De Britse Town(II)-klasse, was een klasse lichte kruisers voor de Royal Navy, bestaande uit tien schepen verdeeld over drie subklassen, de Southampton-klasse, Gloucester-klasse en de Edinburgh-klasse. De schepen werden in drie groepen te water gelaten, in 1936, 1937 en 1938. Vier schepen gingen verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog, vijf werden gesloopt en één, HMS Belfast (C35) werd bewaar en kan als museumschip worden bewonderd in Londen.
Southampton-klasse: |
|
HMS Newcastle (76) ex-HMS Minotaur |
4 oktober 1934: kiellegging 23 januari 1936: tewaterlating 5 maart 1937: indienststelling 1959: sloop |
HMS Southampton (83) ex-HMS Polyphemus |
21 november 1934: kiellegging 10 maart 1936: tewaterlating 6 maart 1937: indienststelling 10 mei 1930: Reseerve 11 januari 1941: gezonken |
HMS Sheffield (24) |
31 januari 1935: kiellegging 23 juli 1936: tewaterlating 25 augustus 1937: indienststelling 1967: sloop |
HMS Glasgow (21) |
16 april 1935: kiellegging 20 juni 1936: tewaterlating 9 september 1937: indienststelling 8 juli 1958: sloop |
HMS Birmingham (19) |
18 juli 1935: kiellegging 1 september 1936: tewaterlating 18 november 1937: indienststelling september 1960: sloop |
Gloucester-klasse: |
|
HMS Liverpool (11) |
17 februari 1936: kiellegging 24 maart 1937: tewaterlating 2 november 1938: indienststelling 1958: sloop |
HMS Manchester (15) |
28 maart 1936: kiellegging 12 april 1937: tewaterlating 4 augustus 1938: indienststelling 13 augustus 1942: gezonken na torpedering |
HMS Gloucester (62) |
22 september 1936: kiellegging 19 oktober 1937: tewaterlating 31 januari 1939: indienststelling 22 mei 1941: gezonken na luchtbombardement |
Edinburgh-klasse: |
|
HMS Belfast (35) |
10 december 1936: kiellegging 17 maart 1938: tewaterlating 5 augustus 1939: indienststelling 25 februari 1963: in reserve 4 mei 1971: bestemd voor sloop juli 1971: bestemd als museumschip 1 maart 1978: Imperial War Museum |
HMS Edinburgh (16) |
30 december 1936: kiellegging 31 maart 1938: tewaterlating 6 juli 1939: indienststelling 2 mei 1942: gezonken na torpedering |
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog waren de tien Town(II)-klasse Lichte-kruisers, de modernste schepen in dienst van de Royal Navy. De schepen waren in de jaren 1930 gebouwd als direct antwoord op de uitbreidingen van de Amerikaanse en Japanse marines met soortgelijke schepen. Vanwege de beperkingen in 1930 opgelegd door internationale verdragen werd door diverse marines een poging gedaan Lichte-kruisers te produceren die eenzelfde taak als Zware-kruisers konden uitvoeren. Hierdoor werden het relatief zwaar bewapende Lichte-kruisers.[1]
De Town(II)-klasse werd ontworpen als M-klasse Lichte-kruisers toen de meeste schepen van de Town(I)-klasse Lichte-kruisers uit de Eerste Wereldoorlog al uit dienst waren. Deze Town(I)-klasse schepen waren allen van één en hetzelfde ontwerp, maar op basis van hun bewapening en kleine ontwerpwijzigingen te onderscheiden in verschillende subklassen. Tijdens het ontwerpen van de Town(II)-klasse, waren alle Britse Town(I)-klasse schepen al uit de vaart genomen. Van de twee op dat moment nog in dienst zijnde Australische schepen uit dezelfde Town(I)-klasse, werd HMAS Brisbane in 1935 uit de vaart genomen. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was alleen nog HMAS Adelaide in dienst.
Aanvankelijk werden de Town(II)-klasse lichte kruisers besteld in vier groepen, waarbij de eerste groep de naam Minotaur-klasse zou ontvangen. Na de kiellegging van de eerste twee schepen werd echter besloten deze te gaan vernoemen naar steden waarmee de Town(II)-klasse ontstond, een tweede klasse in Britse geschiedenis welke deze naam droeg. Op basis van de bouw en ontwikkeling werden over het algemeen drie subklassen onderscheiden hoewel in verschillende literatuur ook wel werd aangemerkt dat er twee subklassen waren, de Birmingham-klasse en de Gloucester-klasse.[2]
Nadat bij het aflopen van de Eerste Wereldoorlog Duitsland wegviel als de belangrijkste rivaal op zee voor Groot-Brittannië en in reactie op deze oorlog diverse vlootverdragen werden getekend, kwamen met name de Verenigde Staten en Japan op als belangrijkste nieuwe rivalen voor de Royal Navy. In de jaren 1920 werd door de Britse Admiralty berekend dat minstens zeventig nieuwe kruisers nodig waren om de Britse belangen te kunnen beschermen. Beperkt door het Washington Naval Treaty van 1922, begonnen de Britten met een omvangrijk bouwprogramma voor onder andere Lichte-kruisers. Dit type schip kon namelijk eenvoudiger binnen de beperkingen van de verdragen vallen en toch voldoende bewapening meevoeren. Dit resulteerde in het ontwerp voor de Leander-klasse Lichte-kruisers. Hierbij werd voortgebouwd op het basis ontwerp voor Lichte-kruisers dat al vanaf de Eerste Wereldoorlog was ontstaan met toepassing van een hoofdbewapening van 152 mm en een secondaire bewapening van 102 mm. In de jaren 1930, ten gevolge van het London Naval Treaty ontstond de behoefte de bewapening van de Lichte-kruisers te vergroten, niet in kaliber, maar in aantal. Dit resulteerde in een ontwerp waarbij werd overgestapt van dubbelloops koepels op koepels met drie stuks 152 mm geschut. Dit werd de Town-klasse.[3]
In juli 1933 werd begonnen met het ontwerpen van een Lichte-kruiser op basis van vernieuwde inzichten en internationale ontwikkelingen bij concurrerende marines, met name Japan en de Verenigde Staten. Het doel van het ontwerp was dat de Lichte-kruisers in staat moesten zijn zich te meten met nagenoeg alle op dat moment internationaal in dienst zijnde kruiser typen. Zowel het hoofdgeschut als het secondaire geschut moest voor het grootste deel inzetbaar zijn in meerdere richtingen. Daarnaast moesten de schepen beschikken over een katapult dat in staat was de meeste Fleet Air Arm toestellen te kunnen gebruiken. Dit laatste was gekozen vanwege de beperkingen middels verdragen in toegestane tonnage voor vliegdekschepen.[4] In augustus 1933 waren de eerste schetsen voor het ontwerp gereed. Revisie van de ontwerpen resulteerde in oktober 1933 tot het ontwerp voor de op dat moment als M-klasse Lichte-kruiser aangeduide schepen.[5]
De M-klasse werd al spoedig Minotaur-klasse en in 1934 werd opdracht gegevens tot de bouw van de eerste twee schepen, al snel gevolgd door een tweede groep van drie schepen.[6] Al toen de eerste twee schepen op stapel lagen, werden nog wijzigingen in het ontwerp doorgevoerd. In november 1934 werd besloten de vijf schepen te vernoemen naar steden waarna de al op stapel liggende schepen een andere naam kregen. Officieus ontstond al snel de naam Town-klasse als aanduiding voor de schepen.[7] De eerste twee schepen werden ook wel aangeduid als Southampton-klasse en de drie schepen uit de vervolgbestelling als Birmingham-klasse. Vanwege de grote overeenkomst tussen de vijf schepen werden ze veelal alle vijf gerangschikt onder de Southampton-klasse, terwijl het M-klasse ontwerp vaak werd aangeduid als Town-klasse.[8]
