De PRESIDENT: Mr. Justice Jackson, het is misschien prettig voor u te weten dat we vandaag om 16:30 stoppen.
Mr. JACKSON: Ik hoop al eerder klaar te zijn.
(tot de getuige): Ik vraag uw aandacht voor pagine 2297, de Engelse vertaling ongeveer op pagina 28, uw bijdrage die als volgt luidt:
“Milch: Er is natuurlijk ook nog een front ergens in het Oosten. Dit front zal voor een bepaalde tijd behouden blijven. Het enig nuttige dat de Russen zullen vinden in een gebied dat door ons is ontruimd, is mensen. De vraag is of de mensen in het algemeen niet tot 100 kilometer achter het front moeten worden verplaatst. De hele burgerbevolking moet tot 100 kilometer achter het front worden verplaatst.
Kunt u dat vinden?
MILCH: Ja, ik heb het gevonden.
Mr. JACKSON: En ik heb u vanmorgen horen zeggen dat er een regel in uw Soldbuch staat op grond waarvan de burgerbevolking moet worden ontzien.
MILCH: Uit de laatste paragraaf, volgens welke de mensen niet langer ingezet moesten worden bij het graven van loopgraven, blijkt dat die mensen daar het laatst aan werkten. Ik kan niet zeggen wat voor mensen dat waren, alleen maar dat ze al ergens anders aan het werk waren.
Mr. JACKSON: En dat wist u? U wist dat ze voor dat soort werk werden ingezet?
MILCH: Zo staat dat hier. Ik herinner het me niet meer. Het staat vermeld in de notulen, aangenomen dat die juist zijn.
Mr. JACKSON: En u wist dat ze werden ingezet, de burgerbevolking werd gedwongen loopgraven voor uw troepen te graven?
MILCH: Dat kan ik me nu niet meer herinneren maar volgens de notulen werd dat destijds besproken.
Mr. JACKSON: Nu wil ik graag uw aandacht vestigen op de notulen van bijeenkomst nummer 11 van het Centraal Planbureau , gehouden op 22 juli 1942; in Duits op pagina 3062, Engelse vertaling op pagina 38.
Laat me eerst uw aandacht vestigen op het feit dat bij die bijeenkomst zich onder de aanwezigen bevonden Speer, uzelf, Korner. Vertegenwoordigde Korner de Reichsmarschall?
MILCH: Ja, voor het Vierjarenplan; hij was de vertegenwoordiger van het Vierjarenplan.
Mr. JACKSON: En tijdens alle bijeenkomsten van deze raad vertegenwoordigde hij de Reichmarschall, niet waar?
MILCH: Ja, hij vertegenwoordigde hem voor wat betreft het Vierjarenplan.
Mr. JACKSON: En Sauckel was aanwezig en vertegenwoordigers van de Eisenbund, de Kohlebund en het Ministerie van Bewapening en Munitie?
MILCH: Ja.
Mr. JACKSON: Er was een aanzienlijke discussie over het probleem van mankracht en de eisen van de industrie. Ik vestig uw aandacht op deze notitie op pagina 3062:
“Generalfeldmarschall Milch neemt het op zich om het verkrijgen van krijgsgevangenen uit de kampen te versnellen.
Ik vraag u welke maatregelen u dacht te nemen om het verkrijgen van krijgsgevangenen uit de kampen te versnellen?
MILCH: Omdat ik soldaat was was ik van plan om deze vraag aan het
OKW voor te leggen omdat dat verantwoordelijk was voor de krijgsgevangenen.
Mr. JACKSON: U had niet persoonlijk te maken met krijgsgevangenen maar u probeerde die van het
OKW te krijgen?
MILCH: De regering had ons die krijgsgevangen ter beschikking gesteld voor werk. De overdracht ging erg langzaam en omdat we in deze kwestie met het OKW te maken hadden werd mij gevraagd en ik ondernam een poging om het OKW te verzoeken de overdracht te versnellen.
Mr. JACKSON: Laten we nu overgaan naar bijeeenkomst nummer 36 van 22 april 1943; de Engelse vertaling op pagina 13, de Duitse op 2125. Daar vestig ik er weer uw aandacht op dat Speer, uzelf, Sauckel en Korner onder de aanwezigen waren. Daar besprak u weer de kwestie van de mankracht, nier waar?
MILCH: Ja.
Mr. JACKSON: En Korner rapporteerde als volgt: “Op 1 april had de landbouw nog ongeveer 600.000 arbeiders nodig. Om dit aan te vullen moet er mankracht uit het Ooosten, voornamelijk vrouwen worden aangevoerd. Die mankracht moet geleverd worden voordat we andere arbeiders uit de landbouw weghalen. We naderen nu een seizoen met zeer druk werk op het land dat veel arbeiders vereist.......” en nog veel meer dat ik niet ga citeren.
Ik vestig uw aandacht op pagina 2128, uw bijdrage aan die discussie die als volgt luidt:
“Als u doet wat ik voorstelde en waar Timm ook me heeft ingestemd, kan er niets ernstigs gebeuren. Het moet beslist worden gedaan. Bovendien ben ik ook van mening dat we in ieder geval arbeiders voor de kolenmijnen binnen moeten halen. Het grootste deel van de mankracht die we uit het Oosten krijgen, zal uit vrouwen bestaan. De vrouwen uit het Oosten zullen echter gewend zijn aan werk in de landbouw, in het bijzonder aan het soort werk dat in de volgende paar weken moet gebeuren, namelijk hooien, planten en zaaien, enz. Daar kunnen we vrouwen goed voor gebruiken. Er moet echter aan een ding worden gedacht – de landbouw moet de vrouwen krijgen voordat de mannen worden weggehaald. Het zou verkeerd zijn om mannen weg te halen en de boeren vier tot zes weken zonder arbeiders te laten zitten. Als de vrouwen daarna aankomen zal het te laat zijn.”
Ik vraag u hoeveel vrouwen werden als gevolg van die bijeenkomst naar de landbouw gehaald?
MILCH: Als gevolg van die bijeenkomst, helemaal geen omdat er door ons alleen maar suggesties werden gedaan voor een regeling tussen de industrie en de landbouw om de nodige mankracht voor de eerstgenoemde te krijgen. Zonder de noodzakelijke mankracht in de kolenmijnen zou de oorlog niet kunnen worden voortgezet. Daarom moest er mankracht worden gevonden en in dat opzicht werd er een suggestie gedaan voor een ruil, namelijk om mannen die in de landbouw werkten te vervangen door vrouwen, die natuurlijk niet in de mijnen te werk gesteld konden worden.
Mr. JACKSON: Aan wie deed u die voorstellen? U zegt dat het geen besluiten waren maar alleen maar suggesties.
MILCH: Nee. De voorstellen werden gedaan aan de vertegenwoordigers van het Ministerie van Arbeid of aan het bureau voor de Arbeitseinsatz. Ik zie dat Timm wordt genoemd. Hij was een van de hogere ambtenaren op dat ministerie.
Mr. JACKSON: En Sauckel?
MILCH: Ik weet niet of Sauckel die conferentie bijwoonde. Ik zie alleen de naam van Timm.
Mr. JACKSON: Uit de notulen blijkt dat hij er was; maar of hij er nu wel of niet was, u deed voorstellen aan Sauckel met betrekking tot de benodigde mankracht, niet waar en riep hem op die te leveren?
MILCH: Ja, het was noodzakelijk om arbeiders voor de mijnen te krijgen. Er konden geen nieuwe arbeiders worden gevonden dus was er geen andere alternatief dan een ruil.
Mr. JACKSON: We begrijpen het. U zult ons een hoop tijd besparen als u de vragen maar beantwoordt.
Ik vestig nu uw aandacht op bijeenkomst nummer 54 van het Centraal Planbureau, gehouden op 1 maart 1944; Engelse vertaling op pagina 1, de Duitse op pagina 1762. Bij die conferentie herinner ik u eraan dat het lijkt of Sauckel, Milch, Schreiber en Korner onder de aanwezigen waren. Hij werd gehouden op het Luftfahrtministerium en u besprak de wenselijkheid om jonge mannen uit Frankrijk weg te halen zodat ze niet beschikbaar waren om als partizanen op te treden in het geval van een invasie van Frans grondgebied door de Geallieerden. Herinnert u zich een dergelijke bijeenkomst?
MILCH: Ik kan me de bijzonderheden niet herinneren. In de loop van andere ondervragingen hier in Neurenberg en in Engeland heb ik al gezegd dat het onmogelijk is al die details van die zaken te herinneren waarmee wij werden overladen; in het bijzonder omdat mijn geheugen is aangetast door de zware klappen op mijn hoofd die ik tijdens mijn arrestatie kreeg.
Mr. JACKSON: Het zal u helpen wanneer u kijkt op pagina 1799, achter de naam Milch en de notitie lezen die luidt:
Milch: Wanneer er landingen zullen plaatsvinden in Frankrijk en wanneer die ook maar enigszins slagen, dan krijgen we in Frankrijk een partizanenopstand zoals we die op de Balkan of in het Oosten nog nooit hebben gehad; niet omdat de mensen niet bijzonder in staat zouden zijn om in opstand te komen maar omdat we hen toestaan het te doen omdat we ze niet op de juiste manier behandelen. Er zijn vier hele leeftijdsgroepen opgegroeid in Frankrijk, mannen tussen de 18 en 23 jaar, anders gezegd, van een leeftijd waarop jonge mensen om patriotische redenen of omdat ze zijn opgehitst, bereid zijn tot alles om persoonlijk wraak te nemen – en het is alleen maar logisch dat ze ons haten. Deze jonge mensen zouden moeten zijn geregistreerd volgens leeftijdsgroepen en naar ons toegebracht moeten worden omdat zij het grootste gevaar vormen in geval van een landing.
