Dr. DIX: Dr. Gisevius, voor de lunchpauze zijn we toegekomen aan het uitbreken van de oorlog en opdat uw volgende getuigenis kan worden begrepen, moet ik u eerst vragen in welke functie u tijdens de oorlog diende?
GISEVIUS: Op de dag dat de oorlog uitbrak werd ik door Generaal Oster met een vervalst bevel naar de Inlichtingendienst geroepen. Omdat het echter regel was dat alle officieren of andere leden van de Inlichtingendienst door de
Gestapo moesten worden onderzocht en omdat ik nooit toestemming zou hebben gekregen lid te worden van de Inlichtingendienst, gaven ze me gewoon een vervalst mobilisatiebevel. Daardoor stond ik ter beschikking van Oster en Canaris zonder feitelijk dienst te doen.
Dr. DIX: En welke waren de activiteiten van uw groep samenzweerders na het uitbreken van de oorlog, de leden hebt u al genoemd. Wie nam de leiding over, wie nam er aan deel en wat gebeurde er?
GISEVIUS: Direct na het uitbreken van de oorlog stond Generaloberst Beck aan het hoofd van alle oppositiebewegingen die toen in Duitsland bestonden, met uitzondering van de Communisten met wie we destijds geen contact hadden. We waren van mening dat alleen een generaal in tijd van oorlog de leider kon zijn en Beck stond zo ver boven de puur militaire zaken dat hij de geschikte man was om alle groepen, van links tot rechts te verenigen. Beck koos Dr. Goerdeler uit als zijn naaste medewerker.
Dr. DIX: De enige burgers die net als te voren met deze groep samenwerkten waren dus Schacht en Goerdeler?
GISEVIUS: Nee, in tegendeel; alle oppositie groeperingen die tot dan toe slechts losse relaties met elkaar hadden werden nu onder druk van de oorlog samengetrokken. Dat was in het bijzonder het geval met de linkse oppositiebewegingen die in de eerdere jaren sterk waren uitgedund omdat al hun leiders waren geïnterneerd. Deze linkse groeperingen in het bijzonder voegden zich nu bij ons. In dit verband zal ik alleen noemen Leuschner en Dr. Karl Mühlendorf. Ik moet echter ook de Christelijke Vakbonden noemen, en Dr. Habermann en Dr. Jakob Kaiser. Verder moet ik de katholieke kringen noemen, de leiders van de confessionele kerken en individuele politici als Ambassadeur von Hassell, staatssecretaris Planck, Minister Popitz en vele, vele anderen.
Dr. DIX: Wat was de houding van deze linkse kringen, in het bijzonder met betrekking tot een revolutie, het met geweld aan de kant zetten van Hitler of zelfs een aanslag op zijn leven? Dachten ze ook aan de mogelijkheid van een moordaanslag, zoals later binnen uw groep werd gesuggereerd?
GISEVIUS: Nee, de linkse kringen hadden sterk de indruk dat de legende van de “aanval in de rug” in Duitsland veel kwaad had gedaan en de linkse kringen vonden dat ze zich niet langer bloot moesten stellen aan gevaar wanneer later gezegd zou worden dat Hitler of het Duitse leger niet op het slagveld waren verslagen. De linkervleugel was lang van mening geweest dat hoe bitter die ervaring voor hen ook wellicht kon zijn, het voor het Duitse volk onomstotelijk moest worden bewezen dat het militarisme in Duitsland zelfmoord pleegde.
Dr. DIX: Ik heb al een brief bij het Tribunaal ingediend die u, doctor om ongeveer die tijd – eind 1939 - voor Schacht naar Zwitserland hebt gesmokkeld. Het is een brief aan de voormalige president van de Internationale Bank in Basel, de latere president van de First National Bank in New York; een invloedrijk man die vermoedelijk toegang had tot President Roosevelt.
Vooruitlopend op het gedocumenteerde bewijsmateriaal dat hierop betrekking heeft was ik oorspronkelijk van plan deze brief nu aan het Tribunaal voor te lezen. Echter bij de bespreking van de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal heb ik het Tribunaal over de meeste belangrijke punten ingelicht. Omdat Mr. Justice Jackson het Documentenboek Schacht nog niet in handen kan hebben en omdat hij, zoals hij eerder opmerkte niet graag ziet dat ik op dit moment gedocumenteerd bewijsmateriaal inbreng, zal ik afzien van mijn oorspronkelijke bedoeling, de brief in zijn geheel voor te lezen. Ik zal erop terugkomen wanneer ik mijn gedocumenteerde bewijsmateriaal presenteer. Om het geheugen van getuige over deze brief op te frissen, zal ik mijn redenen hiervoor geven. Schacht suggereerde aan President Fraser dat nu het moment was aangebroken.....
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik protesteer niet tegen het gebruik van deze brief van Schacht aan Leon Fraser als de ene bankier die aan de ander schrijft. Als u wilt beweren dat Mr. Fraser invloed had op President Roosevelt, moet u mij dat bewijzen; tegen de brief maak ik geen bezwaar.
Dr. DIX: De brief is gedateerd 14 januari 1946. Ik zal hem niet in zijn geheel voorlezen, want het zijn zes pagina’s. De inhoud is.....
De PRESIDENT: Welke datum was dat?
Dr. DIX: Ik had de verkeerde brief. Die van 16 oktober 1939. Dat wordt bewijsstuk 31 in mijn documentenboek. Hij schrijft dat het nu een uitstekend moment zou zijn om vrede te brengen aan de wereld – dat zou een overwinning zijn, ook een Duitse overwinning....
De PRESIDENT: Is de brief van Schacht?
Dr. DIX: Van Schacht aan Fraser.
De PRESIDENT: Hebt u bewijs voor die brief?
Dr. DIX: Als het Tribunaal dat liever heeft, dan kan Schacht die brief ook behandelen. In dat geval zal ik de getuige alleen maar vragen of het waar is dat hij die brief Zwitserland binnen smokkelde.
(tot de getuige): Geeft u alstublieft antwoord op de vraag, getuige.
GISEVIUS: Ja, ik nam die brief mee naar Zwitserland en deed hem daar op de post.
Dr. DIX: Goed.... Wat deed uw groep om vrede te brengen of uitbreiding van de oorlog te voorkomen? Ondernam u verdere activiteiten op het gebied van buitenlandse politiek in die richting binnen uw groep, uw groep samenzweerders?
GISEVIUS: Het belangrijkste voor ons was te voorkomen dat de oorlog zich zou uitbreiden. Die kon zich alleen maar uitbreiden naar Nederland, België en Noorwegen. We zagen duidelijk dat wanneer er stappen in die richting zouden worden genomen dat de gevolgen, niet alleen voor Duitsland maar voor heel Europa enorm zouden zijn. Daarom wilden we met alle middelen een oorlog in het
Westen voorkomen.
Direct na de campagne tegen Polen besloot Hitler zijn troepen van het Oosten naar het Westen te verplaatsen en de aanval te lanceren door het schenden van de neutraliteit van Nederland en België.
We geloofden dat wanneer we erin konden slagen deze aanval in November te voorkomen dat we in de komende wintermaanden genoeg tijd zouden winnen om de individuele generaals ervan te overtuigen, in het bijzonder Von Brauchitsch en Halder en de leiders van de legergroepen, dat zij tenminste de uitbreiding van de oorlog moesten tegenwerken. Von Brauchitsch en Halder ontweken de vraag en zeiden dat het nu te laat was, dat de vijand Duitsland tot het einde zou bestrijden en haar vernietigen. Wij deelden die mening niet. We geloofden dat een eervolle vrede nog steeds mogelijk was en met eervol bedoel ik dat we natuurlijk de Nazi hiërarchie tot de laatste man zouden uitroeien. Om de generaals te bewijzen dat de vreemde mogendheden het Duitse volk niet wensten te vernietigen, maar hen alleen maar wilden beschermen tegen de Nazi terreur, namen we alle mogelijke stappen in het buitenland. De eerste poging in die richting, of een klein deel van die poging was de brief die Schacht aan Fraser schreef, het doel was erop te wijzen dat er bepaalde ontwikkelingen in de binnenlandse politiek aanstaande waren en dat we tijd konden winnen, anders gezegd, wanneer we de winter door konden komen, we misschien de generaals ertoe konden overhalen een revolutie te beginnen.
Dr. DIX: Dank u. Mag ik u voor een ogenblik onderbreken? Ik zou nu de aandacht van het Tribunaal willen vestigen op het feit dat de getuige verwijst naar een passage, naar een suggestie die in die brief staat. De brief is in het Engels, ik heb geen Duitse vertaling en moet daarom deze zin in het Engels voorlezen. “Mijn gevoel zegt me dat hoe eerder de gesprekken beginnen, hoe gemakkelijker het zal zijn om de ontwikeling van zekere bestaande toestanden te beïnvloeden. De vraag is nu...”
Nu zou ik u willen vragen: wat bedoelde Schacht met “zekere bestaande toestanden” die moesten worden beïnvloed? Bedoelde hij uw inspanningen?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik moet hiertegen bezwaar aantekenen. Ik weet niet of u het verkeerd begrepen hebt. Ik meen dat wat Schacht bedoelde geen vraag is die u aan getuige kunt stellen. Ik zal geen bezwaar maken wanneer Dr. Schacht ons vertelt wat hij met zijn cryptische taal bedoelde maar ik denk niet dat deze getuige kan uitleggen wat Schacht bedoelde tenzij hij over andere informatie beschikt dan nu blijkt. Ik wil hier niet al te technisch over doen maar het lijkt mij toe dat dit het soort vraag is die voor Dr. Schacht zelf gereserveerd moet worden.
Dr. DIX: Mr. Justice Jackson heeft natuurlijk gelijk maar de getuige heeft gezegd dat hij de brief Zwitserland heeft binnen gesmokkeld en ik neem aan dat hij de inhoud met Schacht heeft besproken en zich daardoor in een positie bevindt om die cryptische taal uit te leggen.
De PRESIDENT: Dat heeft hij nog niet gezegd; hij heeft niet gezegd dat hij de brief heeft gezien, behalve de buitenkant. Hij heeft niet gezegd dat hij de brief zelf ooit heeft gezien.
Dr. DIX: Wilt u ons alstublieft vertellen of u de brief heeft gezien en de inhoud kende?
GISEVIUS: Het spijt dat ik dat niet eerder duidelijk heb gemaakt, maar ik heb geholpen bij het opstellen van de brief. Ik was erbij toen de brief werd opgesteld en geschreven.
Dr. DIX: Dan geloof ik dat Justice Jackson zijn bezwaar zal intrekken?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja.
Dr. DIX: Wilt u alstublieft mijn vraag beantwoorden; wat wordt er bedoeld met die cryptische taal?
GISEVIUS: We wilden suggereren dat wij in Duitsland geïnteresseerd waren in het forceren van bepaalde ontwikkelingen en dat we nu een bemoedigend woord van de andere kant verwachtten. Ik wil echter niet dat er hier nu een misverstand ontstaat. In die brief staat ook duidelijk dat President Roosevelt ondertussen van Duitse zijde vaak was teleurgesteld, zodat we hem moesten smeken, er bij hem op aandringen een dergelijke stap te nemen. Het is een feit dat President Roosevelt diverse stappen naar vrede heeft ondernomen.
Dr. DIX: Laten we nu verder gaan. Als ik u de hint geef “Actie Vaticaan?”
GISEVIUS: Naast deze poging om met Amerika in gesprek te komen meenden we dat we ook om een verklaring van de Britse regering moesten vragen. Alweer was het ons enige doel....
De PRESIDENT: Is het origineel van die brief nog steeds beschikbaar of is dit alleen maar uit het hoofd gegeven?
Dr. DIX: Het origineel, ja, anders gezegd een afschrift getekend door Schacht is hier. Dat is gedurende de oorlog in Zwitserland bewaard en is door getuige vanuit Zwitserland aan ons teruggebracht.
(tot de getuige): Laten we nu verder gaan met de “Actie Vaticaan.”
GISEVIUS: We probeerden op alle mogelijke manieren aan Generaal Halder en Generaal Olbricht te bewijzen dat hun theorie verkeerd was, dat er geen sprake meer kon zijn van omgang met een fatsoenlijke Duitse regering. We geloofden dat we nu een bijzonder belangrijke en veilige weg moesten inslaan. De Heilige Vader deed persoonlijk moeite in deze kwesties omdat de Britse regering, terecht, onzeker was geworden of er in Duitsland werkelijk een groep betrouwbare personen bestond waarmee onderhandelingen konden worden gevoerd. Ik herinner me dat kort daarna het Venlo incident plaatsvond toen ambtenaren van de Britse Geheime Dienst, met het excuus dat er een Duitse oppositiebeweging was, bij de Nederlandse grens werden ontvoerd. Daarom waren we erop gebrand te bewijzen dat hier een groep was die eerlijk probeerde zijn allerbeste te doen en die, mocht de gelegenheid zich voordoen, zich onder alle omstandigheden aan zijn woord zou houden. Ik geloof dat wij ons woord hielden met betrekking tot de voorstellen die wij deden, terwijl we eerlijk zeiden dat we deze revolutie niet teweeg konden brengen zoals we eerder hadden gezegd dat te kunnen doen.
Die onderhandelingen begonnen in oktober-november 1939. Ze werden later in het voorjaar afgerond en als ik daarnaar wordt gevraagd zal ik door gaan.
Dr. DIX: Ja, beschrijft u dat alstublieft.
GISEVIUS: Ik geloof dat ik er eerst aan moet toevoegen dat in november 1939 Generaal Halder in feite een revolutie van plan was maar die plannen voor een revoluite liepen op niets uit omdat Hitler op het laatste moment het offensief in het Westen afgelastte. Gesterkt door de houding van Halder destijds meenden we dat we deze onderhandelingen in het Vaticaan moesten voortzetten. We bereikten wat u een gentlemen’s agreement zou kunnen noemen, op grond waarvan ik geloof dat ik het recht heb te zeggen dat wanneer we de generaals het onomstotelijke bewijs konden leveren dat in het geval van een omverwerping van het Hitlerregime een overeenkomst kon worden bereikt met een fatsoenlijke Duitse regering.
Dr. DIX: Hebt u die documenten zelf gelezen, Doctor?
GISEVIUS: Dit was een mondeling overleg dat dan in een uitvoerig rapport werd vastgelegd. Dit rapport werd gelezen door Ambassadeur von Hassell en door Dr. Schacht voordat het door Generaal Thomas aan Halder werd gegeven. Halder was zo ontzet door de inhoud dat hij dat uitvoerige rapport aan Generaal von Brauchitsch gaf. Von Brauchitsch was woedend en dreigde de bemiddelaar Generaal Thomas te arresteren en zo mislukte die actie die alle kans van slagen had.
Dr. DIX: Doctor, u heeft getuigd.....
De PRESIDENT: Dr. Dix, de laatste notities die ik in mijn notitieboek heb staan zijn deze: “Dat we wisten dat wanneer Nederland, België en de andere landen werden aangevallen dat zeer ernstige gevolgen zou hebben, daarom onderhandelden we met Halder en Von Brauchitsch en zij waren niet bereid ons te helpen de oorlog op dat moment te beëindigen. We wilden een eervolle vrede met uitsluiting van de politiek. We hebben alle mogelijke stappen gezet.” Welnu, sinds ik deze notities heb gemaakt denk ik dat we bijna 10 minuten gespendeerd hebben aan details over verdere onderhandelingen die volkomen onbelangrijk zijn. Als ze alle mogelijke stappen hebben gezet, wat is dan het nut van het verstrekken van al die details daarover?
Dr. DIX: Ja, Edelachtbare, als een getuige wordt opgeroepen voor een zaak van zo’n belang, waarbij hij net als de raadsman van beklaagden er altijd rekening mee moet houden dat mensen die een andere mening hebben wellicht zeggen “dat zijn gemeenplaatsen, wij wensen feiten en bijzonderheden,” dan kan ik er niet omheen de getuige tenminste in grote lijnen te laten verklaren dat er bijvoorbeeld een gedetailleerde actie was ondernomen via Zijne Heiligheid in het Vaticaan. Als hij alleen maar zegt dat het resultaat van deze actie bestond uit een uitvoerig rapport, als met Halder en Von Brauchitsch het bovengenoemde.....
De PRESIDENT: Ik ben het met u eens dat een zin over enkele onderhandelingen met het Vaticaan correct geweest kan zijn maar de rest ervan waren onnodige bijzonderheden.
Dr. DIX: Hoe dan ook, we hadden dit hoofdstuk al afgesloten, Edelachtbare.
(tot de getuige): U hebt al verklaard dat de revolutie die voor november was voorgenomen niet plaatsvond omdat het offensief in het westen niet plaatsvond. Daarom hoeven we niet verder op dat onderwerp door te gaan. Ik zou u op dit punt alleen maar willen vragen: Bleef uw groep samenzweerders tijdens de winter inactief en in het bijzonder tijdens het voorjaar of werden er andere plannen gesmeed en uitgevoerd?
GISEVIUS: Er werden voortdurend pogingen gedaan invloed uit te oefenen op de generaals binnen ons bereik. Naast Halder en Von Brauchitsch probeerden we de generaals van de pantserdivisies in het westen te bereiken. Ik herinner me bijvoorbeeld dat er een gesprek was gevoerd tussen Schacht en Generaal Höppner.
Dr. DIX: Höppner?
GISEVIUS: Höppner. We probeerden ook Veldmaarschalk von Rundstedt te beïnvloeden, Von Bock en Leeb. Hierbij waren Generaal Thomas en Admiraal Canaris ook weer de bemiddelaars.
Dr. DIX: En hoe reageerden de generaals?
GISEVIUS: Toen alles klaar was, wilden ze niet beginnen.
Dr. DIX: Nu komen we toe aan de zomer van 1941. Hitler is in Parijs. Het luchtoffensief tegen Engeland staat op het punt van beginnen. Vertelt u ons over uw groep samenzweerders en hun activiteiten in die en de volgende periode.
GISEVIUS: Na de val van Parijs had onze groep maandenlang geen enkele invloed. Iedereen was misleid door het succes van Hitler en het vereiste grote moeite van onze kant om via alle beschikbare kanalen tenminste te proberen de bombardementen op Engeland te voorkomen. Hier deed de groep weer gezamenlijke inspanningen en we probeerden via Generaal Thomas, Admiraal Canaris en anderen die ramp te voorkomen.
Dr. DIX: Begrijp ik u goed, dat wanneer u het woord groep gebruikt dat u de groep bedoelt die werd geleid door Beck en waaraan Schacht ook meewerkte?
GISEVIUS: Ja.
Dr. DIX: Voerde Schacht destijds gesprekken, of een gesprek langs dezelfde lijnen in Zwitserland?
GISEVIUS: Dat was iets later. We zijn nu toegekomen aan het jaar 1941 en op zijn reis naar Zwitserland probeerde Schacht erop aan te dringen dat er zo snel mogelijk een vredesconferentie moest worden gehouden. We wisten dat Hitler nadacht over de aanval op Rusland en we dachten dat we alles moesten doen om tenminste die ramp te voorkomen. Met die gedachte in het achterhoofd werden Schacht’s gesprekken in Zwitserland gevoerd. Ik zelf heb deel genomen aan het regelen van een diner in Bazel met de president van de B I. Z., Mr. McKittrick, een Amerikaan en ik was erbij toen Schacht tenminste probeerde de mening uit te drukken dat nu al het mogelijke moest worden gedaan om onderhandelingen te beginnen.
Dr. DIX: In dit verband zou ik het Tribunaal eerbiedig willen herinneren aan het artikel in de Baseler Nachrichten waarvan ik de belangrijkste punten heb genoemd toen we de toelaatbaarheid van het document bespraken. Het gaat over een gelijksoortig gesprek tussen Schacht en een Amerikaanse econoom. Dat is dezelfde reis die getuige nu beschrijft. Ik zal later zo vrij zijn naar dit artikel te verwijzen wanneer ik mijn bewijsdocumenten presenteer.
(tot de getuige): Nu ging de oorlog verder. Hebt u iets over Rusland te zeggen, over de op handen zijnde oorlog met Rusland?
GISEVIUS: Ik kan alleen maar zeggen dat Schacht op de hoogte was van alle pogingen die we ondernamen om die catastrofe te voorkomen.
Dr. DIX: Laten we nu verder gaan naar de periode Stalingrad. Wat werd door uw groep samenzweerders gedaan na die kritieke periode in de oorlog?
GISEVIUS: Toen we er niet in slaagden de zegevierende generaals over te halen een revolutie te beginnen probeerden we tenminste hen over te halen tot een revolutie toen ze duidelijk tegenover die grote catastrofe stonden. Die ramp, waarvan de eerste tekenen in Stalingrad verschenen was al tot in alle bijzonderheden sinds december 1942 door Beck voorspeld. We troffen onmiddellijk alle voorbereidingen zodat op het moment, dat met wiskundige precisie kon worden voorspeld, dat het leger van Paulus volledig verslagen was en zou moeten capituleren, er tenminste een militaire revolutie kon worden georganiseerd. Ikzelf werd uit Zwitserland terug geroepen en heb aan alle voorbereidingen en gesprekken deelgenomen. Ik kan alleen maar verklaren dat er deze keer vele voorbereidingen werden getroffen. Er werd ook contact gelegd met de veldmaarschalken in het Oosten, met Von Witzleben in het Westen maar alweer liepen de zaken anders want Veldmaarschalk Paulus capituleerde in plaats van ons de aanwijzing te geven waarna Von Kluge, volgens plan de opstand in het Oosten zou beginnen.
Dr. DIX: Dat was de tijd van de zogenaamde Actie Schlabrendorf?
GISEVIUS: Nee, iets later.
Dr. DIX: Nu ga ik nog een vraag invoegen.Tot nu toe hebt u de groep, geleid door Generaloberst Beck en gesteund door Schacht, Goerdeler, etc. altijd omschreven als een revolutionaire groep, anders gezegd een groep die de regering omver wilde werpen. Stuurde u nu niet meer en meer aan op een moordaanslag?
GISEVIUS: Ja, vanaf het moment dat de generaals ons weer in de steek lieten realiseerden we ons dat we niet op een opstand konden hopen en vanaf dat moment namen we alle stappen die we konden zetten om een moordaanslag te bewerkstelligen.
Dr. HANS LATERNSER (raadsman van de Generale Staf en het Opperbevel van de Duitse strijdkrachten): Meneer de President, ik moet op dit punt bezwaar maken tegen de verklaring van de getuige. De getuige, Dr. Gisevius heeft met zijn getuigenis de groep beschuldigd die ik vertegenwoordig. Sommige van zijn verklaringen zijn echter zo algemeen dat die geen feiten kunnen worden genoemd. Verder heeft hij net verklaard dat de veldmaarschalken in het Oosten de groep samenzweerders “in de steek hadden gelaten.” Deze verklaringen zijn een mening die de getuige geeft maar het zijn geen feiten, waartoe de getuige zich met zijn getuigenis moet beperken en ik vraag daarom – Meneer de President, ik ben nog niet klaar. Ik wilde eindigen met een beslissing door het Hof dat de verklaringen van getuige, waar hij beweert dat de generaals de groep samenzweerders “in de steek hadden gelaten,” uit het verslag worden geschrapt.
Dr. DIX: Mag ik alstublieft kort reageren? Ik kan het niet eens zijn met de mening van mijn geëerde confrère Dr. Laternser dat de uitspraak “de generaals lieten ons in de steek,” geen verklaring van een feit was....
De PRESIDENT: Ik vind niet dat we hierover verdere discussie hoeven aan te horen. Het zal zeker niet uit het verslag worden geschrapt tot we de tijd gehad hebben dit te overwegen en Dr. Laternser zal de gelegenheid krijgen deze getuige te verhoren en hij kan dan ieder bewijs verduidelijken dat hij wenst.
Dr. LATERNSER: Maar, Meneer de President, als ik dat verzoek indien om reden dat de getuige verklaringen aflegt die buiten zijn terrein als getuige liggen en dat hij zijn mening geeft dan is dat tot op die hoogte ontoelaatbare getuigenis die dus uit het verslag geschrapt zou moeten worden.
De PRESIDENT: Als u bedoelt dat het bewijsmateriaal is van horen zeggen, dat is het Tribunaal volkomen duidelijk en het maakt de getuigenis niet ontoelaatbaar. U kunt hem daarover verhoren.
Dr. LATERNSER: Meneer de President, ik ben verkeerd begrepen. Ik heb niet gezegd en ik baseer mijn verzoek tot schrappen van die getuignis uit het verslag niet op de veronderstelling dat getuige verklaringen aflegt van horen zeggen, maar ik zeg dat het geen verklaring van een feit is maar een mening die getuige geeft wanneer hij zegt dat “de generaals in het Oosten de groep samenzweerders in de steek hebben gelaten.”
Dr. DIX: Mag ik daar kort op antwoorden? Als ik een groep generals probeer te bewegen een opstand te organiseren en als ze dat niet doen is dat een feit en ik kan dat feit vaststellen met de woorden: “Ze hebben ons in de steek gelaten.” Ik kan natuurlijk ook zeggen “ze begonnen geen opstand” maar dat is slechts een manier van uitdrukken. Beide zijn feiten en geen mening. Hij beoordeelt het gedrag van de generaals niet in ethische, militaire of politieke zin, hij wijst alleen maar op: “Ze wilden niet.”
De PRESIDENT: Gaat u verder.
Dr. DIX: (tot de getuige): Als ik me goed herinner stond u op het punt ons te vertellen dat het beleid van de groep samenzweerders nu veranderde van een revolutie in een moordaanslag. Is dat juist?
GISEVIUS: Ja.
Dr. DIX: Wilt u daar verder nog iets over zeggen?
GISEVIUS: U hebt me gevraagd over de eerste stap in die richting nadat Generaloberst Beck alle hoop had opgegeven een andere generaal over te halen tot een opstand. Er werd destijds gezegd dat er voor ons niets anders over bleef Duitsland, Europa .... en de wereld van de tiran te bevrijden door middel van een bomaanslag. Direct na deze beslissing werden de voorbereidingen getroffen. Oster sprak met Lahousen en Lahousen leverde de bommen uit zijn arsenaal. De bommen werden naar het hoofdkwartier van Von Kluge in Smolensk overgebracht waar we al het mogelijke probeerden de aanslag uit te voeren. Die mislukte alleen maar omdat op een moment dat Hitler het front bezocht de bom die in zijn vliegtuig was geplaatst niet ontplofte. Dat was in het voorjaar van 1943.
Dr. DIX: Nu gebeurde er in de Abwehr en het
OKW iets dat als gevolg van verdere ontwikkelingen grote invloed had op Schacht’s latere houding en ook op uw verblijf in Duitsland. Wilt u dat alstublieft beschrijven?
GISEVIUS: Langzaam aan kon het zelfs Himmler niet ontgaan wat er op het
OKW gebeurde en op dringend verzoek van SS Generaal Schellenberg (Zie
Verhoor Schellenberg) werd er een grondig onderzoek gestart naar de groep Canaris. Er werd een bijzondere commissaris benoemd en op de eerste dag van dat onderzoek werd Oster van zijn functie ontheven en een aantal van zijn medewerkers gearresteerd. Korte tijd daarna werd ook Canaris uit zijn functie gezet. Ik zelf kon niet langer in Duitsland blijven en zo werd deze groep, die tot dan toe in zekere zin de leiding van alle samenzweringen had gehad uitgeschakeld.
Dr. DIX: In die tijd, dat is januari 1943 werd ook Schacht van zijn functie als Minister zonder Poprtefeuille ontheven. Ontmoette u Schacht daarna?
GISEVIUS: Ja. Toevallig was ik in Berlijn op de dag dat zijn ontslagbrief aankwam. Het was een ongebruikelijk scherpe brief en ik herinner me dat ik op die avond in het landhuis van Schacht werd uitgenodigd en omdat in de brief eenvoudig stond dat Schacht ontslagen zou worden vroegen we ons af of hij ook gearresteerd zou worden.
Dr. DIX: Ik zou het Tribunaal eraan willen herinneren dat ik deze brief voor het verslag heb voorgelezen toen Lammers werd ondervraagd en ik heb hem die laten zien. Die brief – ik bedoel Schacht’s ontslagbrief getekend door Lammers – is al voor het verslag voorgelezen en bevindt zich waarschijnlijk in mijn documentenboek.
(tot de getuige): U was destijds in Zwitserland maar op 20 juli was u in Berlijn. Hoe kwam dat?
De PRESIDENT: U bedoelt 20 juli 1944?
Dr. DIX: Ja, de wel bekende dag van de 20ste juli. We komen nu snel naar het einde.
GISEVIUS: Een paar maanden na de uitschakeling van de kring Oster-Canaris vormden we een neuwe groep rond Generaal Olbricht. In die tijd voegde ook Oberst Claus Graf von Stauffenberg zich bij ons. Hij verving Oster bij alle activiteiten en toen na enkele maanden en na vele mislukte pogingen en gesprekken eindelijk in juli 1944 de tijd aanbrak, keerde ik in het geheim naar Berlijn terug om deel te nemen aan de gebeurtenissen.
Dr. DIX: Maar u had geen rechtstreeks contact met Schacht bij deze poging tot moord?
GISEVIUS: Nee, ik was in het geheim in Berlijn en zag alleen maar Goerdeler, Beck en Von Stauffenberg en er was destijds uitdrukkelijk afgesproken dat er geen andere burgers dan Goerdeler, Leuschner en ikzelf over de kwestie zouden worden ingelicht. We hoopten zo levens te sparen door iemand niet nodeloos met deze kennis te belasten.
Dr. DIX: Ik kom nu toe aan mijn laatste vraag.
U weet dat Schacht per slot van rekening hoge regeringsfuncties bekleedde onder het Hitler regime. U, Doctor, zoals blijkt uit uw verklaringen van vandaag was een aartsvijand van het Hitler regime. Ondanks dat stelde u, zoals ook uit uw verklaringen van vandaag blijkt, een bijzonder vertrouwen in Schacht. Hoe verklaart u dit feit dat op het eerste gezicht met zichzelf in tegenspraak lijkt te zijn?
GISEVIUS: Met mijn antwoord kan ik natuurlijk alleen maar een persoonlijke mening uitdrukken en ik zal dat zo kort mogelijk formuleren. Ik zou echter willen benadrukken dat het probleem Schacht niet alleen voor mij verwarrend was maar ook voor mijn vrienden; Schacht was voor ons altijd een probleem en een raadsel. Misschien was het te danken aan de tegenstrijdige aard van deze man dat hij zijn positie in de regering Hitler zo lang behield. Ongetwijfeld voegde hij zich bij dit Hitler regime uit patriottische overwegingen en ik zou hier willen verklaren dat op het moment waarop zijn teleurstelling duidelijk werd, hij om die zelfde patriottische overwegingen besloot zich bij de oppositie te voegen. Ondanks Schacht’s vele tegenstrijdigheden en de raadsels die hij ons gaf om op te lossen, voelden mijn vrienden en ik ons sterk tot Schacht aangetrokken vanwege zijn uitzonderlijke persoonlijke moed en het feit dat hij ongetwijfeld een man met een sterk moreel karakter was. Hij dacht niet alleen aan Duitsland maar ook aan de idealen van menselijkheid. Dat is waarom we met hem meegingen, waarom we hem als een van ons beschouwden; als u mij persoonlijk vraagt kan ik zeggen dat de twijfels die ik vaak over hem had volledig werden weggenomen na de dramatische gebeurtenissen van 1938 en 1939. In die tijd vocht hij echt en dat zal ik nooit vergeten. Het is voor mij een genoegen dat hier te verklaren.
Dr. DIX: Edelachtbare, ik ben nu klaar met mijn verhoor van deze getuige.
De PRESIDENT: Wenst iemand van de raadsheren van beklaagden vragen te stellen aan deze getuige?
HERR GEORG BOHM (raadsman van de SA): Getuige, gisteren zei u dat u lid was van de Stahlhelm, Wanneer en hoe lang was u lid?
GISEVIUS: Ik kwam meen ik in 1929 bij de Stahlhelm en verliet die organisatie in 1933.
HERR BOHM: U kent de mentaliteit van de leden van de Stahlhelm. U weet dat dat bijna zonder uitzondering mensen waren die in de Eerste Wereldoorlog hadden gevochten en ik zou u nu willen vragen of de binnenlandse en buitenlandse politieke doelen van de Stahlhelm door haar leden op wettige of revolutionaire wijze moesten worden bereikt?
GISEVIUS: Naar mijn weten gaf de Stahlhelm altijd de voorkeur aan de wettige methode.
HERR BOHM: Ja. Moest de strijd van de Stahlhelm tegen het Verdrag van Versailles, die door iedere organisatie met nationale tendenzen werd gevoerd, op legale of op revolutionaire wijze worden gevoerd of door middel van geweld?
GISEVIUS: Het is heel moeilijk voor mij om voor de hele Stahlhelm te spreken maar ik kan alleen maar zeggen dat ik en de leden van de Stahlhelm die ik kende wisten dat de Stahlhelm de wettige weg wilden kiezen.
HERR BOHM: Is het juist te zeggen dat in de jaren 1932 en 1933 honderdduizenden, ongeacht partij of ras zich bij de Stahlhelm voegden?
GISEVIUS: Dat is juist. Hoe kritieker de toestand in Duitsland werd, des te meer mensen wendden zich naar rechts. Ik zelf heb die groei van de Stahlhelm meegemaakt als officieel spreker op openbare bijeenkomsten vanaf 1929 tot 1933. Ik zou het zo willen beschrijven: Degenen die geen lid wilden worden van de
NSDAP en de SA werden opzettelijk lid van de Stahlhelm zodat er binnen de rechtse beweging in Duitsland een tegenwicht zou ontstaan tegen de groeiende “bruine golf.” Dat was de onderliggende gedachte bij onze werving voor de Stahlhelm destijds.
HERR BOHM: U weet natuurlijk dat in 1933 de Stahlhelm organisatie als geheel werd opgenomen in de SA. Was het destijs mogelijk voor afzonderlijke leden van de Stahlhelm om nee te zeggen of te protesteren tegen het opgaan in de SA?
GISEVIUS: Dat was natuurlijk mogelijk, zoals alles in het
Derde Rijk ook mogelijk was.
HERR BOHM: Wat zouden de mogelijke gevolgen van een dergelijke stap geweest zijn?
GISEVIUS: Het mogelijke gevolg zou een felle discussie geweest zijn met de regionale Partijleiders of SA leiders. Destijds was ik geen lid van de Stahlhelm meer en ik kan alleen maar zeggen dat het voor veel mensen, vooral degenen die op het land woonden, zeer moeilijk moet zijn geweest te weigeren om over te gaan naar de SA. Nadat ze door hun leider, Minister Seldte waren verraden of zoals destijds werd gezegd, verkocht aan de SA was een weigering om over te gaan naar de SA natuurlijk een teken van openlijk wantrouwen richting het Nationaalsocialisme.
HERR BOHM: Ik maak uit mijn correspondentie met voormalige leden van de Stahlhelm op dat deze mensen die als voormalig lid van de Stahlhelm in de SA werden opgenomen, binnen die SA een vreemde groep bleven en voortdurend in de oppositie waren tegen de
NSDAP en de SA. Is dat juist?
GISEVIUS: Omdat ik zelf niet langer bij die organisatie hoor kan ik alleen aannemen dat die leden van de Stahlhelm zich in hun nieuwe omgeving zeer ongemakkelijk voelden.
HERR BOHM: Weet u of de leden van de Stahlhelm voor 1934 en vanaf 1934 deel hadden aan misdaden tegen de vrede, tegen de Joden, tegen de Kerk enzo?
GISEVIUS: Nee, daar weet ik niets van.
HERR BOHM: Nu zou ik ook een vraag willen stellen over de SA voor zover u in staat bent inlichtingen te verschaffen. Gisteren hebt u zich tenminste zeer openlijk uitgedrukt met betrekking tot SA leiders. Ik zou u willen vragen, in antwoord op een vraag die ik u ga stellen, om u te beperken tot de kring van SA leden die tussen de gewone SA man ligt en de Standartenführer of de Brigadeführer. Kunt u op grond van de houding en activiteiten van de gewone SA man en die van de Standartenführer of Brigadeführer - verder dan dat ga ik niet omdat ik me de uitspraken goed herinner die u gisteren deed over de Gruppenführer of Obergruppenführer – dat deze mensen de bedoeling hadden misdaden tegen de menselijkheid te plegen?
GISEVIUS: Het is natuurlijk heel moeilijk een dergelijk algemene vraag te beantwoorden. Als u me vraagt naar de meerderheid van deze mensen, dan kan ik alleen maar zeggen nee.
HERR BOHM: Getuige, hebt u gemerkt dat er SA mensen werden gearresteerd en dat SA mensen ook in
concentratiekampen werden opgesloten?
GISEVIUS: Dat heb ik vaak gezien. In 1933, 1934 en 1935, de jaren waarin het mijn officiële taak was dergelijke gevallen te behandelen, werden er veel SA leden door de
Gestapo gearresteerd, dood geranseld of in ieder geval gemarteld en in
concentratiekampen opgesloten.
HERR BOHM: Kon iemand die lid was van de SA, of zelfs iedere buitenstaander de SA als geheel beoordelen op grond van de activiteiten van haar leden, of op grond van afzonderlijke gevallen en daaruit opmaken dat de SA de bedoeling had, misdaden tegen de menselijkheid te plegen?
GISEVIUS: Nee. Wanneer ik bedenk welke inspanningen wij ons binnen het OKW moesten getroosten om te proberen te ontdekken of Hitler wel of geen oorlog voorbereidde, kan ik natuurlijk van de gewone SA man niet verwachten dat hij kennis droeg van iets wat we zelf niet zeker wisten.
HERR BOHM: De Aanklager beweerde dat de SA de jeugd en het Duitse volk aanzette tot oorlog. Merkte u daar iets van? U was lid van de Gestapo en dergelijke activiteiten konden nauwelijks aan uw aandacht zijn ontsnapt.
GISEVIUS: Dat is weer een zeer algemene vraag en ik weet niet tot op welke hoogte bepaalde liederen en andere zaken beschouwd kunnen worden als voorbereiding op oorlog. In elk geval kan ik me niet voorstellen dat de grote massa van de SA er tot 1938 anders over dacht dan de grote massa van het Duitse volk en de algemeen heersende mening was ongetwijfeld dat de gedachte aan oorlog alleen al volkomen waanzin was.
HERR BOHM: Was er iets dat u deed denken dat de SA de bedoeling had misdaden tegen de menselijkheid te plegen of dat ze dergelijke misdaden hadden gepleegd?
GISEVIUS: Voor zover het de gewone SA man betreft moet ik weer nee zeggen en ik zeg hetzelfde voor de grote massa van de SA. Ik kan niet zeggen tot in welke mate de hogere leiders betrokken waren bij het beramen van al die vreselijke dingen waarover we hier hebben gehoord, maar de meerderheid wist ongetwijfeld niets van dat soort zaken en was er ook niet voor opgeleid.
HERR BOHM: Getuige, het kan niet worden ontkend dat er door een aantal SA mensen fouten werden gemaakt en misdaden werden gepleegd waarvoor deze mensen zeker bestraft zouden moeten worden.
U kent de SA en u weet wat er gaande was tijdens die periode van revolutie en daarna. Bent u in een positie om te schatten of een aantal te noemen welk percentage van de talloze SA leden zich strafbaar gedroeg? Ik wil uw aandacht vestigen op het feit dat misschien tot 1932, 1933 de SA......
De PRESIDENT: Een ogenblik, Dr. Bohm. Het Tribunaal is van mening dat dit geen gepaste vraag is die u aan de getuige kunt stellen, welk percentage van een dergelijke groep van honderdduizenden mensen een bepaalde mening had.
HERR BOHM: Het antwoord op deze vraag zou voor mijn zaak zeer belangrijk zijn, Meneer de President. Hier is een getuige die buiten de SA stond, die zich als lid van de Gestapo wellicht in een situatie bevond waarin hij zicht kon hebben op de activiteiten van de SA en dat in werkelijkheid ook had en hij zal zeker door het Tribunaal worden geloofd. Hij wist vrij goed welke criminele methoden werden toegepast en ook – en dat is wat ik wilde zeggen – het aantal leden van de SA en hij is een van de weinigen die zich in een positie bevinden om hierover te getuigen. Ik meen dat wanneer de getuige zich in een positie bevindt waarin hij hierover kan getuigen, dan zullen de verklaringen die hij aflegt ook van groot belang zijn voor het Tribunaal.
De PRESIDENT: Het Tribunaal heeft al bepaald dat niet alleen deze getuige maar ook andere getuigen zich niet in een positie bevinden om dergelijke getuigenissen af te leggen en de vraag wordt niet toegestaan.
HERR BOHM: Getuige, weet u van gevallen waarin SA leden de SA tegenwerkten?
GISEVIUS: Ik heb die vraag al beantwoord toen ik zei dat er een vrij groot aantal SA leden door de Gestapo werd gearresteerd.
HERR BOHM: Weet u welke juridische maatregelen er tegen de leden van de SA werden genomen en indien mogelijk, hoeveel?
GISEVIUS: Veel te weinig, moet ik helaas zeggen als u dat zo stelt.
HERR BOHM: Ja.
GISEVIUS: Helaas waren er velen binnen de SA die misdaden pleegden en die er ongeschonden vanaf kwamen. Het spijt me dat ik dat zo moet zeggen.
HERR BOHM: Zeker. In welke betrekking stonden zij tot de hele SA?
GISEVIUS: Nu zijn we weer bij de vraag....
De PRESIDENT: Dat is dezelfde vraag nogmaals.
HERR BOHM: Weet u onder welke omstandigheden men uit de SA kon treden?
GISEVIUS: Op dezelfde manier waarop men uit iedere Partijorganisatie kon treden. Dat was natuurlijk een moedige beslissing om te nemen.
HERR BOHM: Dank u. Ik heb verder geen vragen.
Dr. LATERNSER: Getuige, in antwoord op een vraag van mijn confrère Dr. Dix hebt u het Tribunaal verteld dat er na de nederlaag in Stalingrad een militaire opstand moest worden georganiseerd. U hebt op dat punt verklaar dat er al gesprekken waren gevoerd, dat er voorbereidingen waren getroffen en dat de uitvoering van die militaire opstand werd voorkomen doordat de generaals in het Oosten de groep samenzweerders in de steek had gelaten.
Ik vraag u nu meer bijzonderheden te geven over die kwestie zodat ik kan begrijpen waarom u tot de conclusie kwam dat de veldmaarschalken de groep samenzweerders in de steek hadden gelaten.
GISEVIUS: Vanaf het uitbreken van de oorlog probeerde Generaloberst Beck contact op te nemen met de ene veldmaarschalk na de andere. Hij schreef brieven en stuurde boodschappers naar ze toe. Ik herinner me in het bijzonder de correspondentie met Generalfeldmarschall von Manstein en ik heb in 1942 met eigen ogen het antwoord van Generaal von Manstein gezien. Op Beck’s strikt militaire uitleg dat de oorlog was verloren en waarom kon Von Manstein alleen maar antwoorden: “Een oorlog is pas verloren als men die als verloren beschouwd.”
Beck zei dat er met een dergelijk antwoord van een veldmaarschalk zeker geen strategische kwesties konden worden aangesneden. Enkele maanden later werd er nog een poging gedaan om Generalfeldmarschall von Manstein over te halen. General von Treschkow – ook een slachtoffer van de 20ste juli – ging naar het hoofdkwartier van Von Manstein. Oberstleutnant Graf von der Schulenburg ging ook naar het hoofdkwartier van Von Manstein maar we slaagden er niet in de heer von Manstein aan onze zijde te krijgen.
Ten tijde van Stalingrad namen we contact op met Feldmarschall von Kluge en hij nam op zijn beurt contact op met Von Manstein. Dit keer bereikten de gesprekken een punt waarop Von Kluge ons definitief verzekerde dat hij Feldmarschall von Manstein kon overhalen tijdens een definitief vast afgesproken gesprek dat op het hoofdkwartier van de Führer moest plaats vinden. Vanwege het belang van die dag werd er door de generaal van de Verbindingsdienst Fellgiebel een speciale telefoonverbinding gelegd tussen het hoofdkwartier en General Olbricht op het OKW in Berlijn. Ik was er zelf bij toen dit telefoongesprek werd gevoerd. Zelfs vandaag kan ik dat papier nog zien waarop in duidelijke taal stond dat Von Manstein, in tegenstelling tot zijn eerdere verzekering, zich door Hitler had laten overhalen in functie te blijven. En zelfs Von Kluge drukte zich destijds tevreden uit over hele kleine militaire concessies. Dat was een grote teleurstelling voor ons en daarom zou k graag willen herhalen wat Beck destijds zei: “We zijn in de steek gelaten.”
Dr. LATERNSER: Welke verdere voorbereidingen waren er in dit bijzondere verband getroffen?
GISEVIUS: We hadden bindende afspraken gemaakt met Feldmarschall von Witzleben. Von Witzleben was opperbevelhebber in het Westen en daarom was hij erg belangrijk voor het starten of beschermen van een opstand in het Westen. We hadden verder bindende afspraken gemaakt met de militaire gouverneur van België, Generaloberst von Falkenhausen. Daarnaast, net als op de 20ste juli, hadden we een zeker contingent pantsertroepen samengetrokken in de omgeving van Berlijn. Verder waren de bevelhebbers van de troepen die aan de actie zouden deelnemen samengebracht op het OKW.
Dr. LATERNSER: En dat gebeurde allemaal na Stalingrad?
GISEVIUS: In de tijd van de opstand in Stalingrad.
Dr. LATERNSER: Gaat u alstublieft verder.
GISEVIUS: We hadden alle andere noodzakelijke politieke voorbereidingen getroffen. Het is moeilijk voor mij om het hele verhaal van alle opstanden tegen het
Derde Rijk te vertellen.
Dr. LATERNSER: Ja. Wat waren de redenen dat deze voorgenomen miltaire opstand niet door ging?
GISEVIUS: Wat zei u?
Dr. LATERNSER: Getuige, wat waren de redenen waarom deze opstand, die door de groep samenzweerders was voorbereid, niet door ging?
GISEVIUS: Tegen alle verwachtingen in capituleerde Feldmarschall Paulus. Dat was, zoals bekend, de eerste grootschalige capitulatie van de generaals; waar we hadden verwacht dat Paulus met zijn generaals voor zijn capitulatie een proclamatie aan het Duitse volk en aan het Oostfront zou uitgeven waarin Hitler’s strategie en het offer van Stalingrad in passende bewoordingen zou worden gebrandmerkt. Als deze aanwijzing was gegeven, zou Von Kluge verklaren dat hij in de toekomst geen verdere bevelen van Hitler meer zou aanvaarden. We hoopten met dit plan het probleem van de militaire eed te omzeilen die ons steeds meer zorgen baarde; de ene veldmaarschalk na de andere zou militaire gehoorzaamheid aan Hitler weigeren waarop Beck het militaire opperbevel in Berlijn op zich zou nemen.
Dr. LATERNSER: Getuige, u noemde zojuist de militaire eed. Weet u of Von Blomberg en Generaloberst Beck tegenstand boden of probeerden te bieden aan de eed die de Strijdkrachten aan Hitler aflegden?
GISEVIUS: Ik weet alleen dat Beck tot de laatste dag van zijn leven de dag dat hij de eed aan Hitler aflegde als de zwartste dag van zijn leven zag en hij gaf me een nauwkeurige beschrijving hoe volkomen overdonderd hij zich had gevoeld bij het afleggen van die eed. Hij vertelde mij dat hij was opgeroepen voor een militair appèl en dat er plotseling werd aangekondigd dat er een eed van trouw moest worden afgelegd aan het staatshoofd; dat er onverwacht een nieuw soort eed moest worden afgelegd. Beck kon zich nooit aan de afschuwelijke gedachte onttrekken dat hij destijds die eed misschien niet had moeten afleggen. Hij vertelde mij dat toen hij op weg was naar huis tegen een kameraad zei: “Dit is de zwartste dag van mijn leven.”
Dr. LATERNSER: Getuige, in uw getuigenis noemde u ook dat er tussen de Poolse campagne en die in het Westen, of aan het begin van de campagne in het Westen nog een militaire Putsch moest worden geprobeerd en dat deze mislukte omdat Halder en Feldmarschall von Brauchitsch er zich aan onttrokken. U hebt de term ‘er zich aan onttrekken’ eerder in uw getuigenis gebruikt. Nu vraag ik u te vertellen op welke grond u tot de mening kwam dat beide generaals ‘er zich aan onttrokken...’
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik maak er geen bezwaar tegen dat dit bezwaarlijk voor ons is als we tijd genoeg hebben maar dit bewijsmateriaal voor deze Putsche, dreigende Putsche en veronderstelde Putsche was naar onze mening alleen maar toelaatbaar met betrekking tot de houding van beklaagde Schacht. We beschuldigen deze generaals er niet van wel of niet deel te hebben genomen aan een Putsch. Wat dat betreft kunnen ze net zo goed niet deelgenomen hebben aan een Putsch. Ik weet niet wat de zin ervan is om dit allemaal nog eens over te doen. Ik vestig de aandacht van het Tribunaal op het beperkte belang waarvoor dit historische materiaal werd toegelaten en ik suggereer dat het in dit verband geen enkel doel dient om het te herhalen.
De PRESIDENT: Wat is uw antwoord daarop, Dr. Laternser?
Dr. LATERNSER: Omdat de getuige over deze kwestie heeft gesproken en verklaard heeft dat zowel Halder als Von Brauchitsch er zich aan onttrokken en omdat ik niet kan vaststellen of de mening die de getuige uitdrukte met ‘er zich aan onttrekken’ correct is op basis van de feiten ben ik meen ik verplicht dit punt te verduidelijken. In algemene zin zou ik eraan willen toevoegen dat de Aanklager ook gerechtigd is op dit punt in te gaan. Ik verwijs naar de uitspraak van de Franse Aanklager waarin hij stelde dat in het licht van al deze omstandigheden het onbegrijpelijk is waarom Halder, net als de hele Duitse natie, niet als één man opstond tegen dit regime. Wanneer ik begin vanuit het standpunt van de Aanklager, dan is daarom de vraag op dit punt die ik zojuist stelde ongetwijfeld van belang en ik verzoek daarom dat mij deze vraag wordt toegestaan.
De PRESIDENT: De beschuldiging tegen het Opperbevel luidt dat dat een criminele organisatie was in de zin van het Handvest; dat wil zeggen, zij bereidden een oorlog van agressie voor of zij pleegden oorlogsmisdaden of misdaden tegen de menselijkheid in het kader van een oorlog van agressie. Nu, of ze wel of niet deelnamen, of van plan waren om deel te nemen aan een Putsch om de oorlog te beëindigen lijkt me niet van belang te zijn voor één van die vragen.
Dr. LATERNSER: Ik ben het op dit punt geheel met u eens, Meneer de President, dat dit niet gezien kan worden als zijnde van bijzonder belang; maar aan de andere kant....
De PRESIDENT: Ik heb niet gezegd dat het niet van bijzonder belang was. Ik zeg dat het niet van belang is voor de relevantie. Het Tribunaal vindt dat geen van deze vragen relevant zijn.
Dr. LATERNSER: Dan zal ik mijn vraag intrekken. Ik heb nog een laatste vraag.
(tot de getuige): Getuige, kunt u mij de namen noemen van de generaals die deel hadden aan de 20ste juli?
De PRESIDENT: Wat heeft dat nu te maken met de beschuldiging tegen het Opperbevel?
Dr. LATERNSER: De Generale Staf wordt ervan beschuldigd, deel genomen te hebben aan een samenzwering. De vraag......
De PRESIDENT: We zijn hier niet om de eer van het Opperbevel te bespreken. We zijn hier om te bepalen of het OKW al of niet een criminele organisatie is in de zin van het Handvest en dat is de enige vraag die wij hier gaan behandelen voor zover het u betreft.
Dr. LATERNSER: Meneer de President, de Generale Staf en het OKW worden ervan beshuldigd deel genomen te hebben aan een samenzwering. Als ik met deze vraag bewijs, wat ik probeer, dat in tegendeel, in plaats van deelname aan een samenzwering, een deel van de Generale Staf deel had aan een actie tegen het regime dat geeft het antwoord op deze vraag aan dat precies het tegenovergestelde het geval was en om die reden verzoek ik dat de vraag wordt toegestaan.
De PRESIDENT: Het Tribunaal is niet van mening dat wat de Staf in 1944 deed, toen de situatie heel anders was dan die in september 1939, van enig belang is voor de vraag of zij deelnamen, hetzij voor of in september 1939.
Dr. LATERNSER: Meneer de President, als ik mij in de plaats stel van de Aanklager dan moet ik aannemen dat de Aanklager aanneemt dat de samenzwering doorging. Er kan niet worden opgemaakt uit bewijsmateriaal van de Aanklager, of uit wat dan ook wat hier is ingediend, dat de samenzwering op een bepaald moment in de tijd moest eindigen. Het antwoord op deze vraag zou dus van belang zijn, ik meen van beslissend belang. Ik zou mijn verklaring willen aanvullen, Meneer de President.......
De PRESIDENT: Nou, Dr. Laternser.
Dr. LATERNSER: Ik zou eraan willen toevoegen dat het juist voor de leden van de groep is die ik vertegenwoordig dat de periode tussen 1938 en mei 1940 van belang wordt geacht.
De PRESIDENT: U bedoelt dat de groep veranderde; daarom zou die verschillen van die in 1944?
Dr. LATERNSER: Ik zou eraan willen toevoegen dat een bijzonder groot aantal mensen pas in de loop van 1944 lid van de groep werden vanwege hun officiële posities en ik acht dit punt wel degelijk van belang.
De PRESIDENT: Goed.
Dr. LATERNSER: Getuige, mijn vraag was: Kunt u mij de namen geven van de generaals die deel hadden aan de aanslag van 20 juli 1944?
GISEVIUS: Generaloberst Beck, Generalfeldmarschall von Witzleben, General Olbricht en General Höppner.
Dr. LATERNSER: Een vraag: General Höppner was eerder opperbevelhebber van een pantserleger?
GISEVIUS: Dat denk ik; General von Haase en zeker een groot aantal andere generaals die ik zo uit het hoofd niet kan noemen. Hier heb ik alleen de namen genoemd van degenen die die middag in de Bendlerstrasse waren.
Dr. LATERNSER: Een vraag, getuige. Weet u ook of Feldmarschall Rommel ook deel had aan de 20ste juli?
GISEVIUS: Ik kan dat niet zomaar met ja beantwoorden want het is een feit dat Rommel, net als Feldmarschall von Kluge, er deel aan had. Het zou echter een verkeerd beeld geven wanneer Feldmarschall Rommel plotseling in beeld zou verschijnen als een van degenen die tegen Hitler streed. De heer Rommel, een typische Partijgeneraal, koos ervoor zich pas heel laat bij ons te voegen en het gaf ons een heel pijnlijke indruk toen de heer Rommel plotseling, na zijn eigen militaire ramp, ons voorstelde Hitler te laten vermoorden en zo mogelijk ook Göring en Himmler. En zelfs toen wilde hij zich niet bij eerste gelegenheid bij ons voegen maar wilde min of meer op de achtergrond blijven om ons later van zijn populariteit te kunnen laten genieten. Daarom is het heel moeilijk om te weten of deze heren, toen ze bij onze groep kwamen dat deden als de vermoorde onschuld, als mensen die hun pensioen veilig wilden stellen of als mensen die vanaf het begin voor fatsoen en eer stonden.
Dr. LATERNSER: Hebt u daar zelf ooit met Feldmarschall Rommel over gesproken?
GISEVIUS: Nee. Ik heb het nooit de moeite waard gevonden om kennis met hem te maken.
Dr. LATERNSER: Nog een vraag: Hebben officieren van de Generale Staf deelgenomen aan de 20ste juli?
GISEVIUS: Ja, een groot aantal.
Dr. LATERNSER: En hoeveel, zou u zeggen?
GISEVIUS: Ik kan u het aantal niet noemen want destijds wist ik niet hoeveel leden van de Generale Staf Stauffenberg aan zijn kant had. Ik twijfel er niet aan dat Stauffenberg, Oberst Hansen en diverse andere moedige mannen een aantal zuivere en dappere officieren in de Generale Staf hadden ontdekt en dat zij konden rekenen op de steun van vele andere fatsoenlijke leden van de Generale Staf maar die zij natuurlijk niet van te voren in hun plannen konden inwijden.
Dr. LATERNSER: Ja, dat is voldoende voor dit punt. Er kwam een andere vraag bij mij op. U noemde eerder General von Treschkow. Hebt u hem persoonlijk gekend?
GISEVIUS: Ja.
Dr. LATERNSER: Weet u iets over het feit dat hij, nadat hij ontdekte dat het Kommissarbefehl was uitgegeven, bij Von Rundstedt protesteerde en dat deze protesten bijdroegen aan het feit dat dit Kommissarbefehl in de sector van Generalfeldmarschall von Rundstedt niet werd doorgegeven?
GISEVIUS: Von Treschkow heeft jarenlang tot onze groep behoord. Er bestond geen actie waarvoor wij ons zo schaamden als voor deze en vanaf het begin vestigde hij moedig de aandacht van zijn meerderen op de ontoelaatbaarheid van dergelijke vreselijke bevelen. Ik herinnerde me hoe we destijds bij gerucht over dat Kommissarbefehl hoorden en we stuurden onmiddellijk een koerier naar Von Treschkow om hem alleen maar te informeren over de bedoeling van een dergelijke uitwas en hoe hij later, nadat het bevel was uitgegeven, op een gegeven teken bij Generalfeldmarschall von Rundstedt protesteerde op de manier zoals u beschreef.
De PRESIDENT: U zei even geleden dat u alleen maar uw laatste vraag zou stellen.
Dr. LATERNSER: Meneer de President, het spijt me dat ik me daar niet aan kon houden. Er rezen een aantal vragen uit de verklaringen van de getuige maar dit was mijn laatste vraag.
De PRESIDENT: De zitting wordt geschorst.