We schrijven zaterdag 23 december 1944, bijna drie maanden na de bevrijding van Helmond op 25 september 1944. De oorlog is echter nog lang niet voorbij. Helmond was veranderd in een rustplaats. In de stad lagen hoofdkwartieren en werkplaatsen. Af en toe werd men opgeschrikt door de Duitse dreiging, tijdens operatie Kent, of een sporadisch bombardement. Zo ook op deze dag.
Het was "opklarend weer, helder op den dag, tegen den middag begint het zelfs te vriezen. Heldere lucht voor luchtvliegacrobaten. Met groote zwermen ziet men ze door de lucht klieven, richting Westelijk Ardennenfront te zien aan de lichte strepen welken zij achterlaten."[1]
De Noord-Koninginnewal huisde in de Tweede Wereldoorlog een aantal cafe's, winkels en woningen. De straatnaam werd door de Duitsers herdoopt naar de Noordwal om alle referenties naar het koningshuis weg te poetsen. Er komen kleine steegjes op uit, zoals Het Hool en het Ketsegangske. De westkant, of oneven kant, loopt van zuid naar noord op. Op nummer 1 zat fietswinkel Adams, ernaast woonde de kapper Van den Born op nummer 3. Daarnaast zat garage Van Asten.[2] Op nummer 7 woonde de familie Meeuws[3], ernaast op nummer 9 zat het café-restaurant Het Oude Kasteel[4]. Dit café werd gerund door de weduwe Van Stiphout-Dijstelblom. Een deur verder, op nummer 11, woonde de weduwe Van Laarhoven-Jaspers. Zij had een textielwinkel.[5] Tussen deze winkel en huisnummer 13, van Slagerij Beks, lag Het Hool. Volgen we de huizen verder naar het noorden dan komen we op nummer 15 de kapsalon van Claassen[6] tegen, daarnaast woonde de familie Derksen[7]. Op nummer 19 was het café Donkers gevestigd.[8]
Om 14:00 uur werd er een vliegtuig boven de stad waargenomen. Frans Vincent schreef in zijn dagboek: "Tegen twee uur in den namiddag een vijandelijk vliegtuig boven de stad en werpt 2 bommen uit, allebei raak. Ik hoor en zie de bommen suissen en fluiten en in de richting der stad vallen. Ik schuil er voor en direct daarop hoor ik de ontploffingen en zie ik de groote stofwolken hoog boven de huizen de lucht invliegen. Een tweede suist kort na de eerste dezelfde richting uit, en schijnt ook raak te zijn te hooren aan de uitwerking der explosies. Hierop volgt een stilte, het vliegtuig is verdwenen en de rust is weergekeerd."[9]
Alphons Niessen vult in zijn eigen dagboek aan: "De ramen rinkelden en het vuur was in de winkel zichtbaar. Ik rende direct de straat op, het was richting Kluisstraat. Op de Markt en de Ameidestraat al het glas er uit. Reeds vooraan op de Noord Koninginnewal kwam ik reeds de eerste hevig bloedende mensen tegen."[10]
Slagerszoon Theo Beks trouwde in 1936 met Tonny Timmermans en opende nog datzelfde jaar een slagerij aan de Noord-Koninginnewal 21.[11] Zijn ouders hadden een slagerij in de 1e Haagstraat, die na het overlijden van zijn vader in 1928 door zijn moeder werd bestierd.[12] In 1939 kocht Theo Beks een ander stuk grond aan de Noord-Koninginnewal.[13] Op 26 oktober opende hij aldaar op nummer 13 zijn "nieuwe, naar de eischen des tijd ingerichte rund-, kalfs- en varkensslagerij".[14] Het gezin Beks bestond in 1944 uit vier zoons: Karel, Keesje, Adje en Theo.[15]
De bom landde aan de achterkant van de slagerij, ergens in Het Hool. Keesje Beks werd onder het puin bedolven. Op de Weg op den Heuvel 29 was de garage van Piet van Roij gevestigd. Deze garage was gevorderd door de geallieerde strijdkrachten.[16] Er tegenover lag de Ambachtsschool, ook deze was gevorderd en omgebouwd tot ziekenhuis. Dit militaire ziekenhuis werd bemand door het Britse 34 Casualty Clearing Station.[17] Deze Britten kwamen op 4 december 1944 aan en namen de school over van een andere Britse medische eenheid, het 23 Field Dressing Station. Deze verhuisde naar de veel kleinere St. Leonardusschool om een paar dagen later te verhuizen naar de grotere St. Gerardusschool.[18]
