De Amerikaanse slagschepen van de North Carolina-klasse, USS North Carolina en USS Washington, waren de eerste nieuwe slagschepen van de US Navy die opgeleverd werden na het Vlootverdrag van Washington. Dit verdrag werd op 6 februari 1922 ondertekend door de maritieme grootheden Japan, Italië, Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten om de wapenwedloop op maritiem gebied een halt toe te roepen. Dit verdrag hield onder andere in dat de Verenigde Staten een totaal tonnage van 525.000 ton aan slagschepen en slagkruisers mocht bezitten en dat oudere slagschepen pas vervangen mochten worden nadat zij twintig jaar oud waren. Door deze afspraken was de Amerikaanse marine genoodzaakt één van de nieuwe Colorado-klasse slagschepen, de Washington (BB-47), te slopen en kon men bovendien geen nieuwe slagschepen op stapel zetten. Halverwege de jaren `30 van de vorige eeuw was de US Navy zover dat een aantal oudere slagschepen vervangen kon worden. Dit zouden dan de slagschepen van de Wyoming-klasse en New York-klasse zijn. Op 25 maart 1936 werd echter het Tweede Vlootverdrag van Londen (het Eerste Vlootverdrag van Londen was op 22 april 1930 ondertekend) van kracht dat door dezelfde partijen was ondertekend als het Vlootverdrag van Washington. De belangrijkste overeenkomst van dit nieuwe verdrag was dat geen enkel oorlogsschip een grotere standaard waterverplaatsing mocht hebben dan 35.000 ton.
Voor de General Board of the US Navy, de commissie die verantwoordelijk was voor het nieuwe ontwerp slagschepen, was het maximale tonnage van 35.000 ton een ernstige beperking. Verder moesten de nieuwe slagschepen voldoen aan de maximale breedte van 34 meter omdat ze op zowel de Atlantische Oceaan als de Grote Oceaan moesten kunnen opereren zodat de schepen de sluizen van het Panamakanaal moesten kunnen passeren. Bovendien was een snelheid van 27 knopen vereist om tegenstand te kunnen bieden aan de Japanse Kongo-klasse (1912) slagkruisers, die omgebouwd werden tot snelle slagschepen en om de geplande snelle vliegdekschepen te kunnen escorteren. Door deze vereisten zou de General Board genoegen moeten nemen met een primaire bewapening van acht 35,5cm kanonnen in vier dubbelopstellingen en een bepantsering die hetzelfde kaliber granaten kon weerstaan. Dit zou betekenen dat de nieuwe slagschepen minder zwaar bewapend en minder goed beschermd zouden zijn dan de Colorado-klasse slagschepen die 41cm kanonnen hadden. De ontwerpers zouden dus heel inventief moeten zijn om gewicht te besparen en toch aan alle eisen te kunnen voldoen. Er volgden in totaal zevenenzeventig voorontwerpen die onderverdeeld waren in vijf verschillende schema`s.
In 1937 werd gekozen voor het definitieve ontwerp. De belangrijkste gewicht besparende elementen in dit ontwerp waren de toepassing van drie driedubbel opstellingen van 41cm kanonnen in plaats van vier dubbelopstellingen van 35,5cm kanonnen en de toepassing van hogedrukketels en hogesnelheid dubbele tandwielturbines in het voortstuwingssysteem. Dit systeem kon meer vermogen genereren dan de eerder toegepaste turbo-elektrische systemen, maar had slechts een gewicht van ruim 3.000 ton in plaats van ruim 6.000 ton. Verder kon veel gewicht bespaard worden door de toepassing van een nieuw ontwerp van de bepantsering waarbij de pantserplaten onder een andere hoek werden geplaatst waardoor zij, ondanks de geringere dikte, een groter effect hadden. In tegenstelling tot de oudere klassen slagschepen was het ontwerp van de North Carolina-klasse gestroomlijnd en niet onderbroken door kazematten voor secondaire kanonnen of torpedo-bulges waardoor een verdere grote gewichtsbesparing werd bewerkstelligd. Ook de gestroomlijnde bovenbouw van de nieuwe slagschepen leverde vele voordelen op. Zo konden radar- en vuurleidingantennes bovenop de hoge brugopbouw geplaatst worden en beschikten de schepen over radargeleide apparatuur die de inslagen van de 41cm granaten kon vastleggen. Hierdoor konden de zware driepoot masten met de observatieplatformen achterwege gelaten worden. Tenslotte leverden de nieuwste las- en constructietechnieken een verdere besparing in gewicht op.
