Mr. JUSTICE JACKSON: Dr. Schacht, volgens het transscript van uw getuigenis op pagina 8698 (Deel XII, pagina 460) zei u dat u in 1938 tijdens diner tegen een zekere dame zei: “Beste mevrouw, we zijn in de handen van criminelen gevallen. Hoe heb ik dat ooit kunnen denken.” U herinnert zich die getuigenis
SCHACHT: Ik was het niet die die getuigenis heeft afgelegd; dat was afkomstig uit een verklaring die mijn raadsman hier heeft ingediend, maar het is juist.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik weet zeker dat u het Tribunaal zult willen helpen door ons te vertellen wie die criminelen waren.
SCHACHT: Hitler en zijn trawanten.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, u was erbij, u weet wie de medewerkers waren. Ik vraag u al diegenen te noemen die u in die categorie criminelen plaatst, samen met Hitler. Hitler is dood zoals u weet.
SCHACHT: Mr. Justice, het is voor mij erg moeilijk die vraag volledig te beantwoorden want ik weet niet wie er in die kleine kring rond Hitler zaten. Beklaagde Göring heeft ons hier verteld dat hij zich als een van de groep beschouwde. Dan waren er nog Himmler en Bormann maar ik weet niet wie er nog meer tot die kleine groep mannen behoorden die Hitler’s vertrouwen genoten.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt slechts drie namen genoemd. Laat me het zo stellen: u noemde vier mannen als criminelen, drie ervan zijn dood en van een zegt u dat hij toegaf ......
SCHACHT: Ik kan er nog een aan toevoegen, als dat mag. Ik neem aan de Minister van Buitenlandse Zaken Von Ribbentrop ook altijd op de hoogte was van Hitler’s plannen. Dat moet ik aannemen; ik heb er geen bewijs voor.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wie anders noemde u toen u met die dame sprak?
SCHACHT: Op die avond noemde ik geen namen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar wie had u in gedachten? U beschuldigde toch zeker niet uw eigen mensen die de leiding hadden over uw eigen regering, zonder bepaalde namen in gedachten te hebben.?
SCHACHT: Ik heb de vrijheid genomen u die namen te noemen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Zijn dat ze allemaal?
SCHACHT: Ik weet niet of er meer waren maar ik neem zonder meer aan dat er meer waren die ik zou willen toevoegen, Heydrich. Maar ik kan niet weten met wie ....
Mr. JUSTICE JACKSON: Heydrich is dood.....
SCHACHT: Ik betreur het dat deze mensen dood zijn, ik had ze graag op een andere manier zien sterven maar .....
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, zijn dat de enige mensen die u bedoelde?
SCHACHT: Ik heb geen bewijs voor het feit dat er iemand anders bij deze samenzwering was betrokken waarvan ik kan zeggen dat bewezen is dat hij een samenzweerder was.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, Dr. Schacht, toen de Nazi’s aan de macht kwamen had u een wereldwijde kennissenkring en een grote naam als vooraanstaand bankier in Duitsland en in de wereld, niet waar?
SCHACHT: Ik weet niet of dat waar is maar als dat uw mening is dan spreek ik u niet tegen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, allereerst zou u dat moeten toegeven, niet waar?
SCHACHT: Ik spreek u niet tegen.
Mr. JUSTICE JACKSON: En toch, zoals wij het begrijpen trad u in Duitsland in het openbaar voor het Duitse volk ter ondersteuning van het Naziregime, naast figuren als Streicher en Bormann.?
SCHACHT: Mr. Justice, ik heb de vrijheid genomen om hier te verklaren dat ik vanaf juli 1932 op geen enkele manier op de voorgrond ben getreden voor Hitler of de Partij en dat ik in tegendeel in Amerika bijvoorbeeld de bevolking waarschuwde voor Hitler. Destijds was de naam Bormann mij natuurlijk nog niet bekend en de krant van Streicher, Der Stürmer, was mij voor die tijd net zo weerzinwekkend als daarna. Ik denk niet dat Streicher en ik ook maar iets gemeen hadden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, ik ook niet maar daarom vroeg ik mij af waarom u na 1933 met hem in het openbaar voor het Duitse volk verscheen toen het Naziregime zijn macht vestigde. U deed dat toch, niet waar
SCHACHT: Wat deed ik, Mr. Justice?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik had het over uw verschijningen in het openbaar, voor het Duitse volk samen met Streicher en Bormann ter ondersteuning van het Naziprogramma na de machtsovername.
SCHACHT: Ik denk het toch niet. Ik ben nooit in het openbaar met Streicher gezien of met meneer Bormann, zeker niet in die tijd. Het is heel goed mogelijk dat hij dezelfde Partijbijeenkomstem bijwoonde als ik of dat ik naast hem zat maar hoe dan ook, in 1933 ben ik nooit in het openbaar gezien met ofwel Streicher ofwel met Bormann.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik verzoek dat u de foto uit de Hoffmann collectie wordt getoond, gemerkt nummer 10. U hebt geen problemen uzelf daar op te herkennen, niet waar?
SCHACHT: Nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: En rechts van u zit Bormann?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En naast hem de Minister van Arbeid?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En aan uw andere zijde zit Hitler?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En achter hem Streicher?
SCHACHT: Ik herken hem niet; ik weet niet of dat Streicher is, maar misschien wel.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed, ik zal de foto indienen als bewijsmateriaal. Misschien is uw identificatie voldoende. En Frick staat oook op die foto?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dit wordt bewijsstuk USA-829.
(tot de beklaagde): Ik zal vragen u te laten tonen ....
De PRESIDENT: Justice Jackson, wat is de datum van die foto?
Mr. JUSTICE JACKSON: Er staan geen data bij. Misschien kan de beklaagde ons dat vertellen.
SCHACHT: Mr. Justice, u zei dat ik mij in 1931 in het openbaar had laten zien met Streicher en Bormann als vertegenwoordiger van de Nationaalsocialistische Partij en ik zou daarom willen weten waar en wanneer deze foto is genomen. Ik kan hem niet thuisbrengen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik vroeg u over na 1933. Schacht, ontkent u dat het een foto is?
SCHACHT: Nee, in geen geval; ik vroeg alleen maar wanneer die is genomen. Ik denk niet dat dit 1933 of 1934 betreft.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wanneer was het dan, als u het ons wilt vertellen?
SCHACHT: Ik weet het niet, ik kan het u niet zeggen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik zal u een andere foto laten zien, twee foto’s; nummers 3 en 4. Nummer 3 toont u, lopend met onder andere Dr. Robert Ley.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nummer toont u wanneer u de hal binnen gaat en de Nazigroet brengt.
SCHACHT: Ja, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En Ley was de man die in Duitsland de vakbonden onderdrukte?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dan zijn toch juiste foto’s, niet waar?
SCHACHT: Zeker.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik dien ze in als bewijsmateriaal onder nummer USA-829.
(tot de beklaagde): Ik zal u de foto’s laten zien, gemerkt 1, 2, 6 en 7. Laten we eens naar nummer 1 kijken. Herinnert u zich waar die is genomen?
SCHACHT: Ja, een moment; als het nummer 1 is dat ik hier heb; ja, een ogenblik.
Mr. JUSTICE JACKSON: Waar is die genomen?
SCHACHT: Ik denk dat nummer 1 een foto is van de Reichskanzlei als ik me niet vergis.
Mr. JUSTICE JACKSON: Tussen de mensen op de foto staat Frick?
SCHACHT: Günter, Goebbels, Popitz, Schacht, Von Papen, Göring en anderen en Hitler in het midden.
Mr. JUSTICE JACKSON: En Von Neurath, herkent u hem?
SCHACHT: Von Neurath. Ja, ik denk dat hij direct rechts naast Hitler staat op de achtergrond.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goebbels?
SCHACHT: Ja, ik zei Goebbels.
Mr. JUSTICE JACKSON: U herkent Funk op de foto, uiterst rechts, alleen een deel van zijn lichaam is te zien?
SCHACHT: Wie is dat?
Mr. JUSTICE JACKSON: Funk, beklaagde Funk.
SCHACHT: Nee, dat is Göring.
Mr. JUSTICE JACKSON: Achter Göring en achter Von Neurath.
SCHACHT: Neem me niet kwalijk. Misschien heb ik een andere foto. Neem me niet kwalijk. Dat is nummer 2. Op nummer 2 zie ik van links naar rechts Popitz, Rust, Göring, Von Neurath, Hitler, Von Blomberg, Schacht, Gürtner, Krosigk, Eltz von Rubenach en dan helemaal achteraan Funk.
Mr. JUSTICE JACKSON: Laten we 7 nemen. Wie herkent u van het gezelschap op de foto?
SCHACHT: Helemaal links, mijn overleden vrouw; dan de vice-President van de Reichsbank, Dreyse, Hitler en ik zelf. Er staat een adjudant van Hitler en de zwaar gebouwde man rechts, ik weet niet wie hij is.
Deze foto is in 1934 genomen toen de eerste steen werd gelegd voor het nieuwe gebouw van de Reichsbank.
Direct achter mij, rechts, staat Von Blomberg.
Mr. JUSTICE JACKSON: En nummer 6?
SCHACHT: Een moment. Dat is de foto waarop ik naast Hitler loop, klopt dat? Dat is de aankomst van Hitler bij mijn gezelschap bij gelegenheid van de eerste steenlegging van het nieuwe gebouw van de Reichsbank. Achter mij, of liever achter Hitler kunt u Geheimrat Vocke zien die hier morgen als getuige zal verschijnen en enkele andere heren van het Directoraat van de Reichsbank.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik dien de resterende foto’s 1, 6 en 7 in als bewijsmateriaal onder hetzelfde nummer.
Het lijkt er dus op, Dr. Schacht dat een groot deel van uw huidig gezelschap het gezelschap is waarmee u in 1933 en 1934 begon?
SCHACHT: Is dat een vraag?
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het niet waar dan?
SCHACHT: Nee, als u me net zo vaak had gefotografeerd met mijn andere kennissen zou het aantal tien keer groter zijn.
Mr. JUSTICE JACKSON: U getuigde – en ik verwijs naar pagina 8650 van het verslag (Deel XII, pagina 424) - dat er principiële redenen waren waarom u geen lid van de Partij werd en dat het Partijlidmaatschap niet strookte met uw principes.
SCHACHT: Dat is juist.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u getuigde ook – ik verwijs naar pagina 8692 van het verslag (Deel XII, pagina 455) - dat u tussen 1932 en 30 januari 1933 en ik citeer u “In het openbaar geen enkel woord gesproken of geschreven heb ten gunste van Hitler.”
SCHACHT: Ik denk dat dat juist is als u de nadruk legt op openbaar
Mr. JUSTICE JACKSON: U wilt “openbaar” benadrukken?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik wil u nog iets vragen over het volgende. U zei ook:
“Ik heb nooit op welke manier dan ook geholpen invloed uit te oefenen ten gunste van Hitler in gesprekken met een van de gezaghebbende heren, Von Hindenburg, Meissner et cetera en ik heb op geen enkele manier deel gehad aan de benoeming van Hitler tot Reichskanzler.”
