TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Introductie

Het is ruim vijf jaar geleden dat de schrijver van dit artikel van een bevriend historicus een schriftje kreeg. Een eenvoudig groen-grijzig kaftje, met een wit labeltje en een naam er op. Het zijn slechts 26 velletjes, met potlood beschreven. Op de laatste pagina is getekend met een andere naam dan op de voorkant, de datum 26 november 1945. Het betreft een verslag van drie jonge jongens, geboren in 1927 en 1928, pas zeventien en achttien jaar in 1945. Het behandelt hun terugreis uit Duitsland die plaatsvond van maart tot en met juni van dat jaar.

Zoals u merkt, noem ik geen namen. Het gaat hier namelijk om jongens die op de scheidslijn tussen goed en fout, aan de verkeerde kant terecht kwamen. Het zijn jongens die mannen werden, die na de oorlog gezinnen stichtten, met kinderen, vrienden en kennissen die niet alles weten van hun verleden. Het is niet aan mij om hun namen openbaar te maken. Daarom worden ze in dit artikel Jan, Piet en Klaas genoemd. Jan kwam uit Den Haag, Piet uit Tilburg en Klaas uit Helmond.


Junkersfabriek in Dessau. Bron: Bundesarchiv Bild 183-R14718.

Uit initieel onderzoek in 2018 bleek Piet al te zijn overleden, Jan en Klaas leefden echter nog. Beiden rond de negentig jaar oud. Ze wilden me allebei wel te woord staan. Jan, die de schrijver van het schriftje zou zijn, was heel open over wat hij in de oorlog had meegemaakt. Hij bevestigde alles wat er in het schriftje stond, maar bestreed dat hij het geschreven had. Zijn naam stond er inderdaad onder, maar het was niet zijn handschrift. Het gesprek met Klaas verliep heel anders. Hij gaf aan dat hij inderdaad in Duitsland had gewerkt, maar dat was het dan ook. Wat Jan verder allemaal vertelde, zou niet waar zijn. Ik heb geprobeerd hun geschiedenis te ontrafelen.

Jan, geboren in 1928, had een moeilijke jeugd. Hij had de achternaam van zijn moeder meegekregen, vader onbekend. In 1929 trouwde zijn moeder met een man met dezelfde voornaam als Jan, welke Jan bij het huwelijk als zijn zoon erkende. Jan gaf in een van de interviews aan dat dit niet zijn biologische vader was. Ten tijde van de voltrekking van het huwelijk en de gelijktijdige erkenning was Jan al als pleegkind opgenomen door een andere vrouw. Deze vrouw trouwde in 1930, in Rotterdam. Bij dit gezin bracht Jan zijn jeugd door.

Jan vertelde dat zijn ouders bij de NSB zaten. Daarom ging hij zelf bij de Nationale Jeugdstorm, het Nederlandse equivalent van de Hitlerjugend. Eind 1943, begin 1944 is hij naar eigen zeggen naar Duitsland vertrokken om daar te gaan werken in de Junkersfabrieken in Dessau.[1]

Klaas, geboren in 1927, kwam ook uit een NSB-gezin.[2] Hij vertrok eind 1943, begin 1944, vrijwillig naar Duitsland. Hij werd door zijn vader naar Amsterdam gebracht en kwam vanuit daar in Dessau terecht, bij dezelfde Junkersfabrieken als Jan. De vader van Klaas verklaarde na de oorlog in zijn eigen proces, dat zijn zoon op 16-jarige leeftijd vrijwillig naar Duitsland was gegaan. Hij heeft geprobeerd dat te verhinderen en voerde twee getuigen op die dit ook bevestigden. Hij verklaarde: "Lang heb ik zijn vertrek tegengehouden, maar toen hij het leven mij tot een hel maakte en bovendien dreigde voor de SS te zullen tekenen heb ik hem laten gaan."

Wat er precies in Duitsland gebeurde met Jan en Klaas, is lastig te achterhalen. We zien dat beide jongens in de zomer van 1944 zo'n tien dagen in het ziekenhuis van Dessau hebben gelegen.[3] Heel bijzonder is dat niet, dat gebeurde met veel (dwang)arbeiders in Duitsland. Jan vertelde dat ze op 14 augustus 1944 een bombardement op Dessau ondergingen.[4] Het was echter twee dagen later, op de 16de, dat de Amerikaanse Eighth Airforce met 99 bommenwerpers de Junkersfabrieken aanvielen.[5] Klaas vertelde over de bombardementen: "In Dessau zat ik in Halle 2 op het vliegveld tijdens een bombardement. Schuilen deed ik in een bomkrater op het vliegveld zelf. Je kon eventueel ook schuilen in een hoerenkast in de bossen."[6]

Klaas gaf aan dat hij in de fabriek aan de olieleidingen van vliegtuigen werkte. Aan de andere kant van het vliegveld zat de Jumo-fabriek, zij maakte de vliegtuigmotoren. Klaas kreeg gewoon betaald in Duitsland (net als Nederlandse dwangarbeiders), hij wandelde dan wel eens naar Kühnau om daar erwtensoep te kopen.[7]

Piet werd ook geboren in 1927. Zijn vader zat zowel bij de NSB, als bij het economisch front en de N.S.K.K.[8] Zijn vader was bakker, wat Piet na de oorlog ook zou worden. In het archief zit een "Schiesskarte" van Piet van 12 juni 1943. Deze schietkaart kwam uit het Wehrertüchtigungslager Millstättersee. Dit was een militair trainingskamp voor de Hitlerjugend in Seeboden, Oostenrijk.[9] Jan gaf in een interview aan dat ook hij in Oostenrijk een militaire training had ondergaan. Dit zou, volgens hem, echter pas in oktober of november van 1944 geweest zijn. Piet en Klaas zouden tegelijkertijd dezelfde training hebben gedaan.[10] Klaas ontkende ooit bij de Hitlerjugend gezeten te hebben.[11]

Piet ging een tweejarige opleiding aan bij de Junkers Flugzeug-und Motoren Werke A.G. Hij vertrok op 29 maart 1944 naar Duitsland, waarbij de overeenkomst tot 28 maart 1946 duurde. Zijn vader maakte zich wat zorgen maar werd door het Nederlandsche Arbeidsfront per brief gerustgesteld: "Naar mijn mening kunt u dus ook deze overeenkomsten tekenen, daar er ook in dit geval de eerste drie maanden gelegenheid bestaat om in den proeftijd de rechtsbetrekking als geëindigd te beschouwen." Zijn vader moest namelijk nog tekenen, omdat Piet toen nog zeventien moest worden.[12] Zowel Piet als Klaas verbleven in de Hindenburgkazerne in Dessau.[13]

Definitielijst

Nationale Jeugdstorm
Nederlandse jeugdorganisatie van de NSB voor Nederlandse jongens en meisjes van 10 tot 18 jaar. Sport was een belangrijk onderdeel binnen deze organisatie.
NSB
Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.

