De in 1924 gebouwde Lichte-kruiser Sendai was naamgever van de Sendai-klasse Lichte-kruisers. Ten tijde van de strijd in de Zuidelijke Pacific fungeerde het schip regelmatig als vlaggenschip voor ondersteuningseskaders bij de Japanse landingsoperaties. Het schip nam actief deel aan de slag om Midway en de campagnes rond de Solomon eilanden tot het schip op 3 november 1943 zonk nadat het onder vuur was genomen door Amerikaanse kruisers van Task Force 39.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Mitsubishi, Nagasaki |
16 februari 1922 |
30 oktober 1923 |
29 april 1924 |
3 november 1943 (gezonken) |
Bouwnummer : ? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
20 november 1941 |
3 november 1943 |
vlaggenschip, 3e
Torpedobootjagereskader |
||
5 januari 1944 |
geschrapt uit
register |
De Japanse Lichte-kruiser Sendai was naamgever van de Sendai-klasse. De kiel voor het schip werd op 16 februari 1922 aan de werf van Mitsubishi in Nagasaki gelegd. Op 23 oktober 1923 volgde de tewaterlating. Het schip was vernoemd naar de rivier Sendai in Kagoshima. Op 29 april 1924 werd het schip afgeleverd onder bevel van Dai-sa (Kapitein-ter-Zee) Kiyohiro Ijichi.[1]
De Sendai had een standaard waterverplaatsing van 5.195 ton en maximale waterverplaatsing van 7.180 ton. De lengte van het schip bedroeg 163 meter met een breedte van 14,20 meter bij een diepgang van 4,90 meter. De standaard bewapening bij bouw bestond uit zeven stuks enkelloops 140 mm / 50 kaliber geschut met een secundair geschut van twee dubbelloops torens met 25mm / 60 kaliber geschut. Als luchtafweer beschikte het schip over een vierloops 13,2 mm machinegeweer en twee 7,7 mm machinegeweren. Daarnaast beschikte het schip over vier torpedolanceerinstallaties met elk twee stuks 610 mm torpedolanceerbuizen.[2]
Na haar in dienststelling werd het schip naar China gezonden waar het deelnam aan patrouilles op de Yangtze rivier. Bij aanvang van de Tweede Chinees-Japanse oorlog speelde het schip een grote rol tijdens de Slag om Shanghai. In latere periodes tijdens deze strijd begeleidde het schip de Japanse landingen op de kust in Zuid-China.
Vanaf 20 november 1941 fungeerde de Sendai als vlaggenschip voor het Japanse 3e Torpedobootjagereskader. Op 7 december 1941 om 23.45 uur opende de Sendai met haar torpedobootjagers de landingen bij Kota Bahru, Malakka met een kustbombardement. Bij deze landingsoperatie werden de schepen aangevallen door Lockheed Hudson bommenwerpers van de RAAF. Hierbij werd een transportschip tot zinken gebracht en twee anderen beschadigd. Op 19 december 1941 werd de Sendai bijna aangevallen door de Nederlandse onderzeeboot Hr. Ms. O 20. De onderzeeboot werd echter opmerkt door het Kawanishi E7K2 verkenningsvliegtuig van de Sendai en aangevallen door de begeleidende torpedobootjagers. De O 20 werd hierbij uiteindelijk door de torpedobootjager Uranami (Dai-44) tot zinken gebracht. De Sendai maakte totaal vijf escortetochten met troepentransportschepen naar Malakka. Tijdens de vierde tocht werd de vloot nogmaals door een onderzeeboot aangevallen, dit keer de USS Seadragon (SS-194). Wederom kon het konvooi onbeschadigd doorvaren. Bij de laatste tocht, werd het konvooi aangevallen door de Britse torpedobootjager HMS Thanet (H29) en Australische HMAS Vampire (D68). Tijdens het gevecht dat volgde werd HMS Thanet tot zinken gebracht en moest HMAS Vampire zich terugtrekken.[3]
Na de operaties bij Malakka, werd de Sendai met haar torpedobootjagers ingedeeld voor de bescherming van de Japanse landingsoperaties op Java en Sumatra. Tegen het einde van maart 1942 was het schip betrokken bij de landingen bij Port Blair, de Andaman Eilanden. In april 1942 keerde het schip terug naar de Japanse haven van Sasebo voor noodzakelijke reparaties van de schade die het in de strijd had opgelopen.[4]
Gereed voor nieuwe operaties maakte de Sendai op 29 mei 1942 deel uit van het smaldeel van de Rengo Kantai (Gecombineerde Vloot), ten behoeve van de aanval op en invasie van Midway. Het schip maakte hierbij deel uit van de reserve achterhoede en kwam niet in gevecht met Amerikaanse vlooteenheden. Op 14 juni 1942 kwam het schip in Kure aan.[5]
Op 15 juli 1942 werd de Sendai met haar torpedobootjagers aangewezen voor operaties langs de kust van Birma en in de Indische Oceaan. Toen op 31 juli Amerikaanse troepen landden bij Guadalcanal, werd deze operatie afgelast en de Sendai naar Truk gezonden voor escortes naar Rabaul, New Britain en Shortland, Bougainville. Bij de hierop volgende operaties werd op 8 september 1942 een bombardement op Tulagi uitgevoerd en op 12 september op het vliegveld Henderson op Guadalcanal. De Sendai nam vervolgens deel aan de eerste zeeslag bij Guadalcanal en de tweede zeeslag bij Guadalcanal.[6]
Op 25 februari 1943 werd het smaldeel van de Sendai ingedeeld bij de Dai-hachi Kantai (8e Vloot), waarmee het rond Rabaul bleef opereren. In mei 1943 werd het schip naar Sasebo gezonden voor reparaties en diverse moderniseringen. Hierbij werd haar vijfde geschut verwijderd en vervangen door een drievoudig stuk 25 mm luchtafweer en ontving het een Type 21 radar. Op 25 juni 1943 was het schip weer gereed en op 5 juli weer in Truk. De daaropvolgende maanden opereerde het schip rond de Solomon Eilanden.