Is dat correct?
SCHACHT: Dat is correct.
Mr. JUSTICE JACKSON: Staan daar nog woorden in die we moeten benadrukken om ze juist te kunnen begrijpen?
SCHACHT: Nee, met verwijzing naar Hitler’s benoeming tot kanselier, let u er alstublieft op dat ik zei: “gezaghebbende personen.”
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, ik begrijp echt niet wat u daarmee bedoelt maar ik zal u een kans geven het uit te leggen.
SCHACHT: Ja. Wanneer ik zeg “gezaghebbend” dan bedoel ik die mensen die konden beslissen over wie er kanselier kon worden. Natuurlijk zei ik dat Hitler kanselier zou worden en kanselier moest worden, en ik heb die overtuiging in privé kringen naar voren gebracht.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u dat in het openbaar gezegd?
SCHACHT: Nee, ik zei dat alleen maar in een kring van vrienden, zakelijke kennissen en dergelijke.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik wil u nu een uitspraak van Von Papen voorleggen:
“Toen ik kanselier van Duitsland was, in 1932 kwam Schacht mij in juli of augustus thuis opzoeken. Hij zei – en hier spreekt een zeer intelligent man – het was in aanwezigheid van mijn vrouw en ik heb het nooit vergeten. Hij zei: “Geef hem uw functie. Geef die aan Hitler. Hij is de enige man die Duitsland kan redden.”
Hebt u dat gezegd of niet?
SCHACHT: Ik weet niet of ik heb gezegd dat hij de enige man was die Duitsland kon redden, maar ik heb hem gezegd dat Hitler kanselier moest en zou worden. Maar dat was in juli of augustus 1932, na de verkiezingen van juli; het heeft niets te maken met Hitler’s benoeming die pas plaats vond na het kabinet van Von Schleicher waarover ik hier ben verhoord.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dr. Schacht, ik had u gewoon gevraagd of u niet had getuigd dat u er niets te maken had dat hij kanselier werd en u zei .....
SCHACHT: Dat is de waarheid.
Mr. JUSTICE JACKSON: .... en hier staat dat u Von Papen vroeg hem die functie te geven en ......
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: ...... en beweert u – en ik wil dat u hierover zegt wat u wilt – beweert u dat u daarmee Hitler niet aan het kanseliersschap hielp?
SCHACHT: Ik weet niet of ik Hitler daarmee hielp. In de loop van mijn verhoor hier is mij gevraagd of ik enige invloed had uitgeoefend in verband met Hitler’s verkiezing of zijn voordracht voor het kanseliersschap in januari 1933. Ik heb de namen genoemd van Von Hindenburg, Meissner en zo, anders gezegd, Von Hindenburg’s kring. Vanaf begin november 1932 was Von Papen geen kanselier meer en had dus totaal geen invloed meer op deze kwestie. Ik sprak gedurende die weken helemaal niet met Von Papen. In tegendeel, na de verkiezingen van 1932 zei ik dat het onvermijdelijk was dat een man die zoveel zetels in de Reichstag had veroverd de politieke leiding wel over moest nemen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Laat mij u nu goed begrijpen. Toen u zag dat Hitler ging winnen, sloot u zich bij hem aan?
SCHACHT: Nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, ik wil duidelijk maken wat u echt bedoelt. U steunde hem pas toen hij meer zetels in de Reichstag had veroverd dan elke andere partij?
SCHACHT: Ik sloot me niet bij Hitler aan toen ik zag dat hij ging winnen maar toen ik ontdekt had dat hij gewonnen had.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed, ik aanvaard die wijziging. U hebt verwezen naar uw brief aan Hitler van 29 augustus 1932.....?
SCHACHT: Ja.
SCHACHT: ..... waarin u hem adviseerde geen gedetailleerd economisch programma in te voeren?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: U zei tegen hem dat er geen programma bestond waarover 14 miljoen mensen het eens konden zijn?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat economisch beleid geen factor is voor het opbouwen van een partij?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u voegde eraan toe: “U kunt altijd op mij rekenen als uw betrouwbare assistent”?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat was nadat hij gewonnen had?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En toen op 12 ....
SCHACHT: November.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, ik wil even verwijzen naar dat document als EC-456, bewijsstuk USA-773. Nu dan, op 12 november 1923 schreef u hem een brief waarin u onder andere zei “Ik twijfel er niet aan of de huidige gang van zaken kan er alleen maar toe kan leiden dat u kanselier wordt.”
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: “Het lijkt erop alsof onze pogingen om voor dit doel een aantal handtekeningen uit de zakenwereld te krijgen zo niet helemaal nutteloos zijn ....
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: U verzamelde handtekeningen voor dit doel?
SCHACHT: Ik niet, maar ik hielp daarbij.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hielp daarbij.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En dat was document EC-456.
Nu, vanaf november 1932 werd er een document voorbereid dat een groot aantal industriëlen moest tekenen om aan te dringen op de verkiezing van Hitler tot kanselier, niet waar?
SCHACHT: Ik kan me het document niet meer herinneren, maar ik neem aan dat dat het document is.
Mr. JUSTICE JACKSON: En mensen als Schacht, Schröder, Krupp en een groot aantal industriëlen tekenden dat document, niet waar?
Dat is mogelijk, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En het werd naar Von Hindenburg gestuurd?
SCHACHT: Dat weet ik niet.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, de opzet was Hitler te helpen het kanseliersschap te verkrijgen?
SCHACHT: Dat is mogelijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: Het is gericht aan de Reichspräsident, niet waar? Document 3901-PS, bewijsstuk USA-837.
SCHACHT: Ik heb het niet gezien, maar het is waarschijnlijk juist.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, u ontkent toch niet dat dat gebeurde?
SCHACHT: Ik neem aan dat het juist is. Ik heb het niet gezien maar ik twijfel er geen moment aan.
Mr. JUSTICE JACKSON: Toen, in november 1932 deelde u aan het Hitler het resultaat van uw fondsenwerving mee, niet waar?
SCHACHT: Daar weet ik niets van.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik zal u aan uw eigen verhoor herinneren. Ik zal u allereerst aan uw eigen getuigenis herinneren waarin u zegt dat het lijkt alsof u niet om fondsen bedelde maar dat Göring om fondsen bedelde; en ik vraag u of u niet op 9 oktober 1945 deze antwoorden gaf op de vragen betreffende de gebeurtenissen van februari 1933?
SCHACHT: Gebeurtenissen van wat?
Mr. JUSTICE JACKSON: Gebeurtenissen van februari 1933.
SCHACHT: Ja, dank u zeer.
Mr. JUSTICE JACKSON: Teruggaand naar 1933. Dit is de vraag:
“Voor de tijd dat Hitler u benoemde tot President van de Reichsbank, herinnert u zich een bijeenkomst in het huis van Göring?
“Antwoord: Ja, dat was een bijeenkomst over financiën. Ik ben daar al diverse malen over ondervraagd.”
“Vraag: Vertelt u daar eens over.”
“Antwoord: Ja, dat zal ik. Hitler moest op verkiezingscampagne op 5 maart, als u zich dat herinnert, en voor die verkiezingen wilde hij geld hebben voor de campagne. Hij vroeg mij het geld ter beschikking te stellen en dat deed ik. Göring riep deze mensen bijeen en ik hield een rede – geen rede want Hitler hield die rede – toen vroeg ik hen de bedragen te noteren en te doneren voor de verkiezingen en dat deden ze. Ze doneerden een totaal van 3 miljoen en verdeelden dat bedrag onderling.
“Vraag: Wie waren de mensen die die lijst opstelden?
“Antwoord: Ik denk dat het allemaal bankiers en industriëlen waren. Ze vertegenwoordigden de chemische industrie, de staalindustrie, textielindustrie, allemaal
“Vraag: Vertegenwoordigers uit de hele industrie?
“Antwoord: Allemaal, alle grote industrieën.
“Vraag: Herinnert u zich hun namen?
“Antwoord: Oh, zeker; Krupp was erbij, de oude heer, Gustav. Hij stond uit zijn stoel op, dankte Hitler en was destijds zeer enthousiast over hem. En dan was Schnitzelr er – ik denk dat hij het was – en Vogler namens de Vereinte Stahlwerke.
Hebt u die getuigenis afgelegd?
SCHACHT: Zeker.
Mr. JUSTICE JACKSON: Bij die bijeenkomst hebt u verwezen naar document D-203 – een verslag van die bijeenkomst – bij die bijeenkomst zei Göring in grote lijnen: “De offers die nodig zijn zouden door de industrie zoveel gemakkelijker te dragen zijn als ze wisten dat de verkiezingen van 5 maart zeker de laatste zouden zijn in 10 jaar waarschijnlijk zelfs in 100 jaar.”
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu bent u gisteren of eergisteren verhoord over uw steun en de lof die Goebbels u toezwaaide; u zei tegen het Hof: “Het is niet mijn fout dat Goebbels een fout maakte.”
Herinnert u zich dat?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En ik vraag u, toen u getuigde over de heer Goebbels, zei u dit op 17 oktober 1945 niet tegen de Amerikaanse ondervrager; bewijsstuk USA-616, document 3729-PS:
“Vraag: Wanneer raakte erin u geïnteresseerd om medewerker van Hitler te worden?
“Antwoord: Ik zou zeggen in het jaar 1931, 1932.
“Vraag: En dat was toen u zag dat hij een massa beweging achter zich had die de macht waarschijnlijk zou overnemen?
“Antwoord: Helemaal juist, die groeide voortdurend.
“Vraag: En uitte u in het openbaar uw steun aan Hitler?
“Antwoord: Ik denk dat ik in december 1930 een keer een uitspraak deed voor de Beierse Volkspartij toen ik terugkwam uit Amerika. Ik zei dat er voor iedere toekomstige regering een keuze bestond, ofwel stand houden tegenover 25 procent Socialisten ofwel tegen 20 procent Nationaalsocialisten.
“Vraag: Maar wat ik bedoel – om het kort te houden – u leende het prestige van uw naam om Hitler aan de macht te helpen?
“Antwoord: Ik herinner me voor het eerst in november 1932 in het openbaar verklaard te hebben dat ik verwachtte dat Hitler aan de macht zou komen.
“Vraag: En u weet, of misschien weet u het niet, dat Goebbels met grote waardering in zijn dagboek vastlegt ....
“Antwoord: Ja.
“Vraag: ...... de steun die u hem destijds gaf?
“Antwoord: Ja dat weet ik.
“Vraag: November 1932?
“Antwoord: U zegt dat het boek is getiteld: “Vom Kaiserhof zur Reichskanzlei”?
“Vraag: Dat is juist; hebt u het gelezen?
“Antwoord: Ja.
“Vraag: U ontkent niet dat Goebbels gelijk had?
“Ik denk dat zijn indruk was dat hij destijds gelijk had.
Hebt u dat verklaard?
