Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de Sovjet-Unie verschillende tanks en tankjagers. Tankjagers van de Sovjet-Unie werden vaak snel en in korte tijd in elkaar gezet. Een groot verschil met Amerikaanse tankjagers is het feit dat Sovjet tankjagers geen koepel hebben. Een groot voordeel bij de productie van tankjagers was dat productiekosten laag bleven. Tankjagers hadden één taak: het vernietigen van vijandelijke tanks en andere voertuigen.
Tankjagers bestonden meestal uit twee onderdelen: een romp en een kanon. Kanonnen werden in ‘kogelgewrichten’ gemonteerd. Net als tanks waren Sovjet-tankjagers voorzien van een specifiek aantal bemanningsleden. Meestal vier of zelfs vijf bemanningsleden, bestaande uit radioman, bestuurder, kanonnier en lader, waren noodzakelijk om tankjagers te bedienen. Tijdens de Winteroorlog (1939-1940), oftewel de ‘Fins-Russische’ oorlog, zette de Sovjet-Unie tal van tanks en andere voertuigen in. Bekende tanks als de T-26, de BT series en KV tanks werden toen ingezet. Veel minder bekend is dat die oorlog de impuls vormde voor de ontwikkeling van verschillende prototypes. Zo ontstond de idee van een enorm grote tankjager bewapend met een marinegeschut. Dat voertuig heette ‘SU-100Y’ en was de grootste tankjager van de Sovjet-Unie tijdens de Tweede Wereldoorlog.
In de jaren dertig van de vorige eeuw speelden Europese landen met de idee van ‘tankslagschepen’: tanks die door versterkte linies heen konden breken. Ook niet Europese landen als de Sovjet-Unie zagen het nut in van tankslagschepen. Deze voertuigen moesten bewapend worden met verschillende koepels en kanonnen. De Eerste Wereldoorlog (1914-1918) had op dit gedachtegoed een grote invloed gehad. De Eerste Wereldoorlog had namelijk aangetoond dat tanks meerdere doelen tegelijkertijd moesten aanvallen. Denk hierbij aan machinegeweernesten en infanterie. Vanaf 1932 ontwikkelde de Sovjet-Unie tanks van deze klasse: de zogenaamde T-35 zware tanks. De T-35 had verschillende koepels en kanonnen. Het waren machtige 'slagschepen' op rupsbanden. Althans op papier. In werkelijkheid waren deze massieve voertuigen zeer kwetsbaar voor antitankvuur. Door hun grote silhouet en redelijk dunne bepantsering, circa 30 tot 50mm maximaal, waren zij grote schietschijven.
De Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) had aangetoond dat Sovjettanks kwetsbaar waren voor antitankvuur. Besloten werd om over te gaan op een nieuwe serie zware tanks, tanks die slechts twee koepels hadden. Tanks moesten zwaardere bepantsering krijgen om vijandelijke antitankprojectielen te kunnen overleven. Drie prototype zware tanks werden geproduceerd: de T-100, de SMK (vernoemd naar de vermoorde baas van de communistische partij: Sergei M. Kirov), en de KV tank. Tijdens de Winteroorlog (1939-1940) werden alle modellen getest. De eerste twee modellen waren niet erg succesvol: ze waren groot, zwaar en hadden nog steeds meerdere koepels. De ‘enkelkoepel’ KV was daarentegen zeer succesvol. Op 19 december 1939 werd de KV geaccepteerd als de standaard zware tank van de Sovjet-Unie.
De T-100 zware tank werd als uitgangspunt genomen bij de ontwikkeling van het eerste nieuwe tankproject om door de Finse Mannerheimlinie te breken. Er werden in totaal 4 projecten gestart voor een nieuwe tank waarbij alleen het vierde project, de KV-2, en masse geproduceerd werd. De Sovjets besloten om over te gaan op de montage van een groot kaliber kanon op de romp van de bestaande T-100. Voor de vernietiging van Finse bunkers werd een 130mm marinegeschut geschikt geacht. Dat kanon werd op één van de twee T-100 rompen gemonteerd. Voor montage van het kanon werden de koepels van de tank verwijderd. Zodoende werd in een gepantserde ‘kazemat’ c.q. ‘opbouw’ een krachtig kanon geïnstalleerd. Eerst stond het voertuig bekend als 'T-100-X'. Later werd het aangeduid als 'T-100U' (‘U’ verwijst naar ‘Ulushchenniy’ oftewel ‘verbeterd’), 'SU-130Y' (‘SU’ verwijst naar ‘Samoknya Ustanokova’ oftewel ‘tankjager’ en ‘130’ naar het kaliber kanon) of 'SU-100Y' (‘100’ verwijst naar de ‘T-100’ zware tank die als basis genomen is voor het ontwerp). Het voertuig moest zowel dienen als tankjager en gemechaniseerd geschut. Het ontwerp van de SU-100Y werd op 24 februari 1940 naar de Izhorskyi fabriek, een Sovjet machinefabriek, gestuurd en in maart 1940 begonnen Sovjet ingenieurs het voertuig in elkaar te zetten. Op 14 maart 1940 werd het voertuig voor de eerste keer getest. De Winteroorlog was toen afgelopen. Hierdoor kwam de SU-100Y te laat om actief ingezet te worden tegen Finse strijdkrachten.
