Het eerste grote oorlogsschip wat de Duitsers na de Eerste Wereldoorlog bouwden was de lichte kruiser Emden in 1921. Dit schip had nog veel weg van de laatste lichte kruisers uit de Eerste Wereldoorlog van de Cöln II-klasse. Het had alle hoofdkanonnen in enkele geschutstorens, net als in de Eerste Wereldoorlog. Maar vier van deze geschutstorens stonden op de middellijn.
In 1926 begon de bouw aan de eerste kruiser van de K-klasse, de Königsberg. Dit schip had de 9 hoofdkanonnen verdeeld in drie geschutstorens. Hierdoor werd de romp ook wat korter. Alle drie de torens stonden op de middellijn van het schip. Eén van de geschutstorens stond op de boeg (Anton) en de andere twee stonden op het achterdek. Een interessant detail is dat de achterste geschutstoren (Cäsar) iets meer naar stuurboord stond en de op één na achterste (Bruno) iets meer naar bakboord stond, zodat ze beter konden vuren. Het achterste geschut kon, als de lopen helemaal omhoog stonden, ook over de schoorstenen naar voren schieten. Hierdoor konden alle kanonnen gebruikt worden als het schip recht naar voren op een vijand afvoer.
De schepen konden goed manoeuvreren maar bleken wel wat onbetrouwbaar te zijn. Ze waren namelijk ongeschikt om lang op zee of in zware zee te verblijven. De bebouwing had weinig gewicht en net als het dek weinig pantser waardoor ze wat kwetsbaar waren. Ook waren de schepen voor 85 % gelast en dit leidde soms wel eens tot scheuren. Vooral het midden van het schip was hier gevoelig voor. De Karlsruhe moest vanwege dit soort beschadigingen ook tijdens een reis in april 1936 in San Diego gerepareerd worden. De rompen moesten dan ook extra versterkt worden.
De schepen waren oorspronkelijk bedoeld als verkenningsschepen of als schepen om koopvaardijschepen aan te vallen, maar hun bereik was niet groot genoeg om in de Atlantische Oceaan te kunnen kruisen. Verder was de Kriegsmarine een kleine marine die geen grote zeeslagen zou gaan voeren. Er waren dus ook geen verkenningskruisers voor zo’n strijdmacht nodig. Het bereik van de lichte kruisers was ook niet groot genoeg om de grote marineschepen bij te houden, ze waren te klein om alleen te opereren en te groot om kustoperaties uit te voeren. De marine had dus duidelijk geen goede ideeën hoe ze de lichte kruisers moest gebruiken.
220 miljoen Reichsmark werd uitgegeven aan de lichte kruisers, zonder dat zij iets bereikten. Ze hadden met zijn zessen samen bijvoorbeeld maar één schip (een motortorpedoboot) tot zinken gebracht. Ze brachten ook veel tijd door als trainingsschepen zonder te kunnen bewijzen wat ze waard waren.
Het eerste oorlogsjaar was een ramp voor de lichte kruisers. Twee van deze schepen (Königsberg en Karlsruhe) gingen in april 1940 verloren en twee schepen (Leipzig en Nürnberg) werden in december 1939 beschadigd. In mei 1940 was nog maar één lichte kruiser operationeel, de Köln (De Emden deed toen dienst als trainingsschip). De Köln en de Emden werden aan het eind van de oorlog in de havens tot zinken gebracht en de Nürnberg en de Leipzig overleefden de oorlog.
