TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Herbert Andorfer (1911-2003)

    Jeugd en vroege carričre

    De wieg van Herbert Andorfer stond in het Oostenrijkse Linz, waar hij op 3 maart 1911 werd geboren. Hij was een buitenechtelijk kind van een winkelverkoopster die na zijn geboorte bij haar moeder in Salzburg ging wonen waar hij opgroeide bij zijn grootmoeder. Zijn vader zou hij pas in 1938 leren kennen. Na vijf jaar lagere school bezocht de jonge Andorfer vanaf 1922 de middelbare school. In die tijd werd hij lid van een rechts-nationalistische scholierenvereniging. Na zijn eindexamen in 1929 kon hij wegens ontoereikende financiële middelen geen opleiding in het hoger onderwijs volgen. Daarom koos hij voor een hotelschool. Na het behalen van zijn diploma werkte hij gedurende twee zomers op de administratie van een hotel in het kuuroord Bad Ischl. In de wintermaanden was Andorfer noodgedwongen werkloos en verdiende hij bij als huis-aan-huis verkoper. Het lukte hem uiteindelijk in de winter van 1934 om een vaste administratieve baan in een hotel in Sölden in het Ötztal te bemachtigen. Hij zou daar tot 1938 werkzaam blijven, het laatst als bedrijfsleider. Andorfer leerde in Innsbruck zijn toekomstige vrouw Traudl Müh kennen met wie hij op 13 augustus 1934 trouwde. Zij droeg aan het onderhoud van het gezin bij door tapijten te repareren. In 1942 zou een zoon worden geboren.

    Op 2 oktober 1931 was Andorfer in Salzburg lid geworden van de destijds in Oostenrijk illegale NSDAP (lidnummer 610.869). Op 20 september 1933 volgde zijn lidmaatschap van de, eveneens illegale, Schutzstaffel (SS) (SS-nummer 309.600). Er kan in dat licht geen twijfel bestaan over zijn Duits-nationale opvattingen. Zo smokkelde hij nazistische literatuur van Duitsland naar Oostenrijk. Hij was dan ook een fervent voorstander van de aansluiting van Oostenrijk bij nazi-Duitsland; deze zogenaamde Anschluss zou daadwerkelijk in maart 1938 volgen. In 1934 werd Andorfer Ortsgruppenleiter van de NSDAP in Sölden. In mei 1938 gaf hij zijn beroepsmatige werkzaamheden in Sölden op en verhuisde naar Innsbruck. Hij trad daar in dienst van de staf van de Allgemeine SS, afdeling XXXVI Alpenland in de rang van SS-Rottenführer en meldde zich vrijwillig bij de Sicherheitsdienst (SD). Bij de SD werd Andorfer ingezet in Abteilung III (Nachrichtendienst Inland; inlichtingendienst binnenland). Tijdens een daaropvolgende studie staatswetenschappen in Innsbruck werd hij gedurende vier semesters grotendeels van SD-dienst vrijgesteld.

    Zijn carričre verliep niet geheel rimpelloos. Begin 1940 uitte Andorfer zich openlijk beledigend over Franz Hofer, de Gauleiter van Innsbruck die volgens hem niet geliefd bij de bevolking was. Dat kwam hem op een tuchtrechtelijk partijonderzoek te staan. Hij werd officieel berispt en dat jaar bovendien voor straf overgeplaatst naar Salzburg; ook daar werkte hij in de Abteilung III van de SD. Zijn opleiding was daarmee overigens niet ten einde. Andorfer werd voor een zesweekse cursus naar een opleidingskamp in Pretzsch an der Elbe (in het huidige Sachsen-Anhalt) gestuurd, waar hij een militaire basisopleiding volgde. In deze Grenzpolizeischule Pretzch/Elbe werden destijds de manschappen van de beruchte Einsatzgruppen voorbereid op hun inzet in de door de Duitsers veroverde gebieden in Oost-Europa. Daarna volgde Andorfer een tweeweekse opleiding voor leidinggevenden in Bernau bij Berlijn, die hij met succes afsloot.


