KOL. STOREY: Geacht Tribunaal, nu volgt het verhoor van enkele getuigen en kolonel Amen zal het verhoor afnemen. Kolonel Amen.
KOLONEL JOHN H. AMEN, assistent aanklager namens de Verenigde Staten: Edelachtbare, ik wil als getuige van aanklager graag de heer Otto Ohlendorf verhoren.
De PRESIDENT: Wilt u de naam alstublieft spellen.
KOL. AMEN: (spelt de naam Ohlendorf). Zijn voornaam luidt Otto. Ik mag het Tribunaal erop wijzen dat zijn naam op de wandkaart onder Amt III verschijnt.
De PRESIDENT: Wat zegt u?
KOL. AMEN: De naam van deze getuige verschijnt onder Amt III op de wandkaart, RSHA, het derde grote vak van boven.
De PRESIDENT: Ja, ik zie het.
(Getuige Ohlendorf gaat naar de getuigenbank).
De PRESIDENT: Wilt u mij deze eed nazeggen:
“Ik zweer bij God de Almachtige en Alwetende dat ik de zuivere waarheid zal spreken, niets zal verzwijgen en niets zal toevoegen.”
(getuige herhaalt de eed in het Duits.)
KOL. AMEN: Wilt u alstublieft langzaam spreken en na iedere zin even pauzeren?
OTTO OHLENDORF (getuige): Jawel.
KOL. AMEN: Waar bent u geboren?
OHLENDORF: In Hohen-Egelsen.
KOL. AMEN: Hoe oud bent u?
OHLENDORF: 38 jaar.
KOL. AMEN: Wanneer werd u lid van de Nationaalsocialistische partij?
OHLENDORF: In 1925.
KOL. AMEN: Wanneer werd u lid van de SA?
OHLENDORF: De eerste keer in 1926.
KOL. AMEN: Wanneer werd u lid van de SS?
OHLENDORF: Ik moet me even verbeteren: ik heb de eerste vraag als SS vraag begrepen.
KOL. AMEN: Wanneer werd u lid van de SA?
OHLENDORF: In 1925.
KOL. AMEN: Wanneer kwam u bij de SD?
OHLENDORF: In 1936.
KOL. AMEN: Wat was uw laatste functie binnen de SD?
OHLENDORF: Hoofd van Amt III binnen het RSHA.
KOL. AMEN: Kijkt u naar de wandkaart achter u en vertelt u het Hof of u deze wandkaart herkent.
OHLENDORF: Deze tekening heb ik eerder gezien, ik heb hem bestudeerd en kan hem dus als juist kenmerken.
KOL. AMEN: Wanneer had u te maken met het vervaardigen van deze kaart?
OHLENDORF: Deze kaart is tijdens de verhoren samengesteld.
KOL. AMEN: Ter informatie aan het Hof: de door getuige genoemde kaart is bewijsstuk USA-493.
OHLENDORF: Ik heb u niet begrepen.
KOL. AMEN: Wilt u het Tribunaal vertellen of dit schema een juist beeld geeft van de organisatie van het RSHA, de positie van Kaltenbrunner, van de
Gestapo en de SD binnen de Duitse politiestructuur?
OHLENDORF: Het op de kaart weergegeven organisatieschema stelt het RSHA voor. Het geeft de posities van zowel de SD afdelingen, de Staatspolitie en ook de geheime politie juist weer.
KOL. AMEN: Wijst u ons op de kaart nogmaals uw positie binnen het RSHA aan en vertelt u ons in welke periode u bij deze afdeling gewerkt hebt.
(de getuige wijst op de kaart Amt III aan.)
KOL. AMEN: Wat waren de functies van Kaltenbrunner, Müller en Eichmann binnen het RSHA? Vertelt u ons in welke periode ieder van hen zijn werkzaamheden uitoefende.
OHLENDORF: Kaltenbrunner was het hoofd van de SIPO en de SD. Als zodanig was hij ook hoofd van het RSHA, de interne organisatieaanduiding van de functie van het hoofd van de SIPO en de SD.
Kaltenbrunner oefende deze functie uit van 30 januari 1943 tot aan het einde van de oorlog. Müller was hoofd van Amt IV, de
Gestapo. Bij oprichting van de Gestapo werd hij de plaatsvervanger van de Chef van de Gestapo en werd als zodanig ook consequent op de post van Chef van Amt IV van het RSHA benoemd. Hij heeft deze functie tot het einde van de oorlog vervuld. Eichmann heeft zich binnen Amt IV onder Müller met Joodse kwesties beziggehouden en wel sinds ongeveer 1940. Voor zover ik weet heeft hij deze functie ook tot het einde van de oorlog vervuld.
KOL. AMEN: Hebt u al gezegd in welke periode u als Chef van Amt III werkzaam was?