SCHACHT: Ja. Ik twijfelde er geen moment aan dat Goebbels die indruk had; ik zei alleen maar dat hij ongelijk had.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat deed u dus niet – Goed, ik laat het gaan. U hebt gisteren, eergisteren uitgebreide citaten van Ambassadeur Dodd aangehaald, niet waar?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En laten we elkaar goed begrijpen, Ambassadeur Dodd was consequent en altijd tegen de hele Nazi kliek, niet waar?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hij moedigde u dus niet aan om bij die kliek te blijven, niet waar?
SCHACHT: Oh, nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: U getuigde, als ik u goed begrepen heb, dat Ambassadeur Dodd u uitnodigde om naar de Verenigde staten te komen en u zei – ik citeer uit pagina 8670 van het transcript (Deel XII, pagina 439):
“Destijds, in 1937, bezocht hij mij en drong er op aan met hem mee te gaan, of hem zo snel mogelijk te volgen en mij in Amerika te vestigen. Hij zei dat ik in Amerika hartelijk verwelkomd zou worden. Ik denk dat hij dat nooit tegen mij gezegd zou hebben als hij geen vriendschappelijke gevoelens voor mij had gekoesterd.”
U zei dat tegen het Tribunaal?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En ik denk dat u bij het Tribunaal de indruk wilde wekken dat Ambassadeur Dodd een groot vertrouwen in u had en een goede vriend was?
SCHACHT: Die indruk had ik.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u zijn hele dagboek gelezen of hebt u zich beperkt tot het lezen van uittreksels?
SCHACHT: Ja. Ik ken ook de passage waar hij zei: “U zou een hele slechte Amerikaan zijn” of iets in die geest.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, ja, maar dat zei u niet tegen het Tribunaal.
SCHACHT: Ik dacht dat dat voor de Aanklager beter zou zijn.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, we zullen u niet teleurstellen.
Bent u bekend met zijn notitie van 21 december 1937 waar hij het heeft over de lunch waarbij u aanwezig was?
“Schacht sprak over de nederlaag van Duitsland in 1918 die volledig te danken was aan het feit dat Woodrow Wilson Amerika deel liet nemen aan de oorlog. Maar ik zei dat de Veertien Punten van Wilson de enige belofte waren voor internationale vrede en samenwerking en alle landen in beide kampen hadden ertoe bijgedragen dit doel te torpederen. Denkt u niet dat Wilson, 50 jaar van nu beschouwd zal worden als een van de grootste presidenten die de Verenigde Staten ooit hebben gehad? Hij ontweek een antwoord en vestigde zijn aandacht op de Chinees-Japanse oorlog en keurde Duitsland’s bondgenootschap met Japan af. Toen toonde hij de ware Duitse houding door te zeggen: “Als de Verenigde Staten de Japanse oorlog zouden beëindigen en Duitsland in Europa haar gang liet gaan, dan zou er wereldvrede zijn.”
SCHACHT: Wat is de vraag?
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u die uitspraken gedaan?
SCHACHT: Ik weet niet of ik dat gezegd heb maar zelfs vandaag nog lijkt me dat een uiterst redelijke uitspraak. Ik ben van mening dat die juist was, op een uitzondering na. Ik geloof ....
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, laten we dit duidelijk krijgen. Als ik u goed begrijp zal er vrede, wereldvrede zijn wanneer Duitsland in Europa haar gang kon gaan?
SCHACHT: Ja. Mag ik erbij zeggen dat er diverse meningen bestonden over de weg die Duitsland moest inslaan; de mijne was die van vrede.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dan gaat hij verder:
“Ik had geen commentaar en de anderen maakten ook geen opmerkingen. Schacht bedoelde wat de legercommandanten van 1914 bedoelden toen ze België binnenvielen, in de verwachting Frankrijk in zes weken te veroverern, namelijk: overheersing en annexatie van kleine buurlanden, in het bijzonder die in het noorden en het oosten.”
SCHACHT: Moet ik antwoorden?
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u dat gezegd?
SCHACHT: Nee, nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: Was dat wat Dodd zei over uw conversatie?
SCHACHT: Maar ik heb dat niet gezegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u?
SCHACHT: Nee, mag ik .....
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat was uw indruk?
SCHACHT: Nee, mag ik alstublieft antwoord geven?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik stel u deze vraag: Wat was de indruk die een man kreeg, die u beschrijft als een eerbaar persoon en een vriend van u, gedurende zijn vriendschap met u?
SCHACHT: Mag ik antwoorden dat ik al heb gezegd dat Mr. Dodd het slachtoffer was van vele misvattingen. In dit geval zegt hij ook niet dat ik het zei; hij zei: “Schacht bedoelde.” Dat was zijn mening die hij aan mij toeschreef.
Mr. JUSTICE JACKSON: Zo heb ik het begrepen maar het was een waarneming van een bevriend waarnemer, neem ik van u aan.
SCHACHT: Een bevriend waarnemer die het voortdurend verkeerd begreep; Ambassadeur Henderson heeft dat in zijn boek bewezen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hij mag Henderson dan verkeerd begrepen hebben, maar het lijdt geen twijfel dat hij vanaf het begin af aan het Nazi gevaar onderkende, niet waar?
SCHACHT: Ja, maar hij begreep mijn houding verkeerd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, toen u allereerst de Minister van Buitenlandse Zaken en daarna Hitler vroeg om naar de Verenigde Staten te gaan, of iemand naar Amerika te laten gaan, getuigde u op pagina 8708 van het transcript (Deel XII, pagina 467) dat u dit tegen Hitler zei:
“Het lijkt me van groot belang dat er blijvend iemand in Amerika is die de Duitse belangen in het openbaar kan behartigen, in de pers enzo.”
Zei u dat?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: is dat wat u feitelijk tegen Hitler zei?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik vestig nu uw aandacht op uw eigen brief aan de Reichsmarschall, document 3700-PS:
“Begin 1940 stelde ik aan de Führer voor dat ik naar de Verenigde Staten zou gaan in een poging Amerika’s steun met wapens aan Engeland af te remmen en zo mogelijk te voorkomen dat Amerika nog meer bij de oorlog betrokken zou raken.”
Ik vraag u, welke van de twee is waar?
SCHACHT: Beide.
Mr. JUSTICE JACKSON: Beide? Dan hebt u gisteren niet alles aan het Tribunaal verteld, toen u verslag deed van uw conversatie, alles wat u in de Verenigde Staten wilde gaan doen, niet waar?
SCHACHT: Nee, zeker niet. Ik wilde bijvoorbeeld proberen de President over te halen tussenbeide te komen om vrede te bereiken. Dat heb ik hier ook niet vermeld.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu hebt u gisteren ook getuigd dat u nooit iets was gezegd over de omvang, de vorm en het tempo van de herbewapening. Herinnert u zich dat?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar hoewel u dergelijke informatie niet had zei u dat het teveel was?
SCHACHT: Ik had het gevoel dat men het langzaam aan moest doen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Laat me u nu herinneren aan bepaalde uitspraken, gedaan door General von Blomberg betreffende 1937.
“Antwoord: Destijds was de organisatie van de geplande Wehrmacht bijna voltooid.
“Vraag: Wanner? 1937?
“Antwoord: Ik meen dat het in 1937 was.
“Vraag: Was dat een plan dat met Dr. Schacht was besproken in verband met de financiering, hoe groot de Wehrmacht zou worden?
“Antwoord: Ja. Schacht kende het plan voor de vorming van de Wehrmacht heel goed omdat we hem ieder jaar informeerden over de vorming van nieuwe eenheden waarvoor we geld hadden uitgegeven. Ik herinner me dat we in 1937 bespraken hoeveel de Wehrmacht nodig zou hebben voor de lopende uitgaven nadat er een groot bedrag was uitgegeven om die te vormen.
“Vraag: Dat betekent dat u Schacht een duidelijke opgave deed hoeveel geld er ieder jaar naar de vorming van nieuwe eenheden ging, de bouw van installaties enzo en hoeveel u gebruikte voor de lopende uitgaven van de Wehrmacht.
“Antwoord: Volkomen juist.
“Vraag: wanneer u zegt dat tegen 1937 het plan voltooid was, bedoelt u dan in het algemeen?
“Antwoord: In het algemeen.
Nog een vraag. Ik sla twee of drie onbelangrijke over. “Als u zegt dat Schacht op de hoogte was van die cijfers, hoe werden die onder zijn aandacht gebracht?
“Antwoord: De eisen voor het geld dat we nodig hadden werden hem schriftelijk meegedeeld.
“Vraag: Dat betekent dat in verband met het geld dat Schacht bijeenbracht voor het bewapeningsprogramma, hij erover werd ingelicht hoeveel divisies en hoeveel tanks enzo met deze middelen zouden worden verkregen.
“Antwoord: Ik denk niet dat we voor iedere tank enzo het bedrag noemden dat we nodig hadden maar we gaven op hoeveel elke afdeling van de Wehrmacht, als de Marine of de Luftwaffe nodig haden dan zouden we opgeven hoeveel er nodig was voor het in dienst stellen en hoeveel voor lopende kosten.
“Vraag: Dat wil zeggen, Dr. Schacht kon elk jaar zien hoe groot de toename in omvang van de strijdkrachten zou zijn als resultaat van het geld dat hij verstrekte?
“Antwoord: Dat is zeker.
Ik vraag u of u de uitspraken van Von Blomberg zoals ik die aan u heb voorgelegd, ontkent?
SCHACHT: Ja, helaas, ik moet zeggen dat ik hier niets van af weet. Een lid van het Directoraat van de Reichsbank, Vocke zal hier morgen getuigen en ik verzoek u deze kwestie aan hem voor te leggen zodat deze wordt opgehelderd. De vraag was niet mij in te lichten maar om het Directoraat van de Reichsbank in te lichten. Alles wat ik wist, wist het Directoraat natuurlijk ook.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dr. Schacht, het interessert me niet of u het wel of niet wist waar het de zaak van de Aanklager betreft. Ik stel deze vragen om er achter te komen in hoeverre we op uw getuigenis kunnen vertrouwen.
SCHACHT: Ja, ik begrijp het.
Mr. JUSTICE JACKSON: Daar kan dus geen misverstand over bestaan. En u ontkent dat Von Blomberg de waarheid vertelde als hij zegt dat hij die feiten schriftelijk aan u rapporteerde?
SCHACHT: Ja, helaas moet ik dat ontkennen. Blijkbaar herinnert hij het zich niet meer.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu getuigde u gisteren of eergisteren dat het zogenaamde Neues Plan niets te maken had met het bewapeningsprogramma, niet waar?
SCHACHT: Niet in het bijzonder met bewapening.
Mr. JUSTICE JACKSON: Oh, niets in het bijzonder?
SCHACHT: Nee. Ik bedoel natuurlijk – het Tribunaal werd er uitdrukkelijk naar gevraagd of ik hier over het Neues Plan moest spreken of niet en het Tribunaal bepaalde dat het tijdens uw verhoor ter spraske gebracht moest worden. Ik ben bereid u te informeren over het Neues Plan voordat u ....