Leo van Loon was elf ten tijde van het bombardement. Zijn vader werkte als automonteur bij Van Roij in de garage. Hij ging vaak bij zijn vader kijken, zo ook op 23 december. Er liepen een aantal Britse militairen rond die vooral veel thee dronken: "die lui hadden van die hele grote mokken. Echt theedrinken op vaste tijd." Plotseling was er een gierend signaal te horen. Een van de Britten wist al hoe laat het was en dook meteen onder een lastafel. "Plotseling een hevige knal." De bom was ingeslagen op Het Hool. Het was even stil, maar al snel kwam er een jeep aangereden: "daar zat iemand in, ik meen helemaal in het wit. Die had een kind op zijn arm en dat bloedde heel erg. Ze gingen naar de Ambachtsschool. Blijkbaar een of andere rode kruispost of zo, dat weet ik niet." Leo vertelde verder: "Ik kon net zien dat die door zijn beentje een hele grote splinter had. Ik praat dan wel bijna over een balk, die als een spies door het beentje zat. Het kind werd meteen op een brancard gelegd en de school binnengereden. Er werd eigenlijk meteen een laken overgelegd."[19]
Het Britse ziekenhuis noteerde het volgende in haar verslagen: "Bom van vijandelijke actie landde op 400 meter van het CCS. 16 burgers behandeld voor kleine snijwonden en schokken. Eén kind dood binnengebracht en twee ernstig gewonde slachtoffers opgenomen. Geen slachtoffers onder het CCS-personeel of ander legerpersoneel. Enkele ramen beschadigd door ontploffing."[20]
Keesje was al overleden voordat hij het ziekenhuis bereikte. Leo vertelde verder dat hij dacht dat de man in het wit Keesjes vader, slager Theo, moest zijn: "die kwam daar aanrijden met een dood kind op zijn schoot." Theo Beks kon dit niet zijn geweest, want hij raakte bij het bombardement zelf zwaargewond. Zijn huis raakte zwaar beschadigd.[21] Henk van Laarhoven woonde bij zijn ouders op de Markt 14, drie deuren naast Van Vilsteren. Hun winkel was aan de achterkant verbonden met een andere winkel van de familie aan de Ameidestraat 16. Hij vertelde: "Ik zag slager Beks zwaar onder het bloed op een bakfiets zitten en naar het ziekenhuis gebracht worden."[22]
Na de bevrijding van Helmond in september 1944 gingen de gevechten in De Peel verder. Dit zou uiteindelijk leiden tot operatie Kent, de verdediging van Helmond tegen een potentiële Duitse doorbraak. Vele gezinnen uit Liessel werden geëvacueerd om deze gevechten te ontlopen. Zo ook de familie Bakker. Marinus Bakker had een café aan de huidige Neerkantseweg 50 in Liessel.[23] Zijn eerste vrouw overleed in 1926 waarna hij hetzelfde jaar hertrouwde met Johanna van der Zwaan. Ook zij was eerder getrouwd, haar eerste man overleed in 1917. De moeder van Marinus Bakker, Antje van der Zwaan, kwam uit dezelfde familie als zijn nieuwe vrouw, al moeten we teruggaan tot de 18de eeuw om in Melten van der Swaen een gezamenlijke stamvader van Johanna en Antje te vinden.[24]
Johanna had uit haar eerste huwelijk in ieder geval een dochter, maar die overleed jong. Marinus had uit zijn eerste huwelijk vier zonen: Leo, Toon, Jan en Theo.[25] Het gezin Bakker-van der Zwaan zal in het najaar van 1944 naar Helmond getrokken zijn om daar onderdak te vinden bij de familie Beks op de Noord-Koninginnewal 13. Niet alleen dit gezin was er ingetrokken, maar ook een van de broers van Johanna, Cornelis van der Zwaan, vond er onderdak.[26] Martinus Bakker stond volgens de familie wekelijks op de markt in Helmond, vermoedelijk hadden ze daar contact gekregen met de familie Beks.[27]
De bom op Het Hool had een enorme impact op de familie. Zoon Jan Bakker en stiefmoeder Johanna kwamen direct om het leven. Vader Marinus raakte zwaargewond aan zijn hoofd. Zijn zwager Cornelis van der Zwaan raakte eveneens zwaargewond aan zijn hoofd, maar ook aan zijn linkerhand.[28] Niessen schreef in zijn dagboek: "Ik begaf mij direct naar de plaats van het ongeval. Het huis van Beks, de slager. Hier werd spoedig een slachtoffer gevonden en onder het puin weggehaald. Even later vond ik nog een reeds gedoode vrouw en later nog 'n man. Beiden geheel onder het puin."[29] Marinus Bakker werd in eerste instantie als overleden gerapporteerd. Later bleek hij zwaargewond in het ziekenhuis te liggen.[30]
Wim en Bep Claassen hadden een kapperszaak aan de Noord-Koninginnewal 15, waar ze ook woonden. Ze kregen vijf kinderen: drie zoons en twee dochters. Bep Claassen had dezelfde achternaam als haar man en had een broer die ook Wim Claassen heette. Hij was getrouwd met Anna van Uden. Zij kregen in ieder geval één dochter: Mia Claassen, geboren in 1934.[31] Dit gezin woonde aan de Tolpoststraat 24.[32] Mia was dus een nichtje van Bep Claasen.