OHLENDORF: Van 1939 tot 1945 had ik als bijbetrekking de functie van Chef van Amt III.
KOL. AMEN: We gaan nu naar de aanduiding “mobiele eenheden” van het leger, die in de rechter benedenhoek van de kaart zichtbaar zijn. Wilt u aan het Tribunaal de betekenis van de woorden “Einsatzgruppe” en “Einsatzkommando” uitleggen?
OHLENDORF: Het begrip “Einsatzgruppe” ontstond na een overeenkomst tussen de Chefs van het RSHA, het
OKW en het OKH over de inzet van eigen eenheden van de veiligheidspolitie in het operatiegebied. De benaming “Einsatzgruppe” werd voor het eerst tijdens de veldtocht in Polen gebruikt.
De overeenkomst met het OKH en het
OKW werd pas aan het begin van de veldtocht in Rusland opgesteld. In deze overeenkomst werd bepaald dat een vertegenwoordiger van de Chef van de SIPO en de SD aan de Legergroepen, (Heeresgruppen) respectievelijk aan de afzonderlijke legers (Armeen) zou worden toegevoegd aan wie tegelijkertijd mobiele eenheden van de SIPO en de SD, in de vorm van
Einsatzgruppen en Einsatzkommandos ondergeschikt werden gemaakt. De Einsatzkommandos zouden op aanwijzing van de Legergroep, respectievelijk de afzonderlijke legers zonodig aan de legereenheden worden toegevoegd.
KOL. AMEN: Legt u alstublieft uit, voor zover u het weet, of er voor de Russische veldtocht een overeenkomst tussen OKW, OKH en RSHA tot stand kwam?
OHLENDORF: Ja. De inzet van de door mij genoemde
Einsatzgruppen en Einsatzkommandos werd na een schriftelijke overeenkomst tussen het OKW, OKH en het RSHA geregeld.
KOL. AMEN: Hoe weet u dat een dergelijke overeenkomst schriftelijk getroffen werd?
OHLENDORF: Ik ben er vaak bij geweest wanneer de onderhandelingen die Albrecht en Schellenberg met het OKW en het OKH voerden, werden besproken en ik heb bovendien het resultaat van deze onderhandelingen, de schriftelijke overeenkomst direct in handen gekregen toen ik de Einsatzgruppen overnam.
KOL. AMEN: Kunt u het Tribunaal vertellen wie Schellenberg was? Welke functie hij bekleedde?
OHLENDORF: Het laatst was Schellenberg Chef van Amt VI binnen het RSHA, dat wil zeggen, toen hij in opdracht van Heydrich de onderhandelingen voerde, maakte hij deel uit van Amt I.
KOL. AMEN: Wanneer vonden deze onderhandelingern ongeveer plaats?
OHLENDORF: De onderhandelingen hebben meerdere weken geduurd. De overeenkomst moet ongeveer een of twee weken voor het begin van de campagne in Rusland gesloten zijn.
KOL. AMEN: Hebt u ooit een uitwerking van deze schriftelijke overeenkomst onder ogen gekregen?
OHLENDORF: Jawel.
KOL. AMEN: Was u ooit in de gelegenheid met deze schriftelijke overeenkomst te werken?
OHLENDORF: Jawel.
KOL. AMEN: Bij meer dan een gelegenheid?
OHLENDORF: Ja en wel bij alle vragen die met de bevoegdheid van het leger over de Einsatzgruppen te maken hadden.
KOL. AMEN: Weet u waar het origineel of een afschrift van deze overeenkomst zich nu bevindt?
OHLENDORF: Nee.
KOL. AMEN: Wilt u het Tribunaal naar beste weten en herinnering uitleggen hoe de inhoud van deze overeenkomst luidde?
OHLENDORF: In de overeenkomst werd allereerst geregeld dat er Einsatzgruppen werden gevormd, zo ook de Einsatzkommandos die in het operatiegebied aan het werk moesten. Dit was een nieuwigheid omdat het leger tot dan toe de taken, die hier door de SIPO zelfstandig werden overgenomen, onder eigen verantwoording had uitgevoerd. Ten tweede was er de regeling met betrekking tot de verantwoordelijkheid in zakelijk opzicht.
De PRESIDENT: U spreekt te snel. Wat zei u net, dat de Einsatzkommandos op grond van die overeenkomst gedaan hebben?
OHLENDORF: Ik zei, dat was de bevoegdheid van het leger over de Einsatzgruppen en Einsatzkommandos. In de overeenkomst was vastgelegd dat de Legergroepen (Heeresgruppen) respectievelijk de afzonderlijke legers (Armeen) tegenover de Einsatzgruppen verplicht waren transport en verzorging op zich te nemen. De zakelijke aanwijzingen kwamen van de Chef van de SIPO en de SD.
KOL. AMEN: Begrijpt u mij goed: Is het juist dat er steeds één Einsatzgruppe aan elke Legergroep (Heeresgruppe) of Leger (Armee) was toegevoegd?
OHLENDORF: Aan iedere Heeresgruppe moest een Einsatzgruppe worden toegevoegd, de Einsatzkommandos dan weer door de Heeresgruppe aan de afzonderlijke Armeen.
KOL. AMEN: En was het de taak van de legerbevelhebber het gebied te bepalen waarin de Einsatzgruppe moest werken?
OHLENDORF: Voor de Einsatzgruppe was het gebied al daardoor vastgelegd omdat ze aan een bepaalde Heeresgruppe waren toegevoegd en dus met de Heeresgruppe mee trokken, terwijl dan voor de Einsatzkommandos het gebied door de Heeresgruppe, dan wel door de Armeen werd bepaald.
KOL. AMEN: Voorzag de overeenkomst er ook in dat de legerleiding de periode bepaalde waarin de Einsatzkommandos moesten opereren?
OHLENDORF: Dat was in het begrip “transport” inbegrepen.
KOL. AMEN: Kon de legerleiding u ook verdere taken toewijzen?
OHLENDORF: Jawel, boven het al aanwezige recht van de Chef van de SIPO en de SD zakelijke aanwijzingen te geven, hing, om zo te zeggen, de algemene formulering dat het leger richtlijnen kon geven wanneer de operationele situatie dat noodzakelijk maakte.
KOL. AMEN: Wat stond er in de overeenkomst met betrekking tot de toevoeging van Kommandos van de Einsatzgruppen aan de legerleiding.
OHLENDORF: Ik kan me niet herinneren of er daarover iets bijzonders is gezegd. In ieder geval werd er tussen het opperbevel en de SD een verbindingsofficier geplaatst.
KOL. AMEN: Kunt u zich andere voorschriften uit deze schriftelijke overeenkomst herinneren?
OHLENDORF: Ik meen dat ik de belangrijkste inhoud wel kan weergeven.
KOL. AMEN: Welke functie oefende u op grond van deze overeenkomst uit?
OHLENDORF: Ik voerde van juni 1941 tot aan Heydrich’s dood in juni 1942 het bevel over
Einsatzgruppe D en was vertegenwoordiger van de Chef van de SIPO en de SD bij het 11de Leger.
KOL. AMEN: Wanner was dat, Heydrich’s dood?
OHLENDORF: Heydrich raakte eind mei 1942 gewond en stierf op 4 juni 1942.
KOL. AMEN: Hoelang van te voren wist u dat er een veldtocht tegen Rusland zou beginnen?
OHLENDORF: Ongeveer vier weken van te voren.
KOL. AMEN: Hoeveel Einsatzgruppen waren er en wie waren de leiders?
OHLENDORF: Er waren vier Einsatzgruppen,
Einsatzgruppe A, B, C en D. Chef van
Einsatzgruppe A was Stahlecker; Chef van
Einsatzgruppe B was Nebe; Chef van
Einsatzgruppe C was Dr. Rasche en later Dr. Thomas; Chef van
Einsatzgruppe D was Ohlendorf en later Bierkamp.
KOL. AMEN: Bij welke Armee was Einsatzgruppe D aangesloten?
OHLENDORF: Einsatzgruppe D was bij geen enkele Heeresgruppe aangesloten maar was direct aan de 11e Armee toegevoegd.
KOL. AMEN: Waar opereerde Einsatzgruppe D?
OHLENDORF: Einsatzgruppe D opereerde in de zuidelijke Oekraïne.
KOL. AMEN: Kunt u precies de aard en omvang van het gebied beschrijven waar Einsatzgruppe D opereerde; welke waren de steden en gebieden?
OHLENDORF: De noordelijkste stad was Czernowitz, van daar naar het zuiden via Mogilew-Podelsk-Jampol tot aan Zuwalje, Czerwind, Melitopol, Mariopol, Taganrog, Rostow en De Krim in het Oosten.
KOL. AMEN: Wat was het uiteindelijke doel van Einsatzgruppe D?
OHLENDORF: Einsatzgruppe D lag in reserve en was bestemd voor de Kaukasus, voor een Heeresgruppe die voor deze operatie bestemd was.
KOL. AMEN: Wanneer begon Einsatzgruppe D de Sovjet-Unie binnen te trekken.
OHLENDORF: Einsatzgruppe D is op 21 juni uit Duegen vertrokken en heeft in drie dagen tijd Pietra Namsk in Roemenië bereikt. Daar werden door het leger al de eerste Einsatzkommandos aangevraagd en die hebben zich direct op weg begeven naar de doelen die door het leger waren aangewezen. De gehele Einsatzgruppe is begin juli operationeel geworden.
