De Northampton-klasse kruisers werden aanvankelijk gebouwd als Lichte-kruiser, maar werden in 1931 op basis van internationale verdragen, nieuw geclassificeerd als Zware-kruisers. De klasse bevatte zes schepen, waarvan er drie als vlaggenschip waren ingericht. De bewapening van de schepen, met name de secondaire en luchtafweer-bewapening, werd diverse malen aangepast. Drie van de zes schepen gingen tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren, terwijl de drie overgebleven schepen in maart 1959 werden afgevoerd.
USS Northampton (CL-26) USS Northampton (CA-26) |
12 april 1928: kiellegging 5 september 1929: tewaterlating 17 mei 1930: aflevering 30 november 1942: gezonken |
USS Chester (CL-27) USS Chester (CA-27) |
6 maart 1928: kiellegging 3 juli 1929: tewaterlating 24 juni 1930: aflevering 10 juni 1946: uit dienst 1 maart 1959: geschrapt 11 augustus 1959: sloop |
USS Louisville (CL-28) USS Louisville (CA-28) |
4 juli 1928: kiellegging 1 september 1930: tewaterlating 15 januari 1931: aflevering 17 juni 1946: uit dienst 1 maart 1959: geschrapt 14 september 1959: sloop |
USS Chicago (CL-29) USS Chicago (CA-29) |
10 september 1928:
kiellegging 10 april 1930: tewaterlating 9 maart 1931: aflevering 30 januari 1943: gezonken |
USS Houston (CL-30) USS Houston (CA-30) |
1 mei 1928: kiellegging 7 september 1929: tewaterlating 17 juni 1930: aflevering 1 maart 1942: gezonken |
USS Augusta (CL-31) USS Augusta (CA-31) |
2 juli 1928: kiellegging 1 februari 1930: tewaterlating 30 januari 1931: aflevering 1 maart 1959: geschrapt 9 november 1959: sloop |
In 1926 werd besloten de specificaties op te stellen voor een nieuwe klasse kruisers. Hierbij werd uitgegaan van de bestaande Pensacola-klasse (1929) met verbeterde bepantsering, betere vaareigenschappen en zeewaardigheid en verbeterde faciliteiten voor de boordvliegtuigen. Er werden twee ontwerpen ingediend, één met vier dubbele geschutstorens en één met drie drievoudige geschutstorens.[1]
Er werd gekozen voor een ontwerp bewapend met 3x3 203 mm/55 hoofdgeschut, 4x1 127 mm/25 luchtafweergeschut en 2x3 533 mm torpedolanceerinstallaties. De bepantsering werd slechts op enkele locaties verbeterd. Er werd besloten zes schepen te laten bouwen onder financiering van het fiscale jaar 1929. Drie schepen zouden aanvullende faciliteiten krijgen zodat ze als vlaggenschip konden functioneren. De rompbepantsering werd verbeterd tot 1,5 meter onder de waterlijn en drie meter er boven. Rond de machinerie werd de dikte van de bepantsering 76 mm en rond de munitiemagazijnen 95 mm. De dek bepantsering behelsde 51 mm boven de magazijnen en 25 mm boven de machinerie. De pantserschilden (barbetten) werden 38 mm dik terwijl de geschutskoepels aan de voorzijde een bepantsering van 64 mm kregen met 25 mm aan de zijkanten, 19 mm aan de achterzijde en 51 mm aan de bovenzijde.[2]
De schepen kregen een lengte van 183 meter met een breedte van ruim 20 meter. Met een waterverplaatsing van 9.006 ton (leeg) en 11.420 ton (maximaal) werd een diepgang van bijna zes meter behaald. De vier gasturbines en acht boilers leverden een vermogen op van 107.000 pk, waarbij een maximale snelheid van 32,5 knopen (59,25 km/u) bereikt. Met een maximale bunkerhoeveelheid van 2.108 ton olie kon bij een kruissnelheid van 15 knopen (28 km/u) een afstand worden afgelegd van 18.520 km.
In de jaren 1938-1939 werd het luchtafweer vervangen door 4x1 127 mm/25 Mk 10, 11 of 13. In de loop der jaren werd bij de schepen die nog in gebruik waren, het luchtafweer steeds verder uitgebreid en werd radar aangebracht. Vaak ging dit ten koste van ten minste één van de twee aanwezig katapulten. Door dit alles verhoogde de waterverplaatsing tot 14.000 ton (maximaal).[3]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog gingen drie van de zes schepen verloren door gevechtshandelingen, allen in de Pacific. De overige schepen kregen het flink te verduren en moesten allen met regelmaat gerepareerd worden. Toch overleefden de drie overgebleven schepen de Tweede Wereldoorlog en gingen uiteindelijk in 1959 buiten dienst, waarna ze werden gesloopt.[4]
Klasse: | Northampton-klasse (1929) |
Aantal in klasse: |
6 |
Land: |
Verenigde Staten |
Type: |
Zware-kruiser |
Waterverplaatsing: |
9.050 lt (9.200 t)
standaard |
Lengte: |
180 meter |
Breedte: |
20,14 meter |
Diepgang: |
4,98 meter |
Bepantsering: |
pantsergordel: 76 - 95 mm dek 25 - 51 mm pantserschermen: 38 mm geschutstorens: 19 - 64 mm brug: 32 mm |
Aandrijving: |
4x Parsons turbines 8x White-Forster boilers 4 schachten 107.000 hp (80.000 kW) |
Snelheid: |
32,5 knopen (60,2 km/u) |
Bereik: |
19.000 km bij 15 knopen
(28 km/u) |
Bewapening: |
3x3 203 mm/55 geschut 4x1 127 mm/25 luchtafweer 16x1 28 mm/75 luchtafweer 2x1 47 mm saluut kanonnen 2x3 533 mm torpedolanceerbuizen 4x Curtiss SOC Seagull verkenningsvliegtuigen |
Bemanning: |
1.100 |