Deze onderscheiding werd door Koningin Victoria op 4 december 1854, tijdens de Krimoorlog, ingesteld om erkenning te geven aan onderofficieren en manschappen die enige vorm van dapperheid tijdens de strijd hadden getoond. