De 3e Karpatische Infanteriedivisie (3 Dywizja Strzelców Karpackich) (ook wel bekend als de ‘Christmas Tree Division’ naar het embleem van de eenheid) werd in 1942 in Palestina uit verschillende Poolse eenheden opgericht. De divisie vocht tussen 1944 en 1945 in Italië onder bevel van het 2e Poolse Korps en heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de verovering van Monte Cassino, Ancona en Bologna, alsmede aan het doorbreken van de Gustavlinie, de Hitlerlinie en Gotenlinie. De divisie werd uiteindelijk in 1947 in Groot-Brittannië ontbonden. In 1966 werd een aantal eenheden van de 3e Karpatische Infanteriedivisie onderscheiden met de hoogste Poolse militaire onderscheiding: de Order Virtuti Militar voor verdiensten tijdens de Italië-campagne.
Op 28 april 1942 gaf de Poolse minister-president in ballingschap in Londen en opperbevelhebber van de Poolse strijdkrachten in het westen, Wladyslaw Sikorski, het bevel om een nieuwe divisie in het Midden-Oosten te vormen. Deze divisie werd in het Britse mandaatgebied Palestina op 5 mei 1942 opgericht uit een samenstel van de geharde Poolse Onafhankelijke Karpatische Brigade en de Poolse 8e, 9e en 10e Infanteriedivisies. Deze drie laatstgenoemde divisies waren in de Sovjet-Unie opgericht en bestonden uit vrijwilligers en uit vrijgelaten Poolse krijgsgevangenen die in 1939 na de Sovjet-annexatie van Oost-Polen waren gedeporteerd naar de Gulag-kampen. Ook werd de nieuwe legergroep aangevuld met soldaten van het 1e Poolse Korps, dat in Groot-Brittannië gestationeerd was. Op 9 mei 1942 werd de divisie officieel omgedoopt tot de 3e Karpatische Infanteriedivisie. Brigadier-generaal Stanislaw Kopanski werd aangesteld als de eerste commandant van de divisie.
In augustus 1942 werd door de Poolse legerleiding bepaald dat de divisie naar het door de Britten bezette Irak overgeplaatst zou worden als onderdeel van het ‘Poolse Leger in het Oosten’. Deze overplaatsing vond in de periode 28 augustus – november 1942 plaats naar het gebied van de Ribat Quizil Diyala rivier. Op 18 september 1942 richtte Wladyslaw Sikorski het ‘Poolse Leger in het Oosten’ op, waarvan de 3e Karpatische Infanteriedivisie onderdeel werd. Op 21 oktober en 9 november 1942 bracht Sikorski een bezoek aan Irak om de divisie te inspecteren.
Op 21 juli 1943 werd de divisie overgeplaatst naar het 2e Poolse Korps, dat onder bevel stond van generaal Wladyslaw Anders. Op 6 augustus 1943 werd brigadier-generaal Stanislaw Kopanski vervangen door brigadier-generaal Bronislaw Duch als commandant van de 3e Karpatische Infanteriedivisie. Het volgende schema geeft een overzicht van het troepenopbouw over de periode 9 mei – 12 juni 1942:
Datum | Officieren | Soldaten | Totaal | |
9 mei 1942 | 578 | 8419 | 8997 | |
26 mei 1942 | 610 | 10.746 | 11.356 | |
12 juni 1942 | 690 | 13.356 | 14.046 |
Tussen augustus en september 1943 werd het 2e Poolse Korps overgeplaatst naar het zuiden van Palestina. De 3e Karpatische Infanteriedivisie werd in de regio van het dorpje Julis in het huidige Israel gelegerd. In november 1943 werd de divisie als eerste onderdeel van het 2e Poolse Korps overgeplaatst naar Egypte. De rest volgde later gedurende december 1943 en januari 1944. Het gehele korps werd gestationeerd in kamp Qassasin, 30 kilometer van de stad Ismailia, gelegen op de westoever van het Suezkanaal. In dit kamp werd het korps voorzien van nieuwe bewapening en uitrustingstukken. Op 12 december 1943 werd de gehele 3e Karpatische Infanteriedivisie overgeplaatst naar de haven van Suez om vervolgens aan boord te gaan op het schip ‘Indrapoera’. Op 15 december 1943 arriveerde de divisie in Port Said (Egypte) en vandaar werd het naar Taranto, Zuid-Italië, verscheept.