KOL. AMEN: Hebt u het over het 11de Leger?
OHLENDORF: Jawel.
KOL. AMEN: Wat was de officiële taak van de Einsatzgruppen met betrekking tot Joden en Communistische commissarissen?
OHLENDORF: Over de kwestie van Joden en Communistische commissarissen werd aan de leiders van de Einsatzgruppen en Einsatzkommandos voor vertrek mondelinge aanwijzingen gegeven.
KOL. AMEN: Hoe luidden uw aanwijzingen betreffende Joden en Communistische functionarissen?
OHLENDORF: Er was een aanwijzing gegeven dat in het operatiegebied van de Einsatzgruppen op Russisch grondgebied de Joden moesten worden geliquideerd, net als de politieke commissarissen van de Sovjets.
KOL. AMEN: Als u het woord “liquideren” gebruikt, bedoelt u doden?
OHLENDORF: Daarmee bedoel ik doden.
KOL. AMEN: Hebt u voor het begin van de Russisiche veldtocht deelgenomen aan een conferentie in Pretz?
OHLENDORF: Ja. Dat was de werkbespreking waarin de Einsatzgruppen en Einsatzkommandos hun doelen werden aangewezen en de desbetreffende bevelen werden gegeven.
KOL. AMEN: Wie was bij deze bespreking aanwezig?
OHLENDORF: De hoofden van de Einsatzgruppen en van de Einsatzkommandos waren aanwezig en namens het RSHA Streckenbach die de bevelen van Heydrich en Himmler overbracht.
KOL. AMEN: Hoe luidden die bevelen?
OHLENDORF: Het waren de algemene bevelen die de SIPO en de SD gewoonlijk al hadden en bovendien het bevel tot liquidatie dat ik daarnet al noemde.
KOL. AMEN: En wanneer ongeveer vond deze bespreking plaats?
OHLENDORF: Ongeveer drie of vier dagen voor vertrek.
KOL. AMEN: U hebt dus voor vertrek naar Russisch gebied tijdens deze bespreking bevel gekregen, naast de reguliere taken van de SIPO en de SD de Joden en communistische functionarissen uit te roeien; klopt dat?
OHLENDORF: Jawel.
KOL. AMEN: Hebt u ooit een persoonlijk onderhoud met Himmler gehad, dat betrekking had op een mededeling van Himmler aan de bevelhebbers van de Legergroepen en legers en dat deze speciale taak betrof?
OHLENDORF: Jawel. Himmler heeft mij gezegd dat voor het begin van de Russische veldtocht, Hitler in een bespreking met de bevelhebbers van de Heeresgruppen en de Armeechefs – niet de Armeechefs – de opperbevelhebbers deze opdracht heeft meegedeeld en de opperbevelhebbers heeft opgedragen, de daarvoor noodzakelijke ondersteuning te verzekeren.
KOL. AMEN: U kunt dus getuigen dat de chefs van de Heeresgruppen en de Armeen op dezelfde manier over dit bevel tot liquidatie van Joden en Sovjet functionarissen waren ingelicht?
OHLENDORF: Ik geloof dat het in deze vorm niet juist is. Ze hadden geen bevel tot liquidatie maar de liquidatie was door Himmler ter uitvoering overgedragen. Omdat de liquidaties echter binnen het operatiegebied van de Heeresgruppe, respectievelijk de Armee plaatsvonden werd de Armeen bevolen ondersteuning te leveren. Afgezien daarvan dat zonder dit bevel aan het leger de Einsatzgruppen in die zin niet aan hun werk hadden kunnen beginnen.
KOL. AMEN: Had u anders nog besprekingen met Himmler met betrekking tot dit bevel?
OHLENDORF: Jawel. Laat in de zomer van 1941 was Himmler in Nikolajev. Hij liet de leiders en manschappen van de Einsatzkommandos aantreden en herhaalde voor hen het bevel tot liquidatie met de opmerking dat leiders en manschappen die bij deze liquidaties betrokken waren, geen enkele persoonlijke en eigen verantwoording voor het uitvoeren van dit bevel droegen. De verantwoordelijkheid droeg hij alleen samen met de Führer.
KOL. AMEN: En u hoorde zelf hoe dat werd gezegd?
OHLENDORF: Jawel.
KOL. AMEN: Weet u of de opdrachten van de Einsatzgruppe bij de bevelhebber van de legergroepen bekend waren?
OHLENDORF: Dit bevel en de uitvoering ervan was aan de Opperbevelhebber van het leger bekend.
KOL. AMEN: Hoe weet u dat?