    Franz Hofer, de Gauleiter van Innsbruck, met wie Andorfer in conflict raakte. Bron: United States Holocaust Memorial Museum, courtesy of Geoffrey Giles

    Het moorden in Joegoslavië

    Op 6 april 1941 vielen de Duitsers Joegoslavië binnen. Andorfer maakte als SS-Oberscharführer deel uit van de staf van het SS-Einsatzkommando Agram van Einsatzgruppe E in Zagreb. In de zomer van 1941 was hij actief in de strijd tegen Joegoslavische partizanen in de omgeving van Maribor, een stad in het noordoosten van Slovenië. Op 1 september 1941 werd hij tot SS-Untersturmfürer bevorderd. Andorfer werd op 29 oktober 1941 overgeplaatst naar het bureau van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und der Sicherheitsdienst in Belgrado dat voor geheel Servië bevoegd was; ook hier was hij werkzaam in Abteilung III, Nachrichtendienst. In die functie was hij tot januari 1942 actief in het concentratiekamp Šabac. Als SD-er verhoorde Andorfer hier gevangenen die verdacht werden van verzetsactiviteiten. In het kamp Šabac, opgericht na de inname en de verwoesting van het gelijknamige west-Servische stadje in april 1941, werden niet alleen Joden en Roma vermoord maar ook duizenden zogenaamde "Partisanenverdächtige" uit de wijde omgeving opgesloten en door de SD verhoord. Als ze de verhoren al overleefden werden ze doodgeschoten door onder andere de executiecommando’s van het beruchte Reserve-Polizei-Bataillon 64 van de Ordnungspolizei, dat hier ongeveer duizend slachtoffers maakte. Geschat wordt dat in totaal meer dan 7000 gevangenen in het kamp zijn gestorven.


    Joodse gevangenen aan het werk in het concentratiekamp Sabac, 1941. Bron: United States Holocaust Memorial Museum, courtesy of Michael (Fink) Barak

    Andorfer klom op in de SS-hiërarchie. In januari 1942 werd hij commandant van het concentratiekamp Sajmište (Judenlager Semlin), het grootste Duitse kamp in zuidoost Europa. Dat was in september 1941 door de bezetters opgericht en op 28 oktober 1941 officieel geopend op een voormalig, in 1937 door de gemeente Belgrado ontwikkeld, beursterrein (Sajmište is het Servische woord voor beursterrein) in het stadje Zemun, nu een wijk van Belgrado. Het viel onder het gezag van de Befehlshaber der Sicherheitspolizei in Belgrado. Op het midden van het tentoonstellingsterrein stond een grote toren die in september 1938 was gebruikt door Philips voor de eerste televisie-uitzending op de Balkan en die nu was ingericht als het kantoor van de kampcommandant. De gevangenen waren voornamelijk Servische Joodse vrouwen en kinderen, Roma en van verzetsactiviteiten verdachte personen en hun familieleden die er onder gruwelijke omstandigheden werden opgesloten in de vroegere tentoonstellingshallen en paviljoens. Het kamp was overvol, de winter van 1941/1942 was ijskoud en de voedselvoorziening was volstrekt onvoldoende. Door besmettelijke ziektes - berucht waren de griepepidemieën - stierven grote aantallen mensen. Hetzelfde Reserve-Polizei-Bataillon 64, dat net als Andorfer in Šabac al zijn sporen had nagelaten, bewaakte de prikkeldraadversperring rondom het kamp.

    Andorfer was belast met de handhaving van de orde in het kamp en gebruikte daarvoor gevangenen die zich vrijwillig hadden gemeld om met de kampleiding samen te werken. Daarnaast hield hij zich bezig met de levering van strikt noodzakelijke materialen, zoals brandhout. Hij moest regelmatig over de situatie in het kamp rapport uitbrengen aan de chef van Abteilung III in Belgrado.

