TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Chelmno

    Inleiding

    Vernichtungslager Chelmno (Kulmhof in het Duits) was onderdeel van de systematische moordmachine die de nazi’s tussen 1939 en 1945 in de veroverde of bezette gebieden in Polen creëerde. Na de oorlog was er niets meer te zien en duurde het lang voordat naar buiten kwam wat hier gebeurd was. Alles was succesvol vernietigd en zover bekend was iedereen gedood. Hoeveel is lastig vast te stellen, omdat de nazi’s de administratie van dit kamp met succes vernietigd hebben. Toch kwamen er in de tweede helft van de twintigste eeuw langzaam gruwelijke verhalen naar buiten die geleidelijk de contouren van nóg een vernietigingskamp schetsten.


    Monument op de locatie van het voormalige vernietigingskamp Chelmno. Bron: Koos Winkelman

    Voorgeschiedenis

    Chelmno nad Nerem (Kulmhof an der Nehr) was een klein dorp in het westen van Polen, dat in het najaar van 1939 overlopen werd door de Duitse Wehrmacht. De Duitsers begonnen een deel van het nieuwe bezette gebied in het westen van het land meteen in te delen in regio’s, de zogenoemde Gaue. Chelmno zou onder de Warthegau (nu Zuidwest Polen) vallen, waarvan Gauleiter Arthur Greiser de bestuurlijke leiding op zich nam. Greiser was een antisemiet in hart en nieren, en begon zijn gebied meteen te zuiveren van Joden en Polen. Alle Joden die niet uit het gebied vluchtten, werden in een getto gezet, gescheiden van de ‘Germaanse’ bevolking. Ook etnische Polen werden van de ‘Germaanse’ bevolking gescheiden en werden via zogenoemde doorgangskampen naar het gebied Generalgouvernement gedeporteerd (vandaag ligt dit gebied in centraal Polen).

    Greiser zocht ook andere methoden om van Joden af te komen. Normaal gesproken werden de Joden die in een getto leefden tewerkgesteld als dwangarbeiders voor de Duitse oorlogsinzet. Echter, er waren ook Joden die zwakker waren en de dwangarbeid niet konden opbrengen en dat was een doorn in het oog van Greiser. Daarom startte hij met het idee om zwakkeren in een vrachtwagen samen te brengen en hen te vergassen, en stelde dat plan in de herfst van 1941 voor aan de leiding van de Schutzstaffel (SS), die alle veiligheidstroepen en het veiligheidsbeleid in nazi-Duitsland aanvoerde. De leiding van de SS keurde het idee goed en zo werd een vervallen herenhuis in Chelmno aangewezen als geschikte locatie voor dit experiment. Het lag in de buurt van het spoorwegnet en in een dunbevolkte omgeving, even buiten het dorp. SS-Hauptsturmführer Herbert Lange kreeg de leiding om het huis in te richten en in gebruik te nemen. Lange was iemand die eerder al experimenten met vergassingen op gehandicapten in vrachtwagens had uitgevoerd. Na de ingebruikname van Vernichtungslager Chelmno werd Herbert Lange in maart 1942 als kampcommandant snel opgevolgd door SS-Hauptsturmführer Hans Bothmann, die SS-Obersturmführer Herbert Otto als plaatsvervanger kreeg. Zij gingen zich meer dan Lange met de personele organisatie bezig houden, zo kwamen er verschillende Kommandos, groepen beveiligingstroepen met een specifieke taak in het kamp.


