TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

De achterblijvers

Titel:De achterblijvers - Het Hof na de vlucht van Wilhelmina 1940-1945
Schrijver:Maarschalkerweerd, Flip
Uitgever:Balans
Uitgebracht:2023
Pagina's:404
ISBN:9789463822923
Omschrijving:

Maarschalkerweerds ‘De achterblijvers’ kreeg rond de publicatiedatum nogal wat aandacht van de pers. Het ging daarbij niet zozeer over de inhoud van het boek, maar over iets wat in een voetnoot bleek te staan. Dat werd in de artikeltjes meestal niet opgenomen, maar voor wie de voetnoot snel wil vinden: het gaat om noot 4 van hoofdstuk 10, op bladzijde 436-437. Dat voorkomt zoekwerk, want een duidelijk verband met een specifiek deel van de inhoud van het boek heeft de noot op het eerste oog niet. In de noot wordt verwezen naar de NSDAP-lidmaatschapskaart van prins Bernhard. De kaart, waar lang naar is gezocht, bevond zich al twintig jaar in het koninklijk archief. Maarschalkerweerd wist dat, maar maakte dat nu pas in een voetnoot bekend. Dat Bernhard lid was geweest van Hitlers partij was al veel langer bekend.

Het lijkt een eigenaardige beslissing dit zolang stil te houden. Maar als manier om aandacht te trekken voor ‘De achterblijvers’ werkt het. Het boek zelf is echter minder ‘spannend’ dan dit losstaande feit wellicht suggereert. Het gaat over de personeelsleden die in de paleizen of op de landgoederen van de Oranjes aan het begin van de Tweede Wereldoorlog achterbleven. Dat is een mooi thema, maar het boek gaat vooral over de bezittingen, verblijfslocaties van goederen en procedures. Een boeiend overzicht van verhalen over de hofdames, tuinmannen of mensen die hoger in de rangorde van het hof stonden, is het niet geworden. Je zou het boek wel belangrijk kunnen noemen, met name met het oog op vervolgonderzoek.

In de proloog vertrekken de leden van het Nederlandse koningshuis en blijft de hofhouding achter. Daarna volgt een terugblik op de tijd van voor de oorlog en krijgt de lezer de nodige informatie over het hof als familiebedrijf. Twee paleizen waren het eigendom van het koningshuis zelf: paleis Soestdijk en het Haagse paleis aan de Lange Voorhout. De staat bezat de andere paleizen, waaronder het koninklijk paleis in Amsterdam.

Er waren drie ‘persoonlijke’ hofhoudingen: die van koningin Wilhelmina, die van dochter Juliana en die van prins Bernhard. Daarnaast was er de militaire hofhouding. Die hield zich bezig met de beveiliging en vormde het contact met defensie. De civiele hofhouding bestond uit hofdames, kamerheren, financiële specialisten, een hofmaarschalk die over paleizen ging, een stalmeester voor de paarden en de auto’s en werknemers die de domeinen beheerden

Dat is aardig om te weten, maar op basis van de titel van het boek verwacht je verhalen van de achterblijvers in de paleizen. Elke achterblijver zou immers een mooi en interessant verhaal hebben kunnen opleveren. Maar dat soort verhalen maakt maar een klein deel uit van het complete verhaal.

Informatie over Wilhelmina, die niet de makkelijkste werkgeefster was, en Bernhard, die een hekel had aan de strak in het pak zittende hofhouding, is interessant als basis voor de conclusie die aan het einde van het boek wordt getrokken. Dat geldt ook voor het genoemde feit dat ze voor hun vertrek geen instructies gaven aan de leden van de hofhouding. En dat was lastig voor ze, legt Maarschalkerweerd uit. Wilhelmina had altijd alles bepaald en nu moest de hofhouding ineens zelf initiatief tonen. De schrijver vraagt zich dus terecht af of de hofhouding hiertoe in staat was. Konden ze de belangen van het koningshuis eigenlijk wel behartigen in oorlogstijd? Toen op 13 mei alle leden van het koninklijk huis, net als de Nederlandse minsters, waren vertrokken, was er niemand meer om ze aan te sturen. Er waren wel richtlijnen van de rijksoverheid, die ook golden voor de werknemers van het koningshuis. Toen de Nederlandse generaal Henri Winkelman in een rede zei dat iedereen in het land zijn werk moest blijven doen, deed men dat ook in de paleizen en op de domeinen.

Het boek gaat verder vooral over hoe de achterblijvers omgingen met de bezittingen, de archieven en het geld van de Oranjes en over wat de Duitsers ermee van plan waren. De Oranjes zelf leken zich er niet druk over te maken. Ze lieten na hun vertrek ook niets meer van zich horen. Om beslissingen te kunnen nemen, werd er een hofcommissie aangesteld. Men besloot de paleizen te sluiten en de betaling van de salarissen door te laten gaan. Binnen het relaas over hoe dat ging komen de persoonlijke verhalen over de leden van de hofhouding maar traag op gang. En dat is jammer. Informatie over salarissen past nu juist goed in een voetnoot, wat ruimte zou laten voor echte verhalen. Natuurlijk kan het verstoppen van schilderijen en het terugvinden daarvan erg boeiend zijn. Daarover zijn mooie boeken geschreven. In dit boek gaat het echter vooral over hoe zaken geregeld werden in de verschillende paleizen en opslagruimtes.

