De tussen 1934 en 1937 gebouwde Southampton-klasse lichte kruisers, waren formeel een subklasse van de uit 10 schepen bestaande Town(II)-klasse lichte kruisers. Deze schepen werden echter door aanpassingen aan de bewapening, gebouwd in drie van elkaar te onderscheiden klassen, de Southampton-klasse, de Gloucester-klasse en de Edinburgh-klasse.
HMS Newcastle (76) ex-HMS Minotaur |
4 oktober 1934: kiellegging 23 januari 1936: tewaterlating 5 maart 1937: indienststelling 1959: sloop |
HMS Southampton (83) ex-HMS Polyphemus |
21 november 1934: kiellegging 10 maart 1936: tewaterlating 6 maart 1937: indienststelling 10 mei 1930: Reseerve 11 januari 1941: gezonken |
HMS Sheffield (24) |
31 januari 1935: kiellegging 23 juli 1936: tewaterlating 25 augustus 1937: indienststelling 1967: sloop |
HMS Glasgow (21) |
16 april 1935: kiellegging 20 juni 1936: tewaterlating 9 september 1937: indienststelling 8 juli 1958: sloop |
HMS Birmingham (19) |
18 juli 1935: kiellegging 1 september 1936: tewaterlating 18 november 1937: indienststelling september 1960: sloop |
De Town(II)-klasse werd ontworpen als M-klasse Lichte-kruisers toen de meeste schepen van de Town(I)-klasse Lichte-kruisers uit de Eerste Wereldoorlog al uit dienst waren. Deze Town(I)-klasse schepen waren allen van één en hetzelfde ontwerp, maar op basis van hun bewapening en kleine ontwerpwijzigingen te onderscheiden in verschillende subklassen. Al tijdens de ontwerpfase van de M-klasse werd besloten dat de schepen namen van steden zouden krijgen en ontstond de Town(II)-klasse. Gaandeweg de bouw en vervolg bestellingen, ontstonden ook bij de Town(II)-klasse verschillende subklassen op basis van bewapening en wijzigingen in het ontwerp. De eerste groep schepen van de Town(II)-klasse werd aangemerkt als de Southampton-klasse.[1]
De Town(II)-klasse zou uiteindelijk besteld worden in vier groepen, waarvan de eerste twee groepen onder de Southampton-klasse zouden vallen. Het ontwerp werd aangeduid als M-klasse kruiser, maar de eerste bestelling in 1933 werd Minotaur-klasse genoemd. Deze bestelling bestond uit twee schepen, HMS Minotaur en HMS Polyphemus. In 1934 werd de eerste groep gevolgd door een tweede bestelling van drie identieke schepen.[2]
De klasse was geheel ontworpen in overeenstemming met de voorwaarden opgetekend in het London Naval Treaty van 1930 en waren gebouwd als reactie op de Amerikaanse Brooklyn-klasse en Japanse Mogami-klasse kruisers. De 11.540 BRT grote schepen, waren iets meer dan 180 meter lang en hadden een hoofdbewapening van twaalf stuks 152 mm geschut, verdeeld over vier drielingtorens. Hiermee werd gebroken met de traditie van dubbelloops torens zoals gebruikelijk was. De schepen hadden voor het eerst een in de boven structuur ingebouwde vliegtuighangar voor twee Supermarine Walrus vliegtuigen en een katapult.[3]
Al tijdens de bouw van de eerste twee schepen werd besloten namen van steden aan de schepen toe te kennen. De eerste twee schepen ontvingen een andere naam. Hoewel alle schepen die uit ditzelfde ontwerp werden aangeduid met Town(II)-klasse, ontvingen de eerste vijf schepen al snel de aanduiding Southampton-klasse. Na de eerste twee groepen in de Town(II)-klasse, werd het ontwerp tot twee keer toe aanzienlijk aangepast. Uiterlijk veranderde weinig aan de schepen, echter werd de aandrijving en de bewapening danig aangepast. Hierdoor ontstonden twee subklassen, de Gloucester-klasse en de Edinburgh-klasse.[4] Gebaseerd op de Southampton-klasse, echter geheel in overeenstemming met het Second London Naval Treaty, werd in de jaren 1930 een reeks kleinere Lichte-kruisers ontworpen in de Crown Colony-klasse, ook wel Fiji-klasse genaamd.[5]
De schepen uit de Southampton-klasse, werden tijdens de Tweede Wereldoorlog intensief ingezet. Vier van de vijf schepen overleefden de Tweede Wereldoorlog en namen deel aan de Korea oorlog. Alleen HMS Southampton (83) ging verloren tijdens een luchtaanval op Malta op 11 januari 1941.
HMS Sheffield (24) was één van de eerste schepen van de Royal Navy die een oppervlakte radar kreeg. Bij de vier overgebleven schepen werden in 1944 toren X en alle apparatuur voor de boordvliegtuigen verwijderd voor gewichtsreductie die nodig was teneinde meer bewapening voor de korte afstand te ontvangen. In de jaren 1950 tot 1952 werden HMS Birmingham en HMS Newcastle gemoderniseerd. HMS Sheffield ontving eenzelfde modernisering in 1956 / 1957.[6]
Klasse: | Southampton-klasse /
Town(II)-klasse |
Aantal in klasse: |
5 |
Land: |
Groot-Brittannië |
Type: |
Lichte-kruiser |
Waterverplaatsing: |
11.540 lt (11.730 t) |
Lengte: |
180,30 meter |
Breedte: |
19 meter |
Diepgang: |
6,10 meter |
Aandrijving: |
4x Admiralty 3-kamer boilers 75.000 shp (55.900 kW) 4 stoomturbines 4 schachten |
Snelheid: |
32 knopen (59 km/h) |
Bereik: |
9.800 km (bij 13 knopen) |
Bewapening (bij ontwerp): |
4x3 BL 152 mm Mark XXIII geschut 4x2 QF 102 mm Mark XVI geschut 2x4 QF 40 mm Mark VIII pom-pom luchtafweergeschut 8x1 12.7 mm Vickers machinegeweren 2x3 533 mm torpedolanceerbuizen 2x Supermarine Walrus vliegboten of Fairey Swordfish watervliegtuigen |
Bemanning: |
750 |