Een broerderlijke briefwisseling

Van Piet is een briefwisseling tussen hem en zijn broer Dirk bewaard gebleven. Dirk was een paar jaar ouder, maar woonde nog thuis in Tilburg. Hij schreef op 13 september 1944 een brief naar Piet in Dessau, Duitsland. Dolle Dinsdag was net voorbij in Nederland.

"Al veertien dagen van spanning zijn voorbij, maar steeds is er nog geen Amerikaan te zien. En ik denk dat ze voorlopig nog niet hier zullen zijn. We hebben er allemaal naar verlangd om ze te zien maar nu 't zover is willen we opeens dat ze nooit hier zullen komen. Hier in Tilburg is dan ook nog niets gebeurd, alleen dat ze al 'n paar bruggen in de lucht hebben laten vliegen. […] Hier worden weer al de fietsen afgenomen, maar nu heb ik er de banden afgehaald, en ik fiets alweer. Als je nu hier door de straat loopt kun je beter je oren toe houden want alles fietst zonder banden. Ik zal direct nog eens gaan proberen om helmen, want nu hebben ze ze weer. We hebben hier nog wat Duitsch geld, dat kunnen we niet meer inleveren maar als ik nog wat te pakken krijg stuur ik 't vlug op."[14]

Dirk schreef dat hij ging proberen de brief te posten. Op de achterkant van de brief noteerde hij dat dit niet gelukt was. Er reden geen treinen meer, dus de post ging ook niet meer. Hij zou de brief aan een Duitse soldaat proberen mee te geven. Verder vermeldde hij nog dat hij twee helmen op de kop had kunnen tikken. "Alles gaat nog goed. wij slaan ons er door!"[15]

Wonder boven wonder kwam de brief daadwerkelijk in Dessau aan. Piet ontving de brief op 28 september en schreef dezelfde dag nog een brief terug. Deze is bewaard gebleven, hoewel er delen zijn zwart gemaakt en de onderkant van de brief is afgeknipt.

"Zojuist ontving ik je brief van den 13 september met 10 Mark! Hoe zou die er door gekomen zijn? Ik zal maar 'n gewichtig adres op de brief zetten dan komt ie misschien ook door. Ik begrijp goed waarom de Amerikanen maar niet in Tilburg moeten komen want dan blijft er geen steen meer op de andere staan hè? Toch is 't gek dat de Duitsers ze zomaar dichtbij laten komen. Ik geloof er nog steeds aan dat ze de Amerikanen ineens 'n geweldige klap toebrengen als ze 't dan maar gauw doen! […] Ik zal eerst maar 'ns je vier laatste brieven beantwoordden. De eerste brief is van donderdag 7 september. Dat daar 'n ondragelijke spanning heerst kan ik best begrijpen. Zeg je zoekt ons huis toch zeker niet tot 'n vesting om te bouwen!! Als ik jou was zou ik alle ramen van pantserglas maken en 'n stel MGs aankopen, als je kun nog 'n paar stuk luchtafweer 8,8 voor op 't badkamerdak te zetten!! "

Piet heeft hier nog duidelijk vertrouwen in de Duitse overwinning, al gaat hij ervan uit dat het de Amerikanen zijn die Tilburg bevrijden. De Amerikanen waren echter niet in de buurt, de bevrijding van Tilburg zou uiteindelijk door de 15th Scottish Division op 27 oktober 1944 plaatsvinden.[16] De MGs en de 8,8 waar Piet aan refereert, zijn respectievelijk een Maschinengewehr (machinegeweer) en de beroemde 8,8 cm PaK 43 antitankgeschut, die ook als luchtafweergeschut ingezet kon worden.

"Ik zou wel graag naar huis gaan, bang ben ik ook niet, maar ik moet 'n beetje aan m'n toekomst denken."

"Ik vind 't fijn dat mama weer wat beter is. Nu je brief van zaterdag (vlak voor de zondag toen de Amerikanen in Arnhem, Nijmegen en Eindhoven landden); 't is er al rustiger geworden. Er staat niet veel in, maar 't gaat nog goed. Na deze brief verwachtte ik natuurlijk geen post meer. Daarom kun je m'n vreugde en verbazing voorstellen toen ik je brief van den 13 september kreeg. We stonden juist aangetreden toen ik 'm kreeg. We moesten op de grond liggen omdat we niet vlug genoeg waren! Terwijl we op de grond lagen scheurde ik de brief met m'n handen open en verslond de inhoud (net echt hè!). Ik was ook blij met 't geld en kocht twee zegels van de Wiener-Renner-serie. Had je die al? Ik zal ze hier maar niet bij doen want misschien komt deze brief nog niet eens aan. Ik zet op de enveloppe: atn "Gefreiter" Dirk enz. En dan nog in rood potlood: "Uber Utrecht" ik hoop maar dat ie aan komt."

"Er zullen natuurlijk geen treinen meer rijden, daarom geef ik dit lapje papier maar weinig kans om in Tilburg te komen. Dat concert van die bandeloze fietsen zo ik wel 'ns willen horen! Hier stikt 't van de Hollandse fietsen. Heb je helmen kunnen krijgen? fijn hè? Hier is 't ook mooi weer maar wat koud. […] Met mij gaat 't nog prima hoor alleen m'n haren vallen heel erg uit. Maar dat gaat ook wel over. Nou 't beste ermee en denk alleen maar aan mama en aan jezelf."