Mr. JUSTICE JACKSON: Dr. Schacht, u hebt er toch geen bezwaar tegen mijn vragen te beantwoorden?
SCHACHT: Zeker niet.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik verwijs naar het antwoord wat u gaf – het antwoord dat u niet had mogen geven – zoekt u pagina 8732 van het transcript op (Deel XII, pagina 484 en 485): “Een onderdeel van uw economische beleid gedurende de periode waarin u Minister van Economische Zaken was, waarvan u bent beschuldigd als zijnde voorbereiding op oorlog, was het zogenaamde Neues Plan. Wat was dat?”
En uw antwoord:
“Mag ik eerst zeggen dat het Neues Plan helemaal niets te maken had met herbewapening.”
En toen ging u over op een uitleg van dat Neues Plan die het Tribunaal niet heeft gekregen en ik stel u alleen maar deze vraag: Zei u niet in uw rede over het wonder van de financiering op 29 november 1938 dit – na het noemen van een groot aantal cijfers: “Deze cijfers tonen aan hoeveel het Neues Plan bijdroeg aan de uitvoering van het bewapeningsprogramma als wel aan het veilig stellen van onze voedingsmiddelen.”
Zei dat nu wel of niet?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat is document EC-611, bewijsstuk USA-622.
Nu heb ik uit uw getuigenis begrepen dat u sociaal gezien weinig te maken had met Hitler of met de andere Nazis en dat u hun uitnodiging voor de lunch op de Reichskanzlei weigerde; een van de belangrijkste redenen was dat de aanwezigen zo’n verachtelijke verering voor Hitler vertoonden. Hebt u dat gezegd?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu wil ik u uit uw eigen rede laten lezen, document EC-501, uw toespraak bij gelegenheid van de verjaardag van de Führer. Dit was trouwens een openbare rede, niet waar?
SCHACHT: Dat weet ik niet. Ik herinner het me niet.
Mr. JUSTICE JACKSON: Op de verjaardag van de Führer op 21 april 1937 hield u een rede die ook in de kranten heeft gestaan?
SCHACHT: Misschien.
Mr. JUSTICE JACKSON: “We zijn hier vandaag bijeen om met liefde en respect de man te gedenken aan wie het Duitse volk meer dan 4 jaar geleden de leiding over haar lot heeft toevertrouwd.”
En na nog een paar opmerkingen zegt u:
“Met de oneindige passie van een brandend hart en het onfeilbare instinct van de geboren staatsman heeft
Adolf Hitler, in een strijd die hij met koele logica 4 jaar lang heeft geleid, de harten van het Duitse volk voor zich veroverd.”
Was dat een gedeelte uit uw gepubliceerde en openbare rede?
SCHACHT: Ik neem aan dat u die volkomen juist hebt geciteerd. Ik geloof niet dat iemand, bij de verjaardag van een staatshoofd iets heel anders had kunnen zeggen.
Mr. Justice, mag ik een verzoek doen. U hebt het Neues Plan volledig overgeslagen waarvan het Tribunaal heeft bepaald dat het hier tijdens uw verhoor moest worden besproken. Als u niet gaat verwijzen naar het Neues Plan, mag ik dan verzoeken dat dit alsnog besproken wordt tijdens het verhoor in tweede termijn door mijn raadsman.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik vroeg u niet wat het Neues Plan was; Ik vroeg u of uw uitlating dat het niets te maken had met bewapening waar was of niet. Maar als uw raadsman u daarover wil ondervragen is dat aan het Tribunaal om te bepalen.
U citeerde vandaag Hitler’s brief van 19 januari 1939 waarin u werd ontslagen als president van de Reichsbank: u hebt, voor zover ik mij herinner de afsluitende zin niet geciteerd die luidt:
“Ik ben verheugd dat ik in staat ben mij ter beschikking van u te stellen bij het oplossen van nieuwe kwesties in uw positie van Reichsminister.”Dat is een correct citaat, niet waar?
SCHACHT: Ik verwijs naar de getuigenis van getuige Gisevius,die al heeft gezegd dat Hitler naar buiten toe nooit zou laten blijken dat er onenigheid bestond tussem hemzelf en zijn medewerkers maar dat hij altijd probeerde een foutieve indruk bij de wereld te wekken. Na januari 1939 vroeg Hitler mij nooit naar mijn mening of mijn medewerking.
Mr. JUSTICE JACKSON: Werd u door iemand anders gevraagd?
SCHACHT: Nee, ik heb vanmorgen de gelegenheden genoemd waarbij ik om assistentie werd gevraagd. Dat was in verband met België en in verband met de krant Das Reich. Dat is denk ik alles.
Mr. JUSTICE JACKSON: U oefende in verband met België geen enkele functie uit?
SCHACHT: Nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu citeer ik uw brief van 17 oktober 1940 aan de Rijksminister van Economie, document EC-504, USA-830. Destijds was u geen president van de Reichsbank meer, niet waar?
SCHACHT: Ja, ik was slechts Minister zonder Portefeuille.
Mr. JUSTICE JACKSON: “Opdat de Duitse banken in de bezette westelijke gebieden niet naast elkaar of liever tegen elkaar hoeven te werken, had u de Deutsche Bank belast met de taak de weg vrij te maken voor een nauwere economische samenwerking met Nederland en u vertrouwde de Dresdner Bank dezelfde taak toe voor België.”
En u gaat verder de situatie te beschrijven en zegt:
“Teneinde dit probleem te verhelpen hebt u, heer Rijksminister erin toegestemd dat ondergetekende voldoet aan de verzoeken voor beide banken voor een beslissende bepaling van de standpunten in deze kwestie. Ik heb vervolgens de situatie met beide banken besproken en in de loop van het gesprek is bevestigd dat er momenteel geen belangstelling bestaat aan de kant van de Nederlandse en Belgische financiële instellingen om banden aan te knopen met Duitse zakenlieden.” Herinnert u zich dat?
SCHACHT: Ja, ik herinner het me nu u het hebt voorgelezen. Mag ik een uitleg geven of wat was uw vraag?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik vroeg me af of u het zich herinnerde.
SCHACHT: Ja, en ik vraag toestemming iets uit te leggen. Het betreft .....
Mr. JUSTICE JACKSON: Als u denkt dat het uitleg nodig heeft ....
SCHACHT: Dat zou ik denken maar dat laat ik aan het Tribunaal over. Als ik het mag zeggen: Het betreft concurrentie tussen twee grote banken. Beide grote banken benaderden mij – als voormalig bankier en President van de Reichsbank – om in deze zaak een beslissing te nemen en dat deed ik. Ik zie echt niet in wat dat te maken heeft met de officiële samenwerking met het Belgische bestuur.
Mr. JUSTICE JACKSON: En het doel van uw bemiddeling was in de bezette landen misverstanden te voorkomen tussen de belangen van de banken in de bezette gebieden en die van de Duitse banken, niet waar?
SCHACHT: Zeker, ze moesten vreedzaam samenwerken.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja. Hoewel u tegen het Tribunaal hebt gezegd dat u er volkomen op tegen was dat de Duitsers daar waren?
SCHACHT: Natuurlijk. Maar nu ze er eenmaal waren probeerde ik de vrede te bewaren.
Mr. JUSTICE JACKSON: U werd ook benaderd door Krupp von Bohlen over het vormen van een fonds dat bekend stond onder de naam het Hitlerfonds?
SCHACHT: Nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: U werd niet benaderd?
SCHACHT: Nooit.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, dat is zeer ongelukkig dat uw naam in verband wordt gebracht met ...
SCHACHT: Ja, ik ken de brief.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt een dergelijke brief nnooit ontvangen?
SCHACHT: Ja, ik ken de brief maar ik heb nooit opdracht gekregen dat fonds te vormen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, u hebt geholpen het te vormen, niet waar?
SCHACHT: Nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u eraan bijgedragen?
SCHACHT: Ik persoonlijk zeker niet. Ik weet niet waarvan u mij beschuldigt.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik dacht dat u wist van de brief van Von Bohlen?
SCHACHT: Ja, maar ik vraag u waarvan u mij beschuldigt. Vertelt u het mij alstublieft.
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u in mei 1933 geld ingezameld of hebt u geholpen een lening te regelen met Krupp von Bohlen – het Hitlerfonds?
SCHACHT: Nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat hebt u geantwoord op de brief van Krupp von Bohlen waarin hij u vroeg dat te doen?
SCHACHT: Wilt u mij alstublieft herinneren aan wat Krupp von Bohlen mij destijds heeft geschreven?
Mr. JUSTICE JACKSON: Hebt u die brief van 29 mei?
SCHACHT: Ja, een ogenblik graag, ik ben bijna klaar. Mag ik nu antwoorden? Hieruit ...
Mr. JUSTICE JACKSON: Allereerst, hebt u een dergelijke brief gekregen?
SCHACHT: Ja, natuurlijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed, vertelt u ons maar wat er gebeurde.
SCHACHT: In die brief deelde de heer Krupp mij mee dat de industrie en andere economische sectoren als de landbouw enzo van plan waren gezamenlijk een Hitlerfonds op te zetten om op één plaats alle onbeperkte partijfondsen te verzamelen die het hele land instabiel maakten. Hij informeerde mij hierover en ook over het feit dat er een raad van toezicht voor dit fonds moest worden benoemd. Ik zou willen opmerken dat ik mij nooit bij deze raad heb aangesloten en er ook geen lid van was. Hij deelde mij verder mee dat de vertegenwoordigers van de banken, Dr. Fischer en Dr. Mosler contact met mij zouden opnemen en mij hierover inlichten. Dat is alles wat er in de brief staat.
Mr. JUSTICE JACKSON: Die dien ik in als bewijsstuk USA-831, document D-151.
(tot de beklaagde): Wilt u kijken naar de volgende brief van 30 mei 1933 waarin staat dat zij de gelegenheid hadden dit aan u te noemen?
SCHACHT: Een ogenblik, graag. Ik denk niet dat die brief in mijn documentenboek zit. Nee, hij is er niet.
(het document wordt aan beklaagde overhandigd)
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik vroeg u de brief van 29 mei eerst te lezen; een van 29 mei en en van de 30ste. Die van 29 mei is niet vertaald.
SCHACHT: Ik zie het. Een ogenblik. Ik ben aan het lezen.
Deze brief heeft mij nooit bereikt. Hij is doorgehaald en blijkbaar niet verzonden omdat Krupp en ik hierover een persoonlijk onderhoud hadden waarnaar hij in de brief van de volgende dag, 30 mei verwijst; de brief begint met: “Omdat Dr. Kottgen en ik de gelegenheid hadden u gisteren mee te delen .... .“ Dat was blijkbaar een persoonlijk onderhoud.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja en u zei ook:
“U was zo goed mij te beloven om van de heren Otto Christian Fischer en Dr. Mosler ... alle gegevens te verkrijgen en in het bijzonder informatie daarover in hoeverre banken in de publieke sector hieraan kunnen deelnemen.”