Ik ben er vast van overtuigd, en dat heb ik meermalen gezegd, dat als en wanneer de invasie begint, sabotage aan spoorwegen, fabrieken en bevoorradingsdepots een dagelijkse gebeurtenis zal zijn. De Wehrmacht zal dan echter niet langer in staat zijn om aan deze interne situatie het hoofd te bieden omdat die aan het front moet vechten en in de rug een zeer gevaarlijke vijand zal hebben die voorraden en dergelijke zal bedreigen. Als er strenge uitvoerende maatregelen zouden zijn genomen dan zou het achter het front zo rustig als op een kerkhof zijn op het moment waarop dingen staan te gebeuren. Ik heb hier verscheidene malen op gewezen maar ik vrees dat er nog niets is gedaan. Als we deze mensen moeten gaan executeren, dan zal het te laat zijn. We zullen niet langer de mannen hebben om zich met de partizanen bezig te houden.”
U gaat dan verder met te zeggen dat u meent dat de landmacht de vereiste maatregelen moet nemen om die mensen te bestrijden.
Frist dat uw geheugen op?
MILCH: Ja, dat is ongeveer wat ik wilde zeggen maar ik kan niet zeggen of ik precies die woorden heb gebruikt. In het gevecht op leven of dood van ons land moesten we er zeker van zijn dat we niet plotseling in de rug werden aangevallen door een
geheim leger, zoals dat later helaas gebeurde.
Mr. JACKSON: En u stelde voor de bevolking achter de linies weg te halen voor zover die een bedreiging zouden betekenen voor uw operaties tijdens de invasie?
MILCH: Nee, er werd voorgesteld deze mensen op het juiste moment naar Duitsland te sturen om te werken, zoals door de Franse regering was beloofd. Dat was mijn mening. Het was noodzakelijk dat deze mensen in Duitsland zouden gaan werken zoals de Franse regering in haar overeenkomst met de Duitse regering had beloofd in plaats van toe te staan dat deze mensen zich bij de Maquis zouden aansluiten en sabotage plegen, dat weer executies als tegenmaatregel zou vereisen.
Mr. JACKSON: U beperkte het gebruik van dwangarbeiders niet tot uw vijanden; dat werd ook gebruikt tegen uw bondgenoten, niet waar? Slaat u bijvoorbeeld pagine 1814 op en droeg u niet bij aan deze discussie:?
Milch: Zouden de Sperrbetriebe – anders gezegd beschermde bedrijven – niet beter beschermd zijn wanneer we het hele probleem van het voeden van de Italianen zelf aanpakken en tegen hen zeggen: Jullie zullen alleen jullie voedsel krijgen wanneer jullie in Sperrbetriebe werken of naar Duitsland komen”?
MILCH: Dat was nadat een gedeelte van Italië zich had afgescheiden en het gold voor Italiaanse soldaten die zich tegen Mussolini hadden gekeerd. Deze mensen bleven achter het front, wilden niet werken en pleegden sabotage tegen de Duitse strijdkrachten. Er werd dus voorgesteld om tegen deze mensen te zeggen: “Jullie kunnen voedsel en al het andere krijgen maar jullie moeten ergens werken, ofwel in Italië in de ertsmijnen of in Duitsland.”
Mr. JACKSON: Ik meen dat u in uw directe ondervraging, of misschien eerder in uw kruisverhoor zei dat u niets wist van enige dwangarbeid uit de bezette gebieden, u droeg daar geen kennis van. Blijft u bij die verklaring?
MILCH: Ik heb het niet goed verstaan. Dwangarbeid?
Mr. JACKSON: Dwangarbeid, ja.
MILCH: Ja.
Mr. JACKSON: U wist daar niets van?
MILCH: Die mensen waren krijgsgevangenen, Italianen die ons voor arbeid ter beschikking stonden volgens een overeenkomst met de Italiaanse regering die wij hadden erkend. Mussolini had speciaal voor dit doel die mensen tot onze beschikking gesteld.
Mr. JACKSON: Neemt u mij niet kwalijk dat ik u onderbreek maar laten we het hier niet over Mussolini hebben. Ik vraag u of u bij uw verklaring blijft, die u eerder hebt afgelegd zoals ik me herinner, dat u niets wist van dwangarbeiders die vanuit de bezette gebieden naar Duitsland werden gehaald. Is dat uw verklaring of niet?
MILCH: Voor zover het vrije arbeiders en vrije mensen waren, blijf ik bij die verklaring. Mijn punt is dat die mensen aan ons ter beschikking werden gesteld en Mr. Jackson, voor zover het ons betrof, op het moment dat dit werd gezegd was er nog steeds een Italiaanse regering, hoewel dit feit vandaag de dag is vergeten; maar destijds bestond die nog steeds.
Mr. JACKSON: Ik laat uw aandacht vestigen op pagina 1827 van de notulen van deze vergadering waarbij u aanwezig was en waar de discussie plaats waarvan u net toegaf dat die heeft plaatsgevonden. Ik vraag uw aandacht voor de regel na de naam Sauckel waaruit blijkt dat Sauckel toen rapporteerde:
“Van de 5 miljoen arbeiders die naar Duitsland kwamen, kwamen er nog geen 200.000 vrijwillig.”
MILCH: Nee, dat kan ik me absoluut niet herinneren.
Mr. JACKSON: U herinnert zich dat helemaal niet? Goed.
MILCH: Nee, dat herinner ik me niet.
Mr. JACKSON: Nou, dan gaan we verder met bijeenkomst 23 van het Centraal Planbureau, gehouden op 3 november 1942. De Engelse vertaling staat op pagina 27, de Duitse op 1024 waaruit blijkt dat u aanwezig was bij en deelnam aan de discussie en ik vestig uw aandacht op pagina 1024, regel 10, op deze stenografische notities in de notulen:
Speer: “Nou, onder de dekmantel van de industrie zouden we de Fransen ertoe kunnen verleiden te geloven dat we alle krijgsgevangenen zouden vrijlaten die walsers en smelters zijn, als ze ons de namen geven.
Rohland: “We hebben ons eigen kantoor in Parijs opgezet. Ik begrijp het, u bedoelt dat de Fransen ons de namen moeten geven van de smelters die in Duitsland krijgsgevangen zijn?
Milch: “Ik zou gewoon zeggen je krijgt twee mannen tegen een.
Speer: “De Franse fabrieken weten precies welke krijgsgevangenen smelter zijn. Onofficieel zou u de indruk moeten wekken dat ze zouden worden vrijgelaten. Zij noemen ons de namen en wij halen ze eruit. Probeer het maar.”
Rohland: “Dat is een idee.”
Uw bijdrage was dus twee mannen te krijgen in plaats van een niet waar?
MILCH: Ja, dat wil zeggen, twee mensen uit een ander beroep tegen een van deze bijzonder gespecialiseerde arbeiders. In wat voor omstandigheden we ons bevonden kunt u opmaken uit .....
Mr. JACKSON: Was dat uw enige doel?
MILCH: De hele opzet was om die mensen te krijgen en daarvoor anderen in de plaats te geven.
Mr. JACKSON: Laten we nu overgaan op bijeenkomst nummer 53 van het Centraal Planbureau, gehouden op 16 februari 1944; Engelse vertaling op pagina 26, de Duitse vanaf pagina 1851.U zult uzelf aantreffen tussen degenen die aanwezig waren en de bijeenkomst werd gehouden op het Reichsluftfahrtministerium. Ik vestig eerst uw aandacht op de notitie op pagina 1863, de regel na Milch:
“De wapenindustrie geeft werk aan grote aantallen buitenlandse arbeiders; volgens de laatste cijfers 40%. De laatste toewijzing van de Algemeen Gevolmachtigde voor de Arbeitseinsatz bestaat voornamelijk uit buitenlanders en we moesten bij de wervingscampagne veel Duitsers opgeven. In het bijzonder de vliegtuigindustrie, een jonge industrie verschaft werk aan vele jonge mannen die voor militaire dienst zouden moeten worden opgeroepen. Dat zal echter heel moeilijk zijn omdat degenen die aan experimentele projecten werken vrij moeten blijven. Bij de massaproductie overheersen de buitenlandse arbeiders en in sommige gevallen vertegenwoordigen zij 95% en zelfs meer; van de arbeiders die betrokken zijn bij de productie van onze nieuwste motoren is 88% Russisiche krijgsgevangene en de resterende 12% zijn Duitse mannen en vrouwen. Bij de bouw van de Ju-52, die nu alleen wordt gezien als transportvliegtuig en waarvan er 50 tot 60 per maand worden gebouwd, zijn slechts zes tot acht Duitse arbeiders betrokken, de rest bestaat uit Oekraïnse vrouwen die het productieaantal van gespecialiseerde arbeiders hebben verlaagd.”
Herinnert u zich dat?
MILCH: Ja, dat kan ik me goed herinneren.
Mr. JACKSON: En op pagina 1873 brengt u deze suggestie naar voren:
Milch: De lijst met Bummelanten moet aan Himmler worden overhandigd. Hij zal ze wel laten werken. Dat is van groot opvoedkundig belang en heeft ook een afschrikwekkend effect op anderen die het ook wel rustig aan zouden willen doen.”
MILCH: Ja, dat slaat weer op de Bummelanten in de landbouw zoals ik vanochtend heb gezegd.
Mr. JACKSON: Onder buitenlandse arbeiders, niet waar?
MILCH: Nee, dit waren Engelsen, de Bummelanten.
Mr. JACKSON: Engelsen zijn in Duitsland buitenlanders niet waar? Ik weet niet wat u bedoelt met het waren geen buitenlanders. Het waren Engelsen.
MILCH: Engelsen hebben nooit voor ons gewerkt. Het kunnen dus geen Engelsen zijn geweest.
Mr. JACKSON: Wat waren ze dan wel? U zegt dat het allemaal Duitsers waren.
MILCH: Wat wij onder Bummelanten verstaan waren degenen die tijdens de oorlog gedwongen werden te werken, Duitsers die geen regelmatige arbeiders waren, maar die tijdens de oorlog werden gedwongen om te werken.
Mr. JACKSON: Daar komen we zo wel aan toe. Ik wil u eerst vragen hoe Himmler van plan was ze te laten werken. Wat deed Himmler, welke methoden gebruikte hij? Waarom deed u in deze kwestie voorstellen aan Himmler?
MILCH: Omdat Himmler tijdens een bijeenkomst had gezegd dat voor wat betreft de aanvullende rantsoenen – de arbeider in Duitsland had hetzelfde basisrantsoen als de rest van de bevolking en daar bovenop kreeg hij zeer aanzienlijke aanvullende rantsoenen die in het geval van de zwaarste arbeid enkele malen meer waren dan het basisrantsoen. De algemene regel was dat deze rantsoenen door de voedselbureau’s werden verstrekt, ongeacht waar en hoe de arbeider werkte. Door Himmler werd de suggestie gedaan dat deze aanvullingen afhankelijk moesten worden gesteld van de hoeveelheid geleverd werk door de arbeider. Dat was mogelijk in het geval van die arbeiders die uit de
concentratiekampen kwamen enzo en die onder Himmler vielen. Die methode kon niet worden toegepast op vrije arbeiders, vandaar het voorstel om diegenen die in hun eigen land het werk saboteerden tot rede te brengen door het verstrekken van aanvullende rantsoenen, zoals voor hun soort werk vastgelegd en alleen in verhouding tot hun prestatie.
Mr. JACKSON: U kent het verschil tussen werkkampen en
concentratiekampen, niet waar?
MILCH: Ja natuurlijk.
Mr. JACKSON: En deze mensen die hun werk in deze fabrieken deden werden voornamelijk in werkkampen ondergebracht, niet waar waar hun rantsoenen werden vastgesteld zonder dat Himmler er de hand in had?
MILCH: Nee, de Duitse arbeiders werden niet in werkkampen ondergebracht maar ze woonden thuis en kregen daarom hun rantsoenen van de plaatselijke voedselbureau’s. Ik wil nogmals benadrukken dat het de Duitse arbeiders zelf waren die om maatregelen vroegen - de voormannen in de fabrieken die woedend werden als ze zagen dat arbeiders die niets uitvoerden, die hun land in tijd van nood in de steek lieten, dat die ruimere rantsoenen kregen dan normale burgers.
Mr. JACKSON: U zegt nog steeds dat u het over Duitse arbeiders hebt en nooit over buitenlanders? Weest u daar duidelijk over.
MILCH: Met Bummelanten bedoel ik Duitse arbeiders, naar mijn mening betrof het alleen hen.
Mr. JACKSON: Ik vraag of uw aandacht kan worden gevraagd voor pagine 1913, dat is uw bijdrage over dat onderwerp:
Milch: “Het is daarom volkomen onmogelijk om iedere buitenlander volledig in te zetten, tenzij we hen stukwerk laten doen en ons in een positie bevinden waarin we maatregelen kunnnen nemen tegen buitenlanders die hun deel niet bijdragen.
Hebt u die notitie gevonden?
MILCH: Ja.
Mr. JACKSON: En dan gaat u verder met te klagen:
“Als een voorman een krijgsgevangene in handen krijgt en hem een oorvijg geeft dat ontstaat er direct een reuze rel; de man wordt gevangen gezet en zo. Er zijn in Duitsland veel ambtenaren die het als hun eerste plicht zien, op te komen voor de rechten van een ander in plaats van zich om oorlogsproductie te bekommeren. Ik ben zelf ook voorstander van mensenrechten maar als een Fransman zegt: ”Jullie zullen worden opgehangen en de fabrieksdirecteur is de eerste wiens kop eraf gaat, en de baas zegt dan: daarvoor krijg je een draai om je oren, dan heeft hij het gedaan. Niemand kiest voor de kant van de directeur maar alleen voor de arme duivel die het tegen hem heeft gezegd.”
Hebt u dat op die bijeenkomst gezegd?
MILCH: Dat kan best zo zijn.
Mr. JACKSON: Wat stelde u voor?
MILCH: Ik kan me gevallen herinneren waarin buitenlandse arbeiders hun Duitse voorlieden bedreigden en zelfs aanvielen en wanneer hij zich verdedigde werd er actie tegen hem ondernomen. Ik vond dat niet juist.
Mr. JACKSON: U leverde uw eigen remedie, niet waar? In de volgende regel zegt u: “Ik heb tegen mijn ingenieurs gezegd, als u een man zo slaat zal ik u straffen. Hoe meer u in dit geval doet, hoe meer ik aan u zal denken, ik zal er voor zorgen dat u niets overkomt. Dat is nog niet algemeen bekend. Ik kan niet met iedere fabrieksdirecteur afzonderlijk spreken. Maar ik zou graag iemand willen zien die probeert mij tegen te houden want ik kan iedereen aan die het probeert.”
Hebt u dat gevonden?
MILCH: Ik kan me de juiste woorden niet meer herinneren maar ik blijf bij mijn punt dat het een onmogelijke situatie was voor een gevangene of een buitenlandse arbeider om tegen zijn Duitse voorman te kunnen zeggen: “we snijden je de keel door,” en de voorman......
Mr. JACKSON: Nou, bedoelt u te zeggen dat wanneer een krijgsgevangene probeerde of dreigde zijn werkgever de keel door te snijden, dat Duitse ambtenaren dan voor hem op zouden komen tegen zijn werkgever?
Dat bedoelt u toch niet?
(er komt geen antwoord.)
Mr. JACKSON: Goed dan, we gaan verder:
“Als de directuer van een kleine fabriek”- ik citeer u nog steeds – “dat doet wordt hij in een concentratiekamp opgesloten......” Kunt u dat vinden?
MILCH: Ja, ik zie het hier staan.
Mr. JACKSON: “...... en het risico loopt zijn krijgsgevangenen kwijt te raken.”
Ik citeer u nog steeds en ik zou graag willen dat u deze notitie opzoekt:
“In een geval startten twee Russische officieren met een vliegtuig maar stortten neer. Ik gaf bevel dat die twee mannen onmiddellijk moeten worden opgehangen. Ze werden gisteren opgehangen of geëxecuteerd. Ik heb dat aan de SS overgelaten. Ik wilde dat ze in hun eigen fabriek werden opgehangen zodat anderen dat konden zien.”
Kunt u dat vinden?
MILCH: Ik heb het gevonden en ik kan alleen maar zeggen dat ik nooit iemand heb laten ophangen of een dergelijke order ooit heb gegeven. Ik zou onmogelijk zoiets hebben kunnen zeggen. Ik had met die kwestie niets te maken. Ik weet ook niet van enige gelegenheid waar twee Russische officieren per vliegtuig probeerden te ontsnappen.
Mr. JACKSON: Is er nog iets anders dat u zou willen zeggen met betrekking tot die notitie?
MILCH: Nee, daar heb ik niets op te zeggen. Ik weet er niets van en ik geloof ook niet dat ik dat ooit heb gezegd.
Mr. JACKSON: Dat is alles wat ik voor het moment heb.
Mr. G.D. ROBERTS (advocaat namens het Verenigd Koninkrijk): Getuige, ik heb een paar vragen namens de Britse delegatie. Mijn eerste punt is dit: u zei op vrijdag dat er vanaf 1935 in Duitsland een luchtmacht in Duitsland werd opgezet voor defensieve doeleinden. Herinnert u zich dat?
MILCH: Ja, in 1935.
Mr. ROBERTS: En zegt u dat die op een defensieve basis bleef tot aan december 1939?
MILCH: Ja.
Mr. ROBERTS: Dat zegt u dus. Ik wil graag dat u naar drie bewijzen luistert – toespraken, gehouden door uw meerdere, beklaagde Göring. Ik citeer uit de stenografische notities van 8 januari, ‘s middags, op pagine 2306. In mei 1935 zei Göring:
“Ik ben van plan een Luftwaffe op te richten die, wanneer de tijd komt, als een wrekende engel op de vijand zal neer dalen. De vijand moet voelen dat hij al verloren heeft voordat hij begint met vechten.”
Klinkt dat als een defensieve strijdmacht?
MILCH: Nee, dat lijkt er niet op maar men moet on onderscheid maken tussen woorden en daden.
Mr. ROBERTS: Ik kom straks terug op de daden.
(Gelach in de zaal.)
De PRESIDENT: Als er nog meer gelachen wordt, moet ik de zaal laten ontruimen.
Mr. ROBERTS: Op 8 juli 1938 zei Göring, terwijl hij een aantal Duitse vliegtuigbouwers toesprak:
“Een oorlog met Tsjechoslowakije is aanstaande; de Duitse Luftwaffe is al sterker dan de Britse luchtmacht. Als Duitsland deze oorlog wint, is zij de grootste mogendheid ter wereld; zij zal de wereldmarkten beheersen en Duitsland zal een rijke natie zijn. Om dit doel te bereiken moeten er risico’s worden genomen.”
Klinkt dat als een defensieve Duitse luchtmacht of niet?
MILCH: Nee, dat klinkt het zeker niet. Ik zou graag willen dat mij wordt toegestaan daar iets over te zeggen als u klaar bent.
Mr. ROBERTS: Beperkt u zich alstublieft als u kunt, in het belang van de tijd, tot het beantwoorden van mijn vraag die erg kort is. Nu mag ik u nog een stukje bewijsmateriaal voorlezen,; de toespraak gehouden door Göring op 14 oktober 1938, minder dan een maand na het Verdrag van München:
“Hitler heeft mij opgedragen een enorm bewapeningsprogramma te starten dat alle voorgaande prestaties onbelangrijk doet lijken. Ik heb bevel gekregen om zo snel mogelijk een luchtmacht op te bouwen die vijf maal zo groot is als de huidige.”