Kapper Wim Claassen vertrok begin februari 1937[33] naar Antwerpen om eind maart weer terug te komen.[34] Volgens een krantenartikel van 10 juni met twee "bijzondere diploma's, van het instituut "Sarah-Bernard" te Antwerpen".[35] Dit instituut werd bij een aantal andere advertenties van kappers uit die tijd ook genoemd.[36] Sarah Bernardt was een Franse actrice die in 1923 overleed. We hebben helaas geen spoor van dit kappersinstituut kunnen vinden.[37]
Bij het bombardement raakte zowel Bep als haar nichtje Mia zwaargewond. Mia werd door een bomscherf in haar gezicht geraakt. Het huis van de familie Claassen raakte zwaar beschadigd.[38]
Op Het Hool 6 woonde de familie Lammers. Karel Lammers was in 1938 met Drika Janssens getrouwd. Drika was al eerder getrouwd geweest met Johan Meijer. Zij trouwden in 1928 en scheidden in 1937. Met Johan had Drika vier kinderen, twee zoons en twee dochters, waaronder Jan Meijer, geboren in 1930.[39] Bij het bombardement raakte zowel Drika als haar zoon Jan zwaargewond. Drika aan haar hoofd, hals, arm en schouder en Jan aan zijn rug en hals, hun huis werd compleet verwoest. Jan Meijer werd in eerste instantie om 14:45 uur als dood gerapporteerd door het lokale blokhoofd. Om 15:22 uur werd gerapporteerd dat hij, naar verluidt overleden, bij café Luijben op de Zuid-Koninginnewal 50 was binnengebracht. Later bleek hij zwaargewond in een Brits militair ziekenhuis te zijn opgenomen.[40]
In de Ameidestraat op nummer 6 zat tijdens de oorlog de "Zeeuwsche Vischhal" van de familie Nobels. Doortje van der Kruijssen werkte daar in de winkel. Ten tijde van het bombardement was ze 23 jaar oud en woonde ze bij haar ouders op de Van Brusselstraat 8. De even nummers van de Ameidestraat liggen aan de noordkant. De binnenplaats achter is daarmee gericht op Het Hool. Doortje raakte zwaargewond aan haar hals en rug. Volgens haar dochter kreeg ze een bomscherf in haar schouder. Er werden een ader en een zenuw geraakt waardoor ze verlamd raakte aan haar arm. Ze bevond zich op dat moment op de binnenplaats van de winkel.[41]
Rond 14:00 uur viel de andere van de twee bommen op de textielfabriek Ramaer aan de Watermolenwal. De fabriek lag op de hoek van de Watermolenwal en de huidige Torenstraat waar vroeger De Bleek stond. De fabriek was vanaf 1 oktober 1944 gevorderd door de geallieerde strijdkrachten.[42] In eerste instantie werd hier om 14:05 uur melding gemaakt dat er geen gewonden waren. Pas een kwartier later werd er melding gemaakt van de vondst van een dood jongetje. Weer twintig minuten later, het was 14:40 uur, werd het jongetje geïdentificeerd als Dovens uit de Kamsteeg. Later bleek dit Lambertus Johannes Dovens te zijn, geboren op 4 juni 1934. Lambertus was de zoon van Martinus Dovens en Catharina van Aerle. Zij waren in 1932 getrouwd en kregen nog een dochter in 1933 en een tweede zoon in 1936. Ze scheidden in 1938, waarna de moeder in 1941 hertrouwde met Arnoldus Bongers. Het gezin Bongers-van Aerle woonde in de Kamsteeg op nummer 13.[43]
De bom belandde voor het ketelhuis van de Ramaerfabriek.[44] Dovens liep volgens een verklaring over de Watermolenwal waarbij een muur door de luchtdruk omver werd geblazen. Hij werd verpletterd onder de muur en overleed ter plekke.[45] De woningen aan de andere kant van de weg hadden vooral glasschade opgelopen.[46] Het klooster van de Zusters van Liefde[47] aan de Markt, dat tegen de Watermolenwal aan lag had geen enkele ruit meer in de sponningen zitten.[48] Het huis van Bombeeck, op nummer 8, was volgens het schaderapport voor de helft verwoest. Jan Kosterman woonde op de Markt 25. Hij verklaarde later dat de bom precies voor het huis van Bombeeck was neergekomen.[49]
Naast het klooster op de Markt, op nummer 49, woonde de familie Magis. Ook daar vlogen alle ruiten eruit, zowel aan de voor- als aan de achterkant. Het gezin verhuisde tijdelijk naar het kantoortje in huis.[50]
De zusjes Keijzers woonden aan de Kanaaldijk 35 en gingen die dag boodschappen doen. Normaal liepen ze dan altijd over de Watermolenwal, maar dit keer liepen ze door de Veestraat. Toen het bombardement begon, werden ze bij Niessen naar binnen geduwd om te wachten tot het allemaal weer over was. "Thuis zaten ze natuurlijk in honderdduizend angsten," maar de meisjes keerden zonder kleerscheuren weer terug.[51]
Naast de hierboven genoemde vier doden en acht zwaargewonden vielen er ook een vijftigtal lichtgewonden. Toos Rongen woonde op de Kerkstraat 28 en werkte als kapster bij haar buren, kapper Thiebosch op nummer 30. Zij vertelde: "Ineens een glasgerinkel, ontzettend. We dachten dat de hele salon naar beneden kwam. We vlogen allemaal naar de kelder, maar het was al gebeurd. […] De hele Markt stond onder rook en de brandweer rukte al gauw aan. Even later hoorden we dat er bij Grada een bom was gevallen. Vreselijk. Juist bij Grada. Hun hele huis is naar de maan. Alles kapot. […] Zus en Janus van Laarhoven zijn erg gewond. De keuken, de badkamer, de gezellige waranda, alles is naar de maan."[52]
De Grada uit het verhaal is Grada van Laarhoven, een van de dochters van het gezin Van Laarhoven-Jaspers dat op de Noord-Koninginnewal 11 een textielhandel had. Hun huis werd zwaar beschadigd. Zus en Janus waren de oudere zus en broer van Grada.[53] Beiden raakten lichtgewond. Toos vertelt verder: "Vreselijk. Bij van Vilsteren, van Stiphout, Meeuws en Beks is alles kapot. Een gezellige kerstmis hebben die."[54] Het huis van Van Laarhoven werd zwaar beschadigd.[55] Henk Kat woonde in de Molenstraat, bij de hoek met de Noord-Koninginnewal. Hij herinnerde zich de gewonden in Noord-Koninginnewal: "Daar holden een hele hoop mensen toch wel rond met scherven, glassplinters en bloedspatten." Ook bij Kat lagen de ruiten er aan de voorkant uit.[56]
Toon Vosman werkte voor de gemeente en was aangesteld als verbindingsman met de Britse Town Major. Hij herinnerde zich: "Ik weet nog goed, dat Stock-Davids met bebloed gezicht naar buiten kwam lopen. Hij bloedde als een rund."[57] Vermoedelijk betreft dit Johannes Stockx. Hij had een winkel in de Ameidestraat en was getrouwd met Johanna Davids.