De SU-100Y had de vorm van een grote vierkante ‘box’. Het voertuig maakte gebruik van hetzelfde aandrijfsysteem als de T-100 en had acht grote wielen. Daarboven waren vijf kleine wielen gemonteerd. De bepantsering van de SU-100Y was hetzelfde als de T-100 zware tank: zestig millimeter aan alle kanten van de romp en zestig millimeter bij de opbouw. De motor van het voertuig was identiek aan de motor van de T-100: een 800 pk GAM benzinemotor.
De SU-100Y werd bewapend met een 130mm Б-13 (B-13) marinegeschut. Dat kanon was een krachtig wapen en kon alle vijandelijke tanks uitschakelen. Het wapen was gemonteerd in de voorkant van de gepantserde opbouw en had een beperkt zwenkbereik. Het kanon was een kopie van het 130 mm/50 B13 Pattern 1936 marinegeschut en woog 5180 kg. Een kanon dat tevens geïnstalleerd was in Sovjet ‘destroyer’ boten. Het kanon vuurde een plusminus 33 kilogram wegende ‘AP’ (pantserdoorborende) granaat met een snelheid van 820 tot 870 meter per seconde af, en had een maximaal bereik van plusminus 25,6 km. Naast pantserdoorborende munitie kon het voertuig brisant afvuren, oftewel ‘HE’ (explosief).
Zoals gezegd werd de SU-100Y niet ingezet voor het doel van zijn bouw: actieve inzet tijdens de Winteroorlog tegen Finse bunkers en voertuigen. Was de bouw van het voertuig dan volstrekt zinloos? Neen, ondanks het feit dat er veel tijd, geld en energie in het project gestoken was. Door de bouw van de SU-100Y werd namelijk ervaring opgedaan. Ervaring die bij de bouw van andere tanks van pas kon komen. Tijdens de winter van 1941 werd de enige SU-100Y naast andere Sovjet prototypes als de SU-14 en de SU-14-1, twee stuks gemechaniseerde artillerie, tijdens de Slag om Moskou, ingezet als artillerie. Omdat het voertuig een zeer groot schietbereik had was het geschikt om Duitse troepen te beschieten. Echter, grootschalige productie van het voertuig bleef uit. Dit omdat een ander project, bekend als KV-2, geaccepteerd werd om op grote schaal geproduceerd te worden. De KV-2 werd hét wapen om Finse bunkers tijdens de Winteroorlog te vernietigen. Een andere reden dat het SU-100Y ontwerp afgewezen werd, was dat er een gebrek was aan zowel het 130mm marinegeschut als de munitie voor dit wapen. De Sovjet-Unie was namelijk bezig aan de opbouw van een grote marinevloot en kon het kanon dus beter gebruiken.
Indien het voertuig wel actief ingezet zou zijn tijdens de Winteroorlog, was het dan een succes geworden? We kunnen alleen speculeren. Waarschijnlijk niet omdat het voertuig groot en zwaar was. Het had een groot silhouet en was daardoor kwetsbaar voor Finse bommen en granaten.
In de zomer van 1940 werd de SU-100Y getransporteerd naar Kubinka. Tegenwoordig is daar een Russisch tankmuseum gevestigd. Opmerkelijk genoeg heeft het enig geproduceerde exemplaar de Tweede Wereldoorlog overleefd. Toeristen kunnen de tankjager in Kubinka bewonderen.
Model: | SU-100Y |
Gewicht: | maximaal 64000 kg |
Bemanning: | 6 man |
Motor: | GAM-34-BT benzinemotor van maximaal 890 pk |
Snelheid: | 35 km/u |
Afmetingen: | Lengte: plusminus 11 meter, hoogte: plusminus 4 meter |
Bewapening: | 1 x 130mm B-13 marinegeschut (30 granaten), 3 x 7.62mm DT mg |
Bepantsering: | Opbouw: 60mm, voor- en zijkant romp: 60mm |
Productieaantal: | 1 prototype |