Toen de Britten op 8 april 1940 Operatie Wilfred lanceerden, werd een grote troepenconcentratie op zee in gereedheid gehouden (Plan R 4). Indien Duitsland als reactie een militaire operatie in Noorwegen zou uitvoeren, kon men direct militair in Noorwegen ingrijpen. Op 8 april 1940 werd Operatie Wilfred uitgevoerd en gingen de Brits-Franse troepen volgens plan aan boord van de troepentransportschepen. De Duitse plannen voor Operatie Weser (Weserübung) die op 9 april 1940 begon, gooiden echter roet in het eten. Door de grote hoeveelheid schepen van de Kriegsmarine die ineens op zee verschenen en de Duitse invasies van Noorwegen en Denemarken, werd Plan R 4 opgeschort. Korte tijd later werd het alsnog uitgevoerd, ditmaal als Operatie Rupert.
Toen in april 1940 Operatie Wilfred werd uitgevoerd, waarbij op 8 april 1940 mijnenvelden langs de Noorse kust werden gelegd, werd rekening gehouden met een Duitse reactie. Door de mijnenvelden zouden Duitse schepen met ijzererts, varend vanuit Narvik, gedwongen worden verder uit de Noorse kust in Internationale wateren te varen. Dit zou tot meer Duitse verliezen leiden. Door operatie Wilfred hoopten de Geallieerden dat Duitsland zou reageren met het zenden van troepen naar neutraal Noorwegen ten einde de toevoerroutes van de ijzererts veilig te stellen. Indien tijdens operatie Wilfred enige aanwijzing was dat Duitsland hiertoe troepen in gereedheid zou brengen, zou een Geallieerde strijdmacht in Narvik, Stavanger, Trondheim en Bergen aan land gaan. Het plan hiertoe, Plan R 4 was al sinds maart 1940 opgesteld.
Op 1 april 1940 werden de diverse hoofdkwartieren bij de Geallieerden verzocht om de nodige troepen en troepentransportschepen in gereedheid te brengen. De troepen voor Trondheim dienden op 4 april 1940 aan boord te gaan van een passagierschip op de Clyde, die voor Stavanger en Bergen zouden op 5 april aan boord van kruisers van het 1st Cruiser Squadron en 18th Cruiser Squadron gaan in Rosyth. De troepen (twee bataljons) voor Narvik zouden op 7 april met een passagierschip vanaf de Clyde vertrekken onder escorte van twee Arethusa-klasse kruisers. Het smaldeel voor Narvik zou onder bevel staan van Admiral Sir Edward Evans. Een aanvullend plan, Plan R 3, behelsde de mogelijkheid om een Franse eenheid naar Narvik te zenden, voor de verdediging van de havenfaciliteiten.
Plan R 4 werd verdeeld over twee onderdelen, Stratford-Force en Avonmouth-Force. Stratford-Force bestond uit twee bataljons, bedoeld voor Stavanger (Red-Force), twee bataljons voor Bergen (Blue-Force) en één bataljon bestemd voor Trondheim (Green-Force). Avonmouth-Force, zou bestaan uit een gecombineerde Brits-Franse eenheid van 18.000 manschappen en was bestemd voor Narvik.
Stratford-Force zou bestaan uit vijf bataljons van de 49th (West Riding) Infantry Division onder bevel van Major General P. J. Mackesy. De kruisers voor het transport naar Bergen en Stavanger kwamen van het 1st Cruiser Squadron en waren de HMS Devonshire (39), HMS Berwick (65), HMS York (90) en HMS Glasgow (21).
Red-Force bestemd voor Stavanger, zou op in Rosyth aan boord gaan van twee kruisers en Blue-Force voor Bergen zou eveneens met twee kruisers vanuit Rosyth vertrekken. Green-Force voor Trondheim zou met twee konvooien oversteken, Konvooi T.P. (Trondheim) en Konvooi M.O. (Stavanger). Twee schepen, s.s. Cyclops (1906) en m.s. Chrobry (1939) zouden de voorhoede vormen.
Avonmouth-Force werd geëscorteerd door HMS Aurora (12), met als escorte HMS Penelope (97), HMS Maori (F24), HMS Ashanti (F51), HMS Foxhound (H69), HMS Escapade (H17) en HMS Encounter (H10). De troepen werden met de m.s. Batory (1935) vervoerd. Als anti-onderzeeboot escorte dienden HMS Protector (A146), met een aantal omgebouwde trawlers en als konvooi escorte ten minste zes torpedobootjagers (HMS Arrow (H42) en anderen).
Diverse konvooien werden samengesteld, Konvooi N.S. 1 met bevoorraders s.s. Lombardy (1920) en m.s. McGregor Laird (1930), Konvooi N.P. 1 (Narvik) met m.s. Batory (1936) en RFA British Lady (1922), begeleid door de kruisers HMS Aurora (12) en HMS Penelope (97). Konvooi N.P. 2 (Narvik) met RMS Empress of Australia (1919), s.s. Monarch of Bermuda (1931), s.s. Reina del Pacifico (1931) en RFA War Pindari (1919). De Franse troepen zouden met eigen konvooien varen. Tevens zou de nodige luchtbescherming gegeven worden door No. 18 Group, Royal Air Force.
Op 5 april 1940 besloot het Anglo-French Supreme War Council tot uitvoering van Plan R 4. Voor Stratford-Force waren de volgende troepen aangewezen, Headquarters 146th Infantry Brigade, 4th Lincolns, 1/4th K.O.Y.L.I., sectie 55th Field Company, 49th Division Signals, allen voor Bergen, Headquarters 148th Infantry Brigade, 1/5th Leicesters, 8th Foresters, 55th Field Company, detachement 49th Divisional Signals voor Stavanger, de Hallams en een detachement 49th Divisional Signals voor Trondheim.
Toen op 8 april 1940 Operatie Wilfred in gang was, werden de Geallieerde troepen ingeladen en voeren de voorhoedes uit. Op dat moment ontdekten de Geallieerden de Duitse transportvloten voor Operatie Weser (Weserübung). Om 14.00 uur werd Operatie R 4 afgeblazen vanwege de grote hoeveelheid oppervlakteschepen van de Kriegsmarine in de omgeving. Aanvankelijk werden de meeste troepentransportschepen met Geallieerde troepen terug naar Groot-Brittannië gezonden, maar moesten zich paraat houden.
Hoewel door de Duitse invasie in Noorwegen, plan R 4 achterhaald was, de Duitsers waren de Geallieerden te snel af, vormden de Geallieerde plannenmakers het plan snel om tot een nieuwe operatie teneinde de Noren te hulp te komen. Dit werd Operatie Rupert, eigenlijk een gereviseerde versie van Plan R 4.