Lijkt dat op een luchtmacht voor defensieve doeleinden?
MILCH: Het zou vele jaren duren om zo’n luchtmacht op te bouwen.
Mr. ROBERTS: Ik suggereer dat uw bewijsmateriaal op dat punt volkomen onjuist was. Ik wil nu naar mijn tweede punt. U was aanwezig bij de bijeenkomst op de Kanselarij van de hoofden van de diverse wapens op 23 mei 1939?
MILCH: Welke datum was dat?
Mr. ROBERTS: Ik zou graag willen dat u het document leest, L-79. U hebt het op vrijdag meen ik gezien.
MILCH: Op 23 mei, niet waar?
Mr. ROBERTS: Ja, dat klopt. Ik wil u er alleen maar aan herinneren wie er nog meer aanwezig waren. De Führer was er, Göring, Raeder, Von Brauchitsch, Keitel, uzelf, Halder, Generaal Bodenschatz, Warlimont – was Warlimont de plaatsvervanger van Jodl?
MILCH: Ik kan niet zeggen namens wie hij daar was.
Mr. ROBERTS: Goed, en nog anderen; ik ga hun namen nu niet noemen. Nu, getuige, dat waren de bevelhebbers van de Duitse strijdkrachten?
MILCH: Mag ik iets zeggen? Voor zo ver ik me kan herinneren was Feldmarschall Göring niet aanwezig. Dat kan ik me niet heinneren.
Mr. ROBERTS: Hij staat hier genoteerd als aanwezig. U denkt dat hij er niet was?
MILCH: Ik kan het me niet herinneren maar volgens mij werd ik daar op het laatste moment heen gestuurd om hem te vertegenwoordigen.
Mr. ROBERTS: Nou goed dan, afgezien van Göring, als hij er niet was; dat waren vooral de bevelhebbers van de Duitse strijdkrachten, is dat juist?
MILCH: Ja. Dat waren de opperbevelhebber van de landmacht, de opperbevelhebber van de marine en het OKW.
Mr. ROBERTS: Zou u hen, voor zover u hen kent, als mannen van eer beschrijven?
MILCH: Ja.
Mr. ROBERTS: Is het een van de kwaliteiten van een man van eer dat hij zijn woord houdt?
MILCH: Ja.
Mr. ROBERTS: U wist natuurlijk dat Duitsland haar woord had gegeven om de neutraliteit van België, Nederland en Luxemburg te respecteren?
MILCH: Dat neem ik aan maar ik kende de diverse overeenkomsten niet.
Mr. ROBERTS: Wist u niet dat nog geen maand voor die bijeenkomst, namelijk op 28 april, Hitler in de Reichstag de verzekering gaf dat hij de neutraliteit van een groot aantal landen, Europese landen waaronder de drie die ik net noemde, zou respecteren? Wist u dat niet als een historisch gegeven?
MILCH: Dat neem ik aan, ja.
Mr. ROBERTS: we hebben in deze zaal de film gezien, weet u, van die gelegenheid met beklaagde Göring als president van de Reichstag toen die verzekering werd gegeven?
MILCH: Ik heb die film niet gezien, ik ken hem niet.
Mr. ROBERTS: Ja, het is een Duits bioscoopjournaal. Herinnert u zich dat Hitler tijdens die vergadering deze woorden zei, die bij het Tribunaal zeer goed bekend zijn:
“De Nederlandse en Belgische vliegbases moeten door de strijdkrachten worden bezet. Verklaringen van neutraliteit moeten worden genegeerd....... Er moet een poging worden gedaan de vijand een harde of beslissende genadeklap te geven, direct vanaf het begin. Overwegingen van goed of kwaad of overeenkomsten doen niet ter zake.....”
Herinnert u zich dat die woorden werden uitgesproken?
MILCH: Ik kan me de woorden niet precies herinneren. Ik weet dat het een kwestie was van de Poolse Corridor en Danzig, dat Hitler in dit verband uitlegde welke complicaties in het Westen zouden kunnen ontstaan en wat hij dacht daaraan te doen; maar wat hij precies zei kan ik me niet meer herinneren.
Mr. ROBERTS: Werd er door een van deze mannen van eer geprotesteerd tegen het breken van het gegeven woord van Duitsland?
MILCH: Tijdens die vergadering was het voor geen van de aanwezigen mogelijk om ook maar iets te zeggen. Hitler richtte zich vanaf zijn bureau tot ons en na zijn toespraak verliet hij de zaal. Er vond geen discussie plaats, hij stond het niet toe.
Mr. ROBERTS: U zegt dat het voor een man van eer onmogelijk is zijn eer te verdedigen, getuige?
MILCH: Ik kan me Hitler’s exacte woorden die hier staan niet herinneren.
Mr. ROBERTS: Kunt u het Tribunaal uw mening daarover geven?
MILCH: Op die bijeenkomst had ik niet de indruk dat Hitler iets zei dat in strijd was met de verplichtingen die waren aangegaan. Dat kan ik me niet herinneren.
Mr. ROBERTS: Zegt u nu dat die notulen onjuist zijn?
MILCH: Nee, dat kan ik ook niet zeggen. Ik kan alleen maar zeggen dat ik me de exact gebruikte woorden niet kan herinneren. Of die notulen helemaal juist zijn weet ik ook niet. Voor zover ik weet werden die later door een van de aanwezige adjudanten opgesteld.
Mr. ROBERTS: Omdat we weten dat dat precies is wat Duitsland 12 maanden daarna deed, toen zij haar gegeven woord tegenover België brak, tegenover Nederland en Luxemburg en dood en verderf zaaide onder miljoenen. U weet dat nu, niet waar?
MILCH: Dat weet ik ja; maar als soldaten hadden we met de politieke kant niets te maken. Daar werden we niet naar gevraagd.
Mr. ROBERTS: Noemt u het eren van......
Dr. RUDOLPH DIX (Raadsman van beklaagde Schacht): Ik spreek nu niet namens beklaagde Schacht maar namens de hele verdediging. Ik verzoek het Tribunaal dat de getuige wordt ondervraagd over feiten, en niet over zijn mening wat betreft morele waarden.
De PRESIDENT: Hem wordt naar de feiten gevraagd.
Mr. ROBERTS: U hebt net gezegd dat u nu weet – wij weten dat Duitsland 12 maanden later wel degelijk de neutraliteit van België, Nederland en Luxemburg schond.
MILCH: Maar we weten niet wat de redenen hiervoor waren en welke andere verplichtingen die landen konden hebben aangegaan. Het was niet de taak van de soldaten om dat te beoordelen.
Mr. ROBERTS: Was het niet de taak van de soldaat te protesteren als hem werd gevraagd het woord van zijn land te breken?
MILCH: Ik ben het helemaal met u eens wanneer een soldaat zijn woord breekt in zaken die op zijn terrein liggen, waar hij als soldaat iets heeft te zeggen. Voor wat betreft zaken die volkomen buiten zijn terrein liggen, waarover hij niet kan oordelen en waarover hij niets weet, daarover kan hij niet verantwoordelijk worden gesteld en ter verantwoording geroepen.
Mr. ROBERTS: U spreekt alleen vanuit uw eigen kennis. Zegt u dat u niet wist dat uw land had gezworen de neutraliteit van die drie kleine landen te respecteren?
MILCH: Dat heb ik in de toespraak voor de Reichstag gelezen. Maar ik wist niet hoe de andere partij op die belofte had gereageerd. Dat was mij niet bekend en het kon gemakkelijk zo zijn geweest dat de andere partij die bescherming, of die belofte of die garantie helemaal niet wilde. De soldaat kon dit helemaal niet beoordelen, alleen de politici konden dit weten.
Mr. ROBERTS: Nou, misschien moeten we dat vragen aan de soldaten van het Oppercommando die nu op de tribune zitten, wanneer ze in de beklaagdenbank verschijnen. Maar ik leg u voor dat het in Duitsland algemeen bekend moet zijn geweest dat Hitler garanties en verzekeringen aan al die kleinere landen gaf?
MILCH: Hitler stelde veel voor en bood veel aan. Hij bood wapenbeperking voor alle landen aan, hij bood aan geen bommenwerpers in te zetten maar in die gevallen werden zijn voorstellen ook verworpen. Daarom konden alleen de politici weten wat ze van hun soldaten konden en mochten eisen. De enige plicht van een soldaat is gehoorzamen.
Mr. ROBERTS: Wilt u mijn vraag alstublieft beantwoorden? Dat was helemaal geen antwoord op mijn vraag. We kennen de feiten nu, getuige, uit de documenten, uit uw eigen Duitse documenten. Ik wil uw kennis testen en uw ideeën over eer. Vindt u het niet uiterst oneervol om op 28 april een belofte te doen en een geheim besluit te nemen om die op 23 mei weer te breken?
MILCH: U hebt gelijk als de situatie niet op een of andere manier was veranderd en dat kan ik niet beoordelen.
Mr. ROBERTS: U moet uw eigen erecode hebben, hoewel u soldaat bent. U weet natuurlijk dat de neutraliteit van Noorwegen werd geschonden?
MILCH: Ja, volgens onze kennis en naar onze mening werd die tweemaal geschonden.
Mr. ROBERTS: Wist u dat Jodl op 12 en 13 maart 1940 in zijn dagboek schreef: “De Führer zoekt nog steeds naar een excuus om aan de wereld te maken voor een invasie van Noorwegen.”
Wist u dat?
MILCH: Ik ken dat dagboek niet en deze notitie ook niet.
Mr. ROBERTS: U nam actief deel aan de invasie van Noorwegen, niet waar?
MILCH: Een paar dagen na het begin van de invasie was ik korte tijd bevelhebber van de luchtmacht daar.