Op 23 december 1943 arriveerde de divisie in de haven van Taranto. Om de druk op de haven van Taranto te verlichten werden ook onderdelen van de divisie bij de nabijgelegen havensteden Bari en Brindisi aan wal gezet. De overige eenheden van het 2e Poolse Korps werden in januari 1944 naar Italië overgeplaatst. Een totaal van zes transportboten was er nodig om het volledige korps naar Italië over te brengen. Het 2e Poolse Korps werd in Italië een onafhankelijke eenheid onder het bevel van het British 8th Army, dat aangevoerd werd door generaal Oliver Leese, en werd ondergebracht in vijf kampen langs de weg tussen Taranto en Monopoli in het San Teresa gebied. De 3e Karpatische Infanteriedivisie werd vervolgens gestationeerd achter de linie die werd gevormd door de rivier Sangro in de 45 kilometer lange sector ten noorden van Passo del Monte tot aan Castel San Vincenzo en had de belangrijke taak om de flanken van de British 5th en 8th Army te beschermen. De divisie vervulde een passieve rol in deze periode en de taken bestonden vooral uit het uitvoeren van patrouilles en kleine lokale acties.
Op 17 april 1944 verlieten de Polen hun posities op het Sangro-front om de geallieerden bij te staan in hun pogingen om de Gustavlinie te doorbreken. Vooral bij het plaatsje Cassino en de (op de Monte Cassino) hoger gelegen wereldberoemde Benedictijner abdij ondervonden de geallieerden grote weerstand. Voordat de Polen in de strijd werden geworpen in wat later bekend zou staan als de 4e slag om Monte Cassino (of operatie Diadem), hadden de geallieerden al drie keer een mislukte poging gedaan om het gebied te veroveren. Tussen 24 en 30 april 1944 namen de Polen hun posities in de bergen achter Monte Cassino in en verlichtten ze aldus de taak van de British 78th Division.
Op 9 mei 1944 was de 3e Karpatische Infanteriedivisie bij Monte Cassino gevechtsklaar, maar het had wel te kampen met een flink tekort aan reguliere manschappen en een overschot aan officieren. Op die dag had de divisie 13.692 manschappen (waaronder 851 officieren). De volgende dag richtte brigadier-generaal Bronislaw Duch zich tot zijn manschappen met de volgende woorden:
"Karpatczycy! Voordat het wereldnieuws over de slag zal spreken, namelijk het doorbreken van het Duitse verzet in Italië, zullen jullie in een bloedige strijd de wereldberoemde ruïnes van het klooster van Monte Cassino moeten veroveren, om de poorten naar Rome te kunnen openen. (…) We beginnen deze mars naar Polen, zwaar en vol offers, maar wel vol met soldatenmoed en glorie in de naam van Polen. Het is onze bondgenoten niet gelukt om het fort te veroveren. We kunnen het ons niet veroorloven om ook te falen. We moeten dit fort veroveren en de Poolse banier op Monte Cassino hijsen. (…) Alle onderdelen van de divisie moeten alles geven voor de overwinning."
Op 11 mei 1944 ging operatie ‘Diadem’ van start. Terwijl het Amerikaanse 2e Korps (U.S. II Corps) langs route 7 via de kustlijn richting Rome oprukte en het Franse Expeditie Korps (Corps Expéditionaire Français, CEF) aanviel langs de Garigliano rivier, ging het Britse XIII Korps (British XIII Corps) in de Liri-vallei tot de aanval over. Het 2e Poolse Korps kreeg de belangrijke taak om de abdij van Monte Cassino te isoleren en aansluiting te vinden bij het British XIII Corps in de Liri-vallei.