Het waren echter niet overal "Amerikanen" die landden tijdens operatie Market Garden op zondag 17 september 1944. Bij Arnhem waren het namelijk de Britten, de Amerikanen landden bij Nijmegen en Eindhoven. Het doel van operatie Market Garden was om bruggenhoofden te slaan over de Maas, Waal en Nederrijn en daarmee het gebied ten noorden van Arnhem tot aan het IJsselmeer te domineren. Hiermee zou de communicatie van de Duitse troepen in West-Nederland van Duitsland moeten worden afgesneden.[17]

Het dagboek

Het dagboek begint in maart 1945, het is Jan die vertelt:

"Zoals dus bleek, waren wij, Klaas uit Helmond, Piet uit Tilburg en ik Jan uit Den Haag in Verden an der Aller gearriveerd. Wij gingen direct naar het Lager waar mijn ouders waren, doch tot mijn verbazing was alles leeg. Toen naar Hotel Victoria waar vader werkte. Daar vernam ik dat een heleboel Hollanders terug naar Holland waren. Gelukkig waren mijn ouders nog hier, ze woonden pas ginder: Holzmarkt 4. Wij erheen. We wilden door de openstaande deur binnengaan toen mijn vader naar buiten kwam. Hij was natuurlijk verrast ons te zien. Toen naar boven. Op de 2e etage bleken ze drie kamertjes te bewonen. Natuurlijk was de verrassing en blijdschap over het terugzien groot. Toen de eerste zorg over eten ook voorbij was, pakte ik de talloze cadeautjes uit. Ik had heel wat verrassingen. De stemming was ook opperbest. Aangezien we daar geen slaapplaats konden krijgen voor 3 man, gingen we er even op uit om ook dit te regelen. Bij Herr Meier die de leiding als Kreisleiter had, vertelden wij ons W.C. Lager smoesje. Dat ging er in als koek. We kregen zelfs distributiebescheiden en papieren!! Ook voor een slaapplaats werd gezorgd. We hebben die dagen geslapen in een dito Lager als dat waarin mijn ouders gelegen hadden. Toen zijn we inkopen gaan doen. Stapels witbrood en boter en worsten werden gehaald. Grote pannen gebakken aardappels besteld. Hans, die ook terug was uit Weener, en daar dergelijke ervaringen had opgedaan, zag er slecht uit. Ze waren behandeld als gevangen volgens hem dan altijd. Bombardementen had hij ook genoeg doorgemaakt. Weener moet dan ook flink beschadigd zijn. Nu Hans heeft een paar dagen lang z’n scha in kunnen halen. Nu wordt er beraadslaagd wat er verder gedaan zou worden. Toevallig zou er Woensdagavond 7 Maart weer een transport vluchtelingen teruggaan naar de provincie Groningen. Daar zouden we ons dan na rijp beraad maar bij aansluiten."

We weten in ieder geval dat Jan, Piet en Klaas in Dessau bij Junkers werkten. Dessau ligt ten noorden van Leipzig. Ze vertrokken op zaterdag 3 maart 1945[18] uit Dessau richting Verden an der Aller, dat tussen Bremen en Hannover ligt. Waar Jan het in het dagboek over zijn ouders heeft, betrof het zijn pleegouders. Ze waren na Dolle Dinsdag net als andere NSB-gezinnen naar Duitsland gevlucht en in Verden terecht gekomen.[19] In een interview in 2018 gaf Jan aan dat ze in Hannover op een leeg station aankwamen, omdat de stad net gebombardeerd was. Er was veel soep achtergelaten, omdat ze honger hadden, hebben ze die maar opgegeten.[20] Hannover werd die dag gebombardeerd door de Amerikaanse Eighth Air Force.[21] Volgens Jan waren ze al voor het station in Verden uit de trein gesprongen om de Duitse soldaten op het station te ontlopen.[22] Jan schreef verder:

"We maakten alles in orde en woensdagavond vertrokken we met ons drieën naar Bremen, uitgeleide gedaan door moeder en Ineke. Tegen achten waren we in Bremen, waar in de hele stad geen waterkraan meer onder druk stond. Daar wij een ontzaglijke dorst hadden, vooral Piet, zijn we nog een speurtocht begonnen, maar tussen die ruïnes was niets te vinden in het donker, zodat we maar gauw op onze schreden terugkeerden. In Bremen stonden wel trams die ik tot mijn grote verontwaardiging als onze Haagse trams herkende. Weer een mooi bewijs van hun struikroverij. De goederentrein die ons naar het begeerde Holland zou brengen, kwam eerst ’s nachts om drie uur. Al die tijd zaten we of in de bunker onder het station of op de ijzige tochtige perrons. Toen de trein dan eindelijk kwam, bleken de meeste goederenwagons al vol bezet te zijn. In een ervan vonden wij eindelijk een plaatsje. Hier heerste een koude en een reuze stank daar alles natuurlijk potdicht afgesloten was. Het leek wel een Russisch bannelingentransport op weg naar Siberië. Eindelijk zette het geval zich krakend en piepend in beweging. Al reed hij op z’n snelst, toch was [het] nog maar een belachelijk tempo. Over Oldenburg en Weener ging het en eindelijk tegen 12 uur de volgende middag arriveerden we te Nieuweschans. Na een langdurige controle door de S.S. ging het verder de grens over. Met gejuich begroetten we de Nederlandsen bodem.

Nu ging het verder Beerta, Winschoten, overal stopte de trein en moesten er een paar wagons uitstappen. In Zuidbroek waren wij aan de beurt. Het liep ondertussen al weer aardig naar vijven. Een paard en wagen was er om onze bagage af te halen en daar zijn wij toen achteraan gegaan. Eerst het dorp door, nagestaard door de bevolking. Dan naar Noordbroek wat een eindje verder bleek te liggen. Daar in een school werden we ingekwartierd. Daar zijn we twee dagen gebleven. Toen werden we bij boeren in Muntendam ondergebracht. Klaas bij een boer en Piet en ik bij een andere tezamen. V.V., zoo heette die boer, was tamelijk geschikt, maar wij hadden er geen zin in om daar in dat gat te blijven hangen en wij besloten dan ook om de volgende dag Zondag 11 Maart grote vergadering te beleggen. Klaas en Piet bleken er voor te zijn om nog een tijdje hier te blijven, maar ik bleef op mijn standpunt staan dat het beter was om verder te gaan. Tenslotte spraken we dan af dat we de volgende morgen met de trein naar Groningen zouden gaan.

