In het midden van de jaren dertig bestond de verdediging van de Britse kustwateren uit een groot aantal verschillende typen, sterk verouderde vliegtuigen. Het waren allemaal nog tweedekkers. Als tijdelijke oplossing voor dit probleem werd de Avro Anson geïntroduceerd. Het Britse luchtvaartministerie was echter naarstig op zoek naar een volwaardig kustverdedigingstoestel. In de zomer van 1935 werden hiervoor de specificaties uitgevaardigd. Drie maatschappijen tekenden hierop in. Bristol kwam, gebaseerd op de Bristol Blenheim, met ontwerp Type 149 dat uiteindelijk zou uitgroeien tot Type 152, de Bristol Beaufort.
De Bristol Beaufort was qua origine een torpedobommenwerper, maar was zodanig ingericht dat het evengoed als normale bommenwerper dienst kon doen. Hoewel het tussen 1940 en 1943 de standaard torpedobommenwerper van RAF Coastal Command was, is het nooit echt gezien als een succesvol toestel. Wanneer we kijken naar de operaties die door de Beauforts zijn uitgevoerd en de successen die daarin zijn geboekt, is deze typering niet helemaal terecht. Zeker in de Noordzee, het Kanaal en de Middellandse Zee hebben de Beauforts veel schepen tot zinken weten te brengen. Ook de vele, voornamelijk Australische, Beauforts in het Verre Oosten hebben hun steentje bijgedragen.
Om de verdediging van de Britse kustwateren te verbeteren werd door het Luchtvaartministerie een tweetal specificaties opgesteld. Specificatie M.15/35 vroeg om een drie persoons torpedobommenwerper als vervanger van de Vickers Vildebeest en specificatie G.24/35 vroeg om een vier persoons verkenner/bommenwerper als vervanger voor de Avro Anson. Drie maatschappijen schreven hierop in. Avro kwam met het ontwerp van type 672, een verbeterde versie voor de Avro Anson. Blackburn kwam met haar ontwerp voor een hoog vleugelige bommenwerper met een intern ruim voor de torpedo en Bristol nam de Blenheim als basis.[1]
Bristol ontwikkelde Type 149 op basis van specificatie G.24/35. Als basis koos men voor de romp van de Blenheim Mk I. De romp werd verbreed om plaats te bieden aan vier bemanningsleden. Het toestel werd bewapend met drie 7,7 mm machinegeweren (twee in de rugkoepel en één in de vleugel) en werd voortgestuwd door twee Bristol Aquila AE3M motoren. Op basis van specificatie M.15/35 werd Type 150 ontworpen, die in feite een vergrote versie van de Blenheim Mk I was. Het toestel kreeg een spanwijdte van 17,68 meter en een lengte van 13,49 meter. Het zou worden voortgestuwd door twee Bristol Perseus motoren met een vermogen van 890 pk elk.[2]
Om productieproblemen te voorkomen, werd door de Bristolfabriek aan het ministerie voorgesteld om beide typen te integreren in één en hetzelfde ontwerp. Hierdoor werd in april 1936 Type 152 gepresenteerd. Het toestel had een verlengde neus gekregen, had een standaardbemanning van drie man en werd aangedreven door twee Aquila AE3M motoren of twee Perseus VI motoren. Het Luchtvaartministerie stelde middels specificatie 10/36, speciaal opgesteld voor Type 152, een aantal wijzigingen voor op het basisontwerp. De bemanning moest toch uit vier man kunnen bestaan, waartoe de romp werd verhoogd.[3]
Ondanks deze wijzigingen bleven de andere fabrikanten eveneens in de race en bij alle drie de maatschappijen werden de ontwerpen besteld. De motoren van het Type 152 ontwerp bleken echter te zwak en er werd besloten over te stappen op 1150 pk Bristol Taurus motoren.[4]
Britse bouw: |
||
Bristol Type 152 |
Prototype: L4441, ? |
2 |
Bristol Beaufort Mk.I |
Torpedobommenwerper/verkenner
met 2x Bristol Taurus II, III, VI, XII of XVI motoren |
1013 |
Bristol Beaufort Mk.II |
Torpedobommenwerper verkenner
met 2x Pratt & Whitney R-1830-S3C4-G motoren |
167 |
Bristol Beaufort T Mk. II |
Trainer variant verbouwde Mk.II |
249 |
Bristol Beaufort Mk.III |
Ontwerp met 2x Rolls-Royce
Merlin XX motoren |
0 |
Bristol Beaufort Mk.IV |
Prototype met 2x Bristol Taurus
XX motoren |
1 |
Australische bouw: |
||
Bristol Beaufort Mk.V |
Torpedobommenwerper/Verkenner
met 2x Pratt & Whitney R-1830-S3C4-G motoren, Curtiss Electric
propellers |
50 |
Bristol Beaufort Mk.Va |
Torpedobommenwerper/Vekenner met
2x Pratt & Whitney R-1830-S3C4-G motoren, Hamilton propellers |
30 |
Bristol Beaufort Mk.VI |
Torpedobommenwerper/Vekenner met
2x Pratt & Whitney-S1C3 motoren, Curtiss Electric propellers |
40 |
Bristol Beaufort Mk.VII |
Torpedobommenwerper/Vekenner met
2x Pratt & Whitney-S1C3 motoren, Hamilton propellers |
60 |
Bristol Beaufort Mk.VIII |
Torpedobommenwerper/Vekenner met
2x Pratt & Whitney S3C4-G motoren met radar en mijnenlegfunctie |
520 |
Bristol Beaufort Mk.IX |
Transport modificatie met 2x
Pratt
& Whitney S3C4-G motoren |
46 |
De Bristol Beaufort was een geheel metalen vliegtuig. Alleen de controlepanelen (roeren en dergelijke) waren met linnen overtrokken. Standaard kon 907 kg aan bommenlast worden meegedragen. De bommen werden intern in het bommenruim meegenomen, maar wanneer een torpedo of mijnen werden meegevoerd werden deze onder de romp aangebracht.