De vier doden werden uiteindelijk om 16:50 uur in het ziekenhuis verzameld.[58]
Naast Het Hool 6 werden twee andere panden compleet verwoest; het café Het Oude Kasteel op de Noord-Koninginnewal 9 en de zaal achter het café van Van Vlisteren aan de Markt 20. Een aantal gebouwen raakte zwaar beschadigd, vooral aan de Noord-Koninginnewal. Naast de eerder genoemde nummers 11 (Van Laarhoven), 13 (Beks) en 15 (Claassen) werden ook de panden van nummer 3 (Van den Born), 7 (Meeuws) en 17 (Derksen) geraakt. Het eerder genoemde pand aan de Watermolenwal 8 (Bombeeck) raakte door de bom bij Ramaer ook zwaar beschadigd.[59]
Glas- en dakpannenschade liep men op in de Noord- en Zuid-Koninginnewal, Ameidestraat, Markt, Veestraat, Kluisstraat, Beelsstraat, Zuiderstraat, Watermolenwal en een deel van de Molenstraat.[60] Henk Kat vertelde: "Het [Oude] Kasteel […] stond er nog helemaal. Het huis van Van Born was wel ingezakt. Maar daar tegenover die huisjes van de Fietelaar, die waren maar zo hoog, je kon met je hand aan het dak. Je moest er als je naar binnen ging een paar treden af. De rest was dak. Er zat geen goot aan. En daar waren alle pannen af. Allemaal. Daar keek je zo dwars doorheen. […] Twee dagen later lagen de pannen er weer op die huisjes. Toen was die schade weer hersteld."[61]
Frans Vincent ging de volgende dag de stad in om naar de schade te kijken. Hij schreef in zijn dagboek: "Hoe dichter men de Koninginnewal nadert hoe grooter de ruïnes worden. In meerdere panden staat geen ruit meer in terwijl het pand van Van Stiphout totaal vernield is, en meerdere panden er omheen onbewoonbaar geworden zijn. Ook in een groot gedeelte van de Zaal Van Vilsteren gelegen achter het café Van Stiphout, totaal vernield. Men staat verbaast te kijken, en vraagt zich af, hoe is het mogelijk, dat één bom en lang niet van de zwaarste zo'n ruïne stichten kan"[62]
Henk van Laarhoven, aan de Markt 14, vertelde dat zijn moeder door de luchtdruk van een trapje geslingerd werd. Alle ramen aan de achterkant lagen er uit, "met sponning en al". Bij zijn oma aan de Ameidestraat 16 was een raam in de huiskamer, vermoedelijk aan de achterkant, naar binnen opengeslagen. Het glas-in-loodraam erboven was er uitgeslagen en lag erbovenop. Gelukkig raakte niemand van de familie gewond.[63]
Helmond en Deurne werden ten tijde van de aanval verdedigd door een aantal luchtafweereenheden van het Britse leger. De eenheid die haar geschut in en rond de stad had opgesteld was het 123 Light Anti-Aircraft Regiment. Dit regiment bestond uit drie batterijen. De 405, 408 en 409 Battery. De eerste van haar batterijen, de 405 Battery, was gelegerd in Deurne, de andere twee in Helmond. De H Troop van 409 Battery stond opgesteld op het open veld ten noorden van de Ramaerfabriek, J Troop op de Beisterveldse Akkers en G Troop bij Mariahof, ten zuiden van de spoorlijn. De drie troops van 408 Battery lagen aan de westkant van het kanaal in Helmond. Het is echter enkel 405 Battery in Deurne dat het vuur wist te openen. Zij rapporteerde om 14:10 uur één Me 262 beschoten te hebben, die op 6000 feet (1800 meter) van zuidwestelijk naar noordoostelijke richting vloog. Er werd door drie 40mm luchtafweerkanonnen geschoten gedurende 10 seconden, genoeg om 11 granaten op het vliegtuig af te vuren.[64]
Wat het doel van de Duitse aanval precies was, is onduidelijk. Veel Helmondse ooggetuigen houden het op de gewondenpost die in de zaal Van Vilsteren was gevestigd. Al was deze al voor het bombardement verwijderd. De kans is dan ook klein dat dit het daadwerkelijke doel was. Slechts één ooggetuige geeft aan dat het vliegtuig een duikvlucht op het luchtafweergeschut maakte. Welk luchtafweergeschut is onduidelijk, misschien wel hetgene dat vlak achter de Ramaerfabriek stond.[65]
Naast van het geschut bij de Ramaerfabriek is er een foto met daar op een Bofors 40mm luchtafweerkanon voor het café "Het Oude Kasteel". Dit pand werd door de bom op Het Hool compleet verwoest. Helaas is niet bekend wanneer de foto werd gemaakt. Aangezien het stuk geschut nog aan de trekkende vrachtwagen gekoppeld was, is het ook maar de vraag of het ooit voor langere tijd daar gestaan heeft.