Mr. ROBERTS: U had feitelijk een commando in Noorwegen?
MILCH: Ja.
DR. JAHRREISS: Ik acht het noodzakelijk een punt te verhelderen wat blijkbaar een misverstand van de tolk betreft. Ik heb net gehoord dat een dagboeknotitie van beklaagde Jodl verkeerd in het Duits is terug vertaald. De Duitse tekst luidt: “nach einer Begründung,” dat betekent “for a justification.” Ik meen ook dat het woord “justification” in de Engelse vertaling is gebruikt. Het had niet moeten worden vertaald met “Ausrede,” dat zou in het Frans “prétexte” zijn en dat is heel iets anders.
Mr. ROBERTS: Hoe de vertaling ook moge luiden, getuige, bent u het eens met de notitie in het dagboek dat de Führer er nog steeds naar zocht, of het nou een reden of een excuus was?
Nu wil ik u nog een vraag stellen over deze kant van de zaak.
U weet dat Belgrado ik meen in april 1941 werd gebombardeerd?
MILCH: Ik heb er destijds over gelezen in een Wehrmachtbericht.
Mr. ROBERTS: Zonder enige oorlogsverklaring, zonder enige waarschuwing aan de bevolking, dat hoorde u?
MILCH: Dat weet ik niet, nee.
Mr. ROBERTS: Hebt u dat met Göring besproken?
MILCH: De aanval op Belgrado? Nee, dat kan ik me niet herinneren.
Mr. ROBERTS: Drukte zelfs hij, laten we zeggen zijn spijt niet uit betreffende het op grote schaal bombarderen van een grote hoofdstad zonder de burgerbevolking ook maar een uur van te voren te waarschuwen?
MILCH: Dat weet ik niet. Ik kan me een dergelijk gesprek niet herinneren.
Mr. ROBERTS: Dat is moord, niet waar?
(er komt geen antwoord).
Mr. ROBERTS: Misschien beantwoordt u die vraag liever niet?
MILCH: Ik kan daarop geen ja of nee zeggen omdat ik niets weet over de omstandgheden van de aanval. Ik weet niet of er een oorlogsverklaring was uitgegaan; ik weet niet of er een waarschuwing was gegeven. Ik weet ook niet of Belgrado een fort was en ook niet welke doelen in Belgrado werden aangevallen. Ik ken zoveel bombardementen waarover op dezelfde manier dezelfde vragen kunnen worden gesteld.
Mr. ROBERTS: Ik stelde de vraag, getuige omdat we gebruik konden maken van het document dat voor ons ligt en wisten dat het een bevel van Hitler was dat Belgrado plotseling verwoest moest worden door golven bommenwerpers, zonder enig ultimatum, of diplomatieke argumenten of onderhandelingen. Zou ik de vraag hebben gesteld als ik niet van het document af had geweten?
Laat me op iets anders overgaan.
MILCH: Mag ik zeggen dat ik vandaag pas over dat document heb gehoord omdat u eruit citeerde.
Mr. ROBERTS: Ik wil u nu een incident voorleggen met betrekkking tot het kamp Stalag Luft III bij Sagan. Weet u waar ik het over heb?
MILCH: Ja, dat weet ik nu.
Mr. ROBERTS: Weet u dat er op 24 en 25 maart 1945 ongeveer 80 luchtmachtofficieren, Britten en Amerikanen, samen met enkele anderen uit Stalag Luft III ontsnapten?
MILCH: Ik weet hiervan uit het Britse ondervragingskamp waar ik werd vastgehouden, waar de hele zaak aan de muur was aangeplakt.
Mr. ROBERTS: Daar komen we zo op. Weet u dat er van die 80 50 werden neergeschoten?
MILCH: Ja.
Mr. ROBERTS: In diverse delen van Duitsland en de bezette landen van Danzig tot Saarbrücken, daar hebt u van gehoord?
MILCH: Ik hoorde dat er 50 waren neergeschoten maar wist niet waar.
Mr. ROBERTS: Hebt u gehoord dat, zeer ongewoon, de lichamen nooit werden teruggevonden maar dat de urnen waarin hun as zou zitten naar het kamp waren teruggebracht, hebt u dat gehoord?
MILCH: Ik hoorde het in het kamp waar ik zat, uit de toespraak van Sir Anthony Eden in het Lagerhuis.
Mr. ROBERTS: U hebt gehoord dat hoewel van die officieren door uw regering werd gezegd dat ze waren neergeschoten omdat ze weerstand boden of probeerden te vluchten maar dat er geen enkele was gewond en alle 50 waren dood geschoten?
MILCH: Ik heb eerst alleen de officiële berichten in Duitsland gehoord dat die officieren waren neergeschoten omdat ze tegenstand boden of probeerden te ontsnappen. Wij geloofden die lezing niet en er werd heel wat over gesproken zonder nauwkeurige kennis. We waren bang dat die mensen konden zijn vermoord.
Mr. ROBERTS: U was bang dat er moorden waren gepleegd, Dat lijkt er waarschijnlijk wel op, niet waar?
MILCH: We kregen die indruk want de bijzonderheden die we hoorden pasten niet bij elkaar.
Mr. ROBERTS: Het is volkomen duidelijk dat wanneer het moord was, het bevel tot die moord van hoge kringen had moeten komen, niet waar?
MILCH: Zeker. Ik hoorde hierover nadere bijzonderheden van de Inspecteur-generaal van het Krijgsgevangenenwezen, Generaal Westhoff toen wij allebei in Engeland gevangen zaten.
Mr. ROBERTS: Nu wil ik u allereerst iets vragen over de Krijgsgevangenen organisatie. Was dat een afdeling van het OKW?
MILCH: Naar mijn mening, ja.
Mr. ROBERTS: Werd het het KGW genoemd, Kriegsgefangenenwesen?
MILCH: Ik kan niets zeggen over de organisatie want dat weet ik niet. Ik weet alleen dat er een hoofd van het KGW was binnen het OKW.
Mr. ROBERTS: En wie was die Chef van het KGW destijds, Generaal-majoor von Grävenitz?
MILCH: Von Grävenitz, ja.
Mr. ROBERTS: Dit was een luchtmachtkamp? Stalag Luft III was een luchtmachtkamp?
MILCH: Ja. Zo werd het genoemd maar ik begrijp dat alle gevangenen onder het OKW vielen. Dat dacht ik. Ik kan dat echter niet met zekerheid zeggen omdat ik niet veel van die organisatie weet.
Mr. ROBERTS: Werd het directoraat voor het toezicht op de luchtmachtkampen, of liever het inspectoraat Inspektion 17 genoemd?
MILCH: Er was een inspectoraat dat, zoals de naam aangeeft, met toezicht te maken had. Wat het moest doen en wat de taken waren kan ik niet zeggen. Of het alleen maar voor ondervraging diende, ik weet het niet.
Mr. ROBERTS: Was Generaal-majoor Grosch daar het hoofd van?
MILCH: Dat kan ik niet zeggen; het is mogelijk. Ik ken de naam maar weet niet of hij die functie had.
Mr. ROBERTS: En de ondercommandant, Oberst Wälde?
MILCH: Mij niet bekend.
Mr. ROBERTS: U was in maart 1944 de tweede man van de Luftwaffe op het Reichsluftfahrtministerium, niet waar?
MILCH: Er waren destijds diverse tweede mannen. Ik bekleedde dezelfde rang als de chef van de Generale Staf, het hoofd van de personeelsafdeling en het hoofd van de technische dienst, die onafhankelijk van mij waren en van gelijk niveau. Wat anciënniteit betreft, ik was de tweede officier van de Luftwaffe.
Mr. ROBERTS: Werd er in Berlijn op zaterdagmorgen 25 maart een vergadering gehouden over die ontsnapping?
MILCH: Dat kan ik me niet herinneren.
Mr. ROBERTS: Heeft Göring niet met u over die vergadering gesproken?
MILCH: Dat herinner ik me niet.
Mr. ROBERTS: Heeft Göring u nooit verteld dat er op die zaterdagmorgen een vergadering werd gehouden tussen Hitler, Himmler, hijzelf en Keitel?
MILCH: Nee. Daar weet ik niets van. Ik kan het me niet herinneren.
Mr. ROBERTS: Waar het bevel tot de moord op die weer gepakte krijgsgevangenen werd gegeven?
MILCH: Ik kan het me niet herinneren. Op grond van wat ik later hoorde waren de omstandigheden totaal anders. Ik had hier informatie over gekregen van de al eerder genoemde Generaal Westhoff en ook van Generaal Bodenschatz.
Mr. ROBERTS: Generaal Westhoff zal hier worden gehoord als getuige. Hij heeft een verklaring over die kwestie afgelegd en die luidt.....
MILCH: Neemt u mij niet kwalijk. Ik kon u net niet horen. Het Duits komt erg zacht door. Ik kan u horen maar de Duitse tolk niet.
Mr. ROBERTS: Generaal Westhoff....
MILCH: Ja.
Mr. ROBERTS: heeft een verklaring afgelegd......
MILCH: Ja.
Mr. ROBERTS: .....en we zullen hem als getuige horen.
MILCH: Ja.
Mr. ROBERTS: Ik kan u misschien beter niet zijn verklaring voorleggen omdat hij hier gaat getuigen. Dat is vanuit het oogpunt van de verdediging misschien eerlijker. Maar zegt u dat een actie tegen deze officieren, als die werden vermoord – om uw woorden te gebruiken – nadat ze uit een luchtmachtkamp waren ontsnapt, die actie ondernomen had kunnen worden zonder medeweten van Göring?
MILCH: Ik acht dat zeer wel mogelijk gezien de grote verwarring die er destijds in de hoogste kringen heerste.
Mr. ROBERTS: Grote verwarring in maart 1944?
MILCH: Er heerst over het algemeen een grote verwarring.
Mr. ROBERTS: Maar het is heel duidelijk.....
