Het is 14 mei 1943[1] als een trein vanuit Ommen richting Duitsland vertrekt. Aan boord Nederlandse studenten die de loyaliteitsverklaring van de Duitsers weigerden te tekenen. Met deze verklaring diende de student te beloven niets tegen de Duitse bezetter te ondernemen.[2] Ruim 85% van de Nederlandse studenten weigerde.[3] Wik de Leeuw[4] was één van hen. Dit is zijn verhaal dat hij in 2006 optekende.
Wik de Leeuw werd op 6 februari 1922 in Tilburg geboren. Op school had hij voor het eindexamen scheikunde een acht gehaald, waardoor hij besloot voor chemisch ingenieur te gaan studeren aan de universiteit in Delft. "Maar die studie liep natuurlijk volkomen fout. Ik was veel te onnauwkeurig en na een aantal maanden, in de strenge winter van 1942, ben ik teruggegaan naar Tilburg en toen heb ik me bij de hogeschool laten inschrijven." Hij ging er economie studeren.[5]
De Leeuw kwam uit een groot gezin. Hij was de jongste van elf kinderen, drie van hen waren al zeer jong overleden. Het gezin woonde op de Pelgrimsweg 18 in Tilburg.[6] "Toen moesten we op een gegeven moment een loyaliteitsverklaring tekenen, maar dat deed natuurlijk niemand. We kregen te horen dat als je dat niet deed, je naar Duitsland moest. Ging je niet dan zou het verhaald worden op je familie." Niet tekenen had als gevolg dat je van je studie werd uitgesloten en werkloos werd verklaard. Hierop volgde een oproep voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Zou je dat weigeren, dan werden je ouders verantwoordelijk gehouden. "Toen ben ik zo gek geweest om erin te trappen, maar later bleek dat mijn broer Fer[7] in Eibergen onderduikadressen had kunnen vinden."
Studenten uit Noord-Brabant dienden zich te melden in de Koning Willem II Kazerne in Tilburg. Van daaruit werden ze op de avond van 6 mei 1943 naar Kamp Erika in Ommen, Overijssel, getransporteerd. Daar kwamen ze de volgende morgen aan en ontdekten dat het kamp al helemaal vol zat. Ze werden naar het subkamp Junne gestuurd, een uur lopen met alle bagage.[8] Op 14 mei werden ze op de trein naar Duitsland gezet en via Hengelo, Bentheim en Hannover bereikten ze uiteindelijk rond middernacht Braunschweig. De volgende dag werden ze naar de Hermann-Göring-Werke in Watenstedt gebracht.[9]
De Leeuw gaf aan dat hij in Willemsburg aan kwam bij de "Volkswagenfabrieken, dat waren allemaal fabrieken die toen voor de oorlogsindustrie werkten en daar was verder niets anders." Drie van zijn medestudenten, onder wie Gerard Schampers[10] en Theo Bakkeren[11], gaven echter aan dat ze in Watenstedt aankwamen. Met Willemsburg bedoelde De Leeuw Wolfsburg waar de Volkswagenfabrieken waren, net aan de andere kant van Braunschweig. Net als de Hermann-Göring-Werke in Watenstedt was dit een enorm industrieel complex. Hij voelde er weinig voor om hier te blijven, ging in een andere rij staan en via een paar omzwervingen kwam hij met 21 andere studenten op 26 mei 1943 in Dassel aan.
"Ons kamp bestond eigenlijk uit een groot boerencomplex, de fabriek was in een oud vakwerkgebouw, heel groot. Wij sliepen in de oude boerderij, daarnaast was de recreatiezaal. Er was ook nog een gebouw waar de Oekraïense arbeiders en arbeidsters zaten. Daarvan herinner ik me dat ze in het weekend die rijdansen met de harmonica hielden. Dat was toch wel leuk. Dan had je nog een stuk waar twee Poolse arbeiders zaten, Peter en Klaus geloof ik, maar die zijn later weggelopen." Achter de fabriek liep een klein riviertje, de Ilme. "Over dat beekje kan ik nog iets vertellen. Dat was een stroompje waarboven het elektriciteitshuisje stond. Een houten huisje van de fabriek. Onweer was altijd onheilspellend, want het bleef tussen de heuvels hangen. Dat sloeg altijd in dat elektriciteitshuisje in. Dan hadden we een nacht vrij, want, ja, dat moest dan weer gerepareerd worden en dat kon niet meer zo vlug."
