Titel: | Klein Kwaad - Het proces Demjanjuk en de speurtocht naar het verraad van mijn vader |
Schrijver: | Paul Hellmann |
Uitgever: | Augustinus |
Uitgebracht: | 2011 |
Pagina's: | 144 |
ISBN: | 9789045704883 |
Omschrijving: |
Op 28 november 2009, aan de vooravond van zijn vertrek naar München waar hij een van de mede-aanklagers was in het proces tegen Ivan Demjanjuk, kreeg Paul Hellmann een telefoontje dat zijn leven op de kop zette. Een lang vergeten buurjongen uit de periode voordat de toen zevenjarige Hellmann in 1942 moest onderduiken, belde hem op. Hij had van een krantenfoto bij een interview over het proces het jongetje herkend, dat met zijn blokken en autootjes aan het spelen is. Het ging om informatie over Pauls vader, Bernhard Hellmann, die onder de schuilnaam Wouter in Lunteren ondergedoken zat, daar op 17 maart 1943 door verraad werd opgepakt en onmiddellijk via Westerbork op transport werd gezet naar Sobibor, waar hij enkele dagen later al werd vermoord. Informatie die Paul Hellmann maar ten dele kende. Vanaf dat moment werd zijn tijd verdeeld tussen het bijwonen van zoveel mogelijk rechtszittingen in het proces tegen Demjanjuk en een speurtocht om nu eindelijk te achterhalen wat er met zijn vader was gebeurd in de eerste maanden van 1943. In “Klein Kwaad” doet Hellmann verslag van beide zaken. De ondertitel van het boek geeft, gezien de volgorde, de suggestie dat het proces tegen de oorlogsmisdadiger Demjanjuk een prominente plaats inneemt of dat toch minstens beide zaken evenwichtig in het boek zijn verwerkt. Dat is niet het geval. Het proces tegen Demjanjuk krijgt weinig aandacht. Dat komt niet doordat Hellmann aanzienlijk minder dan de journalisten Wim Boevink en Rob Fransman aanwezig was bij de rechtszittingen. Het is simpelweg niet het thema van het boek. Lange tijd lijkt het zelfs alsof de rechtszaak en de speurtocht totaal niets met elkaar te maken hebben. De auteur weet beide elementen op het eind echter mooi met elkaar te verbinden. Desalniettemin, als u vooral in het proces geïnteresseerd bent, zijn de boeken van Boevink (“Dienstausweis 1393”) en Fransman (“Het Demjanjuk-proces”) te verkiezen. Er is echter meer dan voldoende reden ook dit boek ter hand te nemen. Hellmann heeft “Klein Kwaad” de vorm van een dagboek gegeven. Nauwgezet houdt hij ons op de hoogte van de voortgang van zijn speurtocht. Als een onderzoeksjournalist maakt hij ons deelgenoot van alle gesprekken en overpeinzingen. Een voor een worden de verdachten van het verraad van zijn vader bekeken en gewogen. Met kleine stapjes komt hij steeds dichter bij de oplossing. Al onderzoekend komt hij steeds meer te weten over zijn vader. De vader dus die hij bij het proces tegen Demjanjuk als Nebenkläger verdedigt en die hij gedurende zijn speurtocht steeds beter gaat kennen. Het boek leest als een thriller met een overduidelijke "whodunit-vraag", maar zonder onverwachtse ontknoping of spectaculaire wendingen die het literaire genre kenmerken. Bij zijn speurtocht komt hij terecht bij Abraham Kipp en Hendrik Reit, twee beruchte politieagenten die zich bezig hielden met het opsporen van ondergedoken Joden. Hij laat ons kennismaken met het echtpaar Brouwer waar zijn vader ondergedoken was. Ook voert hij personen op die de Judasrol gespeeld kunnen hebben. Dat alles wordt hier en daar vermengd met zijn eigen ervaringen als jeugdige onderduiker, amper beseffend wat er buiten zijn leefwereld gebeurd. Hellmann slaagt er in een treffende sfeertekening te geven van de situatie van de onderduikers en van de positie waarin hun helpers en hun tegenstanders zich bevinden. Op het eind van het boek maakt Hellmann de balans op en constateert dan dat de beul die in München terecht stond, voor zijn daden ter verantwoording is geroepen en een straf opgelegd heeft gekregen. Van het tweetal dat zijn vader oppakte en richting die beul stuurde, wist Kipp zich aan berechting te ontrekken door naar Argentinië te vluchten en kreeg Reit slechts een milde straf omdat hij krankzinnig werd verklaard. “Misschien is gek worden de enige normale reactie voor iemand die meedeed aan wandaden van dit kaliber”, merkt Hellmann over hem op. Het meest schokkend vindt hij echter dat degenen die zijn vader verraadden slechts een paar weken vastzaten. “Naar het lijkt werd hun daad behandeld als een kwestie van beperkte betekenis, iets in dezelfde orde als hun NSB-lidmaatschap of de tip over een clandestiene radio. Tijdens de bezetting keek de Nederlandse politie er niet anders tegenaan. Zoals uit de rapporten blijkt, was de arrestatie van een Jood en de man die hem een schuilplaats bood een kleinigheid, een akkefietje dat in de annalen niet opviel tussen fietsendiefstallen en burenruzies. Historisch gezien zijn daar goede redenen voor. Mijn vader was een van de bijna 28.000 vermoorde Joden in de tijd dat Demjanjuk in Sobibor actief was en een van de zes miljoen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgebracht. Per definitie was hij dus niet meer dan een geval in de marge. Maar naarmate de tijd verstrijkt neemt mijn verdriet om hem alleen maar toe.” In alle voorgaande pagina's heeft de auteur, ondanks de onmiskenbare emotionele lading die het beschrevene voor hem heeft, zeer goed distantie tot het onderwerp kunnen bewaren. Naargelang de pagina's vorderen komt de emotie steeds meer naar boven, uitmondend in deze slotpassage. Daarin worden proces en speurtocht overweldigend aan elkaar verbonden en wordt het cynische karakter van de titel “Klein Kwaad” verklaard. |
Beoordeling: | Zeer goed |