De nieuwe slagschepen werden beide ruim voor de aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941, de intrede van de Verenigde Staten in de Tweede Wereldoorlog, in dienst gesteld, maar waren pas begin 1942 geheel inzetbaar. Dit kwam omdat het nieuwe voortstuwingssysteem met de dubbele tandwieloverbrenging tijdens de proefvaarten te veel vibraties in de schepen veroorzaakte. Tegen de tijd dat dit naar tevredenheid was verholpen, door andere schroeven toe te passen, waren ruim acht maanden verstreken. Vanaf 1942 werden de nieuwe slagschepen ingezet als escorteschepen van snelle carriereenheden en om kusten te bombarderen tijdens de Amerikaanse heroveringen van de eilanden in de Pacific. USS North Carolina en USS Washington ondergingen tijdens de oorlog geen grote moderniseringen, maar werden wel meer en meer uitgerust met 40mm en 20mm luchtafweermitrailleurs. Buiten de negen 41cm en twintig 12,5cm kanonnen beschikte de Washington in 1945 over niet minder dan zestig 40mm en drieëntachtig 20mm mitrailleurs.
Na de Tweede Wereldoorlog werden de beide slagschepen van de North Carolina-klasse buiten dienst gesteld en opgenomen in de reservevloot. De North Carolina werd in 1961 van de slopershamer gered door een inzamelactie van de bevolking van North Carolina, die het slagschip van de US Navy kocht om ingezet te worden als museumschip en memorial. De Washington werd op 24 mei 1961 voor sloop verkocht.
USS North Carolina | USS Washington | |
Naamsein | BB-55 | BB-56 |
Bouwwerf | New York Naval Shipyard, Brooklyn, New York | Philadelphia Naval Shipyard, Philadelphia, Pennsylvania |
Besteld | 1 augustus 1937 | |
Op stapel gezet | 27 oktober 1937 | 14 juni 1938 |
Te water gelaten | 13 juni 1940 | 1 juni 1940 |
In dienst gesteld | 9 april 1941 | 15 mei 1941 |
Grootste lengte | 222,1 meter | |
Grootste breedte | 33 meter | |
Diepgang | 10,7 meter | Waterverplaatsing standaard | 35.102 ton | Waterverplaatsing volbeladen | 44.609 ton | Waterverplaatsing standaard in 1945 | 37.200 ton | Waterverplaatsing volbeladen in 1945 | 47.400 ton |
Machine-installatie | 8 x Babcock & Wilcox 3-drum Express Type ketels, 4 x General Electric double-reduction geared geared stoomturbines | |
Machinevermogen | 121.000 pk | |
Schroeven | 2 x 4-bladige en 2 x 5-bladige schroeven | |
Bunkercapaciteit | 6.260 ton olie | |
Actieradius | 8.640 zeemijlen bij 20 knopen, 13.500 zeemijlen bij 15 knopen | |
Maximale snelheid | 28 knopen | |
Maximale snelheid in 1945 | 26,8 knopen | |
Bepantsering | 168 tot 305mm gordel-, 178 tot 406mm toren-, 356 tot 406mm commandotoren- en 179mm dekbepantsering | Bemanning | 1.880 koppen |
Bemanning in 1945 | 2.339 koppen | |
Primaire bewapening | 3 x 3 41cm 45-kaliber Mk 6 kanonnen | |
Secondaire bewapening | 10 x 2 12,5cm 38-kaliber kanonnen, 16 x 28mm en 12 x 12,7mm luchtafweermitrailleurs | |
Secondaire bewapening in 1945 | 10 x 2 12,5cm 38-kaliber Mk 12 multi purpose kanonnen, 15 x 4 40mm Bofors en 46 x 20mm Oerlikon mitrailleurs | 10 x 2 12,5cm 38-kaliber Mk 12 multi purpose kanonnen, 15 x 4 40mm Bofors en 83 x 20mm Oerlikon mitrailleurs |
Boordvliegtuigen | 3 x Vought OS2U Kingfisher drijvervliegtuigen |
