De naam van Ilse Koch staat sinds het Amerikaanse tribunaal in Dachau, dat plaatsvond van november 1945 tot augustus 1948, synoniem voor de gruwelijkheden van de concentratiekampen. De blonde vrouw van de kampcommandant werd beschuldigd van de meest afschuwelijke misdaden en werd in Duitsland berucht als "Die Hexe von Buchenwald". In de Amerikaanse media kwam ze bekend te staan als "The Bitch of Buchenwald".
Ilse Koch, geboren als Margarete Ilse Köhler in Dresden op 22 september 1906, werkte na afronding van de handelsschool onder andere als stenotypiste bij een sigarettenfirma in Dresden. In april 1932 werd ze lid van de NSDAP. Ze trouwde in 1936 op dertigjarige leeftijd met de tien jaar oudere Karl Otto Koch met wie ze drie kinderen zou krijgen, waarvan er één kort na de geboorte stierf.[1]
Het echtpaar verhuisde naar concentratiekamp Buchenwald waar Karl in 1937 was benoemd tot kampcommandant. Tot zijn overplaatsing naar Majdanek in 1941 maakte Karl Koch zich in Buchenwald schuldig aan grootschalige corruptie. SS-rechter Konrad Morgen, die in 1943 deze verdenking onderzocht, ontdekte dat Koch samen met enkele handlangers gevangenen had bestolen, mishandeld en, zonder dat hij hiertoe de opdracht had gekregen, vermoord. Ilse profiteerde mee van de grote hoeveelheid geld die haar echtgenoot wist te verduisteren. Zo werd er door gevangenen voor haar een paardrijhal gebouwd ter waarde van een kwart miljoen Rijksmark.[2] SS-rechter Konrad noteerde in zijn onderzoeksrapport van de zaak in Buchenwald dat "Frau Koch […] een karakter [heeft] dat qua hebzucht, hoogmoed en wreedheid niet onder deed voor dat van haar man."[3] Hij noemde haar een nymfomane en beschuldigde haar ervan dat ze seksuele relaties met collega’s van haar man gehad zou hebben.
In het kamp was ze berucht vanwege haar sadisme; ze zou vaak, al rijdende op haar paard, gevangenen met haar zweep geslagen hebben. Morgen vernam van getuigen dat de commandantsvrouw in het kamp vaak provocerend rondliep in "een kort rokje en doorschijnende blouse". Mannelijke gevangenen die het waagden naar haar te kijken, liet ze bestraffen door de sadistische kampbewaker Martin Sommer. De slachtoffers kregen meestal vijfentwintig stokslagen; één gevangene zou aan de gevolgen van deze afranseling overleden zijn. Morgen liet Ilse Koch op verdenking van medeplichtigheid aan de misdaden van haar echtgenoot op 25 augustus 1943 arresteren. Ze zat vervolgens zestien maanden in voorarrest in de politiegevangenis van Weimar, totdat ze door de SS-rechtbank vrijgesproken werd. Een rechtbank van de SS sprak tegen haar man de doodstraf uit. Nog op 5 april 1945, terwijl de Amerikanen het kamp naderden, werd Koch in Buchenwald ter dood gebracht door een executiepeloton van de Schutzstaffel (SS).
In juni 1945 werd Ilse Koch in Ludwigsburg, waar ze bij familie verbleef, door het Amerikaanse leger gearresteerd en in het voormalige concentratiekamp Dachau vervolgd voor haar misdaden in Buchenwald. Meest berucht is Ilse Koch vanwege de aantijging dat ze van de huid van door haarzelf geselecteerde gevangenen lampenkappen, handschoenen, boekenkaften en andere gebruiksartikelen gemaakt zou hebben. Na de bevrijding van het kamp toonden de Amerikanen het materiaal dat ze hadden aangetroffen, waaronder preparaten van menselijke organen en getatoeëerde mensenhuid. Opgesteld op de tafel stond ook een tafellamp, waarvan aangenomen werd dat die van mensenhuid gemaakt was. De beschuldiging dat Ilse Koch deze lamp van mensenhuid had laten vervaardigen, vormde het speerpunt van de aanklagers gedurende het Amerikaanse tribunaal in Dachau, maar aan tastbaar bewijs ontbrak het, want de lampenkap was intussen spoorloos verdwenen.[4]
De gerechtelijke vervolging van Ilse Koch kende een grillig verloop. Op 14 augustus 1947 werd ze in Dachau veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. De doodstraf bleef haar enkel bespaard omdat ze tijdens haar gevangenschap zwanger was geraakt (van een medegevangene of gevangenismedewerker). Tien getuigen waren tijdens de rechtszaak opgeroepen, waaronder een franciscanenmonnik die gevangen had gezeten in Buchenwald. Hij verklaarde dat hij had gezien hoe Ilse Koch op een dag het nummer had genoteerd van een gevangene met een opvallende tatoeage van een zeilschip. De gevangene was diezelfde avond nog opgeroepen door de kampbewaking om daarna voorgoed te verdwijnen. Een half jaar later zou de monnik op de afdeling pathologie in het kamp een geprepareerd stuk huid hebben gezien met daarop de tatoeage. Later zag hij de tatoeage terug op de kaft van een fotoalbum van Ilse Koch.
De Amerikaanse aanklager kon echter zowel dit fotoalbum als andere uit mensenhuid vervaardigde gebruiksartikelen niet tonen, omdat het onbekend was waar deze gebleven waren. Koch ontkende dat dergelijke objecten aan haar toebehoord hadden en beweerde dat haar rol in het kamp werd overschat; ze was slechts huisvrouw en moeder geweest.
Op 8 juni 1948 werd haar levenslange gevangenisstraf stilzwijgend omgezet naar vier jaar gevangenisstraf. Toen dat in de Verenigde Staten bekend raakte, zorgde dat voor veel opschudding. De mensen herinnerden zich nog hoe ze tijdens het proces was afgeschilderd als de personificatie van het kwaad. Hoe kon zo iemand zo licht bestraft worden? In de media verschenen vernietigende opiniestukken: "Misschien heeft ons leger het oordeel enkel herzien zodat Ilse Koch weer in de lampenkappenindustrie stappen kan", zo stond te lezen in de New York News. In de New York Mirror werd opgeroepen om dan "ook maar de cellen in Atlanta, Leavenworth en Alcatraz te openen, waar enkele soldaten 20 jaar moeten uitzitten, enkel omdat ze een keer een officier geslagen hebben." Bij een vakbeurs voor de Duitse industrie in New York stonden honderden mensen te protesteren met protestborden met daarop: "Hoe duur zijn Ilse Kochs lampenkappen?" En toen de Duitse bokser Hein ten Hoff in Amerika wilde boksen, stond er op de borden: "Wanneer komt Ilse Koch boksen?"[5]
General Lucius D. Clay, de militaire gouverneur in de Amerikaanse bezettingszone in Duitsland, die verantwoordelijk was voor de herziening van Kochs straf, verdedigde zich door te stellen dat "de vermindering van haar straf in overeenstemming [was] met de beginselen van de Amerikaanse justitie." De herziening was volgens hem geen daad van barmhartigheid of vrijgevigheid geweest, maar het resultaat van een studie naar de gerechtelijke dossiers. Daaruit bleek dat de beschuldigingen tegen Ilse Koch niet gestoeld waren op concrete bewijzen, maar op basis van horen zeggen.
De getuigenverklaringen bleken ook niet voldoende betrouwbaar. De hierboven genoemde getuige bleek in werkelijkheid helemaal geen franciscanenmonnik te zijn, maar iemand die zich tegen een forse beloning bij de Amerikanen had aangeboden om te getuigen tegen SS’ers. Zijn getuigenis was ook tegenstrijdig; eerst beweerde hij de tatoeage van het zeilschip gezien te hebben op het fotoalbum van Ilse Koch, maar later was het een lampenkap waarop hij de tatoeage zag. Twee Amerikaanse correspondenten, aan wie het fotoalbum was getoond, verklaarden ook dat het volgens hen niet van mensenhuid gemaakt was en dat er geen tatoeage op was te zien.[6]
Concreet bewijs dat er in Buchenwald huiden van mensen geconserveerd werden, was er overigens wel. Een Amerikaanse patholoog onderzocht kort na de bevrijding drie in Buchenwald gevonden stukken getatoeëerde huid en stelde de menselijke oorsprong vast. Volgens Morgen werden deze getatoeëerde huiden verwijderd van dode lichamen van zigeuners en criminelen voor criminologisch onderzoek. Het bestaan van een lampenkap van mensenhuid is nooit overtuigend aangetoond. Ook de betrokkenheid van Ilse Koch bij de preparatie van mensenhuiden is nooit bewezen.[7]
"De macht van propaganda en massasuggestie is nooit beter geïllustreerd dan in de zaak tegen Ilse Koch", zo luidde de scherpe conclusie die geformuleerd was in het strafherzieningsrapport waarop Clay zich baseerde:
"Al lang voor het proces was ze al in de publieke opinie als ‘de heks van Buchenwald’ schuldig bevonden. […] Verhalen over haar gingen van mond tot mond en werden met steeds meer kleurrijke details opgesmukt. Maar toen het aankwam op bewijsvoering voor het gerecht kwam het erop neer dat voor deze verhalen het aan bewijs ontbrak."[8]
Een onderzoek van een commissie van de senaat stelde niettemin op 27 december 1948 vast dat Koch betrokken was geweest bij het vermoorden en mishandelen van honderden gevangenen: "De schuld van deze beestachtige vrouw in specifieke moorden staat onomstotelijk vast."[9] Desondanks werd Ilse Koch op 17 oktober 1949 vrijgelaten uit Amerikaanse hechtenis, waarna ze echter opnieuw in voorarrest werd genomen door de Duitse justitie. Onder druk van de enorme commotie en vanwege het feit dat de Verenigde Staten haar, nadat ze haar straf had uitgezeten, niet opnieuw konden vervolgen, had generaal Clay bij de Duitsers erop aangedrongen om haar voor een Duitse rechtbank te dagen. Het was, de rechtszaak van tijdens de oorlog meegeteld, de derde keer dat ze voor haar misdaden in Buchenwald terecht stond.[10] Ze werd beschuldigd van moord en op 15 januari 1951 voor de tweede keer tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Zelf achtte ze zichzelf nog altijd onschuldig. Psychiaters stelden tijdens haar gevangenisstraf vast dat ze "een perverse, nymfomane, hysterische, machtsbeluste demon" was.
Op 1 september 1967 pleegde ze in een Beierse gevangenis op 61-jarige leeftijd zelfmoord. "Ik kan niet anders. De dood is de enige verlossing", zo schreef ze aan haar zoon die in 1947 gedurende haar gevangenschap geboren was (de vader was een medegevangene).[11]