Tegen de middag waren we in Groningen waar we ons meldden bij de evacuatiedienst. We werden ingekwartierd in het Gymnasium. We gingen die dagen de stad in en maakten plezier. We hadden ons Duitse geld omgewisseld en zaten dus goed in de money. We dachten dat er geen vuiltje aan de lucht was, maar dat was misgerekend.

Midden overdag werden er razzia’s gehouden en aangezien we geen goede papieren hadden, liepen we het grootste gevaar. Ze vertelden ons dat de enigste mogelijkheid was ons voor het een of ander te melden. Daar we er niks voor voelden om bij de Landwacht of Landstorm te gaan, meldden we ons ten einde raad bij de N.S.K.K. Die stelden ons op transport naar de staf te Almelo. We hadden ons pas gemeld toen we hoorden dat de Marine Jeugdstorm van hier met aardappels en ander voedsel naar de bevolking van Amsterdam ging. Dit leek ons veel mooier werk, maar dat was nu te laat. "

De N.S.K.K. was de Nationalsozialistische Kraftfahrkorps, oftewel het Nationaalsocialistische Motorvoertuigenkorps. Dit was een paramilitaire eenheid, onder andere belast met de bevoorrading van het Duitse leger.[23] Dat de jongens bang waren voor de razzia's, geeft in ieder geval aan dat ze zonder toestemming en zonder papieren bij hun werkgever in Duitsland zijn vertrokken, om terug te keren naar Nederland.

"Donderdagavond 15 Maart vertrokken we naar Almelo, maar kwamen niet verder als Zwolle. Vandaaruit reden de treinen niet meer. We bleven tot Zaterdagavond in Zwolle en toen ging het met een vrachtauto naar Almelo waar we laat in de avond aankwamen. De volgende morgen meldden we ons bij de Staf maar wij bleken veel te jong te zijn om daar goed mee te doen. Ze zouden ons, als we gewild hadden, waarschijnlijk wel gehouden hebben, maar wij hadden het al bekeken. Weg hier, en we wisten het zover te krijgen dat we de volgende dag konden vertrekken naar Enkhuizen met een Sonderausweiss D als reisbiljet maar zonder marsverpleging. Maandagavond vertrok de trein dan eindelijk en westwaarts ging het over Deventer en Apeldoorn."

Jan beschreef dit wat vaag. Het lijkt erop dat ze zich bij de N.S.K.K. hebben gemeld, maar vervolgens spijt kregen dat ze zich niet bij de Marine Jeugdstorm hadden aangesloten. Bij de N.S.K.K. werden ze echter afgekeurd omdat ze te jong waren. Je zou hieruit kunnen concluderen dat ze zich nergens bij aangesloten hadden. Niets was minder waar.

"De volgende morgen reden we een station binnen en we hadden gedacht in Amsterdam te zijn, maar niks hoor. We waren pas in Amersfoort. We waren zo ziek als een hond, mijn maag en darmen kwamen in opstand en de anderen waren er niet veel beter aan toe. We gingen op het perron zitten maar we werden weggeschreeuwd door een "Eisenbahner", die iets schreeuwde over Tiefflieger. Nu ontdekten we pas dat het station flink beschadigd was, hele happen waren weggeslagen. We maakten dat het station uit kwamen en daar stonden we nu, vanavond zou de trein wel weer verdergaan. Wij maakten daarom aanstalten om de richting van Utrecht in te slaan, daar hadden we misschien kans op een snellere verbinding. Wij de weg op. Maar op de grote weg verrekten de wagens het om te stoppen. Wij konden met onze koffers maar weer terug. De Feldgendarmerie hielp ons aan een wagen die naar Utrecht zou gaan, maar in Zeist gekomen gingen ze weer terug en toen gaven we de moed maar op. Het weinige brood dat we nog hadden, werd door Klaas en Piet opgemaakt. Ik voelde me zo ziek als een hond. ’s Avonds gingen we in dezelfde trein naar Utrecht, waar we omstreeks middernacht arriveerden. In een ijskoud lokaaltje wachtten we ruim twee uur totdat eindelijk de trein naar Amsterdam aan kwam tuffen. Hij stond volgepakt met flak.

Toen hij zich eindelijk in beweging zette, was het in zo’n wandelgangetje en met zoveel oponthoud dat toen wij de volgende morgen gewekt werden door het schieten van de Flak, we pas in Den Dolder bleken te zijn, ± 10 à 15 km van Utrecht. Verscheidende Jabo cirkelden op ± 400 m hoogte rond. We maakten ons natuurlijk ijlings uit de voeten, de vierlings flak hield de Typhoon en wat het nog meer voor gevaarlijk tuig mocht zijn, gelukkig op een afstand. Deze schenen er dan ook van af te zien de trein aan te vallen en keerden hun steven. Enkele kilometers verder bombardeerden en beschoten ze toen de grote weg.

Door de ervaringen van de vorige dag wijs geworden deden we maar geen poging om lopende verder te gaan. Een kilometer of zo van de spoorlijn sloegen we ons bivak op in een onbewoonde villa. We waren alle drie volkomen down. Trek in eten hadden we niet en dat was maar goed ook, want al hadden we honger gehad, eten was er toch niet. Meer als ooit vervloekte ik die rotzooi door de bezetting veroorzaakt. ’s Avonds zeulden we met onze koffers maar weer naar het stationnetje en na veel gedonder, belandden we tegen 1 uur in Amsterdam.

Op de grond van de wachtkamer zonder vensters, brachten wij de rest van de nacht door, als een stelletje vagebonden. De volgende morgen gingen we op onderzoek uit. Ik kende Amsterdam zo’n beetje en wist uit te vissen dat transportwagens op het Museumplein parkeerden. Wij erheen. Een Amsterdammer wilden onze koffers wel op een bakfiets wegbrengen, maar – voor brood. Brood, eten, dat we zelf in drie dagen niet gezien of geproefd hadden.