MILCH: Hitler bemoeide zich overal mee en gaf zelf orders over de hoofden van de opperbevelhebbers van de Wehrmacht.
Mr. ROBERTS: Maar u hebt deze kwestie helemaal nooit met Göring besproken?
MILCH: Nee. Ik kan me niet herinneren ooit met Göring over deze kwestie te hebben gesproken.
Mr. ROBERTS: Denkt u niet dat dat een kwestie is die schande afroept over de strijdkrachten van Duitsland?
MILCH: Ja, dat is een grote schande.
Mr. ROBERTS: Toch sprak Göring daar nooit met u over. Hebt u ooit met Keitel gesproken?
MILCH: Dat kan ik niet zeggen. In die tijd zag ik Göring bijna nooit.
Mr. ROBERTS: Hebt u er ooit met Keitel over gesproken?
MILCH: Nee, nooit. Ik zag Keitel zelfs nog minder dan Göring.
Mr. ROBERTS: Was er geen Generaal Forster of Förster op het Luftfahrtministerium?
MILCH: Ja, die was er.
Mr. ROBERTS: Generaal Förster?
MILCH: Ja.
Mr. ROBERTS: Was hij hoofd operaties?
MILCH: Nee. Hij was hoofd van de Luftwehr. Als zodanig had hij te maken met de vervanging van personeel en hij werkte samen met de betrokken afdelingen, met de Generale Staf en ook met de Reichsmarschall. Tijdens de oorlog had hij ook de leiding over de burgerluchtvaart en in die hoedanigheid werkte hij met mij samen, maar tijdens de oorlog was dat maar een hele kleine functie.
Mr. ROBERTS: Ik was van plan u te vragen, heeft hij de executie ooit tegen u genoemd?
MILCH: Dat is mij al eerder gevraagd maar hoe ik het ook probeer, ik kan het me niet herinneren. Het is mogelijk dat hij mij in de loop van een gesprek heeft verteld dat er officieren waren neergeschoten maar of hij dat deed, op welke manier of onder welke omstandigheden kan ik me niet herinneren. Ik heb geen officieel rapport van hem gekregen, ik had ook het recht niet erom te vragen.
Mr. ROBERTS: Als Förster dat aan u vertelde, hebt u dat ooit aan Göring gemeld?
MILCH: Ik kan me daarover geen gesprek met Förster herinneren, ik denk niet dat ik met hem erover gesproken heb. Hij heeft me ook geen rapport uitgebracht dat ik dan aan Göring zou hebben moeten doorgeven. Een dergelijk rapport zou hij rechtstreeks aan Göring hebben gegeven, via heel andere kanalen en veel sneller.
Mr. ROBERTS: Ondernam u stappen om die executie te voorkomen?
MILCH: Toen ik er voor het eerst over hoorde was het me niet duidelijk wat er eigenlijk was gebeurd. Maar zelfs als was het duidelijk geweest, dan was het duidelijk uit wat Westhoff mij vertelde dat het helaas te laat geweest zou zijn.
Mr. ROBERTS: Waarom te laat?
MILCH: Omdat Westhoff de eerste officier was die er van wist. Toen het hem werd verteld werd hem gezegd dat het bevel al was uitgevoerd. Ik kan zeggen dat Generaal Westhoff die uitspraak heeft gedaan en hij zal het bevestigen.
Mr. ROBERTS: Goed, u bent in deze kwestie nooit naar Göring gegaan, zoals u zegt.
MILCH: Daar weet ik niets van.
Mr. ROBERTS: Ik ga nu verder met de behandeling van drie korte punten. Wat betreft het gebruik van arbeiders voor de wapenindustrie, daar heeft Mr. Jackson u vragen over gesteld. Werd er gebruik gemaakt van arbeiders uit concentratiekampen?
MILCH: Ja.
Mr. ROBERTS: Wilt u even kijken naar document 1584-PS; dat is de stenografische notitie 1357. 12 december ‘s middags.
Is dat een telex van Göring aan Himmler, gedateerd 14 februari 1944? Er staan diverse code nummers; dan aan Reichsführer-SS, dat was Himmler, Reichsminister Himmler. Wie stuurde die telex eigenlijk? Hij is getekend door Göring maar hij hield zich toch niet bezig met arbeidskwesties, niet waar?
MILCH: Dat zou ik niet kunnen zeggen, Ik zou niet kunnen zeggen waar dit vandaan kwam.
Mr. ROBERTS: Dat was een onderwerp waarmee u zich bezig hield, niet waar, het verstrekken van mankracht aan de vliegtuigbewapening?
MILCH: Alleen wanneer ik iets te maken had met vliegtuigwapens stuurde ik verzoeken om mankracht naar de desbetreffende instanties. Maar dit telegram is niet van mijn afdeling afkomstig.
Mr. ROBERTS: Als het niet van uw afdeling afkomstig was, van welke dan wel?
MILCH: Het betreft hier verschillende zaken, daar is allereerst de kwestie van een ander squadron.
Mr. ROBERTS: Geeft u alstublieft antwoord op de vraag, van welke afdeling is het afkomstig?
MILCH: Dat kan ik zo zonder meer niet zeggen.
Mr. ROBERTS: Goed.
MILCH: Ik weet het niet.
Mr. ROBERTS: Tweede zin: “Tevens verzoek ik dat mij een aanzienlijk aantal concentratiekamp gevangenen ter beschikking wordt gesteld voor vliegtuigbewapening, omdat dat soort mankracht erg nuttig is gebleken.” U hebt vaak gebruikt gemaakt van mankracht uit concentratiekampen, niet waar?
MILCH: Onlangs, ja. Mag ik vragen is die telex gedateerd op de 15de en van welke maand?
Mr. ROBERTS: Ja, dat heb ik u gezegd, getuige, 14 februari 1944. Het staat bovenaan.
MILCH: Ja, ik kon het hier niet lezen.
Mr. ROBERTS: Nee, ik begrijp het helemaal. En antwoordde Himmler met het naar u toesturen van nog eens 90.000 gevangenen uit concentratiekampen? Ik verwijs naar document 1584-PS, nummer 3, gedateerd 9 maart 1944. Het is gericht aan de “Zeer geëerde Reichsmarschall” van Heinrich Himmler. Er staat:
“Momenteel zijn er ongeveer 36.000 gevangen te werk gesteld bij de Luftwaffe. Er wordt voorgesteld dat aantal te verhogen tot 90.000.” Dan zegt hij in de laatste alinea:
“De verplaatsing van vliegtuigfabrieken naar ondergrondse werkplaatsen vereist nog eens 100.000 gevangenen.” Nou waren dat concentratiekamp gevangenen, getuige?
MILCH: Ja, dat lees ik in die brief.
Mr. ROBERTS: U zei dat u bijna volkomen onwetend was van de omstandigheden in concentratiekampen?
MILCH: Nee, daar weet ik niets van.
Mr. ROBERTS: U hebt de films niet gezien die werden gemaakt toen de kampen werden bevrijd?
MILCH: Nee.
Mr. ROBERTS: De schrijnende tegenstelling – wacht u even – de schrijnende tegenstelling tussen de dikke en goed gevoede bewakers en burgers en de skeletten van de gevangenen?
MILCH: Ik heb de film niet gezien maar ik heb foto’s gezien toen ik in Engeland was.
Mr. ROBERTS: Hebt u bewust uw ogen gesloten voor wat er in Duitsland gebeurde?
MILCH: Nee, het was voor ons niet mogelijk iets te zien.
Mr. ROBERTS: U, in uw positie, kon niet weten wat er gaande was?
MILCH: Het was absoluut onmogelijk.
Mr. ROBERTS: Nou goed, ik wil het heel kort hebben over een kwestie die Mr. Jackson heeft aangestipt maar hij heeft de brief niet voorgelezen. Dat is de kwestie van de medische experimenten ten behoeve van onderzoek door de Luftwaffe. Ik wil graag zo min mogelijk documenten gebruiken maar ik kan u de verwijzingen geven.
Weet u dat op 15 mei 1941, de verwijzing is steno notitie 1848, document 1602-PS, dat Dr. Rascher aan Himmler heeft geschreven?
MILCH: Ik kende hem niet. Ik meen dat ik dat tijdens mijn ondervraging heb gezegd.
Mr. ROBERTS: Hij moest zeer gevaarlijke experimenten uitvoeren waarvoor geen enkel mens zich als vrijwilliger zou melden. Apen waren niet geschikt dus vroeg hij om menselijke proefpersonen die Himmler hem direct leverde – hij zei dat hij graag menselijke proefpersonen voor die experimenten zou willen leveren. Nou was dat in 1941.
Wist u dat dat gebeurde?
MILCH: Nee, daar wist ik niets van.
Mr. ROBERTS: Rascher was.....
MILCH: Ik heb Rascher niet persoonlijk gekend.
Mr. ROBERTS: Hij was arts bij de staf van de Luftwaffe.
De PRESIDENT: Maar, Mr. Roberts dit is geen brief aan deze getuige, niet waar?
Mr. ROBERTS: Edelachtbare, ik kom er zo aan toe. De volgende brief is er een getekend door deze getuige. Dat was voorbarig. Misschien kan ik nu beter de brief nemen die hij heeft getekend; ik ben u zeer verplicht.
Ik wil aan u voorleggen document 343-PS en ik wil ook aan u voorleggen, als de beheerder van de documenten zo vriendelijk zou willen zijn, ik wil ook aan u voorleggen document 607-PS.
De PRESIDENT: Mr. Roberts, hij is over deze brief al ondervraagd, niet waar?
Mr. ROBERTS: Ik meen dat de brief niet was voorgelezen of voldoende behandeld was. Ik meen dat u denkt dat dat wel zo is.
De PRESIDENT: De brief is aan hem voorgelegd, ik weet niet of die ook is voorgelezen.