OHLENDORF: Uit besprekingen met het leger en uit aanwijzingen die door het leger met betrekking tot de uitvoering ervan werden gegeven.
KOL. AMEN: Was de taak van de Einsatzgruppen en de overeenkomst tussen OKW, OKH en RSHA bekend bij de andere leiders van het RSHA?
OHLENDORF: Tenminste een deel van de leiders wist het omdat een deel van de leiders in de loop der tijd ook actief was in de Einsatzgruppen en de Einsatzkommandos. Overigens wisten de leiders die zich met de organisatie en juridische kwesties bezig moesten houden het ook.
KOL. AMEN: Kwamen de meeste leiders niet van het RSHA?
OHLENDORF: Welke leiders?
KOL. AMEN: Van de Einsatzgruppen?
OHLENDORF: Dat kun je niet zegen. De leiders van de Einsatzgruppen en Einsatzkommandos kwamen uit het hele Reich.
KOL. AMEN: Weet u of deze opdracht en de overeenkomst ook aan Kaltenbrunner bekend was?
OHLENDORF: Na aanvaarding van zijn functie heeft Kaltenbrunner zich met deze zaken bezig moeten houden en moet daarom ook van de dossiers van de Einsatzgruppen, die onder zijn verantwoording vielen geweten hebben.
KOL. AMEN: Wie was de bevelhebber van het 11de leger?
OHLENDORF: Bevelhebber van het 11de leger was eerst Ritter von Schober en later Erich von Mannstein.
KOL. AMEN: Wilt u alstublieft het Hof vertellen op welke manier de bevelhebber van het 11de leger de liquidatieacties van Einsatzgruppe D leidde en controleerde?
OHLENDORF: In Nikolajev kwam een bevel van het 11de leger dat de liquidaties slechts op een afstand van 200 kilometer van de Opperbevelhebber mochten plaatsvinden.
KOL. AMEN: Kunt u zich nog een andere gelegenheid herinneren?
OHLENDORF: In Simferopol werd door de legerleiding aan de betrokken Einsatzkommandos het verzoek gedaan, de liquidaties te versnellen en wel om de reden dat er in dat gebied hongersnood dreigde en grote woningnood zou zijn.
KOL. AMEN: Weet u hoeveel personen door Einsatzgruppe D werden geliquideerd en wel onder uw leiding?
OHLENDORF: In het jaar van juni 1941 tot juni 1942 zijn door de Einsatzkommandos ongeveer 90.000 personen als geliquideerd gemeld.
KOL. AMEN: Is dit aantal inclusief mannen, vrouwen en kinderen?
OHLENDORF: Ja.
KOL. AMEN: Waarop baseert u deze cijfers?
OHLENDORF: Dat zijn meldingen die door de Einsatzkommandos aan de Einsatzgruppen werden gedaan.
KOL. AMEN: Werden deze meldingen aan u getoond?
OHLENDORF: Ja.
KOL. AMEN: En u hebt ze gezien en gelezen?
OHLENDORF: Wat zegt u?
KOL. AMEN: En u hebt die zelf gezien en gelezen?
OHLENDORF: Ja.
KOL. AMEN: En u baseert zich op deze meldingen van de bij het Hof ingediende aantallen?
OHLENDORF: Ja.
KOL. AMEN: Weet u hoe deze aantallen zich verhouden tot het aantal door andere Einsatzgruppen geliquideerde personen?
OHLENDORF: De aantallen van andere Einsatzgruppen die mij bekend zijn, zijn aanzienlijk hoger.
KOL. AMEN: Waaraan is dat af te leiden?
OHLENDORF: Ik geloof dat bij de andere Einsatzgruppen de aantallen sterk overdreven werden.
KOL. AMEN: Hebt u ooit meldingen van liquidaties door andere Einsatzgruppen onder ogen gekregen?
OHLENDORF: Ja.
KOL. AMEN: En deze meldingen toonden aantallen die boven het aantal van Einsatzgruppe D uitstegen. Is dat juist?
OHLENDORF: Ja.
KOL. AMEN: Bent u persoonlijk aanwezig geweest bij massaexecuties van deze mensen?
OHLENDORF: Ik ben bij twee massaexecuties in de hoedanigheid van inspecteur aanwezig geweest.
KOL. AMEN: Wilt u het Hof in bijzonderheden beschrijven, hoe een bepaalde massaexecutie werd uitgevoerd?
OHLENDORF: Een plaatselijk Einsatzkommando probeerde alle Joden op te pakken door middel van registratie. Die registratie werd aan de Joden zelf opgedragen.
KOL. AMEN: Onder welk voorwendsel werden ze bijeen gedreven?
OHLENDORF: Het bijeen drijven gebeurde onder het voorwendsel van Umsiedlung (verhuizing).
KOL. AMEN: Gaat u verder.