De North Carolina kreeg, als eerste slagschip dat in bijna twintig jaar voor de US Navy gebouwd werd, tijdens de afbouwfase en de proefvaarten zoveel aandacht van de binnenlandse en buitenlandse pers en de Amerikaanse marine zelf, dat het schip al snel de bijnaam “Showboat” kreeg. Na haar indienststelling voltooide USS North Carolina haar proefvaarten in de Caribische Zee. Begin 1942 werd het nieuwe slagschip voorbestemd om dienst te doen bij de Pacific Fleet, maar bleef nog enige maanden in de Atlantische Oceaan om een eventuele uitbraak van het Duitse slagschip Tirpitz te helpen voorkomen. In de zomer van dat jaar voegde de North Carolina zich alsnog bij de Amerikaanse vloot in de Grote Oceaan en werd gestationeerd in San Pedro bij Los Angeles. Van hieruit werd een aantal maanden intensief geoefend om schip en bemanning oorlog gereed te maken. In juli 1942 kwam het nieuwe slagschip aan in Pearl Harbor wat een enorme morele boost was voor de daar gestationeerde bemanningsleden van de Pacific Fleet.
Als snel slagschip was USS North Carolina uitermate geschikt om de snelle vliegdekschepen te beschermen tegen luchtaanvallen. Op 15 juli vertrok het slagschip dan ook als onderdeel van Task Force 18 (TF 18), die opgebouwd was rond het vliegdekschip USS Enterprise. Bij de vele heroveringen van de eilanden in de Pacific vervulde de North Carolina dan ook een dubbelrol als artillerieplatform, dat ingezet werd voor kustbombardementen en het beschermen van amfibische landingen en als begeleider van vliegdekschepen. De eerste grote actie waar de North Carolina bij betrokken was, was de Slag om de Oostelijke Solomoneilanden. Hierbij werd het Japanse vliegdekschip Ryujo door Amerikaanse vliegtuigen tot zinken gebracht. Vooral door de luchtafweerbatterij van USS North Carolina werd de Japanse tegenaanval afgeslagen waarbij het slagschip veertien vijandelijke vliegtuigen neerhaalde.
Omdat de Enterprise in reparatie moest werd USS North Carolina toegewezen aan het vliegdekschip USS Saratoga en vanaf september 1942 aan de vliegdekschepen USS Hornet en USS Wasp. Op 15 september kreeg USS North Carolina een torpedotreffer in het voorschip ter hoogte van de voorste 41cm toren. De torpedo, die afkomstig was van de Japanse onderzeeboot I-19, sloeg een groot gat in het bakboordvoorschip van het slagschip en veroorzaakte 5 of 6 graden slagzij. Door het sluiten van de waterdichte schotten en het onderwater zetten van enkele compartimenten aan stuurboord kon de slagzij opgeheven worden en het slagschip kon zelfs een vaart van 26 knopen behouden. Na een reparatieperiode van een maand in Pearl Harbor was het slagschip weer gereed voor de strijd.
In maart en april 1943 kreeg de North Carolina in Pearl Harbor de beschikking over de nieuwste radar- en vuurleidingapparatuur. Als onderdeel van het scherm van de vliegdekschepen USS Enterprise en USS Saratoga was het slagschip daarna betrokken bij de heroveringen van de Gilberteilanden Makin, Tarawa en Abemama. In december beschoot de North Carolina succesvol Japanse stellingen op de Marshalleilanden. De campagne in deze eilandengroep zou maandenlang duren door hevig Japans verzet. Nadat het Japanse verzet op de Marshalls gebroken was, werd een begin gemaakt met de herovering van de Carolinen. Op het eiland Truk had de Japanse marine een enorme basis gevestigd die tijdens een grootscheepse Amerikaanse luchtaanval uitgeschakeld werd op 17 en 18 februari 1944. Hierbij werden 39 grote Japanse schepen en 211 vijandelijke vliegtuigen vernietigd en nog eens 104 Japanse toestellen zwaar beschadigd. USS North Carolina was één van de belangrijkste schepen die aan deze luchtaanval artilleriesteun verleenden.