Mr. ROBERTS: Ik laat me geheel door het Hof leiden. Ik weet dat de zaak is aangeroerd. Ik dacht dat de brief misschien moest worden voorgelezen maar ik kan het helemaal mis hebben.
De PRESIDENT: Mij werd gezegd dat die niet zijn voorgelezen maar dat de twee brieven aan hem zijn voorgelegd.
Mr. ROBERTS: Ik ben het met u eens. Als u zo vriendelijk zou willen zijn mij even te laten begaan dan kan ik misschien de zaken behandelen die volgens mij behandeld moeten worden.
(tot de getuige): U zult zien dat op 20 mei 1942 – dit is uw brief aan ‘Wolffy,’ niet waar, anders gezegd Obergruppenführer Wolff en die is door u getekend, niet waar?
MILCH: Ja, die heb ik getekend. Dat is de brief waarover ik vanochtend heb gezegd dat die door de afdeling medische inspectie aan mij was overlegd en waaruit blijkt dat we ons zo beleefd mogelijk uit de hele zaak wilden terugtrekken.
Mr. ROBERTS: Het onderwerp van die brief is, als ik het mag samenvatten, dat u zegt: “Verwijzend naar uw telegram van 12 mei heeft onze afdeling medische inspectie.....”
De PRESIDENT: Mr. Roberts, als ik me goed herinner heeft getuige gezegd dat hij die brieven niet gelezen heeft toen ze aan hem werden voorgelegd; dat hij ze heeft getekend zonder ze te lezen.
Mr. ROBERTS: Goed, Edelachtbare, misschien kan ik de zaak beter laten rusten als u denkt dat ik terrein betreed dat al te vaak is betreden.
(tot de getuige): Wilt u het Tribunaal doen geloven dat u die twee brieven aan Wolff tekende, hij was verbindingsofficier, niet waar, tussen.... – wie was Wolff eigenlijk?
MILCH: Nee, Wolff was geen verbindingsofficier, hij was de adjudant van Himmler. Hij stuure ons een telegram, blijkbaar ter attentie van de afdeling medische inspectie. Die afdeling antwoordde via mijn bureau omdat het om een of andere reden niet gepast leek om rechtstreeks te antwoorden. Ik heb tijdens mijn ondervraging gezegd dat die brieven, hoewel door mij ondertekend niet op mijn kantoor werden gedicteerd maar dat voor het antwoord van de afdeling medische inspectie mijn briefpapier werd gebruikt, zoals gebruikelijk was. Ik had niets te maken met onze experimenten met lage druk of met de afdeling medische inspectie, ook was ik op geen enkele wijze betrokken bij experimenten door de SS.
Mr. ROBERTS: Wist u dat die experimenten met lage druk werden uitgevoerd met menselijke proefpersonen, mensen, geleverd door
Dachau?
MILCH: Op wie ze werden uitgevoerd blijkt uit de brief die door de afdeling medische inspectie aan mij is overlegd. Bij de Luftwaffe deden we veel experimenten met onze eigen officieren die zich daar vrijwillig voor meldden en omdat we het met onze eigen mensen deden beschouwden we het als onze eigen zaak. We wilden daarom geen experimenten door de SS; we hadden er geen interesse voor. We hadden lange tijd experimenten uitgevoerd met onze eigen mensen. We hadden de SS niet nodig die zich ermee bemoeide op een manier die hun niet aanging en we konden nooit begrijpen waarom de SS zich met deze zaak bezig hield.
Mr. ROBERTS: Heeft Himmler u geen brief geschreven – de verwijzing is stenografische notitie 1852 – in november 1942, dat is document 1617-PS waarin hij zegt: “Beste Milch ......de experimenten met lage druk en koud water zijn beide uitgevoerd.....” en dat hij, Himmler, asociale personen en misdadigers uit concentratiekampen leverde? Herinnert u zich die brief?
MILCH: Die brief is aan mij getoond maar die kan ik me ook niet herinneren. Ik weet niet waarom Himmler mij eigenlijk schreef. Die brieven werden door mijn bureau, zonder dat ik ze zag, direct doorgegeven aan de betrokken afdelingen van de medische inspectie en via mijn bureau beantwoord. Ik was niet in een positie hier iets aan te doen omdat ik niet wist waar het allemaal over ging en ik had ook geen idee van de medische aspecten.
Mr. ROBERTS: Als u zegt niets te weten over brieven die u hebt getekend kan ik niet verder op de zaak in gaan. Ik wil het nu over het laatste punt hebben.
MILCH: In de loop van een dag moest ik honderden brieven tekenen en kon niet tot in detail weten waar het over ging. In dit bijzondere geval ging het om een vraag voor een specialist en ik tekende dat alleen maar om de medisch inspecteur die om de vanmorgen genoemde reden niet zelf wilde tekenen van de verantwoordelijkheid te verlossen.
Mr. ROBERTS: Heel goed, ik stap van dat punt af.
Nu dan, het laatste punt. U zei vrijdag dat een Duitse generaal terecht was gesteld wegens het roven van juwelen. Wanner vond die roof plaats?
MILCH: Dat kan ik niet zeggen. Ik meen me te herinneren dat het in Belgrado was. De naam van de generaal luidt Generaal Wafer, dat herinner ik me nog wel.
Mr. ROBERTS: Het ging om juwelen, gestolen uit Belgrado?
MILCH: Dat kan ik niet zeggen. Ik weet alleen maar wat ik op vrijdag heb gezegd.
Mr. ROBERTS: De Duitse autoritetien vonden de doodstraf dus passend voor beroving, blijkbaar is dat juist.
MILCH: Ik kon de vraag niet verstaan.
Mr. ROBERTS: Nou, misschien was het een opmerking. Ik ga u een volgende vraag stellen. Wat was de waarde van de gestolen juwelen?
MILCH: Ik kan alleen maar zeggen dat ik niet weet hoe die werden gestolen of wat er werd gestolen of hoe waardevol die waren; alleen maar dat het blijkbaar om juwelen ging die hij zich had toegeëigend en waarvoor hij ter dood werd veroordeeld.
Mr. ROBERTS: Heeft Göring ooit met u gesproken over zijn kunstverzameling die hij uit de bezette gebieden haalde?
MILCH: Daar weet ik niets van.
Mr. ROBERTS: Mag ik u een stukje bewijsmateriaal voorlezen, steno notitie 2317; het is een bevel van Göring getekend 5 november 1940:
“Göring aan het hoofd van het militaire bestuur in Parijs en aan de Einsatzstab Rosenberg: “Afvoer van kunstobjecten die naar het Louvre zijn gebracht in volgorde van belangrijkheid:
Allereerst die kunstobjecten.....
De PRESIDENT: Mr. Roberts, hij heeft dit document nog nooit gezien en hij zegt dat hij er niets over weet.
Mr. ROBERTS: Met uw welnemen, Edelachtbare, als u denkt dat ik het hem niet moet vragen...
(tot de getuige): U zegt dat Göring nooit met u over zijn kunstcollectie heeft gesproken?
MILCH: Nee.
Mr. ROBERTS: Wist u dat er volgens een inventarislijst, meer dan 21.000 kunstvoorwerpen uit de westelijke bezette gebieden zijn geroofd?
MILCH: Nee, dat is mij niet bekend.
Mr. ROBERTS: Wat had de generaal die de juwelen roofde, misschien uit Belgrado, ermee moeten doen? Aan de Führer moeten geven of aan Göring?
MILCH: Ik vraag toestemming die vraag niet te hoeven beantwoorden.
GEN. RUDENKO: Wilt u mij alstublieft vertellen wanneer u over Hitler’s plannen hoorde om oorlog te gaan voeren tegen de Sovjet Unie? In januari 1941?
MILCH: Zoals ik op vrijdag heb gezegd hoorde ik in januari van Reichsmarschall Göring dat Hitler hem had verteld dat hij een aanval op Rusland verwachtte. Daarna hoorde ik een paar maanden lang niets meer over die kwestie totdat ik toevallig van een ondergeschikte hoorde dat een oorlog tegen Rusland aanstaande was en dat er voorbereidingen werden getroffen voor de kleding van de troepen.
GEN. RUDENKO: Wist u van Fall Barbarossa?
MILCH: Ik had de naam gehoord en heb de plannen een of twee dagen voor de aanval horen uitleggen op een bijeenkomst met de Führer met de commandanten van de diverse legergroepen en legers.
GEN. RUDENKO: En wanneer gebeurde dat, een of twee dagen voor de invasie?
MILCH: Ik laat u de precieze datum met een paar minuten weten.
GEN. RUDENKO: Alstublieft.
MILCH: Op 14 juni. Dat is ongeveer acht dagen voor de aanval die op de 22ste begon.
GEN. RUDENKO: En daarvoor hebt u nooit iets over dit plan gehoord of gezien?
MILCH: Ik zei dat ik de naam Barbarossa al eerder had gehoord.
GEN. RUDENKO: En hoe lang van te voren?
MILCH: Dat kan ik niet zeggen want in de maanden januari, februari, maart en ook in april was ik niet in Duitsland en ik kwam pas in mei terug. Ik ben in Afrika geweest, in Griekenland, Joegoslavië en in het Westen.
GEN. RUDENKO: Ik stel belang in de periode waarin u lid was van het Opperbevel van de Luftwaffe. Was u in december en januari in Duitsland?
MILCH: In december 1940.
GEN. RUDENKO: Dus?
MILCH: Slechts een deel van december omdat ik in die maand in Frankrijk was en ook in Italië.
GEN. RUDENKO: En waar was u in januari 1941?
MILCH: Ik was in het Westen en voor zover ik mij herinner geen dag in Duitsland.
GEN. RUDENKO: Maar u hebt ons net verteld dat u in januari 1941 een gesprek hebt gehad met Göring over het plan van een oorlog tegen de Sovjet Unie.