Op het Museumplein konden ze ons ook niet helpen, alleen kregen we per gods gratie een dag marsverpleging. Dat was ook wel het allerminste. We sjouwden met onze koffers maar naar het IJveer om daar de een of andere wagen op te pikken die in de richting Enkhuizen ging. Met stukjes rijden en lopen waren we de volgende morgen op de plaats van bestemming. De eersten die we bij het binnentreden zagen was R.K. Dat was natuurlijk een begroeting van jewelste. De andere jongens kwamen ook naar buiten en daarvan kende ik er ook enige. Toen geïnformeerd hoe het hier zat. Ze konden ons wel gebruiken.

De schepen maakten steeds de reis Enkhuizen-Groningen-Amsterdam (Den Haag) en wisselden dan hier van bemanning. De tijd ging hier snel voorbij met varen op het IJsselmeer, dienst enz."

Hieruit blijkt toch dat de mannen zich bij de Marine Jeugdstorm hadden gemeld voor het voedseltransport per boot naar Amsterdam, waarover Jan eerder schreef: "Dit leek ons veel mooier werk, maar dat was nu te laat." Klaas vertelde in zijn proces-verbaal dat hij zich aansloot bij de Marine Jeugdstorm in Enkhuizen:

"In Enkhuizen aangekomen zijnde, had ik geen onderdak. Door toedoen van een mij onbekende kwam ik in contact met den Marine Jeugdstorm. Den naam van die persoon is mij onbekend, wel weet ik dat het een Opperbootsman was, die mij overhaalde toe te treden tot den Marine Jeugdstorm. Ik werd aldaar ingedeeld bij een voedseldepot, dienstdoende voor transporten levensmiddelen komende uit Friesland. Het eigenlijke werk wat ik gedaan heb is twee en halve week luieren geweest. Dit was ongeveer den tijd, dat het Engelsche leger Friesland binnentrok."[24]

Klaas praat hier enkel over zichzelf, hij noemt Jan en Piet niet in zijn proces-verbaal. Over zijn tocht naar Enkhuizen vertelt hij een ander verhaal dan Jan vertelde. Klaas gaf aan:

"Ik [ben] op eigen gelegenheid teruggegaan naar Holland en kwam bij Nieuweschans over de grens, maar kon niet naar Helmond komen aangezien het zuiden reeds bevrijd was. Na een zwerftocht door Groningen en Friesland kwam ik te Enkhuizen terecht. Dit kan begin Maart 1945 geweest zijn."[25]

Jan schreef ondertussen verder:

"Na Paschen ging de "vloot" weer weg. De volgende keer zouden wij aan de beurt komen. Maar toen zij in Friesland kwamen, werden ze daar net bevrijd. We waren nu dus zonder baan. Eind April werden we voor de keus gesteld van Landstorm, Landwacht of naar huis. Naar huis was onmogelijk, maar voor de Moffen vechten in onze ogen nog onmogelijker. Daarom besloten we te proberen de linies te passeren en in bevrijd gebied te komen. We wisten onze koffers bij kennissen op te slaan en Zondag 29 April stevenden wij in richting Utrecht. ’s Avonds zaten we 6 km zuidelijk van het hongerende Utrecht, midden in het inundatiegebied. We sliepen bij ’t Rode Kruis te Houten. De volgende morgen bereikten we de Lek, de eerste van de rivieren, die een grote hindernis vormden op onze tocht naar de vermeende vrijheid. Na veel informeren ontdekten wij eindelijk een adres waar men voor veel geld de mensen overroeide. Wij er heen. De mensen bleken zeer geschikt te zijn. Toevallig kwamen wij juist van pas. Hun zoon was een paar dagen van tevoren namelijk weer overgeroeid en was een paar dagen bij zijn aanstaande schoonouders blijven slapen. Nu was er de vorige dag iemand met zijn boot terug geroeid en zodoende zat hij nu nog in Culemborg en kon niet terug. Wij spraken af dat wij tegen een uur of vijf over zouden roeien onder voorwaarde dat wij bij hun aan zouden gaan om die jongen te waarschuwen. Enfin, zo gezegd zo gedaan en op de afgesproken tijd roeiden wij met een reuze snelheid de Lek over. De boot werd vastgelegd en nadat we ongezien de dijk bereikt hadden, konden we de eerste hindernis als genomen beschouwen. We probeerden bij de boeren onderdak te krijgen, maar die schenen veel te bang te zijn. Daarom gingen we naar eerst Culemborg om die jongen te waarschuwen. Het bleken heel sympathieke mensen te zijn. Daar het regende dat het goot, konden we binnen komen. Nu van het een komt het ander en het slot was dat wij er dien nacht konden blijven slapen wat we natuurlijk met beide handen aangrepen.

De volgende morgen, het was Dinsdag, gingen we met frisse moed op stap en passeerden we tegen koffietijd de brug over de Linge. Nu op de Waal aan. Mensen van de opduikende ondergrondse waarschuwden ons dat daar geen doorkomen aan was. Maar wij besloten de moed niet op te geven en tegen enen bereikten we de Waalbrug bij Zaltbommel. Daar stond echter Feldgendarmerie die ons er niet doorlieten. Wij trokken de stoute schoenen aan en gingen het gebouw van de Feldgendarmerie binnen. We waren daar, wat je noemt, in het hol van de leeuw. De Wachtmeister had eerst weinig zin, maar langzamerhand bleek dat wij in hetzelfde plaatsje hadden gewerkt, vanwaar hij drie jaar geleden zijn woning had moeten verlaten. Enfin, het einde van het theekransje was dat wij toestemming kregen over de brug te gaan als we ons bij de Burgemeester in Zaltbommel zouden melden.

De noodbrug werd door ons gauw genomen, maar dat melden bij de Burgemeester, dat moest eerst eens bekeken worden. En, ja hoor, bij navraag bleek dat Boll[26], zo heette die lieve man, N.S.B-er was. Vanzelfsprekend zagen we er toen maar van af. We werden verwezen naar een van de hoge omes van de illegale partij, die ons ’s middags op het stadhuis liet komen. Bij afwezigheid van de Burgemeester, presideerde hij de vergadering der notabelen der stad, die beraadslaagden hoe ons verder te kunnen helpen. Er werd besloten ons de volgende morgen met de politie door het "Sperrgebiet" te transporteren en ons bij een boer onder te brengen.

