Inleiding
Het bevolkingsregister en persoonsbewijzen waren een belangrijk controlemiddel voor de Duitse bezetter. Langzamerhand ontwikkelde zich een verzet tegen dit systeem Het vervalsen van deze documenten ging een hoge vlucht nemen. Een andere mogelijkheid was het uitschakelen van de bevolkingsregisters. Eén van de bekendste voorbeelden is de aanval op Kleykamp in Den Haag. Het opmerkelijke aan deze aanval is dat hij niet werd uitgevoegd door het verzet zelf, maar door vliegtuigen van de Britse luchtmacht.
Persoonsbewijzen
Villa Kleykamp was een groot wit huis aan de Scheveningseweg in Den Haag. In 1916 werd het een kunstzaal en cultureel centrum. In die hoedanigheid zou het zelfs de naam Koninklijke Kunstzaal Kleykamp krijgen. Tot 1941 waren er regelmatig exposities en lezingen. In dat jaar voerde de Duitse bezetter het persoonsbewijs in. Ook moest er een Centraal Bevolkingsregister komen, waar duplicaten konden worden opgeslagen van alle uitgegeven persoonsbewijzen. Dit schaduwarchief werd in augustus 1941 ondergebracht in Villa Kleykamp. De Sicherheitspolizei had vrij toegang tot dit register en beschikte op die manier over een uitstekend controlemiddel op persoonsbewijzen van verdachte personen.
Om de effectiviteit van dit controlemiddel te saboteren, werden de documenten door verzetsgroepen vervalst. Er kwam een steeds grotere behoefte aan vervalste persoonsbewijzen. Joden kregen een ‘J’ in hun persoonsbewijs gestempeld, wat hun identificatie gemakkelijker maakte. Ook verzetsmensen die geregistreerd stonden in opsporingsregisters van de Sicherheitspolizei hadden een vals persoonsbewijs nodig. In juli 1942 werd onder andere door verzetsman Gerrit Jan van der Veen de Persoonsbewijzencentrale (PBC) opgericht. Deze verzetsorganisatie drukte tot het eind van de oorlog ongeveer 80.000 valse persoonsbewijzen. Ook de Falsificatie Centrale (FC), in 1942 in Nijmegen opgezet, speelde een grote rol bij het vervalsingswerk. Deze Falsificatie Centrale zou later opgaan in de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), mede opgericht door Helena Kuipers-Rietberg.
Niet alleen het vervalsen van persoonsbewijzen was een manier om het controlemiddel te saboteren. Een andere optie was het uitschakelen van bevolkingsregisters. Archieven en verzamelingen van documenten werden hierbij vernietigd of buitgemaakt door verschillende verzetsgroepen, bijvoorbeeld de aanslag op het bevolkingsregister van Amsterdam, mede uitgevoerd door Gerrit Jan van der Veen. Het ging hierbij echter om redelijke kleinschalige acties, waarvan ook het resultaat vaak slechts gering was.
Verzoek aan de RAF
Het schaduwarchief in Villa Kleykamp was een machtig wapen voor de Duitse bezetter en vernietiging hiervan zou een groot voordeel zijn voor het verzet. Men beschikte binnen het verzet echter niet over voldoende middelen om een grote aanslag op Villa Kleykamp te plegen. Bovendien werd het pand goed bewaakt en omringd door een gracht.
In juli 1943 sprong de Nederlandse verzetsman Pierre Louis d’Aulnis de Bourouill als geheim agent af boven Nederland. Hij werd verbindingsman tussen het verzet en de Nederlandse regering in ballingschap in in Londen. Hij gaf op 16 december 1943 het verzoek door aan het Bureau Inlichtingen in Londen om het Centrale Bevolkingsregister te laten bombarderen door de Royal Air Force. De inhoud van het telegram luidde als volgt:
‘Duurzame vervalsing persoonsbewijzen onmogelijk daar een rijksinspectie, bemand door NSB-leden van het Nederlands bevolkingsregister afschrift heeft van alle werkelijke gegevens. Vast staat dat deze afschriften uitsluitend in hun geheel worden bewaard in een huis in ’s-Gravenhage, vernietiging waarvan door ons niet mogelijk is. Indien RAF dit archief verwoest, kunnen wij gemeentearchief vervalsen hetgeen zeer velen legaal zal maken.’
Na uitvoerig overleg tussen de Nederlandse regering en de Britse luchtmacht werd besloten om een aanval uit te voeren. 613 Squadron (onderdeel van de 2nd Tactical Air Force) werd aangewezen om de opdracht uit te voeren. In het grootste geheim werd de missie voorbereid. Om de vliegers zo goed mogelijk op de hoogte te brengen voor deze 'special operation' werden er maquettes gebouwd van de omgeving van Kleykamp en de omgeving van Den Haag. Bij de briefing op de ochtend van de aanval waren ook enkele hogere luchtmachtofficieren aanwezig. Zij benadrukten dat het doel 'van groot politiek belang was en de complete vernietinging ervan essentieel'
De aanval
Dinsdag 11 april 1944 was de dag van de aanval, die bewust op een werkdag gepland was. De kans was dan namelijk groter dat archiefkasten openstonden en persoonsbewijzen op bureaus lagen, wat de kans op vernietiging van dit schaduwarchief groter maakte. Ook het tijdstip van de aanval, iets voor drie uur in de middag, werd zorgvuldig gekozen, om te voorkomen dat er veel mensen op straat zouden zijn. De aanvalsmacht bestond uit slechts zes jachtbommenwerpers en werd geleid door Wing Commander Robert Bateson, de bevelhebber van 613 Squadron. Eén van de Mosquito’s werd gevlogen door de 21-jarige Nederlander Robert Cohen, een Delfts student. Cohen was van joodse afkomst en slaagde er samen met een medestudent in om tussen 19 en 22 juni 1941 in een kano de Noordzee over te steken en Engeland te bereiken. Hier nam hij dienst bij de Britse luchtmacht. De rest van de vliegtuigen werd bemand door vliegers uit het Brits Gemenebest.