SCHACHT: Nee, Mr. Justice Jackson, dat staat niet in die brief. Wilt u alstublieft zo goed zijn de brief van 29 mei te lezen? Waar staat dat ik met Dr. Fischer heb gesproken of met Dr. Mosler zou spreken?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ontkent u de brief van 29 mei te hebben ontvangen?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt hem nooit ontvangen?
SCHACHT: Nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ontkent u een onderhoud gehad te hebben met Krupp von Bohlen-Halbach waarvan de strekking in die brief wordt vermeld?
SCHACHT: Nee, een ogenblik. Laat me alstublieft rustig antwoorden. Ik wil niet van iets beschuldigd worden zonder erop te reageren.
Ik heb die brief van 29 mei niet ontvangen, en later ook niet. Integendeel, er vond een persoonlijk onderhoud plaats. Het onderwerp van dat gesprek staat in de brief van 30 mei, die we net hebben gelezen en die ik heb ontvangen. U hebt net beweerd dat ik Krupp von Bohlen heb beloofd met Dr. Fischer en Dr. Mosler te spreken. De brief maakt daar geen melding van.
Mr. JUSTICE JACKSON: Staat dat niet in het memorandum waarvan u zegt dat het in de plaats kwam van een onderhoud? Dat probeer ik u te vragen.
SCHACHT: Hoe dan ook, ik heb niet beloofd met de heren te spreken.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wilt u nog iets meer zeggen?
SCHACHT: Nee, het is zo genoeg.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, gisteren denk ik dat het was, getuigde u dat u in het openbaar uitlatingen had gedaan tegen het terreurbeleid van het regime; en in het bewijsmateriaal citeerde u uit uw Königsberg rede.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Helaas Dr. Schacht, hield u op op een punt waarop ik erin geïnteresseerd begon te raken.
SCHACHT: Ja, dat is over het algemeen het geval.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nadat u had verklaard dat er mensen waren die Duitsland bestuurden – laat me dat gedeelte aanhalen wat u citeerde omdat het van belang is in verband met ....
SCHACHT: Citeer alstublieft alles.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, dit is wat u aanhaalde: “Dat zijn de mensen die dapper winkelruiten bekladden in het midden van de nacht; die iedere Duitser die iets in een Joodse winkel koopt als een verrader brandmerken; die iedere voormalige Vrijmetselaar als crimineel veroordelen en die in de gerechtvaardigde strijd tegen priesters en dominees die vanaf de kansel politiek bedrijven, geen onderscheid meer kunnen maken tussen religie en misbruik van de kansel. Het doel dat deze mensen nastreven is over het algemeen juist en goed.”
Dat is wat u hebt aangehaald?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Laten we verder gaan:
“Het doel dat deze mensen nastreven is over het algemeen juist en goed. Er is in het
Derde Rijk geen plaats voor geheime genootschappen, ongeacht hoe onschuldig die zijn. De priesters en dominees moeten voor zielen zorgen en zich niet in politiek mengen. De Joden moeten zich realiseren dat hun invloed voorgoed is verdwenen.”
Dat was ook een deel van die rede, niet waar?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u wees er in die rede op dat voor het Jodenvraagstuk, zoals u het noemde, er wetgeving wordt voorbereid en dat men die moet afwachten?
SCHACHT: Ja, dat hoopte ik.
Mr. JUSTICE JACKSON: U gaf hen de verzekering, niet waar?
SCHACHT: Pardon? Ja, dat was de bedoeling zoals ik opmaakte uit mijn gesprek met Hitler.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u wist dat de wetten met betrekking tot de Joden in aantocht waren?
SCHACHT: Niet de wetten die later werden aangenomen. Ik drong er bij Hitler altijd op aan juridische bescherming te bieden aan de Joden. Ik wilde die wet zien uitgevoerd en ik nam aan dat dat zou gebeuren; maar in plaats daarvan werden de Rassengesetze van september of november, ja, november 1935 aangenomen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik heb geciteerd uit bewijsstuk USA-832, document EC-433 en u zegt dat de wetten die u voorspelde en beloofde wetten waren ter bescherming van de Joden?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Daar komen we later op terug.
U hebt het Tribunaal redenen genoemd, waarvan u zei dat het principiële redenen waren om geen Partijlid te worden?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Gisteren, hier voor het Tribunaal, herinnert u zich dat?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het nu geen feit dat u de staf van de Amerikaanse Aanklager hebt verteld dat u aan Hitler vroeg of u zich bij de partij moest aansluiten en dat Hitler u tot uw grote opluchting zei dat niet te doen?
SCHACHT: Ja, voordat ik met hem samenwerkte wilde ik erachter komen of hij eiste dat ik partijlid zou worden. Ik was zeer opgelucht toen hij zei dat ik dat niet hoefde.
Mr. JUSTICE JACKSON: U bleef dus met Hitler’s toestemming en goedkeuring buiten de partij?
SCHACHT: Ja, natuurlijk. Ik denk dat dat gewoon nog een reden is die bewijst dat ik nooit partijlid ben geweest.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar u hebt dat niet voor het Tribunaal genoemd toen u uw redenen gaf er buiten te blijven, dat Hitler u toestemming had gegeven.
SCHACHT: Nee, ik meende dat het Tribunaal mij wel zou geloven.
Mr. JUSTICE JACKSON: Toen u het Goldenes Parteiabzeichen ontving stelde u dat dat de grootste eer was die het
Derde Rijk aan iemand kon bewijzen, niet waar?
SCHACHT: Dat zei ik ik, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En hoewel u die niet in uw dagelijkse leven droeg, droeg u hem wel bij officiële gelegenheden, hebt u gezegd niet waar?
SCHACHT: Ja, dat was zeer nuttig bij treinreizen, het bestellen van een auto et cetera.
Mr. JUSTICE JACKSON: Vanaf 1933 tot 1942 droeg u jaarlijks 1.000 Reichsmark bij aan de Nazi Partij?
SCHACHT: Nee. Ja, neem me niet kwalijk; vanaf 1937 tot 1942.
Mr. JUSTICE JACKSON: Zei u tijdens uw ondervraging niet dat het tussen 1933 en 1942 was?
SCHACHT: Nee, dat is een vergissing. Vanaf 1937, nadat ik het partijembleem had gekregen. Dat is duidelijk een misverstand. Nadat ik het had gekregen, zei ik tegen mijzelf, “Het zou passend zijn – geef het volk duizend mark per jaar, dan ben ik er af.”
Mr. JUSTICE JACKSON: Gedurende meer dan tien jaar, niet helemaal tien jaar, aanvaardde en bekleedde u een of andere functie binnen dit regime, niet waar?
SCHACHT: Van 17 maart 1933 tot 21 januari 1943.
Mr. JUSTICE JACKSON: En zoals ik u begrijp dat gedurende die tijd, althans een gedeelte van die tijd Hitler u misleidde en u misleidde Hitler gedurende de hele tijd.
SCHACHT: Nee, oh nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: Heb ik u verkeerd begrepen?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, ....
SCHACHT: Ik meen dat ik althans in de eerste jaren Hitler niet bedroog.
Ik geloof het niet alleen, ik weet het zeker. Ik begon hem pas in 1938 te misleiden. Tot aan die tijd gaf ik hem altijd mijn oprechte mening, ik heb hem helemaal niet bedrogen, in tegendeel ....
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat blijft er dan over van de verklaring dat u toetrad tot zijn regering om een rem op zijn programma te zetten? Hebt u hem dat gezegd?
SCHACHT: Oh nee, ik zou dat zeker niet hebben gedaan, anders zou hij mij nooit in zijn regering hebben opgenomen. Maar ik heb hem daarover niet misleid.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wist hij dat het uw bedoeling was toe te treden tot zijn regering om zijn programma door middel van sabotage te torpederen?
SCHACHT: Ik heb niet gezegd dat ik zijn programma wilde saboteren. Ik zei dat ik het in normale banen wilde leiden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, u hebt gezegd dat u er een rem op wilde zetten. U hebt die uitdrukking gebruikt.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat betekende vertragen, niet waar?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En hij wilde het juist versnellen, is dat juist?
SCHACHT: Ja, misschien.
Mr. JUSTICE JACKSON: U liet hem nooit weten dat u tot zijn regering was toegetreden met het doel zijn herbewapeningsprogramma te vertragen, niet waar?
SCHACHT: Het was niet nodig hem te vetellen wat ik dacht. Ik misleidde hem niet. Ik heb geen valse verklaringen afgelegd maar ik zou hem nauwelijks vertellen wat ik werkelijk dacht en wilde. Hij vertelde mij zijn meest intieme gedachten ook niet en die vertel je ook niet aan je politieke tegenstanders. Ik heb Hitler nooit misleid behalve na 1938.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat denk ik. Ik vraag u niet naar een politieke tegenstander. Ik vraag u naar de man van wiens regering u lid werd en een deel werd.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Je vertelt het je tegenstanders niet; maar is het in Duitsland gebruikelijk dat mensen tot de regering toetreden met als doel het programma van het hoofd van die regering te torpederen?
SCHACHT: Ik heb u al gezegd dat het woord torpederen niet juist is. Ik had niet de bedoeling het te torpederen. Het was mijn bedoeling hem af te remmen en dat is wel gebruikelijk want dat is hoe iedere coalitieregering in elkaar zit. Als je toetreedt tot een coalitieregering moet je bepaalde zaken met de andere partijen bespreken en tot overeenstemming komen en je moet je je invloed aanwenden om bepaalde projecten van de andere partij te onderzoeken. Dat is geen misleiding, dat is een poging om tot een compromis te komen.
Mr. JUSTICE JACKSON: U zegt dat u als coalitie toetrad?
SCHACHT: Ja, ik heb dat op een duidelijke en uitgebreide manier uitgelegd.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt het woord zelf gebruikt vandaag bij het beschrijven van uw activiteiten, het saboteren van zijn herbewapeningsprogramma, niet waar?
SCHACHT: Ja, dat deed ik, laten we zeggen na 1936. Maar hij merkte het. Dat was geen misleiding.
Mr. JUSTICE JACKSON: U aanvaardt een deel van de verantwoordelijkheid, neem ik aan voor het feit dat Duitsland de oorlog verloor?
SCHACHT: Dat is een hele vreemde vraag. Neem me alstublieft niet kwalijk dat ik zeg dat ik geen enkele verantwoordelijkheid aanvaard. Omdat ik niet verantwoordelijk ben voor het feit dat de oorlog uitbrak kan ik ook geen verantwoordelijkheid aanvaarden voor het feit dat die werd verloren. Ik wilde geen oorlog.
Mr. JUSTICE JACKSON: En wannneer rezen bij u voor het eerst de twijfels over Hitler als persoon, over zijn integriteit?
SCHACHT: Ik heb dat tijdens mijn verhoor in zulke details uitgelegd dat ik meen dat ik dat niet hoef te herhalen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Gebeurde dat – ik gebruik de bewoording van uw verhoor omdat dat een beetje duidelijker is.