Technische gegevens:Klasse: | K-klasse | |
Aantal in klasse: | 3 | |
Land: | Duitsland | |
Type: | Lichte kruiser | |
Kosten: | Königsberg 38 miljoen Reichsmark, Karlsruhe en Köln 36 miljoen Reichsmark | |
Scheepswerf: | Königsberg: | Reichsmarinewerft, Wilhelmshaven |
Karlsruhe: | Deutsche Werke AG, Kiel | |
Köln: | Reichsmarinewerft, Wilhelmshaven | |
Kiel gelegd: | Königsberg: | 12-04-1926 |
Karlsruhe: | 27-07-1926 | |
Köln: | 07-08-1926 | |
Te water gelaten: | Königsberg: | 26-03-1927 |
Karlsruhe: | 20-08-1927 | |
Köln: | 25-05-1928 | |
In dienst gesteld: | Königsberg: | 17-04-1929 |
Karlsruhe: | 06-11-1929 | |
Köln: | 15-01-1930 | |
Einde: | Königsberg: | Tot zinken gebracht 10-04-1940 |
Karlsruhe: | Tot zinken gebracht 09-04-1940 | |
Köln: | Tot zinken gebracht 31-03-1945 | |
Bemanning: | 514 - 800 man | |
Lengte: | (Over alles) 174 meter, waterlijn 169 meter | |
Breedte: | 15,2 meter (Karlsruhe 16,8 meter vanaf 1939) | |
Diepgang: | (Beladen) 6,28 meter | |
Vermogen: | 65.000 shp | |
Maximumbereik: | 8.800 zeemijl bij 10 knopen | |
7.300 zeemijl bij 17 knopen | ||
5.700 zeemijl bij 19 knopen | ||
Waterverplaatsing: | Standaard 6.650 / beladen 8.130 ton | |
Maximumsnelheid: | 32,5 knopen | |
Aandrijving: | 3 schroeven, 2 geschakelde turbines | |
6 ketels | ||
2 MAN 10-cilinder viertakt-diesels | ||
Bepantsering: | Pantsergordel 50-70 mm | |
Dek 38 mm | ||
Geschutstorens 32 mm | ||
Commandotoren 102 mm | ||
Bewapening: | 9 x 15 cm SK/L-60 C-25 (3 x 3) | |
2 x 8,8 cm L/45 C/32 (1 x 2) luchtafweer, (Königsberg 6 sinds 1940, Karlsruhe en Köln 4 vanaf 1933, 6 vanaf 1936, na ombouw 10,5 cm) | ||
8 x 3,7 cm L/83 C-30 (4 x 2) luchtafweer (sinds 1934) | ||
8 x 2 cm L/83 (4 x 1) luchtafweer (Köln 18 sinds 1945) | ||
12 x 50 cm (vanaf 1934 53,3 cm) (4 x 3) torpedolanceerbuizen | ||
Königsberg en Köln 2 x Heinkel He 60 watervliegtuigen (tot 1935), later 2 x Arado Ar 196 watervliegtuigen |
De Königsberg (Kreuzer B) werd in april 1929 in dienst gesteld. Het schip maakte verscheidene reizen naar het buitenland voor ‘vlagvertoon’. In 1936 en 1937 voerde het schip operaties uit aan de Spaanse kust tijdens de Spaanse Burgeroorlog. In september 1939, in het begin van de oorlog, deed het schip dienst als trainingsschip in de Oostzee. Later die maand werd het schip in de Noordzee ingezet om te helpen met het leggen van mijnenvelden voor de ‘Westwall’. Ze werd ook het vlaggenschip van de bevelhebber van de verkenningsstrijdkrachten.
In april 1940 hielp de Königsberg tijdens Operatie ‘Weserübung’, de invasie van Noorwegen. Ze maakte deel uit van ‘Kriegsschiffgruppe 3’, samen met de Köln, het artillerietrainingsschip Bremse, de torpedoboten Wolf en Leopard, het motortorpedoboot-begeleidingsschip Carl Peters en vijf motortorpedoboten. Het doel van de aanval was Bergen, waar 1.900 soldaten vanuit Wilhelmshaven naartoe werden gebracht. De Königsberg voer onder een Britse vlag en deed alsof ze de Britse lichte kruiser HMS Calcutta was. Er was in Bergen echter sterke tegenstand. De Bremse en de Königsberg werden beiden in het Kongsfjord door kanonvuur van 21 cm kanonnen beschadigd. Dit vuur was afkomstig van de Noorse kustbatterij ‘Kvarvan’, die de haveningang verdedigde. De Königsberg voer de haven in, schakelde het fort uit en bleef liggen. De andere schepen keerden terug naar Duitsland. De volgende morgen, 10 april, werd het door 15 Skua-duikbommenwerpers van de Britse marineluchtvaartdienst aangevallen. Ze werd door 3 bommen geraakt maar zonk nog niet. Het schip kon echter niet meer worden gered en kapseisde in de haven van Bergen. Op 17 februari 1942 werd het wrak omhoog gehaald maar het kapseisde weer. In maart 1943 werd het wrak gedraaid en gebruikt als een pier voor duikboten, maar het kapseisde weer op 22 september 1944. Na 1945 werd het wrak door de Noren omhoog gehaald en gesloopt. De Königsberg was het eerste grote oorlogsschip wat in een oorlog door vliegtuigen tot zinken was gebracht.