De eerste aanval op Monte Cassino werd ingeluid om op 11 mei 1944 om 23:00 uur, met een artilleriebarrage afkomstig uit 1,060 vuurmonden van diverse artilleriestukken bemand door Britten, Amerikanen, Polen, Nieuw-Zeelanders, Zuid-Afrikanen en Fransen. De Poolse bijdrage aan deze barrage bestond uit tien artillerieregimenten, met inbegrip van 224 zware artilleriestukken (32 zware kanonnen en 156 zware mortieren), ondersteund door 20 luchtafweerstukken, anti-tankkanonnen en tanks. Wat begon als een standaardbarrage ging om 23:40 uur over op gericht vuur op Duitse infanterieposities op Monte Cassino. Om 01:00 uur op 12 mei 1944 werd de Poolse artilleriebarrage gestaakt en de 3e Karpatische Infanteriedivisie viel gezamenlijk met de 12e Cavalerie Regiment ‘Podhale’ de heuvels ‘593’ en ‘569’ en het Albaneta Massief aan, terwijl de 5e Kresowa Infanteriedivisie (onder leiding van generaal-majoor Nikodem Sulik) de Colle San Angelo en heuvel ‘575’ voor haar rekening nam.
Om 02.17 uur veroverde de 3e Karpatische Infanteriedivisie heuvel ‘569’. Het 2e bataljon van de Poolse Karpatische Infanteriebrigade kwam onder hevig vuur te liggen aan de voet van heuvel ‘569’, die goed gefortificeerd was door de Duitsers. Dit bataljon sloeg zes Duitse tegenaanvallen af en ook het 12e Cavalerie Regiment ‘Podhale’ moest zich verzetten tegen een tegenaanval. De Polen op heuvel ‘569’ werden blootgesteld aan voortdurend kleinvuur en goed geplaatst mortiervuur. De Poolse achterhoede werd onder vuur genomen door Duitse artillerie vanaf Belmonte Atina. Om 11:30 uur werd heuvel ‘569’ heroverd door de Duitsers, ten koste van grote verliezen aan beide kanten.
Op 12 mei 1944 gaf luitenant-generaal Anders het bevel aan de Poolse troepen op ‘Phantom Ridge’ om zich terug te trekken totdat het korps artillerie van de 13e Korps haar bruggenhoofd veilig had gesteld en het 2e Poolse Korps in een betere staat verkeerde. Terwijl de Polen zich hergroepeerden, bleef de Poolse artillerie sleutelsecties aan het front bombarderen.
Op 17 mei 1944, om 07:00 uur, werd het 2e Poolse Korps (alsmede het 13th Corps) weer in de strijd geworpen. De 3e Karpatische Infanteriedivisie veroverde het Albaneta Massief en heuvel ‘569’, terwijl de 5e Kresowa Infanteriedivisie ‘Phantom Ridge’ veroverde, waarna het de aanval opende op San Angelo en heuvel ‘575’. De verliezen aan Poolse zijde waren hoog en ondanks Poolse artilleriesteun ondernamen de Duitsers tegenaanvallen. Aan het einde van de dag was de 3e Karpatische Infanteriedivisie gestrand aan de zuidelijke, oostelijke en noordelijke hellingen van heuvel ‘593’ en vroeg het om ondersteuning van reserve-eenheden. Een groot deel van de Duitse verdedigingen was veroverd of uitgeschakeld als resultaat van harde man-tegen-mangevechten en aanhoudende geallieerde luchtaanvallen. De Polen ondernamen grote nachtelijke patrouilles in de sector van de 1. Fallschirm-Jäger-Division om mogelijke uitbraken de kop in te drukken.
Op 18 mei hervatte de 3e Karpatische Infanteriedivisie de aanval en om 10:30 uur was de abdij van Monte Cassino officieel gevallen (ondanks het feit dat de abdij verlaten bleek te zijn). De Poolse vlag werd op bevel brigadier-general Broneslaw Buch om 10.45 uur gehesen op de kloosterruïnes. De Duitse verdedigers van de abdij hadden zich de nacht daarvoor achter de Hitlerlinie teruggetrokken. In de ochtend van 19 mei 1944 vielen ook heuvel ‘569’, het Albaneta Massief en de kloof in handen van de 3e Karpatische Infanteriedivisie. Die dag richtte brigadier-generaal Bronislaw Duch zich tot zijn manschappen met de volgende woorden:
"Beste Karpatczycy! Vóór de strijd heb ik u beloofd dat we de Poolse banier op het historische klooster van Monte Cassino zouden hijsen. Dit hebben we gedaan. De Poolse naam en uw heldendom worden over de hele wereld verheerlijkt. Polen is u dan ook zeer dankbaar. Uw aanval op heuvel 593, 569 en Massa Albaneta zullen de geschiedenis ingaan als voorbeelden van de infanterie-heldenmoed. (…) Laten we voor een moment diepe eerbied tonen aan de dapperste van onze collega’s die hun leven gaven voor de eer en het bestaan van Polen."