“In 1934,” zo gaat uw verhoor, “bracht hij vele mensen zonder enige juridische rechtvaardiging om het leven of liet ze ombrengen; een paar dagen later zei hij in de Reichstag dat hij de hoogste rechter in Duitsland was. Dat was hij zeker niet en ik was voor het eerst geschokt over zijn opvatting. Het leek mij absoluut immoreel en onmenselijk.” Is dat juist?
SCHACHT: Ik heb dat hier gisteren of eergisteren gezegd; precies hetzelfde.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, ik wil die data vastleggen Dr. Schacht. Ziet u, uw doel en het mijne zijn bij dit proces niet precies gelijk.
SCHACHT: Nee, nee, dat weet ik.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu kreeg u ook volledige informatie van Gisevius over het optreden van de
Gestapo in 1934 en 1935, niet waar?
SCHACHT: Nee, dat zei hij niet. Hij zei dat hij van deze zaken afwist. Hij vertelde mij niet alles maar ik heb eerder vandaag toegegeven – vanmorgen – dat hij me over bepaalde dingen inlichtte en daaruit trok ik mijn conclusies. Begin mei 1935 had ik deze zaken al met Hitler besproken.
Mr. JUSTICE JACKSON: U werd geïnformeerd over de terreur van de
Gestapo, de brand in de Reichstag ...
SCHACHT: De brand in de Reichstag?
Mr. JUSTICE JACKSON: ..... de valse bewering over een zuivering ....
SCHACHT: Een ogenblik, graag. Mag ik ze in volgorde behandelen. Mij werd pas jaren later over de brand in de Reichstag verteld door wijlen Graaf Helldorf, die door Gisevius is genoemd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Bedoelt u dat Gisevius u daar nooit iets over verteld heeft?
SCHACHT: Ik denk dat ik het van Helldorf heb gehoord. Ik kan het van Gisevius gehoord hebben, maar ik denk dat het Helldorf was. In ieder geval was het na 1935 dat ik erover hoorde. Tot dan hield ik het niet voor mogelijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: U hebt nooit getwijfeld aan de woorden van Gisevius toen hij u daar in 1934 of 1935 over vertelde, zoals hij heeft getuigd, niet waar?
SCHACHT: Een ogenblik. Hij vertelde me dit in 1934 of in 1935 maar niet in 1934 en 1935 en als hij het me al vertelde – nou, als Gisevius dat zegt neem ik aan dat het waar is.
Mr. JUSTICE JACKSON: Toen wist u ook over de vervolging van de kerken en de ontbinding van de vakbonden, niet waar?
SCHACHT: De ontbinding van de vakbonden begon al in mei 1933.
Mr. JUSTICE JACKSON: U wist daar alles van, niet waar?
SCHACHT: Ik wist niet alles; alleen dat wat algemeen bekend was. Ik wist precies zoveel als iedere andere Duitser erover wist en wat de vakbonden zelf wisten.
Mr. JUSTICE JACKSON: Per slot van rekening was dat een van de redenen voor de donaties door uzelf en andere industriëlen aan de Nazipartij, niet waar?
SCHACHT: Oh nee, oh nee. Daar was nooit sprake van.
Mr. JUSTICE JACKSON: U bedoelt dat er bijeenkomsten met industriëlen werden gehouden en zoiets belangrijks voor de industrie als het ontbinden van de vakbonden kwam bij die conferenties nooit ter sprake?
SCHACHT: Daar weet ik niets van. Wilt u me alstublieft aan iets herinneren dat vaststaat?
Mr. JUSTICE JACKSON: Inbeslagname van eigendommen; het opsluiten van vakbondsleiders in
concentratiekampen.
SCHACHT: Daar heb ik over gehoord – een ogenblik. Ik weet niet precies wie er in
concentratiekampen werden opgesloten. Ik werd ingelicht over de inbeslagname van eigendommen omdat dat in het openbaar werd aangekondigd; maar, als ik u goed begrijp weet ik niet wat die bijeenkomsten van industriëlen hiermee te maken hadden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu wist u al heel vroeg over de vervolging van de Joden, niet waar?
SCHACHT: Ik heb gisteren precies uitgelegd wat ik over de vervolging van Joden wist, hoe ik handelde in verband met de vervolging van Joden en ik verklaar dat zolang ik minister was er alles aan heb gedaan om het te voorkomen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik heb u in grote lijnen begrepen en ik wil er wat meer bijzonderheden over weten, Dr. Schacht. Getuigde u als volgt tijdens uw ondervraging van 17 oktober 1945:
“De Nationaalsocialisten wilden, zoals ik uit hun programma begreep, een kleiner aantal Joden op regeringsposten en in het culturele leven hebben en daar was ik het mee eens.”
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: “Vraag: U hebt Mein Kampf toch gelezen, niet waar?
“Antwoord: Ja.
“Vraag: En u kende de mening van Hitler over de Joodse kwestie, niet waar?
“Antwoord: Ja.”
Dat hebt u getuigd?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: “Vraag: Goed, in uw periode als Reichsminister werden er wetten aangenomen, niet waar waarbij het alle Joodse advocaten verboden werd bij rechtbanken op te treden?
“Antwoord: Ja, dat heb ik gezegd.
“Vraag: Was u het daarmee eens?
“Antwoord: Ja.
Hebt u dat gezegd?
SCHACIiT: Yes.
Mr. JUSTICE JACKSON: En hebt u ingestemd met de uitsluiting ...
SCHACHT: Ja, ik heb altijd met dat principe ingestemd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja. En u stemde ook in met het principe van uitsluiting van alle Joden voor openbare functies, niet waar?
SCHACHT: Nee, in dit verband wil ik benadrukken ....
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, ....
SCHACHT: Mag ik doorgaan?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja.
SCHACHT: Betreffende het principe van de overheersende Joodse invloed op regeringskwesties, juridische en culturele kwesties heb ik altijd gezegd dat ik deze invloed niet zag als voordelig voor het Duitse volk noch voor Duitsland, een Christelijke staat, gebaseerd op Christelijke opvattingen of voordelig voor de Joden omdat de vijandschap tegenover hen daardoor toenam. Om die reden was ik altijd voorstander van het beperken van Joodse deelname in deze sectoren, niet beslist naar bevolkingsaantallen maar niettemin die tot een bepaald percentage te beperken.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed, laten we verder gaan met de ondervraging. De antwoorden in de ondervragingen zijn altijd zoveel korter dan hier in de zaal met de pers erbij, als ik dat mag zeggen.
Hebt u deze antwoorden niet gegeven?
“Vraag: Nu wat betreft de ambtenaren. Er werd een Ariër clausule opgenomen. Stemde u in met die wetgeving?
“Antwoord: Met dezelfde beperking.
“Vraag: Nu, hebt u zich ooit in het Kabinett of elders erover uitgelaten dat u deze beperkingen wilde laten opnemen, de beperkingen waar u over sprak?
“Antwoord: Ik denk het niet; zinloos om dat te doen.
“Vraag: U zei zinloos om zoiets te doen?
“Antwoord: Ja.
“Vraag; Ik dacht dat u op enig moment zei dat de reden voor uw aanblijven was dat u dacht enige invloed op het beleid te kunnen uitoefenen.
“Antwoord: Ja.
“Vraag: U vond deze kwestie belangrijk genoeg om er een standpunt over in te nemen?
“Antwoord: Niet belangrijk genoeg om een breuk te riskeren.
SCHACHT: Om een breuk te riskeren, dat is juist.
Mr. JUSTICE JACKSON: Toen werd u dit gevraagd:
“U hebt een wet getekend waarbij het Joden verboden werd een vergunning te krijgen voor het handelen in vreemde valuta.”
Herinnert u zich dat?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: “Antwoord: Ja, misschien.
“Vraag: U was daar voorstander van?
“Antwoord: Ik herinner me de details van die vraag niet.
“Vraag: Nou, het gaat niet om details. Het is een kwestie van discriminatie.
“Antwoord: Ja.” U hebt dat gezegd?
SCHACHT: Ja zeker.
Mr. JUSTICE JACKSON: U was voorstander van die wetgeving, niet waar?
SCHACHT: Is dat uw vraag of die uit het verhoor?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik vraag het u nu.
SCHACHT: Ja, ik stemde ermee in. Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: U was er voorstander van. Nou, dat was u niet toen u werd ondervraagd.
SCHACHT: Kunt u zien hoe moeilijk het is.
Mr. JUSTICE JACKSON: De vraag was toen, u was er voorstander van en u zei:
“Ik was er niet voor maar ik moest hem tekenen.”
“Vraag: Nou, u was de enige die hem ondertekende. U was Reichsminister für Wirtschaft?
“Antwoord: Ja.
“Vraag: En het was duidelijk een wet die door uw Ministerie werd uitgevaardigd, niet waar?
“Antwoord: Ja.
Is dat juist?
SCHACHT: Ja, dat neem ik aan. Ziet u, in deze kwesties ging het om gradaties. Ik heb net de principes van mijn beleid uitgelegd. Tot hoever deze afzonderlijke wetten gingen is een kwestie van politiek. Vandaag kunt u erover zeggen wat u wilt.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu was u ook voorstander van een wet - u tekende die ook - waarbij alle Joden de toegang werd ontzegd tot examens voor openbaar economisch adviseur voor coöperaties bijvoorbeeld.
SCHACHT: Ja, mogelijk. Ik herinner het me niet maar het is waarschijnlijk juist.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u keurde ook een wet goed waarbij de doodstraf werd opgelegd aan Duitse onderdanen die Duitse eigendommen naar het buitenland overbrachten, of Duitse eigendommen in het buitenland achterlieten.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u wist natuurlijk dat dat in hoofdzaak en het hardst de Joden raakte die naar het buitenland verhuisden.
SCHACHT: Ik hoopte dat Joden niet meer fraudeerden dan de Christenen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, was de doodstraf voor Duitse onderdanen voor het overbrengen van Duits eigendom naar het buitenland uw idee van een rechtvaardige wet?
SCHACHT: Ik begrijp u niet. Mijn idee?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja.
SCHACHT: Het was een idee van de Minister van Financiën en ik ondertekende die.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nadat u dit was voorgelezen werd u de vraag gesteld: “Ging het hier om een gewetenskwestie?”
En u antwoordde: “Tot op zekere hoogte maar niet belangrijk genoeg om een breuk te riskeren.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En de vraag:
“Ja. Met andere woorden, u had een heel ander doel dat veel belangrijker was?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, wat was dat doel, Dr. Schacht? Ik lees nog steeds voor; dat spaart tijd.
SCHACHT: Oh, neemt u mij niet kwalijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: “Antwoord: het doel was aan de macht te blijven en te helpen dit op een normale en redelijke manier uit te voeren.”
“Vraag: Anders gezegd, het herstel van de Duitse economie?
“Antwoord: Precies.
“Vraag: En de voltooiing van het bewapeningsprogramma?
“Antwoord: Het bereiken van internationaal evenwicht, politieke gelijkheid voor Duitsland.
“Vraag: Door middel van bewapening, zoals u zelf hebt gezegd?