Later in 1944 volgden de heroveringen van Palau en Woleai waarna alle eilanden van de Carolinen in Amerikaanse handen vielen. Daarna richtten de Amerikaanse strijdkrachten zich op de Noordelijke Marianen waarbij de tegenstand vanaf het eiland Saipan zeer hevig was. Op 19 en 20 juni 1944 was USS North Carolina betrokken bij de Slag in de Filipijnen Zee. Tijdens deze slag werd de Japanse carriervloot verslagen en de Japanners verloren dermate veel gevechtsvliegtuigen dat de slag de bijnaam “Great Marianas Turkey Shoot” kreeg. De toestellen en vooral de piloten konden niet meer vervangen worden en na deze slag hadden de Japanners definitief het luchtoverwicht in de Pacific verloren. In juli vertrok de North Carolina naar de Puget Sound Naval Shipyard in Washington State voor groot onderhoud. Later in 1944 volgde de zware strijd die geleverd moest worden om de Filipijnen te bevrijden.
In januari 1945 werd USS North Carolina gestationeerd op Ulithi, één van de Carolinen. Van hieruit heroverden de Amerikanen Formosa, het huidige Taiwan, de laatste grote hindernis op weg naar Japan zelf. De volgende maand begon de verovering van Okinawa, het Japanse eiland dat bijzonder hardnekkig verdedigd werd. Op 6 april schoot de North Carolina drie kamikazevliegtuigen neer, maar werd getroffen door een verdwaalde 12,5cm granaat van één van de andere Amerikaanse slagschepen die bij de Slag om Okinawa betrokken waren. Hierdoor vielen drie doden en vierenveertig gewonden. Na een onderhoudsperiode te Pearl Harbor voegde de North Carolina zich bij de Amerikaanse oorlogsschepen die de industriegebieden van Tokyo onder vuur namen. Eind augustus en begin september 1945 zette de USS North Carolina manschappen aan land die onderdeel uitmaakten van de Amerikaanse bezettingsmacht van Japan. Op 5 september ankerde het slagschip in Tokyo Bay om haar eigen landingsdetachement weer aan boord te nemen.
Na de opwerkperiode, die eind 1941 en begin 1942 afgerond werd, werd USS Washington tijdelijk toegevoegd aan de British Home Fleet omdat een groot aantal Britse schepen van deze vloot ingezet werd bij de verovering van Madagaskar, dat bezet was door Vichy Frankrijk. Het nieuwe Amerikaanse slagschip voer als konvooibegeleider mee met enkele grote geallieerde konvooien van IJsland naar Moermansk in Rusland. Op 1 mei 1942 liep de Washington schade op doordat het Britse slagschip HMS King George V per ongeluk de Britse torpedobootjager HMS Punjabi ramde. Hierbij werd de torpedobootjager tot zinken gebracht waarna de Washington over het zinkende wrak voer op het moment dat de dieptebommen van de torpedobootjager gedetoneerd werden. De schade aan boord van het Amerikaanse slagschip bleef beperkt tot een lekkende brandstoftank en schade aan gevoelige apparatuur zoals vuurleiding en afstandpeilers van de primaire batterij. In juli 1942 keerde het slagschip terug naar de Verenigde Staten voor een korte onderhoudsperiode en reparatie van de opgelopen schade voordat het schip de US Pacific Fleet zou gaan versterken.
Op 28 augustus 1942 passeerde USS Washington het Panamakanaal om deel uit te gaan maken van TF 17. Dit smaldeel was opgebouwd rond het vliegdekschip USS Hornet. Als onderdeel van TF 17 nam USS Washington deel aan de Solomoneilanden campagne en de Slag om Gualdalcanal tot november van dat jaar. Tegen deze tijd waren de Amerikaanse vliegdekschepen USS Wasp en USS Hornet tot zinken gebracht en lag de USS Saratoga in reparatie. Hiermee was USS Enterprise het enige beschikbare Amerikaanse vliegdekschip in de Pacific. Hierdoor werden de snelle slagschepen van de North Carolina-klasse en van de nieuwe South-Dakota-klasse belangrijke defensieve eenheden voor de US Navy.