Voortbordurend op de Internationale ontwikkelingen werd besloten een vervolgserie in de Town-klasse te bouwen van drie schepen die of een extra geschutskoepel hoofdbewapening kregen of die een hogere operatiesnelheid kregen. Uiteindelijk werd besloten de schepen te voorzien van een extra aandrijving, waardoor ze langer werden en een hogere waterverplaatsing kregen. Verder werden de schepen identiek aan hun voorgangers. Deze subklasse van drie schepen werd ok wel aangeduid als Gloucester-klasse.[9]
Voor het bouwprogramma van 1936 werd besloten nog eens twee schepen uit de Town-klasse te bouwen. Hierbij werden de verbeteringen van de Gloucester-klasse toegepast, maar werd de waterverplaatsing nog verder vergroot waarmee de 10.000 ton standaard waterverplaatsing werd bereikt. De redenatie lag in het afsluiten van het Second London Naval Treaty, waarbij de kruisers werden gelimiteerd op 8.000 ton. De Britten besloten nog voor het ingaan van dit verdrag twee schepen te bouwen op het limiet van 10.000 ton van het oude verdrag. Ee werden in 1935 twee ontwerpen gemaakt, waaruit uiteindelijk één ontwerp naar voren kwam. Door verlenging van het schip werd de mogelijkheid gerealiseerd om de eerdere wens van een extra geschutskoepel alsnog toe te passen. Hoewel het ontwerp wel werd vergroot, werd van deze extra bewapening alsnog afgezien. De twee schepen gebouwd in deze groep werden aangeduid als de Edinburgh-klasse, waarvan HMS Belfast (C35) als museumschip in Londen te bewonderen is.[10]
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden de schepen voor veel doeleinden ingezet. Diverse schepen uit deze klasse deden dienst als escorteschip bij konvooidiensten of bij oorlogsvloten.[11] Gebaseerd op het ontwerp van de Town-klasse werd een lichtere variant Lichte-kruiser ontworpen die aanvankelijk bekend stond als Colony-klasse, maar beter bekend werd als Fiji-klasse.[12]
Klasse: | Town-klasse (Southampton-klasse, Gloucester-klasse, Edinburgh-klasse) |
Aantal in klasse: |
10 (5, 3, 2) |
Land: |
Groot-Brittannië |
Type: |
Lichte-kruiser |
Waterverplaatsing: |
Southampton-klasse: 11.540 lt
(11.730 t) Gloucester-klasse: 11.930 lt (12.120 t) Edinburgh-klasse: 13.175 lt (13.386 t) |
Lengte: |
Southampton-klasse en
Gloucester-klasse: 180,30 meter Edinburgh-klasse: 187 meter |
Breedte: |
Southampton-klasse: 19 meter Gloucester-klasse en Edinburgh-klasse: 19,80 meter |
Diepgang: |
Southampton-klasse: 6,10 meter Gloucester-klasse: 6,28 meter Edinburgh-klasse: 6,89 meter |
Aandrijving: |
4x Admiralty 3-kamer boilers Southampton-klasse 75.000 shp (55.900 kW) Gloucester-klasse en Edinburgh-klasse: 82.500 shp (61.500 kW) 4 stoomturbines 4 schachten |
Snelheid: |
Southampton-klasse: 32 knopen
(59 km/h) Gloucester-klasse en Edinburgh-klasse: 32.25 knopen (59.73 km/h) |
Bereik: |
9.800 km (bij 13 knopen) |
Bewapening (bij ontwerp): |
Southampton-klasse en
Gloucester-klasse: 4x3 BL 152 mm Mark XXIII geschut 4x2 QF 102 mm Mark XVI geschut 2x4 QF 40 mm Mark VIII pom-pom luchtafweergeschut 8x1 12.7 mm Vickers machinegeweren 2x3 533 mm torpedolanceerbuizen Edinburgh-klasse: 4x3 BL 152 mm Mark XXIII geschut 6x2 QF 102 mm Mark XVI geschut 2x8 QF 40 mm Mark VIII pom-pom luchtafweergeschut 2x4 12.7 mm machinegeweren 2x3 533 mm torpedolanceerbuizen 2x Supermarine Walrus vliegboten (later verwijderd) |
Bemanning: |
750 |