MILCH: Ja, ik ....
GEN. RUDENKO: In januari 1941?
MILCH: Ja, op 13 januari maar ik kan nu niet meer zeggen of ik in Frankrijk met Göring heb gesproken of dat het per telefoon was of dat ik voor een paar dagen in Duitsland was. Dat kan ik niet zeggen, ik heb er geen aantekening van gemaakt.
GEN. RUDENKO: Neemt u mij niet kwalijk maar wat heeft een telefoongesprek te maken met een aanval op de Sovjet Unie?
MILCH: Geen aanval op Rusland maar destijds werd een aanval door Rusland op Duitsland genoemd en wij moesten......
GEN. RUDENKO: U bedoelt te zeggen dat u via de telefoon de kwestie van een aanval door de Sovjet Unie op Duitsland besprak?
MILCH: Nee, zoiets heb ik nooit gezegd maar ik heb gezegd dat ik niet weet of ik die informatie via een speciale lijn kreeg die niet kon worden afgeluisterd of dat de Reichsmarschall mij daarover vertelde in Frankrijk of dat ik op die dag in Duitsland was.
GEN. RUDENKO: En wanneer besprak u die kwestie met Göring en wanneer uitte Göring zijn twijfels over deze oorlog tegen de Sovjet Unie?
MILCH: Dat was op 22 mei.
GEN. RUDENKO: 22 mei 1941?
MILCH: 1941, ja.
GEN. RUDENKO: En waar werd die kwestie besproken?
MILCH: In Veldenstein bij Neurenberg.
GEN. RUDENKO: Hebt u die kwestie met Göring alleen besproken of was er bij dat gesprek nog iemand anders aanwezig?
MILCH: Destijds alleen met Göring. We waren alleen.
GEN. RUDENKO: En u beweert dat Göring geen oorlog tegen Rusland wilde voeren?
MILCH: Die indruk had ik.
GEN. RUDENKO: Juist. En waarom wenste Göring deze oorlog tegen Rusland niet? Het was toch een verdedigingsoorlog?
MILCH: Göring was tegen een dergelijke oorlog want hij wilde, wij wilden allemaal....
GEN. RUDENKO: Hij was ook tegen een verdedigingsoorlog?
MILCH: Persoonlijk was hij tegen elk soort oorlog.
GEN. RUDENKO: Dat is vreemd. Misschien kunt u ons de precieze reden noemen waarom Göring geen oorlog tegen de Sovjet Unie wenste.
MILCH: ...... want een oorlog op twee fronten, in het bijzonder een oorlog tegen Rusland betekende het verliezen van de oorlog; zo zag ik het en ik geloof dat veel strijders en anderen dachten zoals ik.
GEN. RUDENKO: U was dus ook tegen een oorlog tegen de Sovjet Unie?
MILCH: Ja, zeer zeker.
GEN. RUDENKO: Raar. Uw uitspraken zijn niet erg consequent. Enerzijds zegt u dat de Sovjet Unie Duitsland zou aanvallen en anderzijds dat Duitse officieren geen oorlog tegen de Sovjet Unie wensten.
MILCH: Mag ik het nog een keer uitleggen? Op 13 januari vertelde Göring mij dat Hitler de indruk had dat Rusland van plan was tegen Duitsland ten strijde te trekken. Dat was niet de mening van Göring, noch die van mij. Ik meen dat het Hitler’s mening was die hij verkondigde als de zijne.
GEN. RUDENKO: Neemt u mij niet kwalijk. Begrijp ik dat noch u, noch Göring deze mening van Hitler juist vonden?
MILCH: Ik kan alleen namens mijzelf spreken. Hitler gaf vaak als zijn mening dat Rusland niet tegen ons zou optrekken. Hoe Göring daarover dacht kan ik niet zeggen. Hij heeft het er niet met mij over gehad. U zou het hem moeten vragen.
GEN. RUDENKO: Ja, en nu vraag ik het u. U bedoelt te zeggen dat u persoonlijk Hitler’s mening niet deelde? En u bedoelt dat Göring ook geen oorlog tegen de Sovjet Unie wenste?
MILCH: Op 22 mei, toen ik met Göring over deze kwestie sprak en hem dringend verzocht alles te doen om oorlog met Rusland te voorkomen, zei hij tegen me dat hij dezelfde argumenten bij Hitler had gebruikt maar dat het onmogelijk was Hitler van gedachten te doen veranderen; hij had een beslissing genomen en geen macht ter wereld kon invloed op hem uitoefenen.
GEN. RUDENKO: Ik begrijp het. U bedoelt dat Göring tegen een oorlog met Rusland was omdat hij het onpractisch vond zolang u in oorlog was met Engeland en hij wilde een oorlog op twee fronten voorkomen?
MILCH: Vanuit puur militair standpunt, ja en ik geloof zeker dat wanneer oorlog toen had kunnen worden voorkomen, die later niet had kunnen uitbreken.
GEN. RUDENKO: En u meent in alle ernst dat het mogelijk is om over een preventieve orlog te praten die zo ver weg ligt en op het zelfde moment Fall Barbarossa uit te werken met alle richtlijnen om dat uit te voeren en ook om bondgenoten te vinden voor de aanval op Rusland? Gelooft u echt in het preventieve karakter van een dergelijke oorlog?
MILCH: Ik begrijp de betekenis van de vraag niet.
GEN. RUDENKO: Denkt u dat iemand bekend kon maken dat de Sovjet Unie Duitsland aan zou vallen en op hetzelfde moment aanvalsplannen tegen de Sovjet Unie uitwerken en dat al in december 1940, zoals blijkt uit de datums van de officiële documenten?
MILCH: Zoals ik het heb begrepen zei Hitler – die een aanval door Rusland verwachtte, als hij die al verwachtte – dat hij een Russische invasie het hoofd moest bieden met een preventieve oorlog. Dit heeft echter niets te maken met de opvatting waarnaar ik hier ben gevraagd. Als ik voor mijzelf spreek, zeg ik dat ik niet van mening was dat Rusland ons land binnen zou vallen. Zonder de situatie als geheel te kunnen beoordelen, geloofde ik zelf dat Rusland in haar eigen belang, dat ik me probeerde voor te stellen, dat niet zou doen.
GEN. RUDENKO: Ik begrijp het. Ik zou u een paar vragen willen stellen met betrekking tot krijgsgevangenen. De inzet van krijgsgevangenen, in het bijzonder die uit de Sovjet Unie voor werk in de vliegtuigindustrie is hier al genoemd.
MILCH: Ja.
GEN. RUDENKO: Wat is uw houding ten opzichte van de inzet van krijgsgevangenen voor werk tegen hun eigen land? Wat vindt u daarvan?
MILCH: Dat is natuurlijk niet aardig om te doen; maar zover ik weet gebeurde dat ook door alle andere landen met onze krijgsgevangenen.
GEN. RUDENKO: Ik heb het nu over Duitsland. U zegt dat het niet aardig is. Is dat niet erg zachtjes uitgedrukt?
MILCH: Dat ligt aan wat anderen doen. Alle wetten van oorlogvoering zijn gebaseerd op wederzijdsheid, zolang die er is.
GEN. RUDENKO: Ik zou graag willen dat u mijn vraag beantwoordt. Wat was de houding van het Opperbevel ten opzichte van een degelijke inzet? Vindt u dat door deze inzet de regels van de internationale wetgeving werden geschonden?
MILCH: Dat is een lastig punt dat mij zelfs nu niet duidelijk is. Ik weet alleen dat er orders werden gegeven om ze in te zetten en om deze mannen zowel als vrouwen te gebruiken bij de strijd om ons betsaan.
GEN. RUDENKO: Vindt u dat een rechtmatig bevel?
MILCH: Dat kan ik niet beoordelen; dat hangt van de omstandigheden af en zoals ik zei, van wederzijdsheid.
Dr. LATERNSER: Meneer de President, ik verzoek deze vraag en het antwoord uit het verslag te schrappen. De getuige is gevraagd een juridisch oordeel te geven en het is niet aan hem om dat te doen; omdat de vraag niet toelaatbaar is moet het antwoord ook worden geschrapt.
De PRESIDENT: Generaal Rudenko?
GEN. RUDENKO: Ik zou willen zeggen dat ik me er niet van bewust was dat de getuige niet wist of dit al of niet een schending van internationale wetgeving is. Ik had alle redenen om aan te nemen dat de getuige bevoegd was om deze vraag te beantwoorden, te meer omdat hij aan het begin van zijn verklaringen vandaag en op vrijdag de tien regels van de soldaat heeft genoemd waarover hij zei dat die niet mochten worden overtreden omdat die zijn gebaseerd op internationale wetgeving. Ik achtte de getuige daarom bevoegd de vraag te beantwoorden betreffende de inzet van krijgsgevangenen door de Luftwaffe tegen hun eigen land. Als het Tribunaal deze vraag ontoelaatbaar vindt, dan trek ik hem natuurlijk in.
De PRESIDENT: De vraag had anders geformuleerd kunnen worden, of het geen inbreuk was op de regels die in het Soldbuch staan. Echter wat betreft internationale wetgeving, dat is een van de zaken waarover het Tribunaal moet oordelen en waarover we geen bewijzen van getuigen willen aanhoren.
GEN. RUDENKO: Ja, ik heb nog twee vragen voor deze getuige.
De PRESIDENT: Wij wilden om half vijf stoppen. Als u van plan bent nog meer vragen te stellen dan kunnen we wellicht beter nu schorsen of bent u klaar?
GEN. RUDENKO: We kunnen beter nu schorsen want ik heb wellicht nog enkele vragen voor deze getuige.
De PRESIDENT: Goed, dan kan de getuige zich terugtrekken.
(De getuige verlaat de getuigenbank).
(De zitting wordt verdaagd tot 12 maart 1946 om 10:00 uur).