OHLENDORF: Na registratie werden de Joden op een plaats bijeengebracht. Van daaruit werden ze dan later naar de executieplaats vervoerd. De executieplaats was gewoonlijk een tankgracht of een natuurlijke groeve. De executies werden op militaire wijze uitgevoerd, door pelotons met de bijbehorende commandos.
KOL. AMEN: Hoe werden ze naar de executieplaats vervoerd?
OHLENDORF: Ze werden met vrachtwagens naar de executieplaats gereden en wel telkens zoveel als er onmiddellijk konden worden geëxecuteerd; op deze manier werd geprobeerd de periode waarin de slachtoffers in de gaten kregen wat hen te wachten stond tot het moment van de eigenlijke executie zo kort mogelijk te houden.
KOL. AMEN: Was dat uw idee?
OHLENDORF: Ja.
KOL. AMEN: En wat gebeurde er met de lijken nadat de mensen neergeschoten waren?
OHLENDORF: Die werden in de tankgracht of in de groeve begraven.
KOL. AMEN: Hoe werd vastgesteld of afzonderlijke slachtoffers werkelijk dood waren of niet?
OHLENDORF: De commandant van de eenheid of de leider van het peloton hadden bevel gekregen daarop te letten en in voorkomende gevallen zelf het genadeschot te geven.
KOL. AMEN: En wiens taak was dat?
OHLENDORF: Dat deed de leider van de eenheid zelf of een door hem aangewezen man.
KOL. AMEN: In welke houding werden de slachtoffers doodgeschoten?
OHLENDORF: Staand of knielend.
KOL. AMEN: Wat gebeurde er met de eigendommen en kledingstukken van de neergeschoten mensen?
OHLENDORF: Artikelen van waarde werden bij de registratie of het bijeen drijven in beslag genomen, moesten worden afgegeven en werden ofwel via het RSHA ofwel direct aan het Ministerie van Financiën overgedragen. De kleding werd allereerst onder de bevolking verdeeld en in de winter van 1941/1942 direct door de NSV in beslag genomen en verdeeld.
KOL. AMEN: Werden tegelijkertijd alle persoonlijke eigendommen geregistreerd?
OHLENDORF: Niet apart; alleen waardeartikelen werden geregistreerd.
KOL. AMEN: Wat gebeurde er met de kleding die de slachtoffers droegen terwijl ze naar de executieplaats kwamen?
OHLENDORF: Ze moesten alleen hun bovenkleding uittrekken, direct voor de terechtstelling.
KOL. AMEN: Alles?
OHLENDORF: De bovenkleding, ja.
KOL. AMEN: En wat gebeurde er met de rest van de kledingstukken die ze aan hadden?
OHLENDORF: Die hielden de mensen aan.
KOL. AMEN: Gold dat alleen voor uw groep of ook voor de andere Einsatzgruppen?
OHLENDORF: Bij mijn Einsatzgruppe was dat zo gebruikelijk. Van andere Einsatzgruppen weet ik het niet.
KOL. AMEN: Hoe gingen sommigen met de zaak om?
OHLENDORF: Enkele leiders van eenheden zagen af met de militaire wijze van terechtstellen en brachten de mensen ieder apart om met een nekschot.
KOL. AMEN: En u was tegen een dergelijke methode?
OHLENDORF: Ik was tegen die methode, ja.
KOL. AMEN: Om welke reden?
OHLENDORF: Omdat het zowel voor het slachtoffer als voor degenen die het bevel tot doden kregen een zware geestelijke belasting was.
KOL. AMEN: Wat gebeurde er met de door de Einsatzgruppen ingenomen eigendommen van de slachtoffers?
OHLENDORF: Voor zover het artikelen van waarde betrof werden die naar Berlijn naar het RSHA of naar het Ministerie van Financiën gestuurd. De spullen die in het operatiegebied konden worden gebruikt, werden daar direct gebruikt.
KOL. AMEN: Wat werd er bijvoorbeeld met het goud en zilver gedaan dat van de slachtoffers werd afgenomen?
OHLENDORF: Dat werd naar Berlijn gestuurd, zoals ik net al zei; naar het Ministerie van Financiën.
KOL. AMEN: Hoe weet u dat?
OHLENDORF: Ik kan me herinneren dat dat vanuit Simferopol zo gedaan werd.
KOL. AMEN: Wat is er met de horloges gebeurd die de slachtoffers werden afgenomen?
OHLENDORF: De horloges werden door het leger gevorderd en het front ter beschikking gesteld.
KOL. AMEN: Werden al deze slachtoffers, mannen, vrouwen en kinderen op dezelfde manier terechtgesteld?