De Poolse soldaten die hadden deelgenomen aan de slag om Monte Cassino werden onderscheiden met de Monte Cassino Kruis (Krzyż Pamiątkowy Monte Cassino). Het volgende schema geeft een overzicht van de verdeling van deze onderscheiding onder de manschappen van de 3e Karpatische Infanteriedivisie:
Categorie | Serienummers |
Gesneuvelden | 751-1102 |
Officieren | 1103-2043 |
Overige manschappen | 2044-14.702 |
Na de slag om Monte Cassino werd het bevel aan het 2e Poolse Korps gegeven om het zwaar gefortificeerde stadje Piedimonte San Germano, dat onderdeel was van de Hitlerlinie, te veroveren. Uit het korps werd een aanvalsgroep, de zogeheten ‘Bob Group’ gevormd. De ‘Bob Group’ bestond uit het 6e Gemechaniseerde Regiment, het 18e Lwow Infanteriebataljon en het 5e Karpatische Infanteriebataljon, ondersteund door het 9e Artillerieregiment. De aanvalsgroep had niet alleen de taak om Piedimonte San Germano in te nemen, maar ook om de flank van het Britse 8e Leger te beschermen.
De aanval werd op 19 mei 1944 om 16:15 uur geopend door de 21st Indian Brigade en het Poolse 6e Gemechaniseerde Regiment, die de Duitse verdedigingslinies doorbraken. Een tweede aanval werd om 20:00 uur ingezet en de geallieerden bereikten het centrum van het plaatsje, maar ze werden blootgesteld aan meerdere gecamoufleerde Duitse steunpunten en werden gedwongen om zich terug te trekken. Een nieuwe aanval werd op 21 mei 1944 gelanceerd, maar werd gestoord door hevig Duits artillerie- en mortiervuur. In de late namiddag bereikte de infanterie het centrum van Piedimonte San Germano, maar ze trokken zich weer terug zodra het donker begon te worden. De 8e Britse Leger verzocht luitenant-generaal Anders om Piedimonte San Germano op klaarlichte dag te omsingelen. Op 22 mei 1944 werd een vierde aanval geopend op het plaatsje en weer werden de Duitse verdedigingslinies gepenetreerd, maar de nauwe straatjes maakten het voor de gemechaniseerde troepen moeilijk om de infanterie te ondersteunen. De verdedigers hadden duidelijk het terrein mee en opnieuw moesten de Polen zich terugtrekken, op één groep na, die omsingeld was geraakt en de hele nacht bezig was om vechtend uit Piedimonte San Germano te ontsnappen.
Op 23 mei 1944 werd de Hitlerlinie doorbroken door de Canadezen en Piedimonte San Germano werd een doorn in het oog van de geallieerden. Het stadje werd onderworpen aan een zware artilleriebarrage en in de nacht van 24 op 25 mei 1944 moest het 2e Poolse Korps een Duitse tegenaanval afslaan. De 13e, 15e en 5e Wilno Brigade werden in de strijd geworpen en onthieven de ‘Bob Group’ van haar taak. Op 25 mei 1944 om 06:00 uur opende het 2e Poolse Korps de laatste aanval en nam Piedimonte San Germano om 07:00 uur in. Ook werden vijandelijke posities op de Pizzo Corno en Monte Cairo door de Karpatische 15e Poznan Lansiers, ondersteund door elementen van het Britse 8e Leger, veroverd. Die dag werd besloten dat alle soldaten van de 3e Karpatische Infanteriedivisie twee weken rust kregen voor hun verdiensten tijdens de slag om Monte Cassino en Piedimonte San Germano.