"We kregen loon uitbetaald en we kregen gewoon distributiebonnen. We hadden vrijheid, in het begin nog, om te reizen." De Leeuw vertelt verder: "Ik ben naar Hannover geweest naar een operette, naar Nordhausen dat later in Oost-Duitsland lag. Ik weet niet of ik toen mee geweest ben naar Kassel. Ik was niet zo goed van het stedenschoon op de hoogte, maar anderen van mijn groep die kenden het. Die zijn toen nog naar Hildesheim geweest dat toen nog een prachtige plaats was. Dat is later helemaal platgegooid." Hildesheim werd vooral op 22 maart 1945 zwaar getroffen door meer dan tweehonderd Britse bommenwerpers. Het historische centrum, inclusief de kathedraal, werd bijna compleet verwoest. Er vielen meer dan vijftienhonderd doden.[12]
"Wat ook nog leuk om te vertellen is, is dat die katholieken natuurlijk helemaal geen nazi's waren. De koster van de kerk, die werkte ook in onze fabriek, die was eigenlijk net een anti-nazi. Dat kon hij niet laten blijken. Toen Mussolini werd afgezet, hingen wij uit het raam van ons vertrek. Het was schitterend weer en de koster liep langs. Hij keek naar de zon en riep: 'Es sieht gut aus'. Ik wist wel wat hij bedoelde, hij bedoelde die omwenteling in Italië." Op 25 juli 1943 werd Mussolini door de koning van Italië afgezet.
"In het begin hadden we er ook iemand uit Vught bij en die heette Piet Beks.[13] Hij had in Ommen door de dokter een brief laten schrijven met de boodschap dat zijn vader een maagzweer had gehad. Hij mocht naar hem toe onder de conditie dat hij terugkwam, anders zouden ze dat verhalen. Hij is teruggekomen en is ook bij ons terechtgekomen. Wat had die slimmerik gedaan? Hij had een stukje uit die brief gescheurd waar de naam van zijn vader op stond. Hij is daarmee naar de Kreisarts gegaan en uitgelegd dat het van hemzelf was. Ik denk dat de Kreisarts een goeie was, die heeft hem toen meteen naar huis laten gaan. Later zijn er nog meer naar huis gegaan." Volgens Gerard Schampers had Beks ook nog een enorme zweer op zijn arm zitten.[14] Piet Beks mocht op 3 november 1943 naar huis.[15]
"In die tijd is ook ons Mimi[16] getrouwd met Jo Swarts[17]. Toen heb ik ook een rekest ingediend om naar huis te mogen, maar dat is afgewezen. Ik ben achteraf maar blij dat ik niet naar die bruiloft mocht. Anders had ik voor een dilemma gestaan, want ik had eigenlijk geen zin om terug te gaan." Jo en Mimi trouwden op 12 oktober 1943 in Tilburg.[18] Jan Heling[19] was op 14 november 1943 op ziekteverlof naar Helmond gegaan, maar keerde op 4 december 1943 terug. Had hij dat niet gedaan dan was er geen verlof meer mogelijk geweest voor de andere studenten.[20] Jan zat samen met zijn broer Wim[21] in Dassel.
"Wij kregen ook pakjes van thuis, met allerlei voedsel. Van ons Tet kregen we soms een groot roggebrood. De bonen die we kregen kookten we in een conservenblik en dat hingen we dan boven de kolen in de kachel. Dan namen we daar stroop bij die we met de bonnen gekregen hadden." Tet (Hendrica) was de oudste zus van Wik[22]. Ze was geboren in 1903 en negentien jaar ouder dan Wik, die de jongste van het gezin was. Hun ouders waren in 1935 en 1938 overleden, waardoor Tet de zorg voor de jongste kinderen overnam.