“Antwoord: Ook door middel van bewapening.
SCHACHT: Allemaal correct en daar blijf ik vandaag bij.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja. De bewapeningskwestie was dus zo belangrijk dat u vanwege de Joden geen breuk wilde riskeren?
SCHACHT: Niet de bewapeningskwestie, maar gelijkheid voor Duitsland.
Mr. JUSTICE JACKSON: Welnu, ik vroeg u “door middel van bewapening” zoals u zelf hebt gezegd.
SCHACHT: En ik zeg: ook door middel van bewapening. Dat is een van de middelen.
Mr. JUSTICE JACKSON: En het is het enige middel dat uiteindelijk werd toegepast, niet waar?
SCHACHT: Nee, dat was het niet. Er waren nog andere.
Mr. JUSTICE JACKSON: Daar komen we te zijner tijd wel op.
Nu, is het waar dat u ook de wet goedkeurde volgens welke alle Joodse ambtenaren en notarissen werden ontslagen?
SCHACHT: Dat is mogelijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u schreef op 24 december 1935 aan Von Blomberg en gaf uw motieven, niet waar? U schreef:
“De economische en onwettige behandeling van de Joden, de anti-kerkelijke beweging van zekere partijorganen en de rechteloosheid die bij de Gestapo heerst zijn nadelig voor onze taak van herbewapening die aanzienlijk zou kunnen worden verlicht door het toepassen van meer respectabele methoden zonder de doelstellingen ook maar in het minst uit het oog te verliezen. (bewijsstuk Schacht-13).
U hebt dat geschreven, niet waar?
SCHACHT: Ja, dat heb ik gisteren zelf geciteerd.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu wat betreft het herbewapeningsprogramma, u nam daaraan deel vanuit drie afzonderlijke afdelingen, niet waar?
SCHACHT: Ik weet niet welke afdelingen u bedoelt maar gaat u alstublieft verder.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik zal u helpen ze te noemen. Allereerst was u Algemeen Gevolmachtigde voor Oorlog.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat was eerst een geheime afdeling?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: U was President van de Reichsbank. Dat was de financiële afdeling?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u was Minister van Economische Zaken in welke positie u de controle uitoefende samen met de minister voor de algemene economische situatie.
SCHACHT: Ja. Dit woord controle is zo’n algemene term dat ik uw uitlating niet zonder meer kan bevestigen maar ik was Minister van Economische Zaken.
Mr. JUSTICE JACKSON: Laten we het nu eerst hebben over de functie Algemeen Gevolmachtigde voor Oorlog. U hebt verklaard dat deze functie werd geschapen voor twee doelen: (a) voorbereiding op oorlog en (b) controle over de economie in tijd van oorlog.
Is dat juist?
SCHACHT: Dat betekent een voorbereidende planning in het geval er een oorlog zou uitbreken en de leiding over de economie wanneer de oorlog was uitgebroken. Anders gezegd, een periode van voorbereiding en een latere periode voor in geval van een oorlog.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u werd gevraagd over uw functies en gaf deze antwoorden, niet waar:
“Zoals de Chef Staf zich bezig houdt met mobilisatie vanuit militair oogpunt .... zo hield u zich daarmee bezig vanuit economisch oogpunt.”
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Uw antwoord luidde: “Zeker.” En uw functie van Algemeen Gevolmachtigde voor Oorlog stond op gelijke hoogte met die van de Minister van Oorlog?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En, zoals u ons hebt verteld, zij die de verantwoordelijkheid droegen in geval van oorlog waren allereerst de Minister van Oorlog en de Chef van de Generale Staf van de Wehrmacht en ten tweede, op gelijke hoogte Dr. Schacht als Algemeen Gevolmachtigde voor Economie. Is dat juist?
SCHACHT: Dat neem ik aan, ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En in januari 1937 schreef u dit, niet waar:
“Ik ben belast met met de voorbereiding van de oorlogseconomie volgens het principe dat onze economische oorlogsorganisatie in vredestijd zo georganiseerd moet zijn dat in geval van nood direct op een oorlogseconmie kan worden omgeschakeld zonder dat die pas bij het uitbreken van de oorlog opgezet hoeft te worden.”
SCHACHT: Ik neem aan dat dat juist is.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wie was uw plaatsvervanger op die afdeling? Wohlthat?
SCHACHT: Ik denk Wohlthat.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu, dat waren uw bezigheden als Algemeen Gevolmachtigde voor Oorlog, laten we kijken naar uw functie van President van de Reichsbank.
U zei dat de uitvoering van het bewapeningsprogramma het belangrijkste onderdeel van het Duitse beleid in 1935 was, niet waar?
SCHACHT: Ongetwijfeld.
Mr. JUSTICE JACKSON: Het lijdt geen twijfel dat u vrijwillig de verantwoording op u nam de financiële en economische middelen te vinden om dat uit te voeren.
SCHACHT: Geen twijfel aan.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u was de economische en financiële bestuurder belast met de ontwikkeling van de wapenindustrie in Duitsland?
SCHACHT: Nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat was u niet?
SCHACHT: Nee, op geen enkele manier.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, misschien heb ik u verkeerd begrepen. “Vraag: Nu, in verband met deze ontwikkeling” – ik verwijs naar uw verhoor van 16 oktober 1945, bewijsstuk USA-636, document 3728-PS, pagina 44 – “Nu, in verband met deze ontwikkeling van de wapenindustrie stelde u zich als financieel en economisch administrateur aan het hoofd ervan.”
“U knikt met uw hoofd.”
SCHACHT: Pardon?
Mr. JUSTICE JACKSON: U knikte.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: “U plaatste zich” – ik zal de hele vraag voorlezen zodat u het begrijpt.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: “Nu, in verband met deze ontwikkeling van de wapenindustrie stelde u zich als financieel en economisch administrateur aan het hoofd ervan.”
Volgens het verslag knikte u met uw hoofd. De volgende vraag was:
“En in dat verband zette u diverse stappen. Wilt u zo goed zijn voor ons te beschrijven wat de grootste stappen waren die u nam betreffende de herbewapening; eerst intern en ten tweede betreffende het buitenland?”
“Antwoord: Intern probeerde ik al het beschikbare geld bijeen te brengen om de Mefo nota’s te kunnen betalen. Naar buiten toe probeerde ik de buitenlandse handel zo veel mogelijk te handhaven.” Hebt u die antwoorden gegeven en zijn ze juist?
SCHACHT: Ik ben er zeker van dat u gelijk hebt.
Mr. JUSTICE JACKSON: En uw doel bij het handhaven van de buitenlandse handel was voldoende vreemde valuta te verkrijgen om de import van grondstoffen mogelijk te maken, onbewerkt, die vereist waren voor het herbewapeningsprogramma. Is dat juist?
SCHACHT: Dat is de vraag die mij werd gesteld. Nu komt het antwoord. Wilt u alstublieft het antwoord voorlezen?
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat is uw antwoord nu?
SCHACHT: Mijn antwoord nu is dat dat niet het enige doel was.
Mr. JUSTICE JACKSON: Niet het enige doel?
SCHACHT: Juist.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar dat was wel het primaire doel, niet waar?
SCHACHT: Nee, helemaal niet.
Mr. JUSTICE JACKSON: Goed, wat was de andere doelstelling?
SCHACHT: Om Duitsland in leven te houden, om werkgelegenheid voor Duitsland te verzekeren, om voldoende voedsel voor Duitsland te verkrijgen.
Mr. JUSTICE JACKSON: Welke was uw belangrijkste doelstelling?
SCHACHT: De voedselaanvoer in Duitsland en werk voor de exportindustrie.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, ik zou een of twee van die documenten met u willen doornemen wat betreft uw doelstelling. Ik verwijs naar document 1168-PS van 3 mei 1935.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Titel “Financiering van de Bewapening,” bewijsstuk USA-37.
“De volgende opmerkingen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat de voltooiing van het bewapeningsprogramma gezien tempo en omvang een taak is van Duits beleid en dat als gevolg daarvan alles aan deze doelstelling ondergeschikt gemaakt moet worden, in zoverre dit hoofddoel niet wordt bedreigd door verwaarlozing van andere kwesties.”
Hebt u dat geschreven?
SCHACHT: Ik heb het niet alleen geschreven maar ik heb het aan Hitler persoonlijk overhandigd. Het is er een van een stel documenten waarvan er een al als bewijsmateriaal is ingediend en door de Aanklager besproken. Ik heb het tweede document niet ontvangen.
Toen mijn raadsman mij ondervroeg heb ik hier verklaard dat ik erop gebrand was de collectes van de Partij en de fondsen, die overal bij het Duitse volk werden weggehaald te stoppen omdat het uitzonderlijk moeilijk voor mij was het geld bijeen te krijgen om het bewapeningsprogramma te financieren en de Mefo nota’s te betalen.
Ik kon dat punt alleen maar aan Hitler duidelijk maken wanneer ik hem vertelde dat dit natuurlijk gebeurde in het belang van de bewapening. Als ik hem had verteld dat dit gebeurde ...
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, maar .....
SCHACHT: Nee, laat me het afmaken. Als ik hem had verteld dat dit gedaan werd om theaters te bouwen of iets dergelijks dan had dat geen indruk op hem gemaakt. Als ik echter zei dat het moest gebeuren omdat we ons anders niet konden bewapenen, was dat een punt dat invloed had op Hitler en daarom zei ik het. Ik heb dat toegegeven en uitgelegd tijdens het verhoor door mijn raadsman.
Mr. JUSTICE JACKSON: En u noemde dat niet “hem misleiden”?
SCHACHT: Ik zou het geen misleiden willen noemen maar leiden.
Mr. JUSTICE JACKSON: Maar leiden zonder hem te vertellen welke motieven u dreven.
SCHACHT: Ik meen dat men meer succes kan hebben bij het leiden van een persoon als men hem de waarheid niet vertelt dan wanneer men hem de waarheid wel vertelt.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik ben zeer verheugd over die spontane uitlating over uw filosofie, Dr. Schacht. Ik ben u zeer verplicht. Goed, u verzon allerlei plannen, een voor het toezicht op de handel in vreemde valuta, u blokkeerde buitenlandse rekeningen; en de Mefo nota was een van uw belangrijkste middelen voor de financiering, niet waar?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nu kunnen me de details van die Mefo nota’s niet schelen maar ik wil u dit vragen. Is het correct, zoals u verklaarde tijdens uw verhoor van 16 oktober 1945 – bewijsstuk USA-636:
“Vraag: Laat me u dit vragen. Op het moment waarop u met de Mefo nota’s begon, waren er bijvoorbeeld dus geen middelen beschikbaar om de bewapening te financieren?
“Antwoord: Juist.
“Vraag: Anders gezegd, via normale budgetfinancieringsmethoden?
“Antwoord: Niet genoeg.
“Vraag: U werd destijds ook beperkt door een statuut van de Reichsbank dat u niet toestond nog niet in de verste verte voldoende krediet te verstrekken dat nodig was voor het bewapeningsprogramma.