    Andorfer hield zich niet uitsluitend met administratieve taken bezig. De voorziene deportatie van de ongeveer 16.000 Servische Joden naar het Oosten liet op zich wachten, dus nam de druk toe om lokaal een oplossing te vinden voor het ‘Joodse probleem’. In maart 1942 kreeg Andorfer via de SD in Belgrado een Sauer-gaswagen met chauffeurs uit Berlijn geleverd om de Joodse gevangenen om te brengen. Andorfer liet de gevangenen geloven dat ze zouden worden overgebracht naar een ander kamp waar de omstandigheden beter waren en riep vrijwilligers op zich daarvoor te melden. Ze mochten hun eigen bagage meenemen. Tussen 19 maart en 10 mei 1942 werden gevangenen bijna dagelijks, behalve op zondagen en feestdagen, door de chauffeurs, SS-Scharführer Meier en Götz, met de donkergrijze gaswagen door Belgrado gereden en op die manier omgebracht. Per rit werden er 80 tot 100 personen in de laadruimte gestouwd. Vlak na vertrek, uit het zicht van het kamp, stapte een chauffeur uit en sloot de uitlaat aan op de afgedichte laadruimte van de wagen. De rit werd voortgezet en na 10 tot 15 minuten leefde niemand meer. Er werden in totaal 65 tot 70 ritten gemaakt en dat kostte naar schatting 6300 gevangenen het leven. De lichamen werden begraven op een schietterrein in Jajinci aan de voet van de berg Avala ten zuidoosten van Belgrado. Regelmatig begeleidde Andorfer in een personenauto de ritten van de gaswagen tot en met het uitladen van de lichamen. De Servische en Roma-gevangenen die de lichamen moesten uitladen en begraven, werden bewaakt door het Reserve-Polizei-Bataillon 64, dat ook hen na afloop van de moordactie doodschoot. Op 9 juni 1942 werd de gaswagen naar Berlijn teruggestuurd en na een technische revisie overgebracht naar Wit-Rusland, waar hij werd ingezet bij de vergassing van Joden in Minsk.

    Kort nadat de laatste Joden met de gaswagen in mei 1942 waren vermoord, veranderde het Judenlager Semlin van functie. Het werd een zogenaamd Anhaltelager, een kamp voor politieke gevangenen, gevangengenomen partizanen en dwangarbeiders, die vandaar verder werden gedeporteerd naar locaties in geheel Europa. Geschat wordt dat van mei 1942 tot de formele opheffing van het kamp in juli 1944 ongeveer 32.000 mensen via Semlin hun onzekere lot tegemoet gingen. Van het totaal aantal gevangenen stierven ongeveer 10.600 mannen, vrouwen en kinderen in het kamp.


    Het tentoonstellingsterrein (Sajmiste) voor de oorlog. Aan de overzijde van de rivier ligt Belgrado. Bron: Publiek domein

    Joden uit Belgrado arriveren in Sajmiste, december 1941. Bron: ester.rs

    Spoor van geweld in Italië

    In de herfst van 1943 werd Andorfer overgeplaatst naar Noord-Italië, waar hij commandant werd van het zogenaamde Mobile Sonderkommando Andorfer. Deze eenheid viel onder de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und der Sicherheitsdienst in Verona en werd ingezet in de strijd tegen Italiaanse verzetsgroepen in Lombardije, Ligurië en Piëmont. Op 9 november 1943 volgde zijn bevordering tot SS-Obersturmführer, de rang die hij tot het einde van de oorlog zou behouden.

    In maart 1944 kreeg Andorfer de leiding over het SD-kantoor Savona en Imperia in Ligurië, waarna zijn Sonderkommando van 3 tot 6 april 1944 deelnam aan het bloedbad in het Benedicta-klooster bij Bosio in de Piëmontese provincie Alessandria. In het Benedictijnenklooster hadden zich tijdens gevechten partizanen van de Brigade Alessandria teruggetrokken die geen schijn van kans hadden tegen een overmacht aan Duitse en Italiaanse eenheden. Na de verovering werd het klooster opgeblazen. Het moorden ging daarna in de omgeving nog door tot 11 april. Naar schatting meer dan 140 partizanen en burgers overleefden het niet.

    Nadat hij in het noorden zijn sporen had nagelaten werd Andorfer in juni 1944 hoofd van de SD in Macerata in de provincie Marche in midden-Italië aan de Adriatische kust. Dat was echter van korte duur. Nauwelijks een maand later werd zijn Sonderkommando ondergebracht bij Luftflotte 2 van de Luftwaffe in Parma en ingezet bij acties tegen partizanen in de Apennijnen tussen Emilia-Romagna en Ligurië onder de codenamen Wallenstein I, II en III. Vervolgens werd het Sonderkommando vanaf september 1944 gestationeerd in Rovereto bij het Gardameer en Feltre in de regio Venetië aan de uitlopers van de Dolomieten. Beide locaties maakten deel uit van de zogenaamde Operationszone Alpenvorland dat op 10 september 1943 onder Duits bestuur was geplaatst nadat Italië de kant van de Geallieerden had gekozen; het omvatte Zuid-Tirol en de provincies Trentino en Belluno.