Tijdens de bouw van de Königsberg werd er al gediscussieerd over wie haar opvolger zou worden. Binnen de Reichsmarine wilde men het schip uitrusten met 19 cm kanonnen in drie dubbele geschutstorens. Vizeadmiral Räder was het hiermee eens, maar de geschutstorens zouden pas beschikbaar zijn wanneer het schip eigenlijk al klaar zou moeten zijn. De Karlsruhe (Kreuzer C) werd dus gewoon met 15 cm kanonnen uitgerust en in november 1929 in dienst gesteld. Het maakte verscheidene reizen naar het buitenland voor ‘vlagvertoon’. Tijdens één van deze reizen moest de Karlsruhe in San Diego gerepareerd worden vanwege een beschadiging aan de romp.Van 20 mei tot 13 november 1939 werd het schip uit dienst gehaald omdat het in de werf werd omgebouwd.
Op 4 januari 1940 stopte de Karlsruhe samen met de Stier het neutrale Zweedse schip Konung Oscar. Ze namen 240 zakken post voor Groot-Brittannië in beslag en namen 42 Polen gevangen. Het schip werd in beslag genomen, maar in maart werden het schip en zijn lading toch weer aan Zweden teruggegeven.
In april 1940 hielp de Karlsruhe tijdens Operatie ‘Weserübung’, de invasie van Noorwegen. Ze maakte deel uit van ‘Kriegsschiffgruppe 4’, samen met het motortorpedoboot-begeleidingsschip Tsingtau en de torpedoboten Seeadler, Greif en Luchs en zeven patrouilleschepen. De doelen van de aanval waren Kristiansand-Zuid en Arendal, waar 1.100 soldaten naartoe werden gebracht. Op 9 april rond 20:00 werd de Karlsruhe, die geëscorteerd werd door drie torpedobootjagers, aangevallen door de Britse duikboot Truant ten Zuiden van Kristiansand. De Karlsruhe werd geraakt door één torpedo waardoor de motoren werden uitgeschakeld. De Truant werd nog vier en een half uur lang achterna gezeten door de torpedobootjagers maar ontsnapte. De torpedoboot Greif bracht de zwaar beschadigde kruiser uiteindelijk om 22:50 met twee torpedo’s tot zinken.
De Köln (Kreuzer D) werd evenals de Karlsruhe gewoon met 15 cm kanonnen uitgerust en in januari 1930 in dienst gesteld. Het maakte verscheidene reizen naar het buitenland voor ‘vlagvertoon’. In 1936 en 1937 voerde het schip operaties uit aan de Spaanse kust tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Op 8 oktober 1939 voerde het schip een aanval in de Noordzee uit samen met het slagschip Gneisenau en 9 torpedobootjagers, maar er gebeurde niets. In december 1939 beschermde de Köln samen met de lichte kruisers Nürnberg en Leipzig vijf torpedobootjagers die een mijnenveld aan het leggen waren.
In april 1940 hielp de Köln tijdens Operatie ‘Weserübung’, de invasie van Noorwegen. Ze maakte deel uit van ‘Kriegsschiffgruppe 3’, samen met de Königsberg, het artillerietrainingsschip Bremse, de torpedoboten Wolf en Leopard, het motortorpedoboot-begeleidingsschip Carl Peters en vijf motortorpedoboten. Het doel van de aanval was Bergen, waar 1.900 soldaten vanuit Wilhelmshaven naartoe werden gebracht. De Köln voer onder een Britse vlag en deed alsof ze de Britse lichte kruiser HMS Cairo was. Er was in Bergen echter sterke tegenstand waardoor de Bremse en de Königsberg beiden door een kustbatterij werden beschadigd. De Köln ontsnapte echter op 9 april en voer terug naar Wilhelmshaven. De Königsberg daarentegen werd op 10 april door Britse duikbommenwerpers tot zinken gebracht.
Eind 1941 vernietigde de Köln Sovjet-kustbatterijen op de eilanden Dagö en Ösel. Op 10 september 1942 voer de Köln samen met de Admiral Scheer en de Admiral Hipper naar het Alta-Fjord om van daaruit konvooi PQ-18 aan te vallen, maar de aanval werd afgeblazen. Vanaf maart 1943 tot april 1944 was het schip uit dienst, waarna het werd gebruikt als trainings- en escorteschip in de Oostzee.
In december 1944 werd het schip meerdere malen beschadigd door bombardementen en voer naar Wilhelmshaven om gerepareerd te worden. Op 30 maart 1945 werd het schip daar geraakt door 5 zware bommen van Britse bommenwerpers. Ze zonk naar de bodem van de haven en bleef daar op haar kiel liggen. Het schip was officieel uit dienst gehaald, maar de hoofdkanonnen kwamen nog boven het water uit. Deze deden nog dienst bij de verdediging van de stad en werden twee nachten lang gebruikt tegen troepenconcentraties van Bernard Montgomery bij de plaatsen Bockhorn en Neuenburg. De Köln werd gesloopt in 1946.