Om de verdediging van Gualdalcanal te versterken zond de Japanse marine elf troepentransportschepen met aan boord de volledige 38e infanteriedivisie naar het eiland. De transportschepen werden onder andere begeleid door de Kongo-klasse (1912) slagschepen Kirishima (1915) en Hiei (1914). Deze Japanse slagschepen kregen als tweede taak de beschieting van het door de Amerikanen veroverde vliegveld op Gualdalcanal, Henderson Field toegewezen. In de nacht van 12 op 13 november slaagden de Japanse slagschepen er in om een Amerikaans smaldeel van vijf kruisers en acht torpedobootjagers zware schade toe te brengen. Op 13 november werd de Hiei (1914) echter door Amerikaanse vliegtuigen tot zinken gebracht. USS Washington en het nieuwe slagschip USS South Dakota werden samen met vier torpedobootjagers naar Gualdalcanal gestuurd om de Kirishima, die samen met vier kruisers en negen torpedobootjagers het Solomoneiland bedreigde, het hoofd te kunnen bieden.
Op 14 november kwam het tot een eerste treffen tussen de beide vijandelijke smaldelen waarbij de Amerikaanse torpedobootjager USS Walke tot zinken werd gebracht en de overige drie destroyers schade opliepen. De Japanners waren nog steeds van plan om Henderson Field aan te vallen en op 15 november ondernamen zij een nieuwe poging. USS South Dakota naderde de Japanse schepen tot op 5.000 meter, maar kon geen effectief vuur afgeven door problemen met de stroomvoorziening. Het slagschip werd door bijna alle aanwezige Japanse schepen onder vuur genomen en werd geraakt door 27 granaten. Doordat de Japanners alleen aandacht gaven aan de South Dakota kon USS Washington ongezien naderbij komen en nam vanaf 8.000 meter de Kirishima onder vuur. Voordat de Japanners in de gaten kregen wat er gebeurde werd de Kirishima (1915) getroffen door negen 41cm en veertig 12,5cm granaten van het Amerikaanse slagschip, die geheel radar gestuurd waren afgevuurd. De Japanse kruisers en torpedobootjagers vielen op hun beurt de Washington aan met torpedo`s, maar konden geen treffers plaatsen. Zowel de South Dakota als de Washington konden daarna ontkomen. De South Dakota vertrok naar de New York Naval Shipyard te Brooklyn om gerepareerd te worden. De Kirishima en de Japanse torpedobootjager Ayanami werden de volgende dag door de eigen bemanningen tot zinken gebracht omdat de opgelopen schade te groot was. De Amerikaanse slagschepen hadden dus een beter incasseringsvermogen dan hun Japanse tegenhangers wat tijdens deze Tweede Slag bij Guadalcanal gebleken was.
De volgende jaren waren voor USS Washington ongeveer gelijk aan die van zusterschip USS North Carolina. Zij was zowel als artillerieplatform en als vliegdekschipbegeleider actief bij de veroveringen van de Amerikaanse strijdkrachten in de Pacific.
Op 1 februari 1944 had de Washington een ernstige aanvaring met het South Dakota-klasse slagschip USS Indiana. Tijdens een zigzag koers met een snelheid van 19 knopen seinde de Indiana dat zij de formatie ging verlaten om een aantal torpedobootjagers van brandstof te voorzien. In het donker verliet het slagschip de formatie te abrupt en sneed de weg af voor USS Washington. Alhoewel de Washington alles in het werk stelde om vaart te minderen ramde het North Carolina-klasse slagschip USS Indiana aan stuurboord ter hoogte van de achterste 41cm toren. De boeg van de Washington werd tot 18 meter in elkaar gedrukt en tot frame nummer 21 zwaar beschadigd. In feite hielden de ankerkettingen de beschadigde boeg grotendeels bij elkaar. Vanaf frame nummer 26 was het slagschip onbeschadigd. De beide beschadigde slagschepen gingen met een vaart van zes knopen en geëscorteerd door vier torpedobootjagers op weg naar Majuro, op de Marshalleilanden, voor noodreparaties en van daaruit naar Pearl Harbor. In Hawaï kreeg USS Washington een tijdelijke boeg en daarna ging het schip door naar de Puget Sound Naval Shipyard. Op 30 mei was het slagschip weer gereed om de strijd in de Pacific voort te zetten.