    De regio Feltre in de provincie Belluno werd het toneel van de Operatie Piave, waarvan zowel partizanen als burgers het slachtoffer werden en waarbij het Sonderkommando zich niet onbetuigd liet. Huizen van verdachten werden met de bewoners erin platgebrand en op 23 en 24 september 1944 werden 16 jongeren in een kazerne doodgeschoten. Andorfer vatte vervolgens het plan op om in de dorpen gelegen rondom de Monte Grappa in de zuidelijke Dolomieten tientallen vermeende of daadwerkelijke partizanen in het openbaar te executeren. Dit plan dreigde te mislukken omdat veel van de potentiële slachtoffers wisten te ontkomen. Andorfer liet vervolgens aanplakbiljetten ophangen waarin hij beloofde iedere man te laten leven die zich vrijwillig zou melden voor dienst in de Organisation Todt of in de luchtafweer. Overtuigd door hun ouders, die hoopten zo het leven van hun zonen te redden, meldden zich 31 jongemannen. Prompt gaf Andorfer zijn rechterhand, SS-Rottenführer Karl Franz Tausch, bijgenaamd ‘de Duitse beul’, opdracht hen te vermoorden. Het stadje Bassano del Grappa, aan de voet van de Monte Grappa, werd op 26 september 1944 toneel van de publieke executie. In drie straten liet Tausch de jongemannen, met op hun borst een stuk karton waarop het woord ‘Bandito’ stond, door 18 leden van de Italiaanse fascistische jeugdorganisatie Gioventů italiana del Littorio met telefoonkabels aan bomen ophangen. Als de slachtoffers daarna nog ademden moesten de jonge fascisten met een ruk aan de benen het beulswerk afmaken. Hierna werd er door de SS’ers uitgebreid gefeest in twee lokale etablissementen. De lichamen bleven ter afschrikking 24 uur hangen. In februari 1945 werd de post in Rovereto opgeheven en werd Andorfer belast met de leiding over het SD-kantoor in Novara ten noordoosten van Milaan.


    De executies in Bassano del Grappa, 26 september 1944. Bron: Publiek domein

    Na de oorlog

    Het is niet zeker wat er met Andorfer is gebeurd in de eindfase van de oorlog. Tijdens zijn berechting na de oorlog verklaarde hij bij een anti-partizanenactie in de buurt van Novara gewond te zijn geraakt aan zijn hoofd en na lange tijd bij bewustzijn te zijn gekomen in een lazaret in Como of in Zwitserland. In bezit van valse papieren op de naam Hans Mayer zou het Andorfer met hulp van hooggeplaatste politici en katholieke geestelijken (de zogenaamde Rattenlijn) zijn gelukt om via Zweden en New York in 1946 Venezuela te bereiken. Hij heeft daar aanvankelijk in verschillende hotels in Caracas gewerkt en later als tolk in een olieopslagplaats in Maracaibo. Hij wist een Venezolaans paspoort op de naam Hans Mayer-Müller te verkrijgen.

    Nadat zijn vrouw hem in 1952 in Venezuela had bezocht, keerde ze weer terug naar Oostenrijk en in 1953 volgde een echtscheiding. Andorfer was blijkbaar niet van zins om zich in Zuid-Amerika te blijven schuilhouden, want in 1958 en 1959 verbleef hij onder zijn valse identiteit regelmatig in Oostenrijk. Eerst bezocht hij zijn moeder in Salzburg en daarna verbleef hij tijdelijk in Wenen waar hij werk vond in een administratiekantoor voor onroerend goed. Een aanvraag van een Oostenrijks visum voor onbepaalde tijd werd in januari 1961 door de autoriteiten afgewezen, maar Andorfer bleef desondanks in Oostenrijk wonen met tijdelijke verblijfsvergunningen.