De eigen verdediging bestond uit een 7,7 mm mitrailleur in de vleugel en twee 7,7 mm mitrailleurs in de Bristol B.IV Mk I rugkoepel. Door een tekort aan de geplande Browningmitrailleurs zouden de eerste toestellen worden afgeleverd met twee 7,7mm Vickers k machinegeweren in de koepel.[5] De Beaufort werd rechtstreeks van de tekentafel besteld, waardoor er geen prototype is gebouwd. In augustus 1936 werd een bestelling geplaatst voor 78 toestellen, waarvan de eerste vijf zouden worden gebruikt voor een testprogramma. Er werd getest met Bristol Taurus II en Taurus III motoren.[6]
De eerste vlucht vond plaats in oktober 1938, maar door problemen met de productie van de motoren kwam de productie pas op gang in 1939. Ook tijdens het testprogramma liep men nog tegen diverse problemen aan, waardoor de eerste Mk I toestellen pas in januari 1940 in dienst kwamen bij No. 22 Squadron Coastal Command. De eerste operationele vlucht vond plaats in april 1940 en bestond uit het leggen van mijnen in Duitse kustwateren. Men bleef echter ontevreden over de gekozen motoren en toen Bristol de verbeterde Taurus VI motor uitbracht, werd deze dan ook gelijk toegepast op de Beauforts.
Rond het midden van 1940 zouden 350 toestellen aan de RAF en 90 toestellen aan de RAAF (Australië) geleverd moeten zijn. In het Verre Oosten kwamen in december 1941 de eerste 6 toestellen in Singapore in dienst bij Squadron No 36 en 100. In 1939 was al besloten dat, voor een snelle opbouw van zowel de RAF als de RAAF, onder andere de Beaufort massaal zou worden geproduceerd, waarbij een groot deel van de productie in Australië zou plaatsvinden. Voor de Australische productie werd speciaal de DAP (Department of Aircraft Production) opgericht. Een gigantisch bouwprogramma werd in Australië opgezet, waarbij in een groot aantal fabrieken onderdelen werden gebouwd en een zestal fabrieken de assemblage op zich nam. Om de productie op gang te brengen werden acht toestellen uit Engeland geïmporteerd. De originele motoren werden vervangen door Pratt & Whitney-motoren. Een eerste productieorder van 180 toestellen werd speciaal voor de RAF in het Verre Oosten gebouwd. De zes toestellen die in december 1941 vanuit Singapore zich in de oorlog stortten, waren de eerste van deze serie.
Buiten Australië kregen de Zuid-Afrikaanse No 36 en 36 SAAF Coastal Defence Flights Squadrons in 1941 achttien toestellen geleverd. De Canadese RCAF kreeg 15 toestellen voor No. 149 squadron. Eind 1944 kocht Turkije 12 toestellen. Van de Mk I werden uiteindelijk 1.013 toestellen geproduceerd.[7]
Vele Mk I toestellen werden later in de oorlog omgebouwd tot trainers. Naast de RAF maakte ook de Fleet Air Arm (FAA) van de Royal Navy gebruik van deze trainers.
De meest bekende luchtacties waar de Beauforts hun kwaliteiten konden tonen, bestonden uit de aanval op de Gneisenau en de Scharnhorst te Brest in april 1941 en de aanvallen op de Prinz Eugen in de Noordzee in mei 1942. De Mk I vloog operaties tussen 1940 en 1943, boven de Noordzee, het Kanaal, de Franse kusten, Egypte, Malta, Ceylon, India en Singapore.
Type: | Bristol Beaufort Mk I |
Taak: |
Torpedobommenwerper / Verkenner |
Bemanning: |
4 |
Spanwijdte: |
17,63 meter |
Vleugeloppervlakte: |
46,7 m2 |
Lengte: |
13,46 meter |
Hoogte: |
4,34 meter |
Gewicht: |
Leeggewicht: 5.945 kg Max. gewicht: 9.629 kg |
Motor: |
2x Bristol Taurus II, III,
VI, XII of XVI motoren 14-cilinder luchtgekoeld 1,130 pk (840 kW) elk drie bladige propeller |
Snelheid: |
Max. snelheid: 436,9 km/u (op
2.000 meter) Kruissnelheid: 410 km/u (op 2.000 meter) |
Bereik: |
2.600 km |
Plafond: |
5.000 meter |
Bewapening: |
2x 7,7 mm Vickers GO
machinegeweren in Bristol Mk IV rugkoepel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in linker vleugel of 2x 7,7 mm Vickers GO machinegeweren in de neus 2x 7,7 mm Vickers GO machinegeweren in de rugkoepel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in linker vleugel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in toegangsluik 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in koepel onder de neus Bommenlast: 1x 728 kg 18 inch Mk XII torpedo intern of 907 kg bomlast of torpedo onder de romp of 454 kg bommen in bomruim en 227 kg onder de vleugels |
Productie: |
1013 |
Tijdens de productie van de Beaufort Mk II werden vele verbeteringen aangebracht. Deze waren het gevolg van het intensieve testprogramma met de eerste vijf productiemodellen en de eerste oorlogservaringen. De belangrijkste verbetering ten opzichte van de Mk I betrof de keuze voor een Amerikaanse motor, de Pratt & Whitney R-1830-S3C4-G met een vermogen van 1200 pk. Voor deze motor was gekozen doordat in Australië de Beaufort Mk V werd geproduceerd met dezelfde motoren.
De eerste Mk II was een verbouwde Mk I met geïmporteerde motoren. Het toestel koos in november 1940 voor het eerst het luchtruim. Hierna volgde de productie van 165 exemplaren. Nadat de verbeterde Bristolmotoren klaar waren, werden latere Mk II toestellen uitgerust met Brisol Taurus XII en XVI-motoren. De laatse Mk II werd in 1944 afgeleverd als Mk II (T) trainer. Doordat de Bristol Beaufighter ondertussen haar intrede had gedaan bij Coastal Command, had men besloten de Beauforts om te vormen tot trainers. Deze toestellen hadden geen rugkoepel en waren voorzien van een dubbele bediening.[8]
In 1945 zijn 12 Mk II (T) toestellen verkocht aan Turkije.
Type: | Bristol Beaufort Mk II |
Taak: |
Torpedobommenwerper / Verkenner |
Bemanning: |
4 |
Spanwijdte: |
17,63 meter |
Vleugeloppervlakte: |
43,73 m2 |
Lengte: |
13,46 meter |
Hoogte: |
4,34 |
Gewicht: |
? |
Motor: |
2x Pratt & Whitney Twin Wasp
R-1830-S3C4G motoren 1,200 pk elk |
Snelheid: |
Kruissnelheid 250 km/u Max. snelheid: 447 km/u |
Bereik: |
2.269 km |
Plafond: |
6.400 km |
Bewapening: |
2x 7,7 mm Vickers GO
machinegeweren in Bristol Mk IV rugkoepel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in linker vleugel of 2x 7,7 mm Vickers GO machinegeweren in de neus 2x 7,7 mm Vickers GO machinegeweren in de rugkoepel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in linker vleugel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in toegangsluik 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in koepel onder de neus Bommenlast: 1x 728 kg 18 inch Mk XII torpedo intern of 907 kg bomlast of torpedo onder de romp of 454 kg bommen in bomruim en 227 kg onder de vleugels |
Productie: |
415 |
De Beaufort Mk III is nooit geproduceerd. Het zou oorspronkelijk een Beaufort worden, uitgerust met Rolls-Royce Merlin XX motoren.
Het volgende productiemodel zou de Mk IV worden. Dit toestel was uitgerust met een Bristol B.XV rugkoepel met vier 7,7 mm Browning-mitrailleurs en zou worden voortgestuwd door twee 1250 pk Rolls Royce Merlin XX-motoren. Alhoewel er aanvankelijk 400 werden besteld in 1942, is er slechts één geproduceerd, T3177. Dit was een conversie van een Mk II toestel.
De volgende series Beauforts werden alle door het Department of Aircraft Production (DAP) in Australië geproduceerd. Vanwege de leiding over de productie door de DAP, werden de Australische Beaufort typen ook wel aangeduid als DAP Beaufort.[9] De eerste versie werd de Beaufort Mk V en werd aangedreven door twee Pratt & Whitney R-1830-S3C4 G motoren. Waar eerder voornamelijk in Groot-Brittannië gebouwde Pratt & Whitney's waren gebruikt, werden hier de motoren in licentie in Australië gebouwd. Van de Mk V werden totaal 50 exemplaren gebouwd.[10]
Door de goede ervaringen met de Hamiltonpropellers werden ook nog eens 30 Mk V toestellen gefabriceerd met de aanduiding Beaufort Mk Va.
Type: | Bristol Beaufort Mk V |
Taak: |
Torpedobommenwerper / Verkenner |
Bemanning: |
4 |
Spanwijdte: |
17,63 meter |
Vleugeloppervlakte: |
43,73 m2 |
Lengte: |
13,46 meter |
Hoogte: |
4,34 |
Gewicht: |
? |
Motor: |
2x Pratt & Whitney Twin Wasp
R-1830-S3C4G motoren 1,200 pk elk |
Snelheid: |
? |
Bereik: |
? |
Plafond: |
? |
Bewapening: |
2x 7,7 mm Vickers GO
machinegeweren in Bristol Mk IV rugkoepel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in linker vleugel of 2x 7,7 mm Vickers GO machinegeweren in de neus 2x 7,7 mm Vickers GO machinegeweren in de rugkoepel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in linker vleugel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in toegangsluik 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in koepel onder de neus Bommenlast: 1x 728 kg 18 inch Mk XII torpedo intern of 907 kg bomlast of torpedo onder de romp of 454 kg bommen in bomruim en 227 kg onder de vleugels |
Productie: |
50 |
Een volgende serie van 40 toestellen werd uitgerust met Pratt & Whitney R-1830-S1C3 G motoren en Curtiss Electric propellers. Deze werden aangeduid als Beaufort Mk VI
Met dezelfde motor als de Mk VI, maar met Hamiltonpropellers werden 60 Beaufort Mk VII toestellen gebouwd.
Toen in november 1942 de orders waren afgewerkt, werd de productie voortgezet, speciaal voor de RAAF. Het volgende type in de rij was de Mk VIII. In feite waren het Mk V toestellen met een Curtiss Electric-propeller. De twee mitrailleurs in de vleugels werden vervangen door twee mitrailleurs in de neus. De rugkoepel kon of een Brits of een Australisch fabrikaat zijn met respectievelijk twee 7,7 mm machinegeweren of twee 12 mm Browning machinegeweren. De Mk VIII werd uitgerust met een ASV Mk II radar.
In 1943 werd een Mk VIII toestel (A9-201) omgebouwd voor verbindingsdoeleinden. Het bommenluik werd sterk vergroot om het laden van grote kratten mogelijk te maken. Het experiment was echter niet succesvol en dit toestel werd toen omgebouwd tot onbewapend passagiersvliegtuig. Toch werd het idee van een transport-Beaufort niet helemaal verlaten.
Type: | Bristol Beaufort Mk VIII |
Taak: |
Torpedobommenwerper / Verkenner |
Bemanning: |
4 |
Spanwijdte: |
17,63 meter |
Vleugeloppervlakte: |
43,73 m2 |
Lengte: |
13,46 meter |
Hoogte: |
4,34 |
Gewicht: |
Leeggewicht: 6.382 kg Max. gewicht: 10.206 kg |
Motor: |
2x Pratt & Whitney Twin Wasp
R-1830-S3C4G motoren 1,200 pk elk |
Snelheid: |
Max. snelheid: 426,5 km/u |
Bereik: |
2.334 km |
Plafond: |
7.620 km |
Bewapening: |
2x 7,7 mm Vickers GO
machinegeweren in Bristol Mk IV rugkoepel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in linker vleugel of 2x 7,7 mm Vickers GO machinegeweren in de neus 2x 7,7 mm Vickers GO machinegeweren in de rugkoepel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in linker vleugel 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in toegangsluik 1x 7,7 mm Vickers GO machinegeweer in koepel onder de neus Bommenlast: 1x 728 kg 18 inch Mk XII torpedo intern of 907 kg bomlast of torpedo onder de romp of 454 kg bommen in bomruim en 227 kg onder de vleugels |
Productie: |
520 |
Door de Japanse terugtocht had het Australische leger grote behoefte aan vliegtuigen voor het droppen van voorraden. De RAAF liet daarom 46 Mk VIII toestellen (A9-701 t/m A9-746) ombouwen tot vrachtvliegtuigen. Deze Beaufort Mk IX toestellen werden ook wel Beaufreighters genoemd.