    Hans Bothmann, de tweede commandant van vernietigingskamp Chelmno. Bron: Konin State Museum, Poland

    Het soort vrachtwagen dat in Chelmno gebruikt werd voor het vergassen van Joden. Bron: Polish Ministry of Justice

    Locatie van vernietigingskamp Chelmno en andere kampen van de nazis in Polen. Bron: Marcel Kuster, TracesOfWar

    De structuur van het vernietigingskamp

    Er waren vier verschillende Kommandos: Transportkommando, Schlosskommando, Waldkommando en Mühlenwache. Het Transportkommando hield zich bezig met het begeleiden van Joden die per trein of per vrachtwagen naar Chelmno gebracht werden. Het Schlosskommando was verantwoordelijk voor de bewaking van het landgoed en het herenhuis. Daarbij raakten ze ook direct betrokken bij vergassing van gevangenen. Leden van het Waldkommando moesten het zogenoemde buitengebied van Vernichtungslager Chelmno bewaken, in een nabij bos, waar zij het verbranden en begraven van lijken van gevangenen begeleidden. Dan was er nog de Mühlenwache die, in het begin van het bestaan van Chelmno, per trein aangekomen gevangen ’s nachts moest bewaken in een graanmolen. Het personeel van elk van de vier Kommandos wisselde vaak onderling van taak, op aanwijzing van de kampcommandant. Al dit personeel woonde in huizen in het nabij gelegen dorp Chelmno, waarvan de rechtmatige bewoners verdreven waren. Daarnaast werden er lokale Polen ingezet in de keuken van het kamp en bij het schoonmaken van de woningen van het personeel.


    Opgravingen op de locatie van het voormalige herenhuis waar de Joden in de gaswagens werden geleid. Bron: Koos Winkelman

    In Chelmno werden de gevangenen gedood door middel van vergassing in een vrachtwagen. Het kamp kreeg drie grote vrachtwagens geleverd vanuit de technische afdeling van het Reichssicherheitshauptamt (RSHA), alle drie volledig omgebouwd en geschikt gemaakt om mensen in de laadruimte te vergassen. De laadruimtes waren luchtdicht gemaakt en voorzien van een flexibele slang om de uitlaat met de laadruimte te verbinden. Daarnaast was er een gloeilamp in de laadruimte opgehangen, zodat de chauffeur kon zien of de gevangenen vergast waren. Het personeel van deze vrachtwagens was afkomstig van de Sicherheitsdienst (SD) van Reinhard Heydrich. De genoemde vrachtwagens waren een eerste oplossing om Joden versneld te vermoorden in het beginstadium voor de Endlösung. De ingebruikname van Chelmno zou synchroon lopen aan de oorspronkelijke startdatum van de Endlösung op 8 december 1941 en hoewel de Wannseeconferentie verschoven werd naar 20 januari 1942, waren op 8 december bij Chelmno de eerste Joden bijeen gedreven om gedood te worden.

    Uit elk transport met Joden werd een aantal sterke mannen geselecteerd die moesten helpen in het Arbeitskommando. Dagelijks werden de taken onder hen verdeeld, zoals kleding uitzoeken, schoonmaken, lijken sjouwen en kuilen graven. De SS’ers, die zoals geschetst ook dagelijks een nieuwe taak kregen, waakten over de Joden. Vanwege het zware werk was het nodig om na aankomst van elk transport nieuwe mannen aan het Arbeitskommando toe te voegen, omdat anderen uitgeput raakten en stierven.

    Het vernietigingskamp in bedrijf

    De eerste Joden die vergast werden, kwamen uit het nabij gelegen stadje Kolo, waar de hele populatie van 2500 Joden werd gedeporteerd naar Chelmno. Hen werd verteld dat ze naar een dwangarbeidskamp zouden gaan. Ze werden per vrachtwagens naar Chelmno gebracht en daar aangekomen werden ze vriendelijk te woord gestaan door een SS-officier van dienst. Hij vertelde ze nogmaals dat ze naar een dwangarbeidskamp zouden gaan en dat ze van tevoren eerst de gelegenheid kregen om te douchen. De slachtoffers werden naar een serie kamers in het herenhuis van Chelmno geleid waar ze hun bezittingen moesten afstaan. Dit wordt bevestigd door Franz Schalling, een ooggetuige die onderdeel uitmaakte van het SS-detachement in Chelmno. Hij vertelde dat gevangenen alles moesten afstaan: geld, eventuele koffers, sieraden et cetera. Daarna gingen de gevangenen een gang in, tot ze bij een deur kwamen waarop "Zur Dusche" stond. Daar bevonden zich aan beide zijden kleedkamers, waar de Joden zich gemengd moesten uitkleden. Tevens werden ze te woord gestaan door een SS’er die nog steeds deed voordoen alsof de Joden echt gingen douchen. Vervolgens werden ze door de deur met wederom het opschrift "Zur Dusche" naar een kelder geleid waar nog enkele deuren waren met dergelijke opschriften. De SS’ers leidden de Joden vervolgens richting de achteruitgang van het herenhuis van Chelmno, waar zij op een laadperron kwamen te staan. Aan het uiteinde stond een vergassingsvrachtwagen met de deuren wijd open te wachten.