    In februari 1961 solliciteerde Andorfer onder zijn eigen naam met succes bij een Duits reisbureau. Hij kreeg van het Oostenrijks consulaat in Hamburg een Oostenrijks paspoort op de naam Herbert Andorfer. Zijn officiële woonplaats bleef Wenen, maar hij werkte als reisleider meestal in het buitenland. Dat werk kostte hem uiteindelijk zijn vrijheid, want op 3 mei 1967 werd hij tijdens een tussenlanding op een vlucht van Tunis naar Wenen op verzoek van de Oostenrijkse justitie gearresteerd en op 4 juli aan de Oostenrijkse regering uitgeleverd. Echter, op 3 juli 1968 werd de strafrechtelijke vervolging tegen Andorfer geseponeerd omdat hij door de verkrijging van de Venezolaanse nationaliteit niet meer in het bezit was van de Oostenrijkse nationaliteit. Vrij kwam hij echter niet, want op 27 mei 1968 had de rechtbank in Dortmund om zijn uitlevering gevraagd. Op 14 augustus 1968 werd Andorfer op verzoek van het ministerie van Justitie van de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen door Oostenrijk uitgeleverd.

    Al sinds 1964 was er door de Duitse justitie onderzoek gedaan naar de misdrijven in Sajmište en de rol van Andorfer daarbij. Op 30 januari 1969 volgde het oordeel van de rechtbank in Dortmund: 30 maanden gevangenisstraf wegens medeplichtigheid aan moord door middel van gaswagens op minstens 5500 Joodse gevangenen in het concentratiekamp Sajmište. Als verzachtende omstandigheid nam de rechtbank aan dat Andorfer het na de oorlog moeilijk had gehad doordat hij volledig zonder thuisland had moeten leven. Bovendien was een gevangenisstraf voor een oudere man meer belastend dan voor een jongere. Onder aftrek van de tijd dat hij in Oostenrijk en Duitsland in voorarrest had gezeten, kwam hij direct vrij. Hij bleef in bezit van zijn burgerrechten. Voor zijn activiteiten in het concentratiekamp Šabac werd hij niet vervolgd.

    Op 17 oktober 2003 overleed Andorfer op 92-jarige leeftijd in een bejaardentehuis in Anif in de buurt van Salzburg, waar hij werd begraven op de gemeentelijke begraafplaats. Na zijn dood deden Italiaanse historici, op initiatief van het Simon Wiesenthal-centrum, onderzoek naar de misdrijven die waren begaan tijdens Operatie Piave en in het bijzonder de executies in Bassano del Grappa. Naar aanleiding daarvan begon de Italiaanse justitie in de zomer van 2008 een onderzoek, gevolgd door hun Duitse collega’s in Darmstadt. Tot veroordelingen kwam het echter niet meer: Andorfer was inmiddels overleden en zijn rechterhand Tausch pleegde tijdens de onderzoeken zelfmoord in zijn woonplaats Langen in Hessen.

    Definitielijst

    Abteilung
    Maakte meestal deel uit van een Regiment en bestond uit een aantal Kompanien. De Abteilung was de kleinste eenheid die individueel kon opereren en zichzelf kon handhaven. In theorie bestond een Abteilung uit 500 - 1.000 man.
    Anschluss
    Duitse term voor aansluiting waarmee de annexatie van Oostenrijk door Nazi-Duitsland in 1938 (12 maart) wordt bedoeld. Hiermee ging Oostenrijk deel uitmaken van het Groot-Duitse Rijk.
    Bataillon
    Maakte meestal deel uit van een Regiment en bestond meestal uit een aantal Kompanien. In theorie bestond een Bataillon uit 500 - 1.000 man.
    Brigade
    Bestond meestal uit twee of meer Regimenten. Kon onafhankelijk of als een deel van een Divisie dienen. Soms waren ze deel van een Korps in plaats van een Divisie. In theorie bestond een Brigade uit 5.000 - 7.000 man.
    Gauleiter
    Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
    Geallieerden
    Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
    Luftwaffe
    Duitse luchtmacht.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.
    Sicherheitsdienst (SD)
    De nationaal-socialistische inlichtingen en (contra)spionagedienst van de SS.

    Informatie

    Artikel door:
    Robert Jan Noks
    Geplaatst op:
    03-04-2022
    Laatst gewijzigd:
    15-03-2024
    Feedback?
    Stuur het in!

    Gerelateerde bezienswaardigheden

    Gerelateerde boeken

    Das Personen Lexikon zum Dritten Reich