“Antwoord: Juist.
“Vraag: En u vond een manier?
“Antwoord: Ja.
“Vraag: En de manier die u vond was een instrument te scheppen waardoor de Reichsbank in staat was via een achterdeur aan de regering te lenen wat de bank anders juridisch niet kon.
“Antwoord: Klopt.
Is dat waar?
SCHACHT: Dat was mijn antwoord.
Mr. JUSTICE JACKSON: De volgende vragen werden toen gesteld:
“Ik begrijp dat wat er in principe in Duitsland werd opgebouwd in de zin van een wapenindustrie die gezond was, en een Wehrmacht; dat de moeite die u zich getroostte vanaf 1934 tot aan het voorjaar van 1938, toen de Mefo financiering stopte, grotendeels verantwoordelijk was voor het succes van het hele programma?
“Antwoord: Ik weet niet of dat de reden was maar het hielp voor een groot deel het te verwezenlijken.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: En op 17 oktober 1945 werd u de volgende vraag gesteld:
“Anders gezegd, u staat niet echt op het standpunt dat u niet grotendeels verantwoordelijk bent voor de herbewapening van het Duitse leger?
“Antwoord: Oh nee, dat was ik nooit.
“Vraag: U bent altijd trots op dat feit geweest, neem ik aan?
“Antwoord: Trots zou ik niet willen zeggen, tevreden.
Is dat nog steeds uw mening?
SCHACHT: In antwoord zou ik daarop willen zeggen: De kwestie van de Mefo nota’s was zeer zeker een systeem vam financiering dat normaal gesproken nooit zou zijn toegepast. Ik heb hier een uitvoerige verklaring over afgelegd toen ik door mijn raadsman werd ondervraagd. Aan de andere kant kan ik echter zeggen dat deze kwestie door alle juridische experts in de Reichsbank is onderzocht en door middel van die achterdeur, zoals u het noemt, werd er een manier gevonden waarop het juridisch mogelijk was.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat heb ik niet gezegd, u zei het.
SCHACHT: Nee, nee, ik bedoel de zin die u net als mijn antwoord hebt geciteerd. Neemt u mij niet kwalijk. De kwestie werd vanuit juridisch oogpunt onderzocht en we vergewisten ons ervan dat het op deze manier kon gebeuren. Bovendien ben ik vandaag de dag er nog steeds tevreden over dat ik heb bijgedragen aan de herbewapening, maar ik wenste dat Hitler er een ander gebruik van had gemaakt.
Mr. JUSTICE JACKSON: Nou, op uw 60ste verjaardag zei Minister van Oorlog Von Blomberg; “Zonder uw hulp, mijn beste Schacht, zou er geen herbewapening zijn geweest,” niet waar?
SCHACHT: Ja, dat zijn het soort vriendelijkheden die men bij zulke gelegenheden uitwisselt. Maar er schuilt een aardige kern van waarheid in. Ik heb het nooit ontkend.
Mr. JUSTICE JACKSON: Zo komt het op mij over.
Nu, toen u uiteindelijk enkele voorstellen deed om de bewapening te stoppen of te vertragen, voor zover ik het begrijp, deed u die suggestie zonder te weten wat die bewapening was.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Het enige waar u over oordeelde was de financiële situatie, niet waar?
SCHACHT: Oh, nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wat was het dan wel?
SCHACHT: Ik had natuurlijk een algemene indruk van deze kwesties want Generaal Thomas besprak ze altijd met mij. Ik herinner me echter niet dat Generaal Von Blomberg mij gedetailleerde inlichtingen gaf over wat hij dacht. Ik werd natuurlijk in algemene zin ingelicht over de voortgang van het bewapeningsprogramma en daarom zei ik “langzamer.” Mijn mening werd versterkt vanwege de algehele toestand.
Mr. JUSTICE JACKSON: Welnu, laten we eens zien welke redenen u gaf in document EC-286. Dat is bewijsstuk USA-833:
“Ik ben daarom van mening dat we onze export met alle mogelijke middelen moeten steunen door een tijdelijke”- en ik benadruk het woord tijdelijk – “vermindering van de bewapening.”
SCHACHT: Vermindering?
Mr. JUSTICE JACKSON: Vermindering ja, tijdelijk.
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ik benadruk “tijdelijk”en u benadrukt “vermindering.”
SCHACHT: Oh nee, nee; ik ben het met u eens.
Mr. JUSTICE JACKSON: “En dat wij verder, onder verwijzing naar het Vierjarenplan alleen die problemen zouden moeten oplossen die het meest dringend zijn. Daaronder versta ik het olie-brandstof programma, het BUNA programma en het programma van het ontwikkelen van ertsvoorraden, voor zo ver voor deze ontwikkeling zelf geen grote hoeveelheden grondstoffen nodig zijn die moeten worden onttrokken aan de export.”
“Aan de andere kant moeten alle andere maatregelen in het kader van het Vierjarenplan voorlopig worden opgeschort. Ik ben ervan overtuigd dat met een dergelijk beleid onze export zo sterk zou kunnen stijgen dat er een bepaalde verbetering zou optreden in onze uitgeputte voorraden en dat het hervatten van een versterkte bewapening in de niet al te verre toekomst weer mogelijk zou zijn. Ik kan niet beoordelen in welke mate een tijdelijk uitstel van bewapening militaire voordelen zou hebben. Ik neem echter aan dat een dergelijke pauze in de bewapening niet alleen voordelen heeft voor de opleiding van officieren en manschappen, die nog moet beginnen, maar dat deze pauze ons ook de gelegenheid zou bieden de technische resultaten van eerdere bewapening te overzien en het technische aspect van de bewapening te perfectioneren.
Nu hebt u dit aan Göring gericht, niet waar?
SCHACHT: Dat is heel goed mogelijk. Ik kan me de brief niet herinneren maar dit lijkt heel sterk op een van mij.
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, en u deelde Göring terecht uw ware mening mee, niet waar?
SCHACHT: Nee, ik geloof dat dit slechts een tactische brief was. Ik denk dat ik voornamelijk probeerde de bewapening te beperken. Als ik hem had verteld dat we de bewapening wilden stoppen, zou Göring waarschijnlijk tegenover Hitler zijn afkeuring over mij hebben uitgesproken. Daarom zei ik tegen hem: “Laten we voorlopig stoppen.” – tijdelijk. Ik leg ook de nadruk op “tijdelijk.” Het was een tactische maatregel om Göring ervan te overtuigen dat de maatregel tijdelijk zou moeten zijn.
Mr. JUSTICE JACKSON: U deed met uw collega’s in de regering ook tactische uitspraken die niet met uw ware mening overeenkwamen?
SCHACHT: Dat was absoluut noodzakelijk.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wanneer hield het op noodzakelijk te zijn, Dr. Schacht?
SCHACHT: Ophouden?
Mr. JUSTICE JACKSON: Ja, wanneer was het niet meer nodig?
SCHACHT: Ik vind het belangrijker te vragen wanneer het begon dan wanneer het ophield.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel?
SCHACHT: Gedurende de eerste jaren deed ik het niet natuurlijk, maar later tot in aanzienlijke mate. Ik kan wel zeggen, altijd; het hield nooit op.
Mr. JUSTICE JACKSON: Is het nu gestopt?
SCHACHT: Ik heb geen collega’s meer en hier voor dit Tribunaal moet ik niets anders zeggen dan de waarheid.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, op 24 december 1935 schreef u EC-293, bewijsstuk USA-834 en u gebruikte deze bewoordingen, niet waar:
“Als er nu vraag is naar meer bewapening is het natuurlijk niet mijn bedoeling mijn opvatting te ontkennen of te veranderen die voorstander is van de grootst mogelijke bewapening en die ik jarenlang heb geüit zowel voor als na de machtsovername; maar het is mijn plicht om te wijzen op de economische beperkingen van dit beleid.”
SCHACHT: Dat is heel goed.
Mr. JUSTICE JACKSON: En is het waar?
SCHACHT: Zeker.
Mr. JUSTICE JACKSON: Toen kwam in 1936 het Vierjarenplan?
SCHACHT: Ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: U was niet tevreden met de benoeming van Göring op die positie?
SCHACHT: Ik vond hem er niet geschikt voor en natuurlijk werd daarmee een opening gemaakt voor een beleid dat tegenover het mijne stond. Ik wist heel goed dat dit het begin was van een overdreven herbewapening, terwijl ik voorstander was van een beperkte herbewapening.
Mr. JUSTICE JACKSON: Waarom zegt u dat Göring’s benoeming een overdreven bewapening betekende? Kunt u op iets wijzen dat Göring heeft gezegd ten gunste van herbewapening dat extremer is dan de dingen die u hebt gezegd?
SCHACHT: Oh ja.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, wilt u dat doen?
SCHACHT: Ja, ik denk dat wanneer u het verslag leest van de zogenaamde kleine ministerraad van 1936 en in het bijzonder van 1938, dat uzelf heeft gepresenteerd dan zult u onmiddelllijk zien dat de noodzaak van een verhoogde bewapening werd benadrukt. Bijvoorbeeld die van november of oktober 1936 denk ik.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, dat werd in al uw documenten ook benadrukt?
SCHACHT: Nee.
Mr. JUSTICE JACKSON: U zei dat uw uitlatingen van dat soort alleen maar tactisch waren?
SCHACHT: Nee, neem me niet kwalijk. Ik zei bewapenen binnen de grenzen van wat economisch mogelijk en redelijk is. Göring wilde, als ik dat weer mag zeggen, over die grenzen heen gaan.
Mr. JUSTICE JACKSON: Dat is precies het punt dat ik wil maken. Uw verschil van mening met Göring over de herbewapening was uitsluitend een kwestie van wat de Duitse economie aankon, niet waar?
SCHACHT: Nee, ik zei dat het belangrijkste was dat Duitsland zou kunnen blijven bestaan en een buitenlandse handel hebben en dat we ons binnen die grenzen konden bewapenen. Er is echter geen sprake van dat Duitsland zich zou bewapenen om het bewapenen alleen en op die manier haar economie te gronde richten.
Mr. JUSTICE JACKSON: Wel, dat is het verschil tussen u en Göring; het ging over wat de economie kon verdragen, niet waar?
SCHACHT: Nee, het ging om de omvang van de bewapening. Het punt is, Mr. Justice Jackson dat de Duitse economie de prijs betaalde voor de acties van Göring. De enige vraag was, was het verstandig of onverstandig? Als ik het fijntjes mag zeggen, zou ik zeggen dat ik Göring’s economische beleid onverstandig vond en een belasting voor de Duitse natie; terwijl ik het uiterst belangrijk vond dat de herbewapening niet zou worden uitgebreid en dat de Duitse natie een normale levensstandaard zou moeten hebben.
De PRESIDENT: Ik schors de zitting.
(de zitting wordt verdaagd tot 3 mei 1946 om 10:00 uur>)
Zie ook:
Verhoor Schacht 1,
Verhoor Schacht 2,
Slotverklaring Schacht,
Vonnis Schacht.