    Het perron was zo gemaakt dat het uiteinde precies aansloot op de breedte van de vrachtwagen, waarbij links en rechts een hoog hek was gemaakt. De Joden konden geen kant op en sommigen roken onraad, maar werden door SS’ers de vrachtwagen in gedreven. Als deze vol zat, werd de deur hermetisch afgesloten en werd volgens de getuigenis van Franz Schalling door een bewaker "GAS" geroepen, waarna een flexibele slang vanaf de uitlaat aan de afgesloten cabine gekoppeld werd. Als dat gereed was, draaide de motor van de vrachtwagen stationair en pas nadat het gillen en schreeuwen over was, begon de vrachtwagen te rijden richting het Waldlager, waar zich de brandstapels en massagraven bevonden. Tegen de tijd dat de vergassingsvrachtwagen daar aangekomen was, waren de mensen in de laadruimte gestikt. Ooggetuige Shimon Srebrnik, zelf slachtoffer, verklaarde na de oorlog dat de vrachtwagens elk gevuld werden met 80 mensen en dat de mensen in de vergassingswagen bij het Waldlager niet alleen dood waren, maar dat ze onder de krassen en plekken zaten van een laatste levensstrijd. Shimon’s getuigenis laat duidelijk zien dat het einde van de mensen in de vergassingswagen een gruwelijke doodsstrijd was. De wagen werd na aankomst leeggeruimd en schoongemaakt; de lijken verbrand en de menselijke resten in een massagraf gegooid. Volgens oud-kampbewaker Bruno Israel kwam het voor dat niet iedereen in de vergassingswagen stierf. In dat geval kregen zij een kogel door het hoofd en werd de gebruikelijke procedure van verbranden en begraven vervolgd.

    Nadat de vergassing had plaatsgevonden, keerde de vrachtwagen terug naar het herenhuis. Shimon Srebrnik vertelde in zijn getuigenis tevens dat slachtoffers, na vertrek van de vrachtwagens, ontdaan werden van hun tanden: "gouden vullingen werden hardhandig uit de mond getrokken", waarna Shimon als onderdeel van het Waldkommando het goud uit de tanden moest halen. Daardoor weten we dat de dwangarbeiders van het Waldkommando niet alleen moesten helpen met het vullen van massagraven of het verbranden van lichamen, maar ook bij het afnemen van "bezittingen". Een andere ooggetuige, Fritz Hensen, die onderdeel van de SS-staf van het kamp was, vertelde in een getuigenis toen hij in hechtenis zat dat alle bezittingen van slachtoffers naar de getto-administratie gestuurd en daar opgeslagen werden. Anders dan bij andere Vernichtungslager werden die niet op het terrein van het kamp zelf opgeslagen.