Dien avond sliepen wij in de cellen van het stadhuis die natuurlijk niet op slot waren. De volgende morgen reden ze ons door een kerktorenloze streek naar A.L. Daar werden we vriendschappelijk ontvangen. We bekeken het beschadigde dorp en informeerden naar een gelegenheid om de Maas waarvan we door een kilometer Sperrgebiet gescheiden waren, over te komen. Aan de overkant lagen immers de Engelsen. Daar was toch de vrijheid! Binnen enkele uren waren we te weten gekomen dat P.G. voor ons aangewezen persoon moest zijn. ’s Avonds brachten we hem een bezoek en we spraken af dat ik de volgende morgen met zijn vrouw die daarvoor een Ausweis had naar hun eigen huis zou gaan. Dit lag namelijk aan de dijk dus allicht kon ik daar de situatie opnemen. Enfin, ik ging mee en kwam door de controle, de Maas viel hard mee en ik praatte nog een tijdje met de Duitser wachtpost, die te benauwd was om op de dijk te komen met het oog op de Engelse granaatwerpers in Alem.

’s Middags bij A.L. nam ik het besluit dat wij ’s nachts maar de Maas over moesten zwemmen en trachten de Engelsen te bereiken. Piet was het met me eens, maar Klaas vond het te gewaagd, zodat hier onze wegen moesten scheiden. Na hartelijk afscheid genomen van Boer A.L. die door zijn grote kameraadschap een fijne herinnering is geworden voor ons die als zwervers langs de wegen trokken, gingen wij er vandoor. Wij kwamen geholpen door een paar bereidwillige boeren terecht in een huis over de dijk waar we de donkerte dus moesten afwachten."

Klaas vertelde in zijn proces-verbaal juist dat hij alleen naar het zuiden trok: "Ik trok op mijn eentje het Zuiden tegemoet en kwam na de lijn Amsterdam - Utrecht te hebben gevolgd terecht in Zaltbommel en Velddriel. Hier in de buurt kon ik mij schuilhouden bij de familie A.L. en na vier dagen werd ik bevrijd. Mijn doel was echter voor de bevrijding de Maas over te komen, hetgeen echter niet mocht gelukken."[27] Klaas noemde hier dus dezelfde familie als in het relaas van Jan genoemd werd: A.L. in Velddriel. Jan en Piet zaten ondertussen 's nachts in een huisje te wachten:

"Daar hebben we het verleden nog eens overpeinsd en afgewogen. Deze nacht immers kon best eens onze laatste zijn. De indruk die deze goed-katholieke mensen op mij gemaakt hadden was niet gering en vast besloot ik als ik in bevrijd gebied was, me eens wat meer voor religieuze dingen te interesseren. Toch leek het mij iets onmogelijks om iemand zomaar mijn volle vertrouwen te schenken. Zoiets deed ik zelfs thuis niet. Piet was misschien degene die mij het beste kende en het meest van me wist. Tegenover hem heb ik me nooit anders voor proberen te doen, ten volle beseffend dat zo’n verfraaid beeld nooit een basis zou kunnen blijven vormen voor een zo hechte vriendschap als wij ons hadden voorgesteld. Daarom, tot deze conclusie kom ik nu eerst, heeft hij altijd een geweldige invloed gehad op mijn gedachtegang.

Enfin, eindelijk was het dan donker en we schatten het half elf toen we starten, we renden de uiterwaarden gebukt over, overwonnen een sloot met prikkeldraad en bereikten de Maas waarin enige schepen lagen die als dekking konden fungeren. We wisten een vlot te fabriceren waar we onze kleren opstapelden. Daarna gingen we te water. Nu in zo koud water had ik nog nooit gezwommen, 4 à 5 graden op z’n hoogst schatte ik het water. Piet achter en ik vooraan het vlot, zo zwommen we de Maas over. Eindelijk hadden we de overkant bereikt.

Daar trokken we de weinige, ondanks alles vochtige kleren aan. Dit duurde een hele tijd. We waren immers totaal verstijfd van de kou. Eindelijk konden we verder gaan en langzaam ging het voorwaarts, onze weg zoekend door mijnenvelden en prikkeldraad. Ieder ogenblik kon het hele avontuur eindigen in een drama. Toen we eindelijk tussen een paar bomen een beetje beschut plekje vonden, besloten we hier maar te wachten tot het dag werd. Het kon anders best gebeuren dat de patrouillerende soldaten op ons schoten.

Enfin, klappertandend van kou wachtte ik op het verlossende licht, nog nooit bij mijn weten had ik zo verlangend daar naar uitgezien. Tenslotte raakte ik in een soort gevoelloze verdoving en het was licht voordat we het merkten. Toen gingen we weer op weg. We wisten de dijk langs de Nieuwe Maas te bereiken en daarover vervolgden we onze weg naar Alem. Nergens was een levensteken te bespeuren.

Dit wekte reeds ons wantrouwen op. We bereikten de eerste boerderijen, die leeg bleken te zijn en ook alles bleek verder leeg, geen enkele Tommy was er op het eiland te bespeuren. Wat nu, goede raad was duur. We herinnerden ons op de heenweg beneden aan de dijk een roeiboot te hebben gezien. Deze bleek echter bodemloos. Het regende reeds de gehele morgen en niet zo zuinig en daarom schuilden we in een van de wachthutjes van de veerpont. Piet ging even later de zaak verkennen en kwam even later terug met de verheugende mededeling dat hij nog een roeiboot ontdekt had. Deze zat echter tot de rand in de modder. Wij wisten in het stoomgemaal of centrale een paar emmers op te duikelen en daarmede gingen we aan de slag.

We werkten gestaag door en mochten tenslotte het genot smaken om een solide ijzeren roeiboot vlot te krijgen. Uit één der hutten wist ik een paar planken te breken om als roeispanen te gebruiken en tegen twaalven roeiden we de Nieuwe Maas over en zetten voor het eerst onze voeten op bevrijde Brabantse grond (Vrijdag 4 Mei)."

