De term Zware-kruiser deed bij de U.S. Navy haar intrede na het London Naval Treaty van 1930. Vanaf dat moment werden kruisers ingedeeld volgens bewapening en niet meer volgens pantserbescherming. Dit betekende dat alle tot dat moment in dienst zijnde kruisers opnieuw werden ingedeeld. Voor de Zware-kruiser werd de term "Heavy Cruisers" (CA) ingevoerd op basis van geschut vanaf 203 mm. De nummering van de schepen werd echter voortgezet volgens het systeem waarbij Lichte- en Zware-kruisers, door elkaar en opeenvolgend werden genummerd. Dit bleef in gebruik tot eind jaren 1950 de geleide wapenkruisers werden ingevoerd.
Aanvankelijk ontvingen kruisers bij de U.S. Navy geen rompnummer, maar alleen een naam. Deze schepen werden aangeduid als Pantserdekschip of Pantserdekkruiser, bij de U.S. Navy als Protected Cruiser. Deze schepen kwamen gedurende de jaren 1890 in dienst en werden al spoedig vergezeld door een reeks koopvaardijschepen die werden omgebouwd tot Armed Merchant Cruiser of gewapende koopvaardijkruisers.
Begin 20e eeuw deed bij de U.S. Navy het rompnummer haar intrede. De eerste schepen die deze ontvingen waren de Armored Cruiser oftewel het Pantserschip. Zij kregen de rompaanduiding ACR, met een volgnummer. Veelal werden deze schepen in de volksmond aangeduid als Slagschepen, wat het feitelijk niet waren. Voor de Pantserdekschepen werd de rompaanduiding C aangenomen. Deze term werd echter ook ingevoerd voor de onbeschermde kruisers, kruisers zonder een pantserdek, aangeduid als Unprotected Cruiser. Aanvullend werden nog de rompaanduiding CM voor mijnen leggende kruisers en CS voor verkenner-kruisers ingevoerd. Op basis van ervaringen uit de Eerste Wereldoorlog werd nog de aanduiding CC voor Slagkruisers gekozen.
Op 17 juli 1920 werd besloten de alle op dat moment in gebruik zijnde 1e Klasse (Pantserschepen) en 2e Klasse-kruisers (Pantserdekschepen) nieuw te classificeren volgens de rompaanduiding CA van Armored Cruiser. Datzelfde jaar werden de 3e Klasse-kruisers (Verkenner-kruisers) aangeduid als Light Cruiser met aanduiding CL. De verouderde ongepantserde kruisers werden nieuw geclassificeerd als Patrouille Kanonneerboten (PG). Op 8 augustus 1921 werd het systeem opnieuw herzien en ontvingen alle beschermde kruisers, ongepantserde kruisers en verkenner-kruisers de aanduiding CL.
Na het Washington Naval Treaty van 1922 werd het gangbaar schepen in te dele op basis van gewicht en bepantsering. Veel schepen kwamen hierdoor terecht in de classificering CL. Na de vaststelling van het London Naval Treaty in 1930 en het Second London Naval Treaty in 1936, werd een standaard indeling Lichte-kruiser (CL) en Zware-kruiser (CA) gemaakt op basis van geschut formaat waarbij 203 mm de basis werd voor Zware-kruisers met de aanduiding CA. Hierop werd een volledige herindeling gemaakt. De aanduiding CA en CL bleef bestaan maar de kruisers werden ongeacht de letteraanduiding opeenvolgend genummerd.
Na de Tweede Wereldoorlog werd dit systeem voortgezet tot het laatste schip in de opeenvolgende nummering, de USS Long Beach (CLGN-160) een Lichte-kruiser. Hierna werden alleen nog Geleide Wapenkruisers gebouwd die een eigen nummervolgorde ontvingen. Zware-kruisers werden na de Des Moines-klasse (1946) niet meer nieuw gebouwd. Bestaande Zware-kruisers werden in de jaren 1950 verbouwd tot Geleide-Wapenkruisers en ook als zodanig nieuw genummerd. Langzaam maar zeker worden de taken van de kruisers overgenomen door andere typen schepen die veelal kleiner zijn maar eenzelfde vuurkracht hebben, vooral door de toepassing van raketten en geleide wapens.