OHLENDORF: Tot aan de lente van 1942, ja. Daarna kwam er een bevel van Himmler dat in de toekomst vrouwen en kinderen alleen nog met gaswagens moesten worden omgebracht.
KOL. AMEN: Hoe werden de vrouwen en kinderen dan eerst omgebracht?
OHLENDORF: Net zoals de mannen, door neerschieten.
KOL. AMEN: Hoe werden de slachtoffers na de executie begraven, als dat al gebeurde?
OHLENDORF: De graven werden eerst door de Kommandos opgevuld zodat de sporen van de executie niet meer zichtbaar waren en daarna door Arbeitskommandos uit de bevolking afgedekt.
KOL. AMEN: Welke richtlijn kreeg u met betrekking tot het gebruik van de gaswagens die u in het voorjaar van 1942 kreeg?
OHLENDORF: De gaswagens moesten in de toekomst voor het doden van de vrouwen en kinderen worden gebruikt.
KOL. AMEN: Kunt u aan het Hof de constructie en het uiterlijk van deze gaswagens uitleggen?
OHLENDORF: Aan de buitenkant kon men het gebruik van de gaswagen niet afzien. Het waren gewone gesloten vrachtwagens. Ze waren zo ingericht dat na het starten van de motoren de uitlaatgassen in de vrachtwagens werden geleid die dan in 10 tot 15 minuten tot de dood leidden.
KOL. AMEN: Wilt u precies uitleggen hoe een dergelijke wagen voor een terechtstelling werd gebruikt?
OHLENDORF: De wagen werd met daarvoor bestemde slachtoffers geladen en dan naar de plek van de begrafenis gebracht die doorgaans dezelfde was als die welke voor de massaexecuties werd gebruikt. Het transport duurde lang genoeg om de inzittenden te doden.
KOL. AMEN: Hoe bracht men de slachtoffers ertoe, in de vrachtwagens te klimmen.
OHLENDORF: Doordat hen werd gezegd dat ze ergens anders heen gebracht zouden worden.
KOL. AMEN: Hoe werd het gas open gedraaid?
OHLENDORF: De technische details weet ik niet.
KOL. AMEN: Hoe lang duurde het gewoonlijk voordat de dood intrad?
OHLENDORF: Ongeveer 10 tot 15 minuten zonder dat de slachtoffers daar iets van merkten.
KOL. AMEN: Hoeveel personen konden gelijktijdig in een dergelijke wagen worden gedood?
OHLENDORF: De wagens waren van verschillende grootte – ongeveer 15 tot 25.
KOL. AMEN: Hebt u ooit meldingen gekregen van de mensen die deze wagens bestuurden?
OHLENDORF: Ik heb de vraag niet begrepen.
KOL. AMEN: Hebt u meldingen gekregen van de mensen die deze wagens bestuurden?
OHLENDORF: Ik kreeg de melding dat de Einsatzkommandos de wagens niet graag gebruikten.
KOL. AMEN: Waarom?
OHLENDORF: Omdat het begraven van de inzittenden een zware belasting voor de leden van het Einsatzkommando was.
KOL. AMEN: Kunt u het Hof vertellen wie deze wagens aan de Einsatzgruppen leverde?
OHLENDORF: De gaswagens behoorden niet tot het wagenpark van de Einsatzgruppen, maar waren als Sonderkommandos aan de Einsatzgruppen toegevoegd en bovendien leidde de constructeur van de wagen dit Kommando. De wagens waren door het RSHA aan de Einsatzgruppen toegevoegd.
KOL. AMEN: Werden deze wagens ook aan alle andere Einsatzgruppen ter beschikking gesteld?
OHLENDORF: Dat kan ik niet precies zeggen, ik weet alleen van Einsatzgruppe D en indirect dat ook
Einsatzgruppe C van de wagens gebruik maakte.
KOL. AMEN: Bent u bekend met de brief, betreffende deze gaswagens, die Becker aan Rauf geschreven heeft?
OHLENDORF: Ik heb die brief tijdens mijn verhoren gezien.
KOL. AMEN: Heren rechters! Ik verwijs naar Bewijsstuk 501-PS, USA-288, een brief die al als bewijsmateriaal bij het Hof is ingediend; een brief van Becker aan Rauf.
(hij wendt zich tot de getuige). Wilt u het Hof zeggen wie Becker was?
OHLENDORF: Becker is volgens mij de constructeur van de wagen. Hij was degene die bij de Einsatzgruppe D de wagen bestuurde.
KOL. AMEN: En wie was Rauf?
OHLENDORF: Rauf was Gruppenleiter van Amt II van het RSHA. Hij was destijds onder andere leider van het transportwezen.
KOL. AMEN: Kunt u de brief identificeren?
OHLENDORF: De inhoud komt ongeveer overeen met mijn ervaringen en zal daarom waarschijnlijk wel juist zijn.