Gerard Schampers schreef in zijn brieven dat De Leeuw blikjes tomatenpuree kreeg "en daar heb ik wat van gebruikt door mijn soep en dat smaakte prima."[23] "Jan de Wit[24] had een kist wijn gekregen en die hebben we leeggemaakt. Ieder had een fles. De stemming was uitbundig. De wijn werkte prima. Wik de Leeuw ging het eerst onder tafel, maar die had nog wat anders gedronken. Hij heeft het drinken vannacht afgezworen. Hij was zo ziek als 'n hond."[25]
De Leeuw: "We gingen 's zondags ook naar Einbeck, een prachtig plaatsje, zeker nu de vakwerkhuizen gerestaureerd zijn. We gingen dan naar de bioscoop en dan hadden we ook een paar restaurants waar we met onze bonnen gingen eten. […] Wat me heel goed bijgebleven is, was Eerste Kerstdag 1943. Er was een katholiek kerkje en daar hebben wij de nachtmis gezongen. Ik denk dat Guus Janse[26] dirigeerde en dat Jannes Reiling[27] het orgel bespeelde. Daar zongen wij de Latijnse nachtmis. We hadden er ook een paar Tilburgers bij, onder wie Louis Raaijmakers[28], die had een hele goeie stem. Hij zong ook in de Souvenir in Tilburg waar Jan Haast vroeger ook gezongen heeft. Ik kan me nog goed herinneren dat we het Puer Natus zongen."
In februari 1944 brak er een dysenterie-epidemie uit in het Lager. "Toen met die dysenterie hebben wij nog in quarantaine gezeten zodat we het kamp niet uit mochten." De Nederlanders werden op 8 februari in quarantaine geplaatst en mochten nergens meer heen. Zowel Frans Stevens[29] als Dick Bals[30] belandde in het ziekenhuis van Einbeck en ze mochten toen ze eind februari aangesterkt waren naar huis. De quarantaine werd op 5 maart opgegeven.[31]
Op 8 juli trok er een enorme onweersbui de vallei in, Gerard Schampers schreef erover naar huis: "Het was 'n prachtgezicht al dat weerlichten tussen de bergen. Het kwam hier vlak over. De bliksem sloeg om even voor twaalf in het electriciteitshuisje in. De hele fabriek zat in het donker. De lui die tot 3 uur moesten werken konden naar bed gaan. Het meeste boften Wik de Leeuw en Jannes Reiling die nachtploeg hadden tot half zes. Die stonden nog geen 2½ uur in de fabriek en waren toen al klaar."[32] De Leeuw: "In het begin hadden we daar drie achturendiensten, later zijn dat twaalfurendiensten geworden."
Begin augustus 1944 brak het Third Army onder generaal George S. Patton bij Avranches uit Normandië door richting Bretagne. "Ik weet nog wel dat ik op de dag dat ze bij Avranches doorbraken toen in Göttingen voor mijn bril naar de universiteit geweest ben. Ik hoorde op het station van Nordheim dat ze doorgebroken waren."
"De huisarts, dat was een kreng, dat was echt een fanatiekeling. Janus Brekelmans[33] uit Hilvarenbeek lag zwaar ziek in bed en kon niet naar de huisarts gaan. Toen moest de huisarts komen en daar was hij zo kwaad om dat hij Janus uit zijn haren uit bed trok. Wat bleek nou, Brekelmans had difterie[34] en drie dagen later was hij dood." Brekelmans overleed op de avond van 4 december 1944 in het ziekenhuis van Einbeck. Brekelmans' vader schreef aan de familie Schampers: "Het is ons een troost, dat Janus een mooi ziekbed heeft gehad en zich op den dood heeft kunnen voorbereiden. Gezien de uitstekende verzorging van het godsdienstig leven onder zijn medestudenten en lotgenoten, hetgeen blijkt uit de talrijke brieven, die wij van de ouders der Dasselse bannelingen ontvingen, twijfelen wij er niet aan, of Onze Lieve Heer heeft hem tot Zich geroepen en hem het loon geschonken voor zijn Apostolaat en hem van veel ellende gespaard."[35]
Gerard Schampers was in de ochtend van dezelfde dag terug naar Nederland gestuurd. De Leeuw vertelde dat Schampers "ook zogenaamd met tbc naar huis gestuurd is". Schampers kwam uit Helmond, deze stad was op 25 september 1944 al bevrijd waardoor hij niet naar huis kon. Hij strandde in Hengelo en stuurde vanuit daar in mei 1945 een brief naar huis: "Ik ben in Dassel afgekeurd doordat de dokter een verkeerde diagnose stelde. Lag hier een maand in het ziekenhuis waar bleek dat ik een licht longontstekinkje had dat enkele dagen na mijn aankomst genezen was."[36]
Toen de bevrijding naderde, vertrok De Leeuw samen met Jan de Wit ("Een zoon van het grossiersbedrijf, net zoiets als Albert Heijn.") uit het kamp. Ze hadden geen zin om onder bewaking naar het oosten te moeten trekken. Jan de Wit was een kleinzoon van Simon de Wit, de oprichter van de gelijknamige supermarktketen die in 1972 door Ahold werd overgenomen. De Wit was een van de 22 studenten die in Dassel terecht waren gekomen. "Toen de bevrijding naderde, zijn we de Ilme overgestoken en door het bos naar een dorp gelopen. Daar hebben we bij een boer geslapen. Toen ik naar buiten keek, zag ik een wagen rijden met een ster erop. Later bleek dat een jeep te zijn, maar ik wist toen niet wat een jeep was. De Amerikanen zijn er! We zijn met een jeep meegereden en ik weet nog dat ik een pakje Camel kreeg. Ik heb een sigaret half opgerookt en heb toen het pakje afgegeven. Sindsdien heb ik geen sigaret meer in mijn mond gehad."