De Maas maakte bij Alem een enorme bocht op de grens van Gelderland en Noord-Brabant. In de jaren dertig werd er door de Maaskanalisatie flink ingegrepen in het landschap rond Alem. De Maas werd rechtgetrokken en Alem kwam op een eiland te liggen, met een dijk verbonden met Gelderland, maar afgesneden van de rest van Noord-Brabant.[28] Het is dit eiland waar Jan en Piet overstaken. Het veer is vermoedelijk dat aan de Veerweg in Alem, vlakbij gelegen aan de Sint Odradastraat 61 staat een stoomgemaal uit 1935.[29] Eenmaal aan de overkant verhaalt Jan verder:

"We stonden op de dijk en er was nergens ook maar een sterveling te bekennen. Het regende dat het goot, en daarom staken we de in Numansdorp opgedane paraplu op. We zongen ons triomflied "Onder moeders paraplu". Zo gingen we op weg in de richting Den Bosch. Opeens achter ons een geschreeuw. We kijken om en in de gezichten van een Engelse stoottroep. Met de handen omhoog gingen we naar hen toe. Nadat ze ons gefouilleerd hadden, gingen we op weg, door de haast onbegaanbare wegen. We kwamen tenslotte in een huis waar nog enige soldaten waren. Ook daar werden we weer gefouilleerd. Daarna ging het weer verder. Toen kwamen we bij een school, waar ze blijkbaar commandopost hadden. Daar werden we nog verhoord door een majoor van de Royal Artillery waarbij een Nederlander als tolk fungeerde. Hij lachte zich dood toen hij hoorde dat de Wehrmacht dacht dat zij in Alem zaten. We kregen een paar sneden wittebrood met boter en moesten wachten op een vrachtauto die ons naar Oss zou brengen.

Toen ze later merkten dat we kletsnat waren, stuurden ze ons naar een ander gebouw. Daar zaten een troep Hollandse vrijwilligers rond een fornuis. We werden prima ontvangen, en overladen met sigaretten, cakes en pap. Na een half uurtje kwamen ze ons halen en wij werden met een vrachtauto met nog een tiental line-crossers naar Oss gebracht. Daar hadden we een verhoor van de Secret Service, en nadat we een paar huizen verder brood gegeten hadden, werden we naar Tilburg gebracht. ’s Avonds arriveerden we dus in de Kromhoutkazerne.

We kregen een paar dekens. Kribben werden ons aangewezen en nadat we gegeten hadden, gingen we naar bed. De volgende dag capituleerde het Duitse leger. Terwijl overal feest gevierd werd, zaten wij binnen en mochten niet de kazerne uit. Erger, nadat we ’s maandags verhoord werden, stopten ze Piet in een cel en mij in zaal bij nog andere N.S.B.-ers. Daar hadden we het veel slechter. De reden van die behandeling was dat ik geweigerd had alles te vertellen. En aangezien we niks afgesproken hadden, hadden we tamelijk tegenstrijdige dingen verteld. Enfin, dat duurde zo weer enige dagen, en ik kwam tot het besluit dat het maar beter was om alles te zeggen zoals het was. Piet zou ondertussen ook wel tot die conclusie zijn gekomen.

Toen ik aan het eind van de week dan ook weer verhoord werd, zei ik precies zoals het zat. Daarna stopten ze mij ook in een cel. Even later hoorde ik zeggen: Piet. Daarna kwam Piet voorbij. Toen deze verhoord was, mocht ik weer naar de zaal. Ze waren nu opeens veel aardiger voor ons en de Sergeant zei dat het maar goed was dat we nu de waarheid verteld hadden. Anders hadden ze ons meegenomen naar Utrecht. Nu zouden ze ons op maandag naar het Lyceum brengen. Vandaar zouden ze ons loslaten. Afijn, ’s maandag werden we, Piet en ik tezamen met nog een tiental anderen naar het Lyceum gebracht. Daar werden we opgesloten in een klein klasje waar we de hele dag met achttien man moesten zitten.

Afijn, we dachten, dat zal wel niet lang duren. Maar dat viel tegen. Het duurde een week, twee weken, en nog steeds zat wij daar honger te lijden. Met twee medegevangenen de Heren M. en B. gingen we vertrouwelijk om. Ze raadden mij aan om eens met de priester die daar iedere week kwam, te gaan praten. Nu zou ik daartoe zeker genegen geweest zijn, als de behandeling maar anders geweest was. Hoewel ik er totaal vreemd tegenover stond, leek me dit geen bezwaar, aangezien Piet met me mee zou gaan. Maar nu, nu vond ik het net, alsof ik ze nu eerst nodig had, juist nu ik in de penarie zat. En daarom ging ik niet.

Afijn, we werden nog eens verhoord en weer vertelde ik hoe alles ongeveer in elkaar zat, al was het dan enigszins beknopt. Nu beloofden ze me dat ik binnen 14 dagen naar huis zou worden gestuurd, indien mijn verhaal "klopte". Toen ik dus goed twee weken daarna wel weg ging, maar naar een ander kamp, kwam ik tot de verrassende conclusie dat er waarschijnlijk iets niet "klopte". Dat is echter onmogelijk, aangezien de waarheid altijd "klopt".

Zoals ik reeds zei, moesten we nog twee weken wachten voordat we eindelijk dit benarde lokaaltje konden verlaten. Dat kwam zo: tijdens de dagelijkse 20 minuten dat we mochten luchten, werd Piet weggeroepen. Nu bleek dat ze gekomen waren om Piet naar een ander kamp te brengen. Toen hij dat hoorde vroeg hij aan D.W. of ik ook mee kon. Welja, zei deze, en ik werd geroepen. Zo kwam ik op tamelijk ongeregelde wijze in Morgenrood verzeild. Dit was maandag 11 juni gelijk met de Commandant.

Volgens plan hiermede mijn dagboek beëindigd. Ik hoop dat u hiermede een juist inzicht hebt gekregen van mijn wonderbare avonturen voor 11 juni ’45. Een bijvoegsel hierbij over juni-nov wil ik schrijven op uw speciaal verzoek, na volledige afspraak.

Jan - 26 november 1945"

Kamp Morgenrood in Oisterwijk was een tot werkkamp omgebouwde vakantiekolonie voor "65 politiek aangetaste of twijfelachtige jongens" tussen de 15 en 18 jaar.[30] Het is vermoedelijk in dit kamp dat Jan, op verzoek van de leiding, zijn relaas opschreef. Ondanks dat Jan ontkende het zelf geschreven te hebben, gaf hij wel aan dat het in grote lijnen klopte. Wie bij de naam op de voorkant van het schriftje hoorde, hebben we helaas niet kunnen achterhalen.

