TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Jodenjacht

Titel: Jodenjacht
Schrijver: Ad van Liempt en Jan Kompagnie
Uitgever: Balans
Uitgebracht: 2011
Pagina's: 352
ISBN: 9789460033681
Omschrijving:

In 2002 verscheen van Ad van Liempt het boek “Kopgeld” waarin hij de jacht van Nederlandse premiejagers naar Joodse onderduikers beschreef. Daarmee werd een haast vergeten hoofdstuk van onze geschiedenis naar voren gehaald. Met dit boek komt Ad van Liempt terug op dat onderwerp. Samen met Jan Kompagnie, archivaris bij het Nationaal Archief, verzorgde hij de eindredactie van het boek. De beide eindredacteuren schreven samen het eerste hoofdstuk. De andere zes hoofdstukken werden geschreven door Marie-Cécile van Hintum, Anne-Marie Mreijen, Margot van Kooten, Liesbeth Sparks, Elias van der Plicht en Caroline Willers, allen werkzaam bij het Nationaal Archief of verbonden aan het historisch onderzoeksbureau Studio Storia. Deze zes onderzoekers bestudeerden een half jaar lang gemiddeld drie dagen per week in een afgesloten ruimte achter de studiezaal van het Nationaal Archief 280 dossiers van Nederlandse politiefunctionarissen uit het Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR).

Het primaire doel van het onderzoek was zoveel mogelijk namen te verzamelen van Joodse slachtoffers, die tijdens de bezetting werden gearresteerd en bijna zonder uitzondering werden gedeporteerd en vermoord. Uit de dossiers van ongeveer 230 politiebeambten kwamen de namen van 4.800 Joodse slachtoffers naar voren. Uit de dossiers van de vijftig leden van de beruchte groep Jodenjagers van de Colonne Henneicke kwamen de namen van nog eens 4.200 Joden naar boven. In totaal dus de gegevens van 9.000 Joodse slachtoffers en 280 politiefunctionarissen. Dat aantal van 9.000 slachtoffers komt overeen met het aantal dat Van Liempt al in “Kopgeld” noemt. Via het onderzoek hebben nabestaanden nu de gelegenheid informatie te verkrijgen over de manier waarop hun dierbaren zijn gearresteerd. De informatie is te vinden op de database Digitaal Monument Joodse Gemeenschap, waarop alle Nederlandse slachtoffers van de Shoah te vinden zijn. De onderzoekers stuitten echter bij hun onderzoek op zoveel gegevens op wat dan zo fraai heet “de operationele kant van de vervolging”, dat besloten werd de gegevens over de “jagers” ook te verzamelen en vast te leggen. Dat resulteerde in dit boek.

Op het resultaat zijn een paar kritische kanttekeningen te maken. Op de eerste plaats de ondertitel van het boek. Die luidt: “De onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog”. Het geeft ten onrechte de indruk dat de handelswijze van het voltallige Nederlandse politiekorps is onderzocht, terwijl het in werkelijkheid om slechts 230 politiefunctionarissen gaat. Het geeft ook ten onrechte de suggestie dat het Nederlandse politiekorps in grote mate actief meedeed aan de jacht op Joodse medeburgers. De beruchtste “jagers” waren de leden van de Colonne Henneicke en dat waren op een enkele uitzondering na geen politiefunctionarissen. De dienst bestond vooral uit een bonte verzameling criminelen, mislukkelingen, klaplopers en opportunisten. Binnen het Nederlandse politiekorps werden degenen die zich bezighielden met de jacht op Joodse onderduikers ondergebracht in speciale diensten, die steeds uit slechts een paar mensen bestonden. In Nijmegen en Haarlem bestond het volledige politiekorps uit 180 tot 200 man, terwijl de “Politieke Dienst” amper 9 à 10 man sterk was. Ruwweg 5% van het politiekorps dus. Ter vergelijking: eind 1943 waren van het totale Nederlandse politiekorps van 17.266 man ruim 600 man ondergedoken omdat ze gezocht werden voor hulp aan onderduikers (Joden of verzetsmensen). We mogen aannemen dat minimaal eenzelfde aantal die hulp bleef bieden en niet ondergedoken was. Die 1.200 man beslaat dus ongeveer 7% van het politiekorps. De beide percentages geven een reëel beeld van aan welke kant de politiemensen actief meestreden. De reële cijfers zijn dat er waarschijnlijk meer agenten aan de kant van het verzet en de Joodse onderduikers stonden dan dat er actief aan Duitse kant meehielpen diezelfde Joden en verzetsmensen te achtervolgen.

