Titel: | Beulen van Breendonk. Schuld en boete |
Auteur: | Mark Van den Wijngaert, Patrick Nefors, e.a. |
Uitgever: | Standaard Uitgeverij |
Uitgebracht: | 2010 |
ISBN: | 978-90-02-23956-4 |
Omschrijving: |
Een van de meest geruchtmakende gerechtszaken in België was het zogenaamde proces van Mechelen tegen de Vlaamse SS'ers van het kamp van Breendonk (1946). Het is dan ook wat merkwaardig dat niet eerder een boek aan dit onderwerp werd gewijd. Het boek is er nu: een verzameling van bijdragen van historici die verbonden waren/zijn met het fort (Patrick Nefors, Olivier Van der Wilt, Tine Jorissen en Dimitri Roden die het artikel over het proces zelf voor zijn rekening neemt). De inleiding werd toevertrouwd aan Mark Van den Wijngaert. Het tribunaal van Mechelen was het gevolg van de beslissing van de Belgische regering in ballingschap om de bestraffing van oorlogscollaborateurs aan militaire rechtbanken en niet aan gewone strafrechtbanken toe te kennen. De 23 personen die zich voor hun daden in Breendonk moesten verantwoorden, dienden dus in Mechelen voor een militair tribunaal te verschijnen. Het proces voor de krijgsraad hield gedurende maanden het land in de ban en dreef mee op de golf van wraakrepressie en patriottisme die het land in 1946 nog steeds in haar greep had. ‘Mechelen’ moest immers een voorbeeldfunctie vervullen. In de ogen van de openbare aanklager moest het proces vooral aantonen ‘tot welke verbeesting het IIIde rijk was afgedaald’. Reeds weken voordat het proces van start ging, werd al druk werd gespeculeerd over de locatie waar de rechtszaak moest plaatsvinden. Dat het in Mechelen moest gebeuren, was gezien de nabijheid van Breendonk niet onlogisch. Uiteindelijk werd gekozen voor de gotische zaal van het stadhuis, een plaats met de nodige uitstraling en die ook voldoende plaats bood. Dit laatste was ook wel nodig want tijdens de debatten zat de zaal steeds afgeladen vol. Voor die tijd was het proces reeds een mediaspektakel: dagbladen brachten dagelijks een uitvoerig verslag, er mochten foto’s genomen worden en er werden door de nationale omroep microfoons geplaatst om fragmenten van het proces via de radio tot in de huiskamer te brengen. Marc Sleen (kort nadien razend populair omwille van zijn Nero-strips) mocht er tekeningen van de beschuldigden maken, cineast Marcel Roothooft maakte op dat ogenblik een eerste Nederlandstalige documentaire over het fort van Breendonk en kreeg toelating om beelden van de debatten te draaien, André Cauvin mocht voor de studio’s van Metro-Goldwin-Mayer een film voor het Amerikaanse publiek draaien. In de zaal zelf liepen de emoties vaak hoog op. Zo hield een slachtoffer die in de folterkamer door de Vlaamse SS'er Fernand Wyss was bewerkt met een bullenpees, zichzelf niet onder controle en stormde af op zijn vroegere beul. Het moet gezegd dat Paul Verwilghen, de voorzitter van het tribunaal, de verhoren op een serene manier begeleidde. Toen nog een slachtoffer één van de beschuldigden te lijf wilde gaan werd hij door de voorzitter streng berispt: ‘Bent u niet beschaamd? Gij doet met hen wat zij met u in Breendonk hebben gedaan’. Voor de beklaagden mocht het allemaal niet baten. In 1946 was het repressieklimaat van dien aard dat doodstraffen onvermijdelijk waren. De uitspraak van de krijgsraad op 7 mei volgde in grote lijnen de vraag van de openbare aanklager. Van de 23 beklaagden kregen er 16 de doodstraf waarvan er 12 werden uitgevoerd (2 werden bij verstek veroordeeld en 2 doodstraffen werden omgezet in levenslang). Verder waren er 4 veroordelingen tot levenslange hechtenis, 2 tot 20 jaar buitengewone hechtenis, 1 tot 15 jaar gewone hechtenis (er was 1 vrijspraak). Ook voor de normen van die tijd was dit een vrij zware straf. Voor de Belgische lezers vormt het artikel van Tine Jorissen over het gevangenkamp van Amersfoort een interessante aanvulling op de kennis van de Belgische situatie. Daar waar Breendonk steeds een Auffanglager is geweest voor Joden, politieke gevangenen, verzetslieden en saboteurs, vallen er in de geschiedenis van het Nederlandse kamp twee fasen te onderscheiden: een Polizeiliches Durchgangslager (te vergelijken met een Auffanglager) en vanaf 1943 Erweitertes Polizeigefängnis. In deze laatste fase was er een veel grotere opnamecapaciteit dan in Breendonk. Amersfoort moest kunnen voldoen aan een grotere circulatie van gevangenen die in Nederland of daarbuiten moesten kunnen tewerkgesteld worden. In theorie gold er een ‘soepeler’ regime dan in bijvoorbeeld het concentratiekamp van Vught. Zo mochten de gevangenen voedselpakketten ontvangen en werd het Rode Kruis toegelaten. In de praktijk vertoonden Amersfoort en Breendonk heel wat gelijkenissen. De redenen waarom mensen er terecht kwamen, waren gelijkaardig en de behandeling was even bruut: afmattende dwangarbeid, een armzalig voedselrantsoen, lijfstraffen, moord… Ook het profiel van de bewakers was gelijklopend. Het ‘personeel’ varieerde van avonturiers tot personen die al dan niet uit vrije wil tot de Waffen-SS waren toegetreden. Het artikel gaat ook in op de verschillende aanpak van oorlogsmisdadigers in België en Nederland vanaf 1945. In beide landen heerste er in de eerste dagen na de bevrijding een ware arrestatiewoede. Ook het Duitse en het Nederlandse personeel van het kamp van Amersfoort kon hieraan niet ontsnappen. Toch zijn er enkele opvallende verschillen met Breendonk. Vooraleerst werden in Nederland minder SS-bewakers ter dood veroordeeld (3 uit het kamp van Amersfoort tegenover 16 uit Breendonk) en ook het aantal uitvoeringen van de doodstraf ligt heel wat lager (1 tegenover 12). Jorissen schrijft dit toe aan de snel slinkende interesse van de publieke opinie in Nederland tegenover de berechting van oorlogsmisdadigers (pas in de jaren 1960 kende dit een kortstondige heropleving). Daar waar in de Belgische pers er wekenlang een enorme belangstelling voor het Proces van Mechelen bestond, schreef NRC Handelsblad slechts vier (!) keer over het Bijzonder Gerechtshof tegen de (Duitse) SS'ers. Omstreeks 1950 was de belangstelling in Nederland nagenoeg weggeëbd. Ter vergelijking … in België moest minister Pholien onder druk van woedende kampgevangenen en verzetsorganisaties in 1952 ontslag nemen, dit naar aanleiding van de omzetting van de doodstraf van de SS'er Richard De Bodt in levenslange gevangenisstraf. Het verschil tussen beide landen is toch wel interessant om de verschillende verwerking van het oorlogsverleden beter te begrijpen. Nederland lijkt deze bladzijde te hebben omgeslagen. De aanhoudende (communautaire en politieke) discussie over amnestie tonen aan dit in België nog steeds niet het geval is… De bijdragen van Roden en Jorissen vormen onmiskenbaar de ruggengraat van het boek. De bijdrage van Olivier Van der Wilt vraagt zich af hoe mensen er toe komen anderen systematisch te mishandelen, te folteren en te doden. Inderdaad een prangende vraag waarop andere auteurs (Arendt, Goldhagen, Milgram,…) reeds antwoorden probeerden te formuleren, een vraag ook waarop gewoonweg geen rationeel antwoord mogelijk is. We keken ook met veel verwachting uit naar nieuwe inzichten van Patrick Nefors (voormalig wetenschappelijk medewerker bij het Nationaal Gedenkteken van Breendonk). Een korte controle maakte al snel duidelijk dat het nagenoeg om een letterlijke kopie gaat uit zijn (voortreffelijke!) boek "Breendonk 1940 - 1945. De geschiedenis" (2004). Jammer. |
Beoordeling: | Goed |