Soms duikt er in het boek een leuk detail op, zoals het korte verhaal over de koninklijke beiaardier die in het begin van de oorlog elk half uur het liedje ‘Al is ons prinss(es)je nog zo klein, eens zal hij/zij koning(inne) zijn’ liet horen vanuit het Amsterdamse paleis. Maar daarop volgt al snel weer een stuk tekst over de zeggenschap die de Duitsers over het koninklijk vermogen, de paleizen en bezittingen wilden hebben. Belangrijk natuurlijk. Maar taai.

Het beheer van de bezittingen van de Oranjes viel uiteindelijk onder Duits toezicht, waarna de hofcommissie de eindverantwoordelijkheid niet meer droeg over wat er in de paleizen gebeurde. En dat blijft het hoofdonderwerp van het boek. In eerste instantie veranderde er daarna overigens maar weinig. De hofhouding bleef eerst zelf beslissen over hoe men zaken aanpakte. De Duitsers vergaderden wel met de hofcommissie en er werden twee Duitse beheerders aangesteld: Karl Bockamp en Kurt von Schröder.

Alles wat terug te vinden is in de archieven, is belangrijk voor de schrijver. De lezer krijgt dus genoeg informatie over het opstellen van inventarissen in paleizen en leert bijvoorbeeld over zaken die niet goed werden bijgehouden. Ook speelde de vraag, als tenminste vastlag wat er binnen een paleis aanwezig was, wat er met de spullen moest gebeuren. Het lijkt erop dat Bockamp de bezittingen en de werknemers beschermde en dat hij zelfs werknemers vrijpleitte als ze met de Duisters in problemen kwamen. En dat is interessant.

Uiteindelijk zijn de Duitsers toch uit op de eigendommen van het koningshuis. Dat betekende dat het toezicht overging in de liquidatie van de goederen en het kroonvermogen. En daarover gaat dan weer een groot deel van het verhaal. Met als conclusie dat veel onteigende zaken in eerste instantie toch voor Nederland bewaard bleven.

Interessanter dan die vraag is een voor mij nieuw maar wel al langer bekend verhaal over Willem Röell, een oud-medewerker van Bernhard die werd opgepakt. Helaas gaat het daarna al snel weer over de liquidatie van goederen, het verplaatsen van spullen naar schuilkelders en over de paleizen, de spulletjes en de kunst van de Oranjes. Er ontstond discussie over archiefstukken, die werden beheerd door de principiële dr. Nicolaas Japikse. Er komen veel Duitse historici af op het archief, die zich afvroegen of sommige stukken niet naar Duitsland moesten, omdat ze deel uitmaakten van de Duitse geschiedenis. Achterblijver Japikse en zijn zoon vertraagden de overgave van materiaal en de onteigening zoveel mogelijk. Na Dolle Dinsdag verdween het onderwerp van de liquidatie van het kroonvermogen naar de achtergrond

In de periode van de voedseltekorten van 1944 deden verschillende leden van de hofhouding pogingen voedsel te halen in het noorden. Maar verder dan het kort noemen van die pogingen komt het niet. En dan is op 13 maart 1945 Wilhelmina weer terug. Dat is het interessantste deel van het verhaal. Ze heeft geen haast het contact met de hofhouding te herstellen en ze heeft weinig vriendelijks te zeggen tegen haar personeel.

De epiloog is het sterkste deel van het boek. Daarin worden een paar conclusies getrokken en wordt duiding gegeven. Wilhelmina, die dus al voor de oorlog weinig ophad met haar hofhouding, ging na de oorlog op zoek naar een nieuwe. En die ze zocht ze in de ‘stand’ van dapperen. Verzetsstrijders dus, want daar had ze meer mee dan met haar achtergebleven huishouding. Als secretaris koos ze een van de helden: Max Kohnstamm. Verder vonden er na de oorlog zuiveringen plaats in de hofhouding, waarvan de procedures echter niet altijd even nauwkeurig waren, vertelt Maarschalkerweerd.

Dit boek is een nuttige basis voor verder onderzoek, concludeert Maarschalkerweerd. Je kunt het inderdaad lezen als een historische inleiding bij de archieven van de Oranjes. Het kan nuttig materiaal zijn voor historici bij het onderzoeken of schrijven over die tijd. De titel van het boek suggereert echter meer en dat komt er niet echt uit. De door het koningshuis genegeerde achterblijvers sneeuwen in dit boek onder in de verhalen over de vele archiefstukken, kunstwerken en boeken van het koninklijk huis.

Beoordeling: Redelijk

Informatie

Artikel door:
Sjoerd de Boer
Geplaatst op:
29-11-2023
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen