Op vrijdag 10 mei 1940 werd de Nederlandse neutraliteit geschonden toen de Duitse legers ons land aanvielen. Het Nederlandse leger was onvoldoende getraind en uitgerust om de Duitse aanval af te slaan. Zonder hulp van buitenaf zou het een kansloze strijd zijn. Deze hulp van buitenaf kwam er. Niet alleen van de Fransen, die strijd leverden in Noord-Brabant, maar ook van de Britten. De Royal Air Force steunde het Nederlandse leger in de meidagen van 1940 door verschillende missies uit te voeren. Eén van deze aanvallen was gericht op het vliegveld Waalhaven en werd uitgevoerd door 600 Squadron.
Vliegveld Waalhaven, destijds gelegen in de voormalige Rotterdamse deelgemeente Charlois, vervulde een belangrijke rol in het Duitse aanvalsplan. Alle luchtlandingstroepen en hun materiaal zouden op dit vliegveld landen, nadat de Nederlandse verdediging zou zijn uitgeschakeld door een bombardement en de landing van parachutisten. Om vier uur in de ochtend vond het bombardement plaats, waarbij gebouwen en verdedigingsstellingen op het vliegveld werden getroffen. Een uur later dropten Duitse vliegtuigen meer dan vijfhonderd parachutisten rondom het vliegveld, die de Nederlandse verdedigers aanvielen. De inname van het vliegveld verliep minder snel dan gepland. Het was nog niet veroverd toen de eerste Duitse toestellen met luchtlandingstroepen probeerden te landen. De Nederlandse verdedigers wisten een aantal vliegtuigen te beschadigen of vernietigen. Pas om half zeven was het vliegveld stevig in Duitse handen. De Duitsers konden nu onbelemmerd grote hoeveelheden manschappen en zwaar materiaal aanvoeren. Ook de andere vliegvelden in de omgeving (Ypenburg, Ockenburg en Valkenburg) waren veroverd, waardoor een tegenaanval door de Nederlandse luchtmacht uitgesloten bleek. Er werd contact opgenomen met Londen, met het verzoek de vliegvelden aan te laten vallen door de Royal Air Force.
Het hoofdkwartier van de Royal Air Force belastte B Flight van 600 ‘City of London’ Squadron met de aanval op vliegveld Waalhaven. B Flight had haar thuisbasis op RAF Station Manston in het graafschap Kent. Squadron Leader Jimmy Wells besloot de aanval zelf te leiden. Ook besloot hij alle navigatoren op de basis te laten, behalve zijn eigen navigator, Sergeant John Davis. Hij moest de vliegtuigen van B-flight naar de juiste plek navigeren. De volgende vliegtuigen en bemanningen namen uiteindelijk deel aan de aanval op vliegveld Waalhaven:
Bristol Blenheim L6616
Pilot: Squadron Leader James M. Wells
Navigator: Sergeant John N. Davis
Air Gunner: Corporal Basil A. Kidd
Bristol Blenheim L1335
Pilot: Flying Officer Charles R. Moore
Air Gunner: Corporal Laurence D. Isaacs
Bristol Blenheim L1401
Pilot: Flying Officer Hugh C. Rowe
Air Gunner: Pilot Officer Robert W. H. Echlin
Bristol Blenheim L1514
Pilot: Pilot Officer Norman Hayes
Air Gunner: Corporal J. Holmes
Bristol Blenheim L1515
Pilot: Pilot Officer Michael H. Anderson
Air Gunner: Leading Aircraftman Herbert C.W. Hawkins
Bristol Blenheim L1517
Pilot: Pilot Officer Richard C. Haine
Air Gunner: Pilot Officer M. Kramer
600 Squadron vloog met de Bristol Blenheim F1. Oorspronkelijk waren dit lichte bommenwerpers. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was echter gebleken dat de Spitfire en de Hurricane niet voldoende bereik hadden om boven het vasteland te opereren. Daarom werd de Bristol Blenheim F1 uitgerust met vier .303 kaliber machinegeweren, en zo omgebouwd tot langeafstandsjager. Qua snelheid, bewapening en wendbaarheid waren deze vliegtuigen echter geenzins opgewassen tegen de moderne Duitse Messerschmitts.
Na de briefing stegen de zes vliegtuigen om half elf op vanaf RAF station Manston. Door een misverstand was van het beloofde escorte geen spoor te bekennen. Squadron Leader Wells besloot de aanval toch door te zetten. In twee formaties van drie vliegtuigen werd er koers gezet richting Rotterdam. Nadat de Britten het vliegveld in zicht kregen, voerden zij een duikaanval uit, aangevoerd door het vliegtuig van Wells. Meerdere Duitse toestellen, die aan de grond stonden, werden geraakt. Pilot Officer Hayes: "Ik volgde hem (Wells, red.) naar beneden en pikte een Junkers-52 uit die ik helemaal in stukken schoot." Ook Pilot Officer Haine claimde verschillende toestellen in brand te hebben geschoten.
Kans op een tweede aanval op het vliegveld kregen de Britten niet. Na hun eerste duikvlucht werden zij namelijk aangevallen door twaalf Messerschmitt Bf 110 vliegtuigen van 3./ZG1 (Gruppe 3 van Zerstörergeschwader 1). Een luchtgevecht volgde, waarbij bleek dat de Bristol Blenheim F1 niet was opgewassen tegen de Duitse jagers, die bovendien in de meerderheid waren. Het vliegtuig van Moore en Isaacs werd waarschijnlijk als eerste neergehaald en stortte vlakbij het vliegveld Waalhaven neer. Beide mannen kwamen hierbij om het leven. De L1515 van Anderson en Hawkins werd even daarna neergeschoten en stortte neer in Spijkenisse. Ook bij deze crash kwamen beide bemanningsleden om. Het toestel van Squadron Leader Wells crashte bij Pernis, waarbij Wells en Kidd om het leven kwamen. Wells was er echter in geslaagd het vliegtuig nog lang genoeg in de lucht te houden om zijn navigator, Sergeant Davis, de kans te geven uit het vliegtuig te springen. De L1401 van Rowe en Echlin stortte neer bij Piershil. Nederlandse soldaten die in Piershil gelegerd waren, wisten een bewusteloze Rowe uit het wrak te bevrijden. Hij werd overgebracht naar een verbandpost in Oud-Beijerland. Hier werd hij na de Nederlandse overgave door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt. Het vliegtuig van Haine en Kramer werd meerdere malen aangevallen en raakte hevig beschadigd. Zij zagen zich genoodzaakt een noodlanding te maken bij Herkingen. Na drie dagen wisten zij op 14 mei, net als Sergeant Davis, Hoek van Holland te bereiken, dat bezet werd door Britse troepen van de Harpoon Force. De drie mannen keerden vanuit Hoek van Holland terug naar Engeland aan boord van de H.M.S. Hereward. Aan boord van dit schip bevond zich ook koningin Wilhelmina.
Enkel Pilot Officer Hayes was erin geslaagd de Duitse jagers van zich af te schudden. Hierna zette hij koers huiswaarts, waarbij hij eerst nog enkele minuten richting Duitsland vloog. "Dat leek me minder geslaagd, dus verlegden we onze koers naar het westen", aldus Hayes. Hij wist zijn L1514 terug te brengen naar Manston. Het vliegtuig was echter dusdanig beschadigd dat reparatie nutteloos bleek.
De zeven vliegeniers die tijdens de aanval op vliegveld Waalhaven omkwamen, werden door de Duitsers begraven als ‘unknown British airmen’. Vier van hen werden begraven op de algemene begraafplaats ‘Crooswijk’ in Rotterdam, twee op de algemene begraafplaats in Spijkenisse en één op het protestantse kerkhof in Piershil. In de jaren ’80 startte de Barendrechtse historicus Hans Onderwater een onderzoek naar deze zeven onbekende vliegeniers. Als gevolg van zijn werk konden ruim veertig jaar later de onbekende vliegers alsnog worden geïdentificeerd en werden de graven voorzien van een nieuwe grafsteen. Kidd, Isaacs, Moore en Wells liggen begraven in Rotterdam. De graven van Anderson en Hawkins liggen in Spijkenisse en het graf van Echlin in Piershil. Nog elk jaar komen vliegeniers van 600 Squadron naar Nederland om in mei kransen te leggen bij de graven van deze zeven mannen.
Corporal Holmes, de Air Gunner van de L1514 kwam, net als Pilot Officer Kramer, in 1941 om het leven. Sergeant Davis, de enige navigator die deelnam aan de missie, overleefde de oorlog. Pilot Officers Hayes en Haine overleefden de oorlog ook. Samen met Kramer werden zij onderscheiden met het Distinguished Flying Cross voor hun acties op 10 mei 1940. Haine ontpopte zich tijdens de oorlog als een succesvolle nachtjager en werd na de oorlog commandant van 600 Squadron.