. Marinier Jan van Rijn vuurde met de boven op het fort geplaatste zware mitrailleur van de Braga terug naar de vliegtuigen, evenals diverse geweerschutters in en rond het fort. Hierbij werd ten minste één toestel geraakt dat al hoogte verliezend richting Duitsland wegvloog. Het is onbekend of en waar dit toestel is neergekomen. De bemanning van de Braga werd ingezet bij de verdediging van Fort Pannerden, waarbij de manschappen ook aan diverse patrouilles deelnamen. Van één van deze patrouilles keerde Matroos Zeemilicien Piet Pes niet meer terug. Mogelijk werd zijn terugtocht door Duitse militairen verspert. Diverse malen werd vanuit het Fort en de daaromheen liggende kazematten, vuur afgegeven op patrouilles Duitsers, die zich met en zonder voertuigen, met enige regelmaat op de dijken aan de overkant van het Pannerdensch Kanaal en de Waal lieten zien. Rond 15.00 uur ontving Kapitein Westerveld per ordonnans het bericht van zijn Luitenant in Doornenburg dat Duitse troepen het dorp waren binnengetrokken en artillerie en mortieren aan het opstellen waren. Even daarvoor had hij al bericht ontvangen dat zijn bataljonscommandant zich met de rest van het bataljon al hadden teruggetrokken uit Elst richting het westen. Kapitein Westerveld besloot dat het tijd werd om met een zo sterk mogelijke strijdmacht bij het invallen van de duisternis een uitbraakpoging uit te voeren. Hiertoe werd alvast een verkenningspatrouille op pad gestuurd om de mogelijke vluchtwegen te verkennen.[46][47][48][49][50]
Eveneens op 11 mei ontving de Gruppe Brückner, een eenheid van de Panzerjäger-Abteilung 207 (waarvan één sectie was afgenomen), opdracht zich bij het Radfahr-Aufklärungs-Schwadron 207 in de Betuwe te voegen ten behoeve van de inname van Fort Pannerden en Elst. Deze eenheid, onder bevel van Major Brückner, was op 10 mei vertrokken vanuit Anholt naar Doesburg en diende aanvankelijk de bruggen over de IJssel en de Neder Rijn na inname vast te houden. Deze bleken echter vernield, waarna de eenheid aanvankelijk in Angelo in reserve werd gehouden en vervolgens via Didam en Westervoort naar Oosterbeek gezonden. Vervolgens kreeg deze eenheid opdracht over te steken naar de Betuwe en zich te richten op het zuiveren van het gebied ten oosten van Elst en de inname van Fort Pannerden. Deze Gruppe Brückner bestond naast de Panzerjäger-Abteilung 207 uit het II. Bataillon, Infanterie-Regiment 374, een Aufklärungs-Schwadron van de Aufklärungs-Abteilung 207 en een batterij 105 mm geschut van het Artillerie-Regiment 207. Totaal was deze eenheid opgebouwd uit circa 2.250 manschappen en had het enig lichte en zwaardere artillerie tot hun beschikking. Al deze troepen werden bij Oosterbeek met boten en mogelijk ook pontons, overgezet naar de Betuwe, waarna ze weer richting oosten trokken, onder andere richting Fort Pannerden.[51]
Om 18.45 uur trokken twee Duitse onderhandelaars richting Fort Pannerden. Eén van hen, Oberleutnant Dr. Speck, gaf gelijk een ultimatum af aan 1e Luitenant ten Haken, die door Westerveld was gezonden om de onderhandelingen te voeren. Het fort diende zich direct over te geven anders zou het door artillerie en de op dat moment zes boven het fort cirkelende Junkers Ju 87 Stuka's worden gebombardeerd. De Duitsers stelden voor dat het fort zich overgaf teneinde onnodig bloedvergieten te voorkomen. De luitenant reageerde dat hij niet de aangewezen persoon was om hierin toe te stemmen en vroeg uitstel voor overleg met Kapitein Westerveld. Dit uitstel werd verkregen tot 19.30 uur. Kapitein Westerveld belegde hierop een krijgsraad met Reserve 1e Luitenant ten Haken, Luitenant-ter-Zee der 2e Klasse J.H. Uiterwijk en Luitenant-ter-Zee der 3e Klasse Frederik Petrus Antonius Jamin. De situatie leek hopeloos. Twee secties infanterie, een detachement marine personeel en de bemanning van de Braga konden onmogelijk effectief strijd voeren met de twee stuks naar het oosten gerichte marine geschut en het handvol machinegeweren dat aanwezig was en concludeerde men afgesloten te zijn van enige versterking door de eigen troepen die al teruggetrokken waren. Op 11 mei om 19.30 uur werd Fort Pannerden overgegeven aan de Duitsers. De manschappen mochten op het fort blijven tot 12 mei, waarna ze via Nijmegen naar Duitsland in krijgsgevangenschap werden afgevoerd.[52][53]
Na de strijd heeft Kapitein Westerveld zich moeten verantwoorden voor de in de ogen van de krijgsmacht snelle en gemakkelijke overgaven. Hoewel hij hiervoor aanvankelijk in 1942 door de Militaire Kamer van de Arrondissementsrechtbank in Den Haag werd veroordeeld werd hij in hoger beroep op 7 april 1943 door het Gerechtshof in Den Haag vrijgesproken.[54][55]
De Duitsers hebben tijdens de bezetting het fort diverse malen voorgenomen in gebruik te nemen, gebruikt of in gebruik genomen, zonder er een permanente bezetting te stationeren. Veelal liet men het fort door enkele Wehrmacht soldaten dan wel Duitsgezinde burgers bewaken.
Naar verluid zou tijdens een bepaalde periode luchtafweergeschut op, nabij of rond het fort zijn gepositioneerd. Tot op heden kon dit niet worden bevestigd. Uit een geschreven verslag van enkele jongeren uit 1943 blijkt dat zij op 3 augustus 1943 getracht hebben het fort binnen te komen maar dat dit toen was verlaten en dichtgemetseld.[56]
Uit verslagen van het verzet van 28 maart 1944 werd op 25 maart 1944 gemeld dat de schietgaten van het fort en de om het fort liggende kazematten weer vrij waren gemaakt voor gebruik en dat op het fort twee betonnen mitrailleurposities waren aangebracht. Deze mitrailleurnesten zouden elk een groot en twee kleinere schietgaten bezitten gericht op het oosten. Gemeld werd dat het fort werd bewaakt door een Nederlandse burger, gestationeerd op een schip liggend nabij het fort. Deze bewaker werd iedere week vervangen en de veerman van Millingen meldde dat de werkzaamheden die zelfde week op last van een Duitse officier waren stilgelegd.[57]
Ten tijde van de afloop van operatie Market Garden en de consolidatie van het front hierna in de Betuwe, zouden op het fort onderdelen van de 10. SS-Panzer-Division gestationeerd zijn geweest of zich hier deels hebben opgehouden. Ook deze aanwezigheid kon nog niet worden geverifieerd.
De rivierkanonneerboot Braga werd nog in 1940 geborgen en naar Duitsland (mogelijk Emmerik) afgevoerd. Waarschijnlijk werd het schip vervolgens gesloopt.