(aan getuige wordt Document 501 overhandigd.)
KOL. AMEN: Wilt u de brief die u is voorgelegd bekijken en ons zeggen of u die op een of andere manier kunt identificeren?
OHLENDORF: De opmaak van de brief, ook de aantekening “R”/Rauf en de verwijzing naar Zwabel of Fabel, die zich als ondergeschikte van Rauf met het transportwezen bezig hield, lijken me de echtheid van de brief te bevestigen. Inhoudelijk komt het wel overeen met de ervaringen die ik destijds heb opgedaan.
KOL. AMEN: U bent dus van mening dat het hier om een origineel document gaat?
OHLENDORF: Ja.
KOL. AMEN: Wilt u de brief alstublieft daar op tafel leggen. Wilt u het Hof nu met inachtname van uw eerdere verklaring uitleggen waarom u gelooft dat de wijze van terechtstellen waartoe u opdracht gaf, namelijke de militaire, te prefereren was boven het nekschot dat de andere Einsatzgruppen toepasten?
OHLENDORF: Aan de ene kant moest daarmee worden bereikt dat de afzonderlijke leiders en manschappen op militaire manier op grond van een bevel de terechtstelling konden voltrekken en dus zelf geen besluit hoefden te nemen. Het ging slechts op bevel, ook uiterlijk een bevel. Aan de andere kant was het mij bekend dat bij afzonderlijke terechtstellingen mishandelingen door nerveuze opwinding niet te vermijden waren omdat de slachtoffers zich te vroeg van hun lot bewust werden en daardoor een langere belasting geestelijk niet aankonden. Het leek mij ook ondraaglijk dat afzonderlijke leiders en manschappen op deze manier werden gedwongen op eigen besluit een groot aantal mensen om te brengen.
KOL. AMEN: Hoe bepaalde u welke Joden moesten worden omgebracht?
OHLENDORF: Dat was mijn keuze niet maar de identificatie werd door de Joden zelf gedaan omdat de registratie door een Joodse Raad van Oudsten werd gedaan.
KOL. AMEN: Had het percentage Joods bloed er iets mee te maken?
OHLENDORF: Bijzonderheden kan ik me niet herinneren, maar ik geloof dat half-Joods hier ook onder het begrip Jood viel.
KOL. AMEN: Welke organisaties leverden in hoofdzaak de officieren voor deze Einsatzkommandos en Einsatzgruppen?
OHLENDORF: Ik heb de vraag niet verstaan.
KOL. AMEN: Welke organisaties leverden het grootste deel van de officieren voor de Einsatzgruppe?
OHLENDORF: Het officierskader werd door de Gestapo, de Kripo en voor een klein deel door de SD geleverd.
KOL. AMEN: Kripo?
OHLENDORF: Jawel, Gestapo, Kriminalpolizei en in geringe mate door de SD.
KOL. AMEN: Waren er nog andere bronnen waaruit het personeel werd gerekruteerd?
OHLENDORF: Ja, een groot deel van de bezetting werd door de
Waffen-SS en de Ordnungspolizei geleverd. De Gestapo en de Kripo leverden in feite de behandelend ambtenaren terwijl de
Waffen-SS en de Ordnungspolizei de manschappen leverden.
KOL. AMEN: Hoe stond het met de (Waffen? Vert.)SS?
OHLENDORF: De (Waffen) SS moest net als de Ordnungspolizei een compagnie aan de Einsatzgruppen leveren.
KOL. AMEN: Hoe stond het met de Ordnungspolizei?
OHLENDORF: De Ordnungspolizei leverde eveneens een compagnie aan de Einsatzgruppen.
KOL. AMEN: Hoe groot was Einsatzgruppe D en zijn operatiegebied vergeleken met de andere Einsatzgruppen?
OHLENDORF: Ik schat dat de Einsatzgruppe ongeveer twee/derde tot de helft van de andere Einsatzgruppen was. Dat is in de loop van de tijd wel veranderd. Afzonderlijke Einsatzgruppen zijn in de loop van de tijd sterk uitgebreid.
KOL. AMEN: Geacht Tribunaal. Ik heb nog meer vragen met betrekking tot organisatorische zaken te stellen die het al ingediende bewijsmateriaal verder kunnen versterken. Ik wil het Tribunaal daar echter niet mee ophouden, vooropgesteld dat het Tribunaal geen verdere informatie wenst. Als een van de heren rechters zelf verdere vragen heeft denk ik dat het beter zou zijn als hij die zelf aan getuige stelt omdat de getuige over deze organisatorische zaken het beste is ingelicht, meer dan wie dan ook die aan het Hof kon worden voorgeleid.
De PRESIDENT: Ik schors de zitting voor tien minuten.