Een andere oorzaak voor de Duitse luchtaanval kan zijn dat de Me 262 werd aangevallen door Canadeze Spitfires. Het No. 411 Squadron was die dag om 12:35 uur opgestegen vanaf het vliegveld B88 bij Heesch. De vliegeniers hadden als doel om het vliegveld Wahn, vlakbij de huidige Luchthaven Keulen-Bonn, te verkennen. Op de terugweg kwamen ze ten oosten van Eindhoven twee Me 262s tegen. Flight Luitenant J.J. Boyle wist er één te beschadigen. Boyle landde om 14:25 uur weer op B88.[66] Of dit luchtgevecht plaatsvond voor of na het vallen van de Duitse bommen is onduidelijk. Het kan zijn dat het luchtgevecht de reden is geweest dat een van de Duitse vliegtuigen zijn bomlading liet vallen. Frans Vincent schreef echter in zijn dagboek: "Kort na dit onheil komen de Engelsche [sic] jagers, welke de lucht doorkruissen, en patrouilleerende de lucht zuiver houden."[67]
In het rapport van de luchtbeschermingsdienst is te vinden dat er geen luchtalarm was gegeven. Het gebruik van sirenes en fabriekstoeters was door de Britse autoriteiten verboden.[68] In de interviews[69] die de Heemkundekring in de jaren negentig afnam is er echter wel sprake van luchtalarm: "De angst voor het geluid van het luchtalarm en de grote aantallen vliegtuigen is mij altijd bij gebleven. Een heel angst aanjagend geluid."[70] Vermoedelijk herinneren deze getuigen zich andere bombardementen of het geluid dat de Me 262 maakte. Hetzelfde geluid dat de Britse militair in garage Van Roij onder de lastafel deed duiken.[71]
Wie vloog de Me262 die deze twee bommen op Helmond afwierp? Zou er nog iets in Duitse archieven te vinden zijn over het daadwerkelijke doel van de vlucht? Wildekamp schreef in 2011 in zijn boek over vliegveld Helmond dat "Helmond weer het doel [was] van een luchtaanval door twee Me 262's van I./KG 51. Om 14.00 uur sloegen vier bommen van 250 kg elk in bij het centrum van de stad."[72] We hebben al gezien dat het slechts één Me 262 betrof en dat er maar twee bommen vielen, geen vier. Hoe Wildekamp tot deze conclusie is gekomen is helaas niet bekend, er worden geen bronnen voor gegeven.
I./KG 51 was de I. Gruppe, Kampfgeschwader 51 "Edelweiss", een van de Duitse luchtmachteenheden die met de Me 262 vloog. Helaas zijn er in de Duitse archieven geen verslagen van deze eenheid te vinden. Ook boeken over de eenheid of over de Me 262[73] geven geen verdere informatie over eventuele vluchten, enkel dat de eenheid in de regio Lüttich, Antwerpen, Nijmegen, Volkel en Eindhoven opereerde.[74] Hoe Wildekamp dan ook bij deze eenheid is gekomen, zal helaas onbekend blijven. Wij hebben er in ieder geval geen bronnen voor kunnen vinden.
In de Ameidestraat hielpen Britse militairen bij het opruimen van de straat. Ze hadden bij de bewoners om bezems gevraagd en waren direct begonnen. De Luchtbeschermingsdienst was in zijn rapport vol lof over de buren en Britse militairen die meteen waren begonnen met de hulpverlening. De Britten zetten straten af en slachtoffers werden onder het puin vandaan gehaald. Beginnende branden werden geblust, wankele muren omgetrokken en straten vrij van puin gemaakt. Er werd zelfs voor koffie gezorgd voor de getroffenen en de hulpverleners. Later werd er karton uitgedeeld om in ieder geval de ramen dicht te kunnen maken.[75] Het was nog steeds erg koud in de stad. Dit karton werd gevorderd van de cartonnagefabriek Van Wezel[76] aan de Kanaaldijk 15-17.[77] Getroffenen kregen een extra mud kolen toegewezen.[78]
Rond 17:00 uur werd er nog wel een blindganger op de Brouwhuisschedijk gemeld, maar na onderzoek werd deze niet gevonden. Rond 18:00 uur was alles geregeld, er werd niemand meer vermist en de doden en gewonden waren naar ziekenhuizen vervoerd. Enkel de politie bleef ter bewaking achter.[79]
Na dit bombardement ging het leven in Helmond weer verder. Met Kerstmis gingen de inwoners weer gewoon naar de kerk. De oorlog was voor Helmond nog steeds niet voorbij. Luchtaanvallen bleven komen en de slachtoffers bleven vallen. Een bombardement op 14 februari 1945 zou in Helmond weer drie dodelijke slachtoffers eisen.