Het 1e Poolse Korps was tussen 1940 en 1947 een Pools tactisch legeronderdeel dat oorspronkelijk opgericht was om de Schotse kust te beschermen tegen een mogelijke Duitse invasie. Later is het korps zich steeds meer gaan richten op het trainen en het leveren van strijdbare eenheden aan het westfront. Het heeft echter nooit als een enkele eenheid, een ‘korps’, aan het westfront gevochten. Pas tussen 1945 en 1947 maakte het als een echt legerkorps deel uit van de geallieerde bezettingsmacht in West-Duitsland. In 1947 werd het korps ontbonden.
In juli 1940 arriveerden grote aantallen Poolse soldaten in Groot-Brittannië. Het geallieerde leger was zojuist in Frankrijk en de Lage Landen verslagen en men verwachtte een Duitse invasie op de stranden van Groot-Brittannië. Bij aankomst van een groep Polen in Schotland werden deze vriendelijk en gastvrij onthaald door de plaatselijke bevolking. Na een tijdje werden de soldaten en rekruten overgebracht naar een militair kamp in Lanarkshire. Zij zouden de basis gaan vormen van een nieuw korps.
Het 1e Poolse Korps (I Korpus Polski) werd in opdracht van de Poolse minister-president in ballingschap en opperbevelhebber van de Poolse Strijdkrachten Wladyslaw Sikorski op 28 september 1940 vlakbij Glasgow opgericht. Het korps kreeg de taak om 200 kilometer Schotse kust tussen de Firth of Forth en Montrose te bewaken en aldaar fortificaties op te zetten. Ook werden de Polen omgeschoold in het hanteren van Britse wapens.
Het korps was ondergeschikt aan het Britse Scottish Command en haar hoofdkwartier werd in Moncreiffe House in Perthshire opgezet. Generaal-majoor Marian Kukiel werd aangesteld als eerste bevelhebber van dit korps. Op het eiland Bute werd een politiek detentiecentrum ingericht om de rekruten te screenen en het kasteel van Inverlochy werd een opleidingscentrum voor de Poolse speciale eenheden, bijgenaamd de ‘Cichociemni’ oftewel de ‘stillen en onzichtbaren’. Daarnaast werden er in Schotland een Poolse School voor Bouwkunde, een Poolse Officiersschool, een Poolse Artillerieschool en een Poolse militair archief opgezet. Militaire ziekenhuizen speciaal voor Poolse soldaten kwamen in Edinburgh, Glasgow te staan en werden ook in de kastelen in Dupplin en Taymouth ingericht.
Toen het korps werd opgericht bestond het uit twee Jager-brigades, vijf ‘en cadre’ Jager-brigades en overige zelfstandige eenheden. In oktober 1940 werd het korps gereorganiseerd. Zo werd op 3 oktober het 2e Jager-regiment omgedoopt tot de 10e Pantserbrigade en op 9 oktober het 4e Jager-regiment tot de Poolse 1ste Onafhankelijke Parachutistenbrigade in Fife. Daarnaast werd in die maand het 1e Tank-regiment (1 Pulk Czolgow) aan het korps toegevoegd. In eind 1940 telde het korps 14.382 manschappen, waarvan 3498 officieren.
Ook tussen 1941 en 1942 maakte het korps reorganisaties mee. Op 1 september 1941 werd het 1e Tank-regiment omgedoopt tot de 16e Pantserbrigade en werden de 3e, 5e en 7e ‘en cadre’ Jager-brigades op 6 december 1941 samengevoegd tot de ‘Training-brigade’. Op 25 februari 1942 werd de Poolse 1e Pantserdivisie (I Dywizja Pancerna) uit de 10e en 16e Pantserbrigade, gelegerd bij Kelso and Dunes, opgericht. Het 1e Poolse Korps werd gelijktijdig omgedoopt tot het ‘1e Poolse Gepantserde-Gemechaniseerde Korps’ (I Korpus Pancerno-Motorowy). In maart 1943 werd Marian Kukiel vervangen door generaal-majoor Jozef Zajac als bevelhebber van het korps om vervolgens later dat jaar weer vervangen te worden door brigadier-generaal Mieczyslaw Boruta-Spiechowicz.
In mei 1943 verliet de Poolse 1e Pantserdivisie Schotland via het Pickering Army Depot en arriveerde in Chippenham, Suffolk, waar het vijf maanden lang een trainingsprogramma met Cromwelltanks onderging. Tussen september en oktober 1943 waren de 10e en 16e Pantserbrigade tijdelijk samengevoegd tot de 10/16 Pantserbrigade. In november van dat jaar werd de 16e Pantserbrigade heropgericht als de 16e (training) Onafhankelijke Pantserbrigade, dat tot februari 1945 onderdeel was van de 2nd (cadre) Armoured Grenadier Division.