Definitielijst

Ausweis
Identiteitsbewijs met werkvergunning, afgegeven door de Duitse bezettingsautoriteiten.
flak
Flieger/ Flugzeug Abwehr Kanone. Duits luchtafweergeschut.
Landstorm
Vóór WO II de benaming voor verschillende, uit vrijwilligers bestaande formaties van de landmacht in Nederland. De Landstorm werd kort na de Duitse inval in 1940 door de bezetter ontbonden.
Landwacht
Tijdens de bezetting gewapende NSB-ers met politiebevoegheden.
NSB
Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.
razzia
Georganiseerde drijfjacht op een groep mensen. Dat konden Joden zijn, maar ook onderduikers of andere groeperingen.

Epiloog

Jan werd eind 1946 in vrijheid gesteld.[31] Klaas werd vermoedelijk sneller vrij gelaten. In zijn processtukken zit een brief met "te jong" en "vrij".[32] Piet werd op in 1946 buiten vervolging gesteld, maar mocht daarna niet meer stemmen of zichzelf verkiesbaar stellen. Hij mocht hierdoor ook niet meer dienen in het Nederlandse leger, waardoor hij zijn dienstplicht niet hoefde te vervullen.[33]

Piet’s rechten werden begin 1951 weer hersteld. Dit had weer tot gevolg dat hij wel werd opgeroepen voor militaire dienst, die hij voldeed bij het regiment veldartillerie "Prins Maurits" in de W.G. Frederikkazerne in Harderwijk. Eind 1952 werd hij ontslagen uit de dienst "wegens gebreken".[34] Jan vervulde naar eigen zeggen tussen oktober 1948 en juli 1950 zijn militaire dienstplicht bij de luchtmacht.[35] Klaas ging na de oorlog in dienst bij de mariniers en diende in Nederlands-Indië.[36]

Na de oorlog hebben de mannen contact gehouden. In 1988 werd Piet bijvoorbeeld nog door Jan uitgenodigd voor zijn zestigste verjaardag en voor een nieuwsjaarfeest begin 1989.[37] Jan is ergens rond 2012 bij Klaas en zijn vrouw op bezoek geweest.[38] De drie mannen zijn ondertussen overleden.

Noten

  1. Interview Jan, 06-05-2018.
  2. Interview Klaas, 28-04-2018.
  3. Document Arolsen Archives.
  4. Interview Jan, 06-05-2018.
  5. Hälbig, E, Junkers Flugzeugbau und Flugzeug Motoren Werke, pagina 19.
  6. Interview Klaas, 28-04-2018.
  7. Interview Klaas, 28-04-2018.
  8. Krantenartikel met veroordeling, 1946.
  9. Familiearchief Piet.
  10. Interview Jan, 06-05-2018.
  11. Interview Klaas, 28-04-2018.
  12. Familiearchief Piet.
  13. Interview Klaas, 28-04-2018 & Familiearchief Piet.
  14. Familiearchief Piet, brief 13-09-1944.
  15. Familiearchief Piet, brief 13-09-1944.
  16. TracesOfWar.nl - Monument voor de 15th Scottish Division.
  17. WO 171/341 G, 30 Corps, September 1944, 30 Corps Operation Instruction No. 24, Operation "Garden".
  18. Interview Jan, 06-05-2018.
  19. Interview Jan, 06-05-2018.
  20. Interview Jan, 06-05-2018.
  21. AircrewRemembered.com - USAAF Combat Operations March 1945.
  22. Interview Jan, 06-05-2018.
  23. Oorlogsbronnen.nl - Nationalsozialistische Kraftfahrkorps.
  24. Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, Dossier Klaas.
  25. Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, Dossier Klaas.
  26. Jan Boll (12-03-1899 – 06-09-1965), burgemeester van Zaltbommel van 23 april 1942 tot 8 mei 1945.
  27. Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, Dossier Klaas.
  28. BHIC.nl - Het verloren dorp.
  29. Gemalen.nl - Alem / 't Laag Hemaal.
  30. Eijnde, J. van den, Niet verbeterd, maar verbitterd, Het Interneringskamp Vught van oktober 1944 tot mei 1945, pagina 13.
  31. Interview Jan, 06-05-2018.
  32. Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging, Dossier Klaas.
  33. Familiearchief Piet.
  34. Familiearchief Piet.
  35. Interview Jan, 06-05-2018.
  36. Bidprentje Klaas.
  37. Familiearchief Piet.
  38. Foto, via Jan.

Definitielijst

regiment
Onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.

Informatie

Artikel door:
Jeroen Koppes
Geplaatst op:
09-12-2023
Laatst gewijzigd:
15-01-2024
Feedback?
Stuur het in!

Gerelateerde thema's

Nieuws

Kerstmis 1943 in Dassel I

26dec

Kerstmis 1943 in Dassel I

Vandaag is het 80 jaar geleden dat twintig Nederlandse studenten dwangarbeid verrichtte in Dassel, Duitsland. Zij hadden begin 1943 geweigerd de Duitse loyaliteitsverklaring voor studenten te tekenen. Hierdoor werden ze met 3.000 andere studenten voor de Arbeitseinsatz naar Duitsland gestuurd. Via Kamp Erika en een aantal plaatsen in Duitsland kwam er 22 studenten op 26 mei 1943 in Dassel aan. Het is nu Kerst 1943, twee studenten waren al arbeidsongeschikt verklaard en naar huis gestuurd. Het is op Tweede Kerstdag 1943 dat Gerard Schampers uit Helmond een brief naar huis schreef over de invulling van Kerst in het Lager in Dassel.

Lees meer

Notulen Debatingclub Helmond 1943-1944

jan2023

Notulen Debatingclub Helmond 1943-1944

Via de familie Tiddens ontvingen wij de notulen van de debatingclub van de leden der Jongerenconferentie H. Johannes de Dooper van de Vereeniging van de H. Vincentius à Paulo te Helmond. Deze debatingclub werd op 4 oktober 1943 opgericht onder de toen aanwezige jongeren in Helmond.

Lees meer

Gerelateerde personen

Gerelateerde boeken

Junkers Flugzeugbau und Flugzeug Motoren Werke

Bronnen

Met dank aan