    Gebitsprothesen die na de oorlog werden opgegraven in Chelmno en hebben toebehoord aan slachtoffers van het vernietigingskamp. Bron: Koos Winkelman

    Opgegraven bezittingen van de slachtoffers. Bron: Koos Winkelman

    In de daarop volgende maanden werden Joden uit meerdere dorpen in de omgeving van Chelmno gedeporteerd, waarna hen eenzelfde lot te wachten stond als de Joden uit Kolo. Wat er zich in Chelmno afspeelde was lokaal al snel geen geheim meer, omdat de brandstapels en massagraven niet afgeschermd waren. Getuigen, zoals de plaatselijke boswachter, zorgden ervoor dat de gebeurtenissen snel onder de lokale bevolking bekend werden. Toch probeerde de SS nog steeds te doen voorkomen dat het herenhuis van Chelmno een normaal politiebureau was, waar verder niks bijzonders gebeurde. Uiteraard werd dat niet geloofd met de hoeveelheid deportaties en de getuigenissen uit het nabijgelegen bos. Dronken SS’ers hielpen niet mee om de waarheid te verdoezelen, omdat ze tussen de plaatselijke bevolking woonden en vaak uit de school klapten over de gebeurtenissen.

    Bij de geschiedenis van Chelmno is het lastig te achterhalen welke transporten wanneer hebben plaatsgevonden, omdat de SS succesvol de administratie van het kamp heeft vernietigd. Wel is duidelijk dat het kamp bij de ontruiming van het getto van Lodz tussen 23 juni en 5 juli 1944 een grote rol heeft gespeeld. Veel mensen uit dat getto werden, zeker in 1942, in Chelmno vergast. Dat feit is voornamelijk gebaseerd op ooggetuigenverslagen van daders en slachtoffers. Tevens werden vele andere Joodse gemeenschappen in de zogenoemde Warthegau naar Chelmno gedeporteerd en vermoord. Naast Joden werden in Chelmno vele Sinti en Roma, Polen en 88 kinderen uit het dorp Lidice in Tsjechië (dat door een vergeldingsactie voor de moord op SS-Obergruppenführer Reinhard Heydrich was vernietigd) vergast.


    Kinderen worden in het getto in Lodz opgesteld om afgevoerd te worden naar Chelmno. Bron: USHMM

    Deportatie naar Chelmno vanuit het getto in Lodz. Bron: Konin State Museum, Poland

    De eerste ontmanteling van Chelmno

    Vanaf september 1942 werd uitgebreid gepoogd alle sporen van de massamoord in Chelmno uit te wissen. SS Standartenführer Paul Blobel was hiervoor verantwoordelijk. Lijken die tot dat moment in massagraven waren gegooid, moesten door dwangarbeiders worden opgegraven en verbrand. Daarnaast werd er een maalmachine aangeschaft om de botresten na verbranding fijn te malen. Bomen bij het Waldlager werden als brandhout gebruikt en na de verbranding en vermaling werden de as- en botresten in de nabijgelegen rivier de Ner gegooid. Uiteraard werd dit karwei hoofdzakelijk door Joodse dwangarbeiders uitgevoerd, opgejaagd door de SS-bewakers. Hierbij werden de arbeiders vaak ook zwaar mishandeld, omdat het in de ogen van de SS’ers niet snel genoeg ging. Dit was allemaal ter voorbereiding op een beslissing in maart 1943, toen bevel werd gegeven om het vernietigingskamp Chelmno op te heffen. Alle personeel van het kamp werd overgeplaatst naar Feldgendarmerieeinheit SS-Division Prinz Eugen in Joegoslavië, voornamelijk om daar jacht te maken op partizanen.

    Op 5 maart 1943 werd een afsluitingsfeest georganiseerd door Arthur Greiser, waarbij de voltallige staf van Chelmno inclusief partners werd uitgenodigd. In de loop van maart 1943 werd Chelmno volledig ontmanteld en op 7 april 1943 werden delen van het herenhuis opgeblazen, evenals de crematoria. Zodoende werden alle sporen van vernietiging zorgvuldig uitgewist. De dwangarbeiders werden geëxecuteerd, waarbij enkelen vlak voor hun dood erin slaagden om kleine briefjes te schrijven over wat ze gezien hadden. Ze verstopten die in de grond of elders, en hoopten dat de Duitsers ze niet zouden vinden. Sommigen van de briefjes werden na de oorlog gevonden en dragen bij aan de herinnering aan wat er in Chelmno gebeurde.


    Arthur Greiser, op 5 maart 1943 organiseerde hij een feest na de eerste sluiting van vernietigingskamp Chelmno. Bron: Bundesarchiv, Bild 183-E05455 / CC-BY-SA 3.0

    Heropening en tweede ontmanteling

    In een laatste poging om zoveel mogelijk Joden uit Poolse getto’s uit te roeien, werd het vernietigingskamp Chelmno in april 1944 weer in gebruik genomen, nota bene met dezelfde commandant en stafleden (voor zover zij nog in leven waren). Wel werd de structuur aangepast en werden alleen de kelders van het herenhuis opgeknapt om daar dwangarbeiders in onder te brengen. Het herenhuis werd verder niet opgeknapt. Joden werden voor hun vernietiging in een kerk in Chelmno ondergebracht en van daaruit voor de daadwerkelijke massavernietiging naar het Waldlager verplaatst, waar twee houten barakken voor dat doel waren gebouwd. In de eerste barak moesten de slachtoffers zich uitkleden, waarna ze via een deur met het opschrift "Zur Dusche" naar de tweede barak werden geleid. Aldaar ging het door een gang naar een perron dat gekoppeld was aan de vergassingswagens. Als de slachtoffers eenmaal vergast waren, dan werden zij verbrand in twee forse crematoria die speciaal voor de gelegenheid waren gebouwd.

    In de volgende maanden werden weer vele duizenden slachtoffers vermoord, waarna Chelmno in september en oktober 1944 voor de tweede en laatste keer volledig ontmanteld werd. Alle lijken werden uit de massagraven gehaald en verbrand, botten werden vermalen en in de rivier de Ner gegooid. Alle documentatie werd verbrand en ten slotte werden de crematoria en de houten barakken volledig met de grond gelijk gemaakt. Bruno Israel vertelde in een naoorlogse getuigenis dat elke steen afgebroken diende te worden en dat er zelfs een speciale eindinspectie was om er zeker van te zijn dat alles was vernietigd. Nadat het hele kamp ontmanteld was, werden de dwangarbeiders geëxecuteerd. Het vernietigingskamp Chelmno, zo hoopten de nazi’s, was van de aardbodem verdwenen. Maar gelukkig was niets minder waar en werden na de oorlog langzaam maar zeker sporen gevonden op de locatie. In combinatie met getuigenverhalen kon een beeld geschetst worden van de gruwelen die zich hier afspeelden. Schattingen van beide operationele periodes van het vernietigingskamp gaan van 145.000 doden tot en met 350.000 doden, waarbij het ontbreken van de kampadministratie schattingen enorm lastig maakt.

    Berechting van de daders

    Na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Europa, begon de Sovjet-Unie op 24 mei 1945 onderzoek te doen naar de misstanden bij het vernietigingskamp Chelmno. Officiële gerechtelijke vervolging liet lang op zich wachten, omdat het heel moeilijk was om goed bewijs te vinden. Tussen november 1962 en juni 1965 kwam het tot drie verschillende processen, waarbij veertien voormalige leden van het Duitse kamppersoneel van Chelmno berecht werden. De zwaarste straf kreeg Günter Fuchs, levenslang, vanwege zijn rol in de deportatie van Joden van het getto van Lodz naar Vernichtungslager Chelmno. Drie van de veertien voormalige personeelsleden van Chelmno werden vrijgesproken en vrijgelaten. De kampcommandanten Lange en Bothmann waren beide in respectievelijk 1945 en 1946 omgekomen. Lange is waarschijnlijk gesneuveld in april 1945 in de slag om Berlijn en Bothmann pleegde in april 1946 zelfmoord in Britse gevangenschap. Van de drie plaatsvervangende kampcommandanten waren Herbert Otto en Albert Plate in de oorlog gesneuveld en was Walter Piller, plaatsvervanger van Bothmann in het tweede bedrijf van het vernietigingskamp, door een Pools gerecht ter dood veroordeeld (19 januari 1949 voltrokken).

