Het bevolkingsregister en persoonsbewijzen waren een belangrijk controlemiddel voor de Duitse bezetter. Langzamerhand ontwikkelde zich verzet tegen dit systeem Het vervalsen van deze documenten nam een hoge vlucht. Een andere mogelijkheid tot verzet was het uitschakelen van de bevolkingsregisters. Op zaterdagavond 27 maart 1943 voerde de verzetsgroep die rondom de beeldend kunstenaar Willem Arondéus was opgezet een aanslag uit op het bevolkingsregister van Amsterdam. Het effect was echter geringer dan vooraf was gehoopt. Bovendien werden twaalf mensen door de bezetter geëxecuteerd vanwege hun medeplichtigheid bij de aanslag.
Aan de Plantage Kerklaan 36-38 bevond zich tijdens de Tweede Wereldoorlog het bevolkingsregister van Amsterdam. Voor de oorlog was dit gebouw de concertzaal behorend tot de naastgelegen dierentuin Artis. In het Amsterdamse bevolkingsregister lagen onder andere gegevens opgeslagen van ruim 70.000 Amsterdamse Joden. Maar de gegevens in het bevolkingsregister konden ook worden gebruikt bij de opsporing van arbeidskrachten voor de Duitse oorlogsindustrie en verzetsmensen. Het was voor de bezetter dus een uiterst handig controle- en opsporingsapparaat.
Om de effectiviteit van dit controlemiddel te saboteren, werden documenten door verzetsgroepen vervalst. Er kwam een steeds grotere behoefte aan vervalste persoonsbewijzen. Joden kregen een ‘J’ in hun persoonsbewijs gestempeld, wat hun identificatie gemakkelijker maakte. Ook verzetsmensen die geregistreerd stonden in opsporingsregisters van de Sicherheitspolizei hadden een vals persoonsbewijs nodig. In juli 1942 werd onder andere door verzetsman Gerrit Jan van der Veen en Willem Arondéus de Persoonsbewijzencentrale (PBC) opgericht. Deze verzetsorganisatie drukte tot het eind van de oorlog ongeveer 80.000 valse persoonsbewijzen. Ook de Falsificatie Centrale (FC), in 1942 in Nijmegen opgezet, speelde een grote rol bij het vervalsingswerk. Deze Falsificatie Centrale zou later opgaan in de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO).
Niet alleen het vervalsen van persoonsbewijzen was een manier om het controlemiddel te saboteren. Een andere optie was het uitschakelen van bevolkingsregisters. Archieven en verzamelingen van documenten werden hierbij vernietigd of buitgemaakt door verschillende verzetsgroepen. Het ging hierbij echter om redelijk kleinschalige acties, waarvan ook het resultaat vaak slechts gering was.
De verzetsgroep rond Willem Arondéus, die zich vooral bezighield met de onderduikhulp, besloot dat er een aanslag moest worden gepleegd op het Amsterdamse bevolkingsregister. Deze moest echter zeer zorgvuldig worden voorbereid en uitgevoerd, want er werd afgesproken dat er geen slachtoffers mochten vallen. Er werd een vermommingstruc bedacht, waarbij men als politiemannen het pand binnen zou gaan. De medewerkers zouden naar elders worden overgebracht, alvorens er springladingen tot ontploffing gebracht zouden worden. Deze waren al in 1940 door leden van de verzetsgroep uit een magazijn in de Vesting Naarden gestolen. De brand die zou volgen moest de documenten vernietigen. Om de brand zijn werk te laten doen, waren enkele brandweermannen, die symphatiseerden met het verzet, op de hoogte gesteld van de aanslag.
Zaterdagavond 27 maart 1943 begaven zich negen leden van de verzetsgroep naar de Plantage Kerklaan. Zes van hen waren gekleed in een uniform van de politie, de drie anderen waren in burger. Willem Arondéus had de leiding en droeg een uniform met de rang van politiekapitein. De wacht bij de ingang werd verteld dat het gebouw moest worden onderzocht op verdachte personen. Eenmaal binnen liet Willem Arondéus de gehele wacht aantreden. Deze werd ontwapend en alle bewakers kregen een verdovende injectie toegediend. Ze werden onder dekking van de duisternis, in dierentuin Artis neergelegd. Snel werden zoveel mogelijk archiefkasten opengemaakt, documenten overhoop gehaald en overgoten met benzol. Ook werden de springladingen aangebracht.
Omstreeks elf uur klonken enkele zware explosies. Als gevolg van de ontploffingen vloog het gebouw in brand. Toen de brandweer op de hoogte werd gesteld van de brand, wachtte deze bewust met uitrukken om het vuur de kans te geven zich verder te verspreiden. Bij het blussen en nablussen werden vervolgens grote hoeveelheden water gebruikt, zodat er naast brand- ook waterschade werd aangericht.
Toen het vuur was gedoofd bleek het effect van de aanslag kleiner dan verwacht. Slechts 15% van de documenten werd verwoest door de brand. Veel persoonsbewijzen lagen dicht op elkaar gepakt opgeslagen in archiefkasten en bleven hierdoor onbeschadigd. Wel waren nog enkele duizenden documenten onbruikbaar geworden door waterschade. Daarnaast was de ravage enorm.
De Sicherheitsdienst probeerde de daders van de aanslag op te sporen en loofde een beloning uit voor inlichtingen die de zaak konden oplossen. NSB-er Pieter Teunissen kreeg op zijn werk van een loslippige collega enkele namen te horen en meldde dit aan de Sicherheitsdienst. De collega van Teunissen werd ondervraagd en noemde de naam van Joop Hoogsteder, een vriend van Arondéus die wist wie er bij de aanslag betrokken waren. Hij werd op 1 april gearresteerd. Tijdens de verhoren sloeg Hoogsteder door, waardoor binnen korte tijd 21 mensen konden worden opgepakt door de Sicherheitsdienst. Enkel Gerrit Jan van der Veen en Willem Sandberg wisten uit handen van de Duitsers te blijven. Teunissen ontving voor zijn medewerking aan het onderzoek 6500 gulden.
Op 1 juli 1943 werd door het SS- und Polizeigericht in Den Haag bekendgemaakt dat twaalf personen ter dood waren veroordeeld voor hun betrokkenheid bij de aanslag. Het vonnis werd diezelfde dag in de duinen bij Overveen voltrokken. Willem Arondéus (48), Rudi Bloemgarten (23), Karl Gröger (25), Coos Hartogh (26), Sam van Musschenbroek (27), Guus Reitsma (20), Henri Halberstadt (32), Johan Brouwer (45), Koen Limperg (34), Sjoerd Bakker (28), Cornelis Barentsen (50) en Cornelis Roos (29) werden gefusilleerd. Drie personen (Cornelis Honig, Willem Beck en Johanna Scholten) kregen een tuchthuisstraf. Gerrit Jan van der Veen wist uit handen van de Duitsers te blijven, maar zou de oorlog niet overleven. Hij werd op 10 juni 1944 gefusilleerd, nadat hij was opgepakt voor het plegen van een overval op het Huis van Bewaring in Amsterdam. Willem Sandberg overleefde de oorlog. Hij ontwierp later de plaquette ter herinnering aan de aanslag op het bevolkingsregister. Deze werd in 1946 naast de deur van Plantage Kerklaan 36 aangebracht.
Het gebouw is tegenwoordig bekend als Studio Plantage, vanwaar tv-programma’s als De Wereld Draait Door, Pauw & Witteman, Holland Sport en Buitenhof werden uitgezonden.