Na de succesvolle verovering van Okinawa vertrok USS Washington op 6 juni 1945 via Guam en Pearl Harbor naar de Puget Sound Naval Shipyard voor groot onderhoud. Tijdens de Japanse capitulatie lag het slagschip nog steeds op de werf in Washington State.
USS North Carolina passeerde op 8 oktober 1945 het Panamakanaal en arriveerde negen dagen later in New York. Hier onderging het slagschip een onderhoudsbeurt op de New York Naval Shipyard waarna een opwerkperiode begon voor de kust van New England. Tijdens de zomer van 1946 maakte het slagschip nog enkele tochten in de Caribische Zee ten behoeve van de training van kadetten van de US Naval Academy. Op 27 juni 1947 werd het slagschip in New York buiten dienst gesteld en opgenomen in de reservevloot. Op 1 juni 1960 werd de North Carolina overgedragen aan de bevolking van de staat North Carolina voor de sloopwaarde van 330.000 dollar. Dit geld werd grotendeels bijeengebracht door schoolkinderen die maandenlang hun lunchgeld uitspaarden. In 1961 werd de North Carolina naar haar laatste ligplaats in Wilmington, in het zuiden van de staat, gebracht door een kleine vloot sleepboten. Op 29 april 1962 werd het slagschip opengesteld als museumschip en als memorial van alle militairen afkomstig uit North Carolina die tijdens de Tweede Wereldoorlog gesneuveld waren. In 1986 werd de North Carolina uitgeroepen tot National Historic Landmark. Door deze federale status heeft de bevolking van North Carolina de zekerheid dat het schip voor toekomstige generaties bewaard blijft.
USS Washington maakte in het kader van Operation Magic Carpet een reis naar Groot Brittannië. Deze operatie had als doel zoveel mogelijk Amerikaanse militairen te repatriëren in een zo kort mogelijke tijd. Op 16 november 1945 arriveerde het slagschip, met een bemanning van slechts zo`n 1.000 koppen, in Southampton aan de Zuid-Engelse kust. Hier werden bijna 1.700 manschappen aan boord genomen die behouden in New York afgezet werden. Op 27 juni 1947 werd USS Washington buiten dienst gesteld en opgenomen in de Atlantic Reserve Fleet. Op 24 mei 1961 werd het slagschip voor sloop verkocht en nog datzelfde jaar ontmanteld.
De North Carolina-klasse slagschepen was zeer succesvol tijdens de Tweede Wereldoorlog. USS North Carolina kreeg maar liefst 15 Battle Stars, het hoogste aantal eervolle vermeldingen van alle Amerikaanse slagschepen die tijdens de Tweede Wereldoorlog ingezet werden. Het slagschip had gedurende de oorlog 307.000 zeemijlen afgelegd, deel genomen aan negen kustbombardementen en vierentwintig vijandelijke vliegtuigen neergehaald. USS Washington kreeg 13 Battle Stars. De Washington was bovendien het enige Amerikaanse slagschip dat tijdens de oorlog een vijandelijk slagschip in een direct duel verslagen had. De beide slagschepen waren de eerste snelle Amerikaanse slagschepen waardoor zij als eerste de extra taak als begeleider van vliegdekschepen kregen. Zij werden niet alleen ingezet als artillerieplatformen zoals de oudere Amerikaanse slagschepen, zodat zij voor de US Navy veel waardevoller waren in de strijd in de Pacific.
De North Carolina-klasse slagschepen werden opgevolgd door de vier slagschepen van de South Dakota-klasse, USS South Dakota, USS Indiana, USS Massachusetts en USS Alabama. Deze slagschepen waren compacter en beter bepantserd dan hun voorgangers en werden als de beste slagschepen ter wereld, gebouwd onder de beperkingen van de vlootverdragen, beschouwd.