Op 2 november 1943 raakte de Sendai in gevecht met een Amerikaans smaldeel en werd ernstig beschadigd door gericht vuur van de Amerikaanse kruisers USS Montpelier (CL-57), USS Cleveland (CL-55), USS Columbia (CL-56) en USS Denver (CL-58). De dag daarna werd de verlaten en zwaar beschadigde romp tot zinken gebracht door torpedo's van de torpedobootjagers USS Charles Ausburn (DD-294), USS Converse (DD-509) en USS Dyson (DD-572). 185 opvarenden kwamen hierbij om het leven. 236 manschappen werden gered door de escorterende torpedobootjagers. De overige 56 overlevenden werden gered door de Japanse onderzeeboot Ro-104. Op 5 januari 1944 werd de Sendai verwijderd van de scheepslijst.[7]
Naam: | Sendai (1924) |
Callsign/Registratie: |
? |
Bouwer: |
Mitsubishi, Nagasaki |
Bouwnummer: |
? |
Type/Klasse: |
Lichte-kruiser / Sendai-klasse |
Waterverplaatsing: |
5.113 ton (standaard) 7.100 ton (maximaal) |
Lengte: |
163,10 meter |
Breedte: |
14.25 meter |
Diepgang: |
4,91 meter |
Aandrijving: |
12x Kampon stoomketels 4x Parsons turbines 90.000 Pk (66.195 kW) 4 schachten |
Snelheid: |
35,3 knopen (65 km/h) |
Bereik: |
9.000 km bij 14 knopen (26 km/h) |
Bewapening: |
eind 1924: 7x Sk 14 cm L/50 Typ 3 2x Flak 8 cm L/40 Typ 11 2x Flak-MG 7,7 mm Typ 94 4x2 torpedolanceerbuizen 610 mm 48 zeemijnen begin 1943: 6x Sk 14 cm L/50 Typ 3 2x Sk 12,7 cm L/40 Typ 89 44x Flak 2,5 cm Typ 96 6x Flak-MG 13,2 mm Typ 93 4x2 torpedolanceerbuizen 610 mm 2x dieptebommenwerper |
Bemanning |
452 |
Dai-sa Kiyohiro Ijichi
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1924 - 2 juli 1925 |
? |
2 juli 1925 |
Dai-sa Tatsuo Sagara
(Kapitein-ter-Zee) |
1 november 1926 |
Dai-sa Jiro Ban
(Kapitein-ter-Zee) |
21 december 1927 |
Dai-sa Senzo Wada
(Kapitein-ter-Zee) |
10 december 1928 |
Dai-sa Nobuharu Nohara
(Kapitein-ter-Zee) |
1 mei 1929 |
Dai-sa Kaneji Kishimoto
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1930 |
Dai-sa Takeo Taskasaki
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1932 |
Dai-sa Tsunemitsu Yoshida
(Kapitein-ter-Zee) |
4 juli 1934 |
Dai-sa Torahiko Nakajima
(Kapitein-ter-Zee) |
15 november 1935 |
Dai-sa Masao Yamamoto
(Kapitein-ter-Zee) |
1 december 1936 |
Dai-sa Susumu Kimura
(Kapitein-ter-Zee) |
december 1937 |
Dai-sa Shunji Izaki
(Kapitein-ter-Zee) |
15 december 1938 - 15 november
1939 |
? |
15 november 1939 |
Dai-sa Toshio Shimazaki
(Kapitein-ter-Zee) |
15 juli 1940 |
Dai-sa Nobuei Morishita
(Kapitein-ter-Zee) |
25 april 1942 |
Dai-sa Kiichiro Shoji
(Kapitein-ter-Zee) |
20 mei 1943 - 2 november 1943 |