Aangezien vanaf de jaren 1920-1930 de Zware-kruisers aangeduid werden met de rompletters CA, zullen alle CA reeks schepen in dit overzicht worden meegenomen.
De aanduiding CA-1 werd bij de US Navy nooit toegewezen. De eerste aanduiding CA werd in 1920 toegekend aan de voormalige Armored Cruiser No. 2 USS New York, later USS Saratoga (ASR-2) en uiteindelijk USS Rochester (CA-2). Het schip was de enige in haar New York-klasse (1891) en deed nog dienst als werkplaats in de Filippijnen toen de Tweede Wereldoorlog in de Pacific uitbrak.[1][2]
De Pennsylvania-klasse gepantserde kruisers dienden in de US Navy van 1905 tot 1912, waarna ze werden hernoemd naar steden zodat de oorspronkelijke namen werden vrijgemaakt voor nieuwe slagschepen. Onder deze nieuwe namen werden de schepen in de jaren 1920 geclassificeerd als CA-4 tot en met CA-9. Eén schip ging tijdens de Eerste Wereldoorlog verloren en de overigen gingen in de jaren 1920 - 1930 buiten dienst.[5][6]
Pennsylvania-klasse (1903) |
||
USS Pittsburgh (CA-4) |
William Cramp & Sons,
Philadelphia |
|
USS Huntington (CA-5) |
Newport News Shipbuilding,
Newport News, Virginia |
|
USS San Diego (CA-6) |
Union Iron Works, San
Francisco |
|
USS Pueblo (CA-7) |
William Cramp & Sons, Philadelphia | |
USS Frederick (CA-8) |
Newport News Shipbuilding, Newport News, Virginia | |
USS Huron (CA-9) |
Union Iron Works, San Francisco |
De Tennessee-klasse was gebouwd met een dunnere bepantsering dan haar voorgangers maar de bepantsering omvatte wel een groter gedeelte van de lengte van de schepen. Door de lagere waterverplaatsing konden deze gepantserde kruisers een hogere snelheid genereren dan hun voorlopers. Rond 1916 ontvingen de schepen allemaal een andere naam, waardoor de oorspronkelijke namen vrijkwamen voor nieuwe schepen. In de jaren 1920 kregen de schepen de aanduiding CA-10 tot en met CA-13. De meeste schepen uit deze klasse werden in de jaren 1930 gesloopt.[7]
Tennessee-klasse (1904) |
||
USS Memphis (CA-10) |
William Cramp & Sons,
Philadelphia |
|
USS Seattle (CA-11) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey |
|
USS Charlotte (CA-12) |
Newport News Drydock &
Shipbuilding Co., Newport News, Virginia |
|
USS Misoula (CA-13) |
Newport News Drydock & Shipbuilding Co., Newport News, Virginia |
De USS Chicago was een pantserdekschip (Protected Cruiser) in dienst gekomen in 1889 als USS Chicago (Protected Cruiser). Op 17 juli 1920 werd het schip geclassificeerd als USS Chicago (CA-14) om al op 8 augustus 1921 geclassificeerd te worden als Lichte-kruiser met USS Chicago (CL-14). Op 16 juli 1928 ontving het schip een ander naam en aanduiding namelijk USS Alton (IX-5). Halverwege jaren 1930 werd het schip afgevoerd.[8][9]
De Olympia-klasse bestond uit slechts één schip, de USS Olympia (Cruiser No. 6), in dienst gesteld in 1895. Op 17 juli 1920 werd het schip geclassificeerd als USS Olympia (CA-15), om op 8 augustus 1921 alweer geclassificeerd te worden als Lichte-kruiser USS Olympia (CL-15). Op 30 juni 1931 werd het schip geclassificeerd als USS Olympia (IX-40. Tegenwoordig kan het schip in haar oorspronkelijke vorm als museum bezocht worden in het Independence Seaport Museum, Philadelphia.[10]
De Columbia-klasse bestond uit twee pantserdekschepen (protected cruiser) in dienst genomen in 1894. Op 17 juli 1920 werden beide kruiser opnieuw geclassificeerd met de aanduidingen CA-16 en CA-17. Op 17 november 1921 werd de Columbia omgedoopt tot Old Columbia (CA-16) om in 1922 buiten gebruik te worden gesteld, samen met het zusterschip.[11]
De drie van de pantserdekkruisers van de St. Louis klasse werden in 1905 en 1906 in dienst gesteld. Eén van de schepen, de USS Milwaukee (Cruiser No. 21) ging tijdens de Eerste Wereldoorlog verloren. De overige twee schepen werden in 1920 geclassificeerd als USS St. Louis (CA-18) en USS Charleston (CA-19). Beide schepen werden in 1930 buiten gebruik gesteld.[12][13][14]