De ontnuchterende conclusie is natuurlijk ook dat de overgrote meerderheid van het politiekorps helemaal geen partij trok, net zo passief was als de rest van de bevolking en ook plichtgetrouw de opdrachten uitvoerde die van hogerhand kwamen. De auteurs wijzen er terecht op dat het veel politiemensen wel erg goed uitkwam dat er een “Politieke Dienst” bestond die alle vuile werk opknapte en hen dus een uitstekende gelegenheid gaf zelf schone handen te houden. Het algemene beeld van het Nederlandse politiekorps is bepaald geen heldhaftig beeld. Nog wat cijfers: In 1945 werd door de Politieke Opsporingsdiensten tegen 7.500 politiemensen (45%) een dossier aangelegd, wat resulteerde in 1.954 ontslagen (12%) en ruim 1.100 disciplinaire straffen (7%). Tegen de resterende 81% van het korps hoefde geen onderzoek te worden opgestart en/of geen enkele sanctie te worden opgelegd. Kortom, de ondertitel “De onthutsende rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog”, deugt niet erg.

Op de tweede plaats leidt de gekozen methode tot veel overlap. De zes auteurs onderzoeken verschillende aspecten (Organisatie, Verraad, Geweld, Geld, Drijfveren en Berechting) aan de hand van dezelfde 280 dossiers. Het is dus onvermijdelijk dat een aantal korpsen en personen in verschillende hoofdstukken, soms met dezelfde informatie en details, terugkomen. Het maakt het algemene verhaal dat uit het boek zou moeten opkomen zwakker. Het politiekorps van Nijmegen komt op verschillende plaatsen uitgebreid terug, maar juist omdat er zoveel overlap van de informatie inzit heeft de lezer op het eind nog steeds geen goed beeld over het Nijmeegse politiekorps en de rol binnen dat geheel van de Jodenjagers.

Een derde punt van kritiek sluit daarop aan. Als men al de intentie zou hebben om een algemeen beeld te geven van het functioneren van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog en hun bijdrage aan de opsporing van Joodse onderduikers, dan zou het handig zijn geweest enig vergelijkingsmateriaal in te bouwen. Hoe sterk was dat politiekorps? Welke diensten hadden de Duitse bezetters nog meer tot hun beschikking voor het opsporen van Joodse onderduikers of mensen uit het verzet? In hoeverre wijkt het gedrag van de Nederlandse politie nu af van dat van hun collega's in bijvoorbeeld België en Frankrijk? Door twee van de zes onderzoekers op deze vragen te zetten had het boek aanzienlijk aan zeggingskracht kunnen winnen.

Deze kritieken nemen niet weg dat er een goed boek ligt dat in navolging van het al genoemde “Kopgeld” van Van Liempt en van “Vogelvrij - De jacht op de Joodse onderduiker” van Sytze van der Zee een ontluisterend beeld geeft van de manier waarop een deel van het Nederlandse politiekorps, voor het merendeel bestaande uit fanatieke NSB'ers, jacht maakte op onderduikers, zich schuldig maakte aan mishandeling en geweld en zich daarbij verrijkte. Sommige politie-agenten bleken zelfs zulke fanatieke Jodenjagers te zijn dat het soms zelfs de Duitse bezetters te gortig werd. Een boek wat de lezer dus niet onberoerd laat.

Beoordeling: Goed

Informatie

Artikel door:
Frans van den Muijsenberg
Geplaatst op:
06-12-2011
Laatst gewijzigd:
07-12-2011
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen