Titel: | Veel valse hoop |
Schrijver: | Happe, K. |
Uitgever: | Atlas Contact |
Uitgebracht: | 2018 |
Pagina's: | 528 |
ISBN: | 9789045035888 |
Titel: | Veel valse hoop - De Jodenvervolging in Nederland, 1940-1945 |
Schrijver: | Katja Happe |
Uitgever: | Atlas Contact |
Uitgebracht: | 2018 |
Pagina's: | 528 |
ISBN: | 9789045035888 |
Omschrijving: |
Katja Happe (1970) is een Duitse historica die in Siegen en Groningen studeerde en als afstudeeronderzoek zich verdiepte in de behandeling van de ‘moffenmeiden’ in Nederland. Sinds 2011 is ze geassocieerd onderzoeker bij het NIOD. Het is voor de eerste keer dat een Duitstalig onderzoek verschijnt over de Jodenvervolging in Nederland in de oorlogsjaren, met haast vanzelfsprekend een Nederlandse vertaling. Vanwege haar achtergrond lijkt Happe ook de uitgelezen persoon om de achtergronden, het verloop en de uitwerking van de Jodenvervolging in ons land voor een Duits publiek te presenteren. Een publiek waarvoor de massamoord op de Nederlandse Joden één van de vele grootschalige misdrijven namens het Duitse volk is geweest. Met ‘slechts’ iets meer dan honderdduizend slachtoffers is men dan wellicht geneigd over het hoofd te zien welke enorme impact de grootschalige schending van de menselijkheid en Nederlandse rechtsorde en de brute moord van veel van haar onderdanen heeft gehad en nog steeds heeft in de Nederlandse samenleving. De eerste boodschap die de Duitse bezettingsmacht in mei 1940 van de Nederlandse topambtenaren te horen kreeg, was dat er hier geen ‘Joods vraagstuk’ bestond. Wellicht met het naïeve idee dat die bezetter dat wel prettig vond, want bij het ontbreken van een vraagstuk hoeft er immers geen oplossing worden bedacht. Daar dachten Arthur Seyss-Inquart en zijn ondergeschikten echter anders over. Zij zagen wel een probleem en hadden de oplossingen ook al voorhanden. Er was in eigen land immers als jarenlang ervaring opgedaan en sinds bijna een jaar was men ook in Oost-Europa al drukdoende te werken aan ‘het Joodse vraagstuk’. Binnen de kortste keren werd een hele reeks anti-Joodse maatregelen afgekondigd, die leidden tot steeds verdergaande discriminatie, ontrechting, marginalisatie, deportatie en moord van de Nederlandse Joden en alle Joden die voor de Duitse inval vanuit Duitsland, Oostenrijk en Oost-Europa naar ons land waren gevlucht, in de hoop een veilig onderkomen in neutraal Nederland te hebben gevonden. Zoals de titel al aangeeft was het allemaal slechts valse hoop en de nazi’s hadden genoeg trucs in huis om alle denkbare illusies over veiligheid en barmhartigheid zo lang mogelijk in stand te houden. Gedurende de oorlog werden uit Nederland 107.000 Joden gedeporteerd, waarvan er slechts 5.000 terugkeerden uit de nationaalsocialistische concentratie- en vernietigingskampen. Daarnaast slaagden zo’n 20.000 Joden erin op tijd te vluchten of onder te duiken, vaak dankzij de moedige hulp van niet-Joodse landgenoten. De meer dan driekwart van de Joodse bevolking die omkwam is in vergelijking van andere bezette landen opvallend hoog en nog altijd onderwerp van heftig debat. Het wordt de Nederlandse paradox genoemd, dat het neutrale vooroorlogse Nederland met zijn democratische samenleving waarin geen virulente Jodenhaat voorkwam blijkbaar geen garanties bood voor massaal, vastberaden verzet. De bestudering van de Nederlandse oorlogsgeschiedenis gaat eigenlijk constant over deze vraag over de Nederlandse gedeporteerde en vermoorde Joden. Katja Happe verdiept die vraag enerzijds door een verbinding te leggen met de internationale vraag hoe dit alles in hemelsnaam ooit heeft kunnen gebeuren. Hoe kon de wereld dit tolereren en niet tijdig inzien wat er gaande was? Anderzijds gaat ze in het boek in op de vraag hoe de interactie was tussen de Joodse bevolking in Nederland en de rest van de samenleving. Daarbij beperkt zij zich niet tot de bezettingsjaren, maar gaat ze in op het maatschappelijk klimaat in Nederland in de dertiger jaren en de wijze waarop omgegaan werd met minderheden, specifiek de Joden die onze oostgrens overstaken, of dat althans probeerden, om hier een veilig onderkomen te vinden. Waarbij het algemene beeld was dat men in Nederland in het algemeen helemaal niks moest hebben van de nationaalsocialistische ideologie (de NSB bleef een marginaal politiek en maatschappelijk verschijnsel), maar men tegelijkertijd ook angstig was dat de eigen belangen van de Nederlandse bevolking werden aangetast door grote groepen vluchtelingen toe te laten. Het geeft een enorm déjà-vu-gevoel als men de huidige vluchtelingenproblematiek kent. De Joodse bevolking moest daarom zelf de verantwoordelijkheid dragen voor de opvang van de Joodse vluchtelingen. Onder degenen die zich dan inzetten ten behoeve van de Joodse vluchtelingen behoren prof. David Cohen, de latere omstreden voorzitter van de Joodse Raad, en Abraham Asscher, het tweede kopstuk van dezelfde Raad. Beiden moesten gedurende de oorlog langzaam tot het besef komen dat ze ten onrechte erop vertrouwden dat net als voorheen als gentlemen met de machthebbers kon worden onderhandeld en dat afspraken geëerbiedigd zouden worden. In zijn boek ‘Gevangen in het veen’ laat Pieter Albers overigens zien dat de situatie voor niet-Joodse vluchtelingen net zo belabberd was als voor de Joodse vluchtelingen, zeker aan het eind van de dertiger jaren. Happe gaat uitvoerig op dit soort vraagstukken in. Daarbij behandelt ze onder meer de opstelling van de Nederlandse regering in ballingschap in Londen, die in feite de gereserveerde houding ten opzichte van Joodse vluchtelingen (20.000 vluchtelingen trokken niet verder en bleven in ons land) en het naziregime (‘een bevriende natie’) uit de vooroorlogse jaren continueerde. De prioriteit in Londen lag bij het winnen van de oorlog en in de naoorlogse periode was het herstelbeleid weer afgestemd op de noden van de Nederlandse bevolking als geheel, niet op die van de buitensporig zwaar getroffen groep. Anderzijds, begin 1940 stak de voorzitter van een internationaal vluchtelingenorganisatie nog de loftrompet af voor de regering en inwoners van Nederland, België en Zwitserland over de grote medemenselijkheid voor en de praktische solidariteit met de Joden die Duitsland ontvluchtten. Lastig om de uitspraak op zijn juiste merites te beoordelen, maar een voorzichtige conclusie is dat Nederland positief opviel ten opzichte van andere Europese landen. In latere verklaringen werd ook wel gewezen op gebeurtenissen als de Februaristaking, waarin arbeiders opkwamen voor hun Joodse collega’s, die een eenmalig en ongekend iets waren in Europa. Ook Happe gaat dus uitvoerig in op de vraag hoe het toch kwam dat procentueel zoveel Nederlandse Joden de oorlog niet overleefden. Ze wijst erop dat er weliswaar geen makkelijk en afdoende verklaring te geven is, maar dat vier onderlinge samenhangende factoren doorslaggevend lijken te zijn. Op de eerste plaats betreft dat de grote effectiviteit van de Duitse bezettingsmacht die optimaal gebruik kon maken van wat gerust ‘Niederländische Pünktlichkeit’ genoemd mag worden. Daarnaast noemt ze de grote gezagsgetrouwheid van de Nederlandse bevolking en het onvermogen van de Joodse bevolking zelf om in te zien dat ze gevaar liepen. Op de vierde plaats noemt ze de geringe mogelijkheden om in het kleine en dichtbevolkte Nederland onder te duiken of voor de Duitsers te vluchten. Daarbij noemt ze niet specifiek dat de Joodse bevolking voor een belangrijk deel in Amsterdam geconcentreerd was, wat het voor de nazispeurders bepaald makkelijk maakte. Ook niet onbelangrijk, als men al wilde vluchten, waarheen dan wel? In het noorden en westen was slechts water en dus eigenlijk geen vluchtroute, richting oosten wilde iedereen nu juist voorkomen en dus resteerde slechts een ontsnapping naar het zuiden. Dat ging door het eveneens bezette België en Frankrijk, door het vijandige Vichy-Frankrijk en dan stuitte men tot slot op de tamelijk hermetisch afgesloten Spaanse of Zwitserse grens. Deze zuidelijke route is wel met succes geprobeerd, maar slechts een enkeling wist deze reis met succes te volbrengen. En dan nog vaak tegen flinke betaling, want altruïsme was een zeldzaam goed. De Joden in Nederland die zich vanwege de neutraliteit zo veilig hadden gewaand, zaten juist in dat puntje van West-Europa helemaal klem. Ook niet als echt belangrijk gekwalificeerd is het accommodatiegedrag van vele inwoners, waarbij natuurlijk de kanttekening kan worden gemaakt dat zulk gedrag waarschijnlijk in alle landen in gelijke mate voorkwam en dus geen factor van betekenis is geweest in de verklaring waarin nu juist zoveel Joodse Nederlanders omkwamen. Happe heeft, zoals prof. Peter Romijn (hoofdonderzoeker bij NIOD) in het voorwoord aangeeft, gezorgd voor een goede synthese van kennis van alle relevante bronnen en literatuur, waarbij allerlei getuigen van diverse achtergrond op ruime schaal aan het woord komen en daarmee het verhaal een extra dimensie geven. Een must voor iedereen die het vraagstuk van de Jodenvervolging vanuit een hedendaags en ruimer perspectief wil lezen. |
Beoordeling: | Uitstekend |