"Jan de Wit en ik zijn naar huis gaan lopen, maar we hadden geen kaart dus we moeten flink omgelopen zijn. De Weserbrug bij Holzminden was gebombardeerd, toen zijn we met de kano naar de overkant gegaan. Gevaarlijk, want de Amerikanen schoten op alles wat op de rivier zat. We zijn toen verder gelopen, maar op een gegeven moment werden we door de Amerikanen opgepakt. We werden in een opvangcentrum gezet. Ik heb een bed gemaakt van twee balken en daar brandslang tussen gespijkerd en daarop sliep ik dan. Toen we daarmee bezig waren, was er ineens een hoop gekrijs en toen kwam de rest van onze groep. Die kwamen ook aan, die waren opgehouden en uit elkaar gevallen."
"We hebben een tijd in een kamp bij Warendorf gezeten. Toen zijn we op een gegeven moment bij de betaalmeester gaan vragen of we een pasje konden krijgen om naar huis te gaan. Helaas bleek er net tevoren een ziekte uitgebroken te zijn rond de Rijn, waardoor niemand de rivier mocht passeren. In Warendorf lagen ook Nederlandse stoottroepen waar we wel eens kwamen. Ik hoorde op een dag de majoor tegen een stel soldaten zeggen dat ze naar Breda moesten. Ik zei tegen die majoor: ‘Majoor ik woon in Tilburg kan ik niet meerijden?’ ‘O ja,’ zei hij. Ik kreeg een soldatenjas aan en een kepie op. Zo ben ik de Rijn gepasseerd en thuis afgezet." Een andere student beschreef dezelfde reis, die vanuit Warendorf via Münster over de pontonbrug bij Weser terug naar Nederland leidde.
Op 29 december 1945 was er in Tilburg een reünie van de ’22 Dasselinezen’. Er konden er veertien aanwezig zijn, onder wie Wik de Leeuw. De volgende dag, zondag 30 december 1945, was er een speciale Heilige Mis ter nagedachtenis aan Janus Brekelmans.[37] "Achterafgezien zijn we in Dassel eigenlijk goed behandeld. Ja, ik had het er zwaar mee. Ik had wroeging dat ik daar zat, maar eigenlijk als je het vergelijkt met wat anderen hebben meegemaakt, zijn we daar goed behandeld."
Theo Bakkeren schreef in zijn dagboek over De Leeuw: "Wik was wél altijd de man bij ons, vol strijdbare weerbaarheid. Gelukkig hebben ze 'm nooit op de korrel gekregen!"[38] De Leeuw zong ook vaak zijn lijflied:
Die Gedanken sind frei! Wie kann sie erraten? Sie fliehen vorbei, wie nächtliche Schatten. Kein Mensch kann sie wissen, kein Jäger erschiessen. Es bleibet dabei, die Gedanken sind frei! | De gedachten zijn vrij! Wie raadt ze daar binnen? Zij dansen voorbij, als nachtelijke schimmen. Geen mens kan ze naken, geen jager ze raken. Laat wezen wat zij, de gedachten zijn vrij![39] |
Wik de Leeuw maakte na de oorlog zijn studie af en trouwde in 1952 met Joke Bol. Ze kregen samen vijf kinderen. Hij werkte na zijn studie als leraar op een middelbare school in Oostburg en later in Tilburg. Wik de Leeuw overleed op 85-jarige leeftijd in Berkel-Enschot.[40]