Aan het einde van de oorlog bestond het korps uit de Poolse 1e Pantserdivisie, de Poolse 1ste Onafhankelijke Parachutistenbrigade, de Poolse 4e Infanteriedivisie (4. Dywizja Piechoty) en de 16e Onafhankelijke Pantserbrigade. Tussen 1944 en 1945 was het hoofdkwartier van het korps in Falkirk gevestigd. In juli 1945 werd generaal-majoor Stanislaw Maczek aangesteld als de laatste bevelhebber van het korps.
Tot aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was het 1e Poolse Korps (en later 1e Poolse Gepantserde-Gemechaniseerde Korps) een legergroep die voornamelijk eenheden klaarstoomde voor het front, om die vervolgens onder afzonderlijke legereenheden te laten vechten. Het korps heeft dus nooit als ‘korps’ aan het westfront gevochten.
In augustus 1944 kwam de Poolse 1ste Onafhankelijke Parachutistenbrigade onder het bevel van de First Allied Airborne Army te staan. De brigade werd op 19 september dat jaar tijdens Operation Market Garden rond Oosterbeek ingezet. Drie dagen later trok het zich samen met de andere geallieerde eenheden terug over de Rijn. De operatie was een mislukking en de Polen leden grote verliezen; 249 gewonden en 93 gesneuvelden. Op 26 september 1944 kreeg de brigade het bevel om richting Nijmegen op te rukken maar het werd al op 7 oktober 1944 naar Engeland teruggestuurd, waar de brigade tot aan het einde van de oorlog gestationeerd bleef. De Poolse 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade en de Poolse 1e Pantserdivisie werden in 1945 samengevoegd.
De Poolse 1e Pantserdivisie landde in juli 1944 (een maand na D-Day) op de stranden van Normandië en was vanaf augustus 1944 actief onder het bevel van de First Canadian Army. De divisie vocht zich een weg door Noord-Frankrijk, België en Nederland om uiteindelijk in april 1945 te eindigen in het Noord-Duitse Wilhelmshaven. De Poolse 1e Pantserdivisie heeft onder andere in Normandië deelgenomen aan Operation Totalize en aan de slag om Falaise en later aan de bevrijding van Breda.
De Poolse 4e Infanteriedivisie was tussen 1940 en 1947 in Groot-Brittannië gestationeerd en heeft niet deelgenomen aan de geallieerde militaire operaties tussen 1940 en 1945.
Na de Duitse capitulatie in 1945 werden de Poolse 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade en 1e Pantserdivisie samengevoegd en het korps was tot juni 1947 rond de haven van Wilhelmshaven gestationeerd als onderdeel van de geallieerde bezettingsmacht. In 1947 werd het 1e Poolse Gepantserde-Gemechaniseerde Korps opgeheven en haar manschappen werden naar het Polish Resettlement Corps overgeplaatst voor ontslag uit het leger. Veel Poolse veteranen zijn in Groot-Brittannië blijven wonen met hun gezinnen.
Korpscommandant: | Generaal-majoor Marian Kukiel |
Geestelijk hoofd: | Pastoor-deken Stanislaw Sinkowski |
Commandant Korpsartillerie: | Brigadier-generaal Rudolf Niemira |
Chef propaganda en onderwijs: | Majoor Otton Laskowski |
Kwartiermeester: | Majoor Jerzy Krubski |
1e Poolse Korps | ||
- Korpsstaf | Generaal-majoor Marian Kukiel | |
- 1e Jager-brigade | Brigadier-generaal Gustaw Paszkiewicz | |
- 1e Onafhankelijke Parachutistenbrigade | Brigadier-generaal Stanislaw Sosabowski | |
- 10e Pantserbrigade | Brigadier-generaal Stanislaw Maczek | |
- 16e Tankbrigade | ? | |
- 1e Zware Artillerieregiment | ? | |
- 1e Zware Machinegeweerbataljon | ? | |
- 1e Verkennings-eskader | ? | |
- Luchtafweerartillerie | ? | |
- Sappeursbataljon | ? | |
- 2e Gendarmie | ? | |
- 11e Verbindingsafdeling | ? | |
- 11e Sectie bevoorrading | ? | |
- 11e Sectie werkplaats | ? | |
- 11e Sectie sanitair | ? | |
- Veldhospitaal nr. 2 | ? | |
- Veldwasserette | ? | |
- 11e Krijgsraad | ? | |
- Postafdeling | ? | |
- Afdeling materiele fondswerving | ? | |
- Sectie Financiën | ? | |
- Sectie Baden | ? | |
- Sectie Veldpeloton Gezondheid | ? | |
- 11e Hovenierspeloton | ? | |
- Brigadeschool | Brigadier-generaal Wladyslaw Langner | |