Begin jaren 1930 werden de kruisers opnieuw geclassificeerd. tot die tijd werden Lichte-kruisers en Zware-kruisers onderscheiden op basis van bepantsering. Hierna werden ze geclassificeerd op basis van geschut. Ook werd besloten de nummering van CL (Lichte-kruisers) en CA (Zware-kruisers) in één reeks te laten doornummeren. Een aantal klassen die tot op dat moment als Lichte-kruiser waren aangeduid, werden nu als Zware-kruiser gekenmerkt, waaronder de Pensacola-klasse. De twee schepen in deze klasse waren in 1929 en 1930 in dienst gesteld als Lichte-kruiser maar werden al snel geclassificeerd als Zware-kruiser. Beide schepen overleefden de Tweede Wereldoorlog en werden na de oorlog gebruikt voor het testen van atoombommen voordat ze in 1948 als doelschip tot zinken werden gebracht.[15][16]
De Northampton-klasse was een verbeterde versie van de Pensacola-klasse (1929) en werd aanvankelijk in dienst gesteld als Lichte-kruisers. Begin jaren 1930 werden de zes schepen in de klasse nieuw geclassificeerd als Zware-kruisers. Van deze zes schepen gingen er drie verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog. De overigen werden in 1959 gesloopt.[17][18]
Northampton-klasse (1929) |
||
USS Northampton (CA-26) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Chester (CA-27) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey |
|
USS Louisville (CA-28) |
Puget Sound Naval Yard,
Bremerton, Washington |
|
USS Chicago (CA-29) |
Mare Island Naval
Shipyard, Vallejo, California |
|
USS Houston (CA-30) |
Newport News Shipbuilding,
Newport News, Virginia |
|
USS Augusta (CA-31) |
Newport News Shipbuilding,
Newport News, Virginia |
De Portland-klasse werd aanvankelijk als Lichte-kruiser op stapel gezet, maar alleen het eerste schip kwam in dienst als Lichte-kruiser. Het tweede schip werd direct en het eerste gelijktijdig met het tweede geclassificeerd als Zware-kruiser. Beide schepen waren een verbeterde versie van de Northampton-klasse (1929). Aanvankelijk waren vijf schepen gepland maar werden slechts twee schepen gebouwd. De drie geplande schepen werden in aantal toegevoegd aan de nieuw te bouwen New Orleans-klasse (1933). Eén schip ging verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog, het andere werd in 1959 afgevoerd.[19][20][21]
Portland-klasse (1931) |
||
USS Portland (CA-33) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Indianapolis (CA-35) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey |
Vanwege de conclusie dat de Zware-kruiser ontwerpen een zwaardere bepantsering nodig hadden, werd eind jaren 1920 besloten tot de bouw van de New Orleans-klasse. Totaal werden vijf schepen in deze klasse gebouwd waarvan de eerste in 1934 in gebruik werd genomen en de laatste in 1937. Hierdoor kregen de schepen geen opeenvolgende nummering. Drie schepen gingen tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren en de overigen werden in 1959 gesloopt.[22][23]
De USS Wichita was het enige schip dat gebouwd werd in de Wichita-klasse. Het schip werd gebaseerd op de Brooklyn-klasse (1936) Lichte-kruisers en bracht daarmee een geheel nieuw ontwerp dat afweek van de tot dan toe gebouwde Zware-kruisers. Het schip werd zwaarder bepantserd dan de voorgangers. De USS Wichita werd in 1939 in gebruik genomen en in 1959 afgevoerd.[24]
Op basis van het ontwerp voor de Wichita-klasse (1937), werd in 1939 een geheel nieuwe klasse Zware-kruisers ontworpen. Vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Europa, was de U.S. Navy niet meer gebonden aan welk internationaal vlootverdrag dan ook. De veertien schepen in deze klasse ontvingen vooral een grote hoeveelheid aan luchtafweergeschut en waren vooral bedoeld als escorteschepen voor snelle vliegkampschepen. Alle veertien de schepen overleefden de Tweede Wereldoorlog en verscheidene werden na die tijd nog verbouwd tot geleide wapenkruisers (CAG).[25]
Baltimore-klasse (1942) |
||