    Tegenwoordig

    Hoewel er weinig te zien was bij het voormalige vernietigingskamp Chelmno, werden er wel verschillende monumenten en bezienswaardigheden onthuld. In 1957 werd een obelisk nabij het herenhuis van Chelmno onthuld door de Joodse gemeenschap. Zeven jaar later (1964) werd door de Poolse regering een grote betonnen herdenkingssteen opgeworpen met inscripties in tekst en afbeeldingen van gevangenen. In 1990 werd er een klein museum geopend op de plaats van het voormalige Waldlager. Daarnaast werd er een algemene herdenkingsmuur met inscripties gebouwd van 37,5 meter lang. In 1991 werd er een monument onthuld voor Stanislaw Kaszinsky, een Pool uit Chelmno, ooggetuige, die de gebeurtenissen in het vernietigingskamp doorspeelde aan het Poolse verzet en daarom in 1942 geëxecuteerd werd. In 1994 werd er een herdenkingsbegraafplaats geopend in het Waldlager ter nagedachtenis aan de liquidatie van het getto van Lodz. Eind jaren ’90 begonnen opgravingen naar het fundament en de kelder van het herenhuis van Chelmno. Dat was vernietigd, maar onder de grond waren de kelders redelijk intact gebleven. Door de opgravingen kunnen bezoekers nu de corridor in de kelder zien, waardoor vele gevangenen doorheen liepen, hun dood tegemoet in de verschillende vergassingswagens. In 2003 werd tevens begonnen met het lokaliseren en opgraven van meerdere verbrandingsoorden in het voormalige Waldlager, en werden verschillende massagraven gelokaliseerd. Deze opgravingen zijn duur en zijn daarom tot op de dag van vandaag bezig.


    Op de locatie van het vernietigingskamp bevindt zich tegenwoordig een gedenkplaats. Bron: Koos Winkelman

    Gedenksteen op het terrein van het voormalige vernietigingskamp. Bron: Koos Winkelman

    Definitielijst

    Endlösung
    Eufemistische term, letterlijk eindoplossing, waarbij met oplossing bedoeld werd de oplossing voor het Jodenprobleem zoals dat door de nationaal-socialisten was geconstateerd. De Endlösung zou uiteindelijk vorm krijgen in de pogingen van de nazi's om het gehele Joodse volk in Europa uit te roeien in speciaal daarvoor ingerichte vernietigingskampen.
    Gauleiter
    Leider en vertegenwoordiger van de NSDAP in een Gau.
    Generalgouvernement
    Dat deel van het Poolse gebied dat sinds september 1939 door de Duitsers was bezet. Was een autonoom deel van Grossdeutschland. In augustus 1941 werd Oost-Galicië aan het Generalgouvernement toegevoegd. Het werd door uitsluitend Duitsers bestuurd onder leiding van Generalgouverneur Hans Frank. Het zou uiteindelijk een volwaardige Duitse provincie moeten worden bevolkt door Duitse kolonisten.
    getto
    Grotendeels van de buitenwereld afgescheiden stadswijk voor Joden. Het aanstellen van getto's had als doel om Joden uit het dagelijkse leven te weren. Vanuit getto's konden Joden bovendien gemakkelijker gedeporteerd worden naar de concentratie- en vernietigingskampen. Ook bekend als 'Judenviertel' ofwel 'Joodse wijk'.
    Lidice
    Dorp in Tsjechië dat in 1942 als represaille op de moord op Rheinhard Heydrich met de grond gelijk gemaakt werd. De mannen werden gefusilleerd en de vrouwen afgevoerd naar een concentratiekamp.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.
    RSHA
    Reichssicherheitshauptambt. De centrale inlichtingen en veiligheidsdienst van het Derde Rijk
    Sovjet-Unie
    Sovjet Rusland, andere naam voor de USSR.
    vernietigingskamp
    Kamp waar tijdens de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen (voornamelijk Joden en zigeuners) door de SS werden geliquideerd door middel van vergassing. Auschwitz, Treblinka en Majdanek zijn drie voorbeelden van vernietigingskampen.