De Haviland Mosquito LR 355
Wing Commander Robert Bateson
Flying Officer B. Standish
De Haviland Mosquito LR376
Flight Lieutenant Peter Cobley
Flying Officer G. Williams
De Haviland Mosquito NS844
Squadron Leader C. Newman
Flight Lieutenant F. Trevers
De Haviland Mosquito NP927
Flight Lieutenant R. Smith
Flying Officer J. Hepworth
De Haviland Mosquito NI408
Flying Officer Robert Cohen
Flight Sergeant Peter Deaves
De Haviland Mosquito LR366
Flight Lieutenant V. Hester
Flying Officer R. Birkett
De zes vliegtuigen stegen om 13:05 (Britse tijd) op vanaf RAF Station Swanton Morley in Norfolk. Een kort verslag van de aanval, gegeven door Wing Commander Bateson, werd afgedrukt in de editie van ‘De Vliegende Hollander’ (een klein krantje, afgeworpen door de geallieerde luchtmacht) van donderdag 4 mei 1944:
"Wij vlogen heel laag. De inundatie van zekere deelen van het land, die er als modderpoelen uitzagen, maakte het niet makkelijker om den weg te vinden. Wij dachten eerst dat wij boven een verkeerde kuststrook zaten, maar toen we eenmaal onze route gevonden hadden verliep alles vlot. Op ons model hadden we bijzonder gelet op een aantal schoorsteenen, maar toen we ter plaatse kwamen, vonden we zooveel schoorsteenen dat we daar toch maar niet teveel op vertrouwden. Ik steeg tot ongeveer 700 meter, keek eens goed rond en zag toen op ruim 6 km, de toren van het Vredespaleis, dat vlak bij het doel lag. Ik daalde weer en toen begon de duikvlucht op het doel.
Het gebouw had vijf verdiepingen en was naar schatting ongeveer 25m hoog. Wij bombardeerden van een hoogte van ongeveer 18m, lager dan het dak dus. Een schildwacht stond buiten op wacht, maar hij gooide zijn geweer neer en rende weg. Ik kon zelf niet zien wat er gebeurde, maar mijn nummer 2 vertelde me later, dat hij precies mijn bommen had kunnen volgen, dat één midden in de voordeur terecht was gekomen en dat de twee andere twee groote ramen waren ingegaan.
Alle bommen kwamen op het doel en de brandbommen deden hun werk naar behooren. Toen nummer 5 en 6 aan de beurt waren, was er van het heele gebouw eigenlijk al niets meer over."
Nasleep
Villa Kleykamp was veranderd in een vlammenzee. Enkele huizen rondom de villa waren ook verwoest, als gevolg van de luchtdruk en de ontploffingen. Maar ondanks dat het gebouw volledig in puin lag, bleek dat de aanval minder effectief was geweest dan gehoopt. Minder dan de helft van het schaduwarchief was slechts verwoest. Veel persoonsbewijzen en andere documenten waren in de archief- en brandkasten veilig geweest tegen de vernietiging door het puin en het vuur. De Duitsers haalden deze documenten in de weken na de aanval uit de ruďnes en brachten ze naar elders.
Bij de aanval kwamen 59 mensen om het leven. Het merendeel van hen was werkzaam bij het Centrale Bevolkingsregister. Men ging ervan uit dat deze medewerkers Duitse sympathisanten waren, maar dit was niet juist. Er bleken slechts enkele collaborateurs onder het personeel te zijn geweest, de anderen waren onschuldige mensen. Achteraf heeft men zich vaak afgevraagd waarom de aanval op een werkdag moest plaatsvinden. De effectiviteit bleek niet veel groter te zijn, maar het had wel een behoorlijk aantal burgerslachtoffers veroorzaakt. Ook het feit dat de aanval pas in april 1944 en niet al eerder tijdens de bezetting werd uitgevoerd, heeft de nodige discussie teweeg gebracht over het nut van de aanval. Zo waren de deportaties van de Nederlandse Joden op dat moment al vrijwel voltooid.
De bemanningen van 613 Squadron volbrachten de missie zonder verliezen. "Wij kwamen weg zonder dat om zoo te zeggen een schot op ons gelost was. De Duitschers hadden geen idee van wat er gebeurde. Een escorte Spitfires wachtte ons op om ons weer veilig naar huis te geleiden", aldus Bateson. De bevelhebber werd onderscheiden met het Distinguished Flying Medal (DFM) voor betoonde moed en vastberadenheid bij een geheime operatie. Verzetsman Pierre Louis d’Aulnis de Bourouill werd na de oorlog onderscheiden met de Militaire Willems Orde.