USS Baltimore (CA-68) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Boston (CA-69) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Canberra (CA-70) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Quincy (CA-71) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Pittsburgh (CA-72) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Saint Paul (CA-73) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Columbus (CA-74) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Helena (CA-75) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Bremerton (CA-130) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey |
|
USS Fall River (CA-131) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey |
|
USS Macon (CA-132) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey |
|
USS Toledo (CA-133) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey |
|
USS Los Angeles (CA-135) |
Philadelphia Naval
Shipyard, Philadelphia, Pennsylvania |
|
USS Chicago (CA-136) |
Philadelphia Naval
Shipyard, Philadelphia, Pennsylvania |
De Oregon City-klasse was een klasse Zware-kruisers die werden ontwikkeld door verbeteringen aan te brengen in het ontwerp van de Baltimore-klasse (1942). Bij het ontwerp werden voornamelijk aanpassingen gemaakt aan de bovenbouw, waardoor het aangebrachte luchtafweer een veel breder schootsveld kreeg. Van de tien geplande schepen werden uiteindelijk vier schepen afgebouwd, waarbij één schip tijdens de bouw werd afgebouwd als commandoschip. De overige zes schepen werden op de scheepswerf gesloopt of afbesteld. Drie schepen gingen in de jaren 1970 buiten dienst, één schip werd verbouwd tot Geleidewapen-kruiser en deed dienst tot in de jaren 1990.[26]
Oregon City-klasse (1945) |
||
USS Oregon City (CA-122) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Albany (CA-123) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Rochester (CA-124) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Northampton (CA-125) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Cambridge (CA-126) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Bridgeport (CA-127) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Kansas City (CA-128) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Tulsa (CA-129) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Norfolk (CA-137) |
Philadelphia Naval
Shipyard, Philadelphia, Pennsylvania |
|
USS Scranton (CA-138) |
Philadelphia Naval
Shipyard, Philadelphia, Pennsylvania |
Ook de Des Moines-klasse was ontstaan uit een ontwerp gebaseerd op de Baltimore-klasse (1942). De Des Moines-klasse kreeg echter een verbeterde bepantsering, ook tegen onderzeeboot aanvallen en een grotere hoeveelheid luchtafweer. Bij deze klasse werden voor het eerst in de geschiedenis automatisch te laden geschut toegepast. Van de twaalf geplande schepen werden uiteindelijk van vier schepen de kiel gelegd en werden er maar drie afgebouwd. De rest werd afbesteld. Twee van deze werden uiteindelijk gesloopt en één, de USS Salem (CA-139) werd behouden als museumschip.
Des Moines-klasse (1946) |
||
USS Des Moines (CA-134) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Salem (CA-139) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts |
|
USS Dallas (CA-140) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts (geschrapt 1946) |
|
(CA-141) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts (geschrapt 1946) |
|
(CA-142) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts (geschrapt 1945) |
|
(CA-143) |
Bethlehem Shipbuilding
Corporation's Fore River Shipyard, Quincy, Massachusetts (geschrapt 1945) |
|
USS Newport News (CA-148) |
Newport News Shipbuilding,
Newport News, Virginia |
|
(CA-149) |
Newport News Shipbuilding,
Newport News, Virginia (geschrapt 1945) |
|
(CA-150) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey (geschrapt 1945) |
|
(CA-151) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey (geschrapt 1945) |
|
(CA-152) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey (geschrapt 1945) |
|
(CA-153) |
New York Shipbuilding
Corporation, Camden, New Jersey (geschrapt 1945) |