Op 26 mei 1944 was er nog slechts sprake van kleine schermutselingen met de vijand en het 2e Poolse Korps werd overgeplaatst naar Campobasso achter het front. Sappeurs van het korps kregen de taak om beschadigde bruggen te repareren en landmijnen op te ruimen.
Het volgende schema geeft een overzicht van de verliezen (gesneuveld, gewond en vermist) van de 3e Karpatische Infanteriedivisie tussen 24 april en 25 mei 1944:
Officieren | 108 |
Kadetten | 114 |
Soldaten | 1400 |
Totaal | 1622 |
Op 7 juni 1944 loste de 3e Karpatische Infanteriedivisie de 4th Indian Infantry Division af ten noorden van de stad Ortona aan de Adriatische kust. Op 16 juni 1944 (14 dagen na de val van Rome) had het 2e Poolse Korps de posities van het British V Corps overgenomen en kreeg het bevel om Ancona in te nemen. Op 17 juni 1944 rukte het 2e Poolse Korps op richting de havenstad om alle tussengelegen bruggen te veroveren voordat de Duitsers de kans kregen om die op te blazen. Op 18 juni veroverde de 3e Karpatische Infanteriedivisie de havenstad Pescara.
De Duitsers hadden zich achter de Chienti-rivier ingegraven en slaagden erin om meerdere aanvallen af te slaan. Bij de gevechten om de Chienti- en Esino-rivieren werden de Polen ondersteund door elementen van de Italiaanse partizaneneenheid ‘Maiella Brigade’. Op 21 juni 1944 staken de Polen de Chienti over en sappeurs werden vooruitgestuurd om de wegen schoon te vegen van landmijnen, terwijl de voorhoede de rivier Potenza afspeurde naar vijandelijke troepen. De Duitsers hadden en kregen geen tijd om de rivier Musone te fortificeren, wat het laatste obstakel vormde voor Ancona. Op 2 juli 1944 veroverde het 2e Poolse Korps de hoogtes op de noordelijke oever van de Musone. Het stadje Loreto werd een slagveld waar beide partijen wanhopig strategisch terrein trachtten te veroveren . Na 8 dagen van zware strijd en verscheidene bombardementen, uitgevoerd door de restanten van de Luftwaffe, op Poolse posities, werd het mogelijk voor de Polen om versterkingen en munitie aan te voeren. Nadat de vliegvelden van Forli, Rimini, Ravenna en Ferrara in geallieerde handen waren gevallen werd het voor het 2e Poolse Korps makkelijker om op te rukken en genoten de geallieerden vanaf dat moment een overmacht in de lucht.
De echte aanval op Ancona begon op 17 juli 1944. De 5e Wilno Infanteriebrigade, versterkt met het 3e Karpatische Bataljon en het 4e Gemechaniseerde Regiment, slaagde erin om de richel bij Monte Della Crescia bij Offagna te veroveren. De gemechaniseerde aanvalsgroep op de rechterflank bestond uit de 2e Gemechaniseerde Brigade, de 15e Poznan Lansiers en de British 7th Queen’s Hussars, met infanterieondersteuning van de 6e Lwow Infanteriebrigade en Poolse commando’s. Op 17 juli werd na een dag van bittere gevechten en hevige Duits artillerievuur, de Duitse verdedigingslinie bij Polverigi doorbroken. De 5e Wilno Infanteriebrigade en het 3e Karpatische infanteriebataljon veroverden Monte della Crescia. De 18e Karpatische Lansiers drongen op 18 juli om half 3 in de middag Ancona binnen en maakten 2,756 krijgsgevangenen. Daarnaast werden ook 351 Duitse deserteurs in burgerkledij gevangengenomen.
Midden augustus 1944 bereikte het 2e Poolse Korps de rivier Cesano, die zwaar gefortificeerd bleek te zijn door de Duitsers. Het korps liep stuk op deze linie en werd gedwongen om te hergroeperen en nieuwe levensmiddelen en munitie in te slaan. De slag om de Metauro-rivier bleek één van de zwaarste tijdens de Adriatische campagne. De Duitsers hadden de linie versterkt met een gemechaniseerd infanteriebataljon, bewapend met krachtig anti-tankgeschut. Op 18 augustus 1944 vielen de Polen de Duitse posities aan en dwongen de Duitsers terug achter hun belangrijkste verdedigingslijn. De 3e Karpatische Infanteriedivisie veroverde die dag twee heuvels bij het stadje Constanza. Dertien dagen later bevrijdde de divisie ook de havenstad Pesaro. Op 2 september nam de 3e Karpatische Infanteriedivisie Zagagnola, Boncio en Siligata in en op 15 september 1944 werden Monte Altuzzo en Monte Frassino veroverd. Met de val van Monticelli, na een zware strijd, en na de inname van Firenzuola, was de Gotenlinie volledig doorbroken.
Het 2e Poolse Korps werd teruggetrokken uit de strijd om drie weken lang te herstellen, waarna het overgeplaatst werd naar het bergachtige gebied van de Apennijnen. Het korps lanceerde op 17 oktober 1944 haar offensief, wat door de herfstregen en het bergachtig gebied sterk gehinderd werd. Op 1 november 1944 waren Monte Chioda, Monte Trebbio en Gattone (ten westen van Brisighella) door de 3e Karpatische Infanteriedivisie veroverd.
Het winteroffensief werd op 17 december 1944 gestaakt vanwege het tekort aan manschappen en munitie aan de kant van de geallieerden. Beide partijen gebruikten deze omstandigheden om hun eenheden weer op volle sterkte te krijgen en versterkingen aan te voeren.
Na de hergroepering werd het 2e Poolse Korps ingedeeld bij de 5th British Infantry Division in het kader van de voorbereidingen op de campagne in Lombardije (Noord-Italië). De bedoeling was dat het 2e Poolse Korps via de snelweg 9 naar Bologna zou oprukken, met de 3e Karpatische Infanteriedivisie in de voerhoede.
Op 9 april 1945 werd het geallieerde lenteoffensief gelanceerd. Er aan vooraf ging een grootschalig luchtbombardement, uitgevoerd door de Amerikaanse luchtmacht. Een aanvalsgolf van bommenwerpers loste hun bommen echter te vroeg, met als gevolg dat de voorste posities van 2 brigades van de 3e Karpatische Infanteriedivisie gebombardeerd werden. Achtendertig soldaten sneuvelden en nog eens 188 raakten gewond. Deze soldaten waren specialisten, getraind in de zanderige hoogtes van de Senio rivier en bestonden uit sappeurs, anti-tankkanonniers en verbindingspersoneel. Het bombardement veroorzaakte niet alleen menselijk leed, maar ook materiële schade. Zo bleken veel kabelverbindingen verbroken en was een grote hoeveelheid (gevechts)apparatuur vernietigd. Toch slaagde de divisie erin om de hoogtes boven de rivier Senio te veroveren.
De volgende dag ondernamen de Polen een nachtelijke aanval op de ruimte tussen de 98. Infanterie-Divison en 26. Panzer-Divison, gebruikmakend van vlammenwerpers en tanks. De Duitsers gaven hun posities niet zonder slag of stoot op en lanceerden een aantal tegenaanvallen totdat de Polen er uiteindelijk in slaagden om de Duitsers uit het gebied tussen de rivieren Senio en Santerno te verdrijven. In de volgende dagen ging het 2e Poolse Korps de strijd aan met het 4. Fallschirm-Jäger-Regiment, die uiteindelijk tot terugtrekking gedwongen werd. De Polen staken vervolgens de zwaar verdedigde rivier Gaiano over en raakten slaags met de Duitse 1. Fallschirm-Jäger-Division.
Op 17 april 1945 veroverde de 3e Karpatische Infanteriebrigade, ondersteund door andere legeronderdelen, Castel San Pietro. Op 21 april 1945 was Bologna volledig bevrijd. Het 9e bataljon van de 3e Karpatische Infanteriebrigade hees de Poolse vlag om 18:05 uur. Het 2e Poolse Korps kreeg de eretitel ‘Bologna’ en 17 Poolse commandanten ontvingen het ereburgerschap van de stad. Daarnaast kregen 215 Poolse soldaten een erepenning door de Senaat van Bologna toegekend met de woorden: "Al liberatori che primi entrarono in Bologna 21 Aprile 1945 – per benem erenza" (Voor de bevrijders die als eerste Bologna binnentrokken 21 april 1945 - per benem erenza).
Op 23 april 1945 staakte het 2e Poolse Korps haar activiteiten aan het front en op 2 mei 1945 capituleerde het Duitse leger in Italië.
Na het einde van de Tweede Wereldoorlog bleef de 3e Karpatische Infanteriebrigade tot 1947 in Italië. Een deel van haar manschappen verlieten het land reeds midden 1945 om terug te keren naar Polen. Voor hen die ervoor kozen om niet terug te keren naar hun inmiddels onder Sovjet-controle staande vaderland werd op 22 mei 1946 door de Britse overheid het Polish Resettlement Corps opgericht. Dit korps stond onder supervisie van het Britse leger, dat in september 1946 begon men het rekruteren van Poolse soldaten uit de militaire kampen. In 1949 werd de PRC opgeheven en zo’n 150,000 Poolse veteranen vestigden zich in Groot-Brittannië. Het 2e Poolse Korps was toen al 2 jaar ontbonden.
In september 1947 werd de 3e Karpatische Infanteriebrigade overgeplaatst naar Groot-Brittannië, waar het in Hodgemoor Camp in Hodgemoor Woods, Buckinghamshire, gelegerd werd. De soldaten bleven hier met hun families tot 1962. Een deel van hen is in de omgeving blijven wonen. Anderen zijn uiteindelijk naar Polen teruggekeerd. Het volgende schema geeft een overzicht van de totale verliezen van de 3e Karpatische Infanteriebrigade tijdens de Tweede Wereldoorlog:
Gesneuveld | 911 |
Gewond | 8.543 |
Vermist | 535 |
Totaal | 4.582 |
Op 11 november 1966 werden in Londen de volgende eenheden van de 3e Karpatische Infanteriedivisie onderscheiden met de Order Virtuti Militari (de hoogste Poolse militaire onderscheiding) voor verdiensten tijdens de Italië-campagne:
Divisiecommandant: | Brigadier-generaal Bonislaw Duch |
Plaatsvervangende divisiecommandant: | Majoor Jerzy Jastrzebski |
Commandant Divisie-artillerie: | Kolonel der artillerie Zygmunt Lakinski |
Stafchef: | Luitenant-kolonel Henryk Piatkowski |
Kwartiermeester: | Luitenant-kolonel Wilhelm Roland |
3e Karpatische Infanteriedivisie | ||
- 1e Karpatische Jager-brigade | Kolonel Walenty Peszek | |
- 2e Karpatische Jager-brigade | Kolonel Roman Szymanski | |
- 12e Podolski Ulanen Cavalerie-regiment | Majoor Leon Bittner | |
- 1e Karpatische Veld Artillerie-regiment | Luitenant-kolonel Juliusz Mozdzien | |
- 2e Karpatische Veld Artillerie-regiment | Luitenant-kolonel Jozef Hildebrandt | |
- 3e Karpatische Veld Artillerie-regiment | Luitenant-kolonel Kazimierz Stafiej | |
- 3e Karpatische Anti-tank Regiment | Majoor Kazimierz Choroszewski | |
- 3e Karpatische Lichte Luchtafweer Regiment | Kolonel Leon Przybytko | |
- 3e Karpatische Middelzware Machinegeweer Bataljon | ? | |
- 3e Karpatische Sappeursbataljon | ? | |
- 3e Karpatische Verbindingsbataljon | ? | |
- 3e Karpatische Gendarmie | ? | |
- 3e Sectie Contraspionage | ? | |
- Sectie Logistiek | ? | |
- 1e Sectie Werkplaats | ? | |
- 2e Sectie Werkplaats | ? | |
- 1e Compagnie Sanitair | ? | |
- 2e Compagnie Sanitair | ? | |
- 3e Sectie Veldpeloton Gezondheid | ? | |
- 3e Sectie Antimalaria | ? | |
- 3e Veldkrijgsraad | ? | |
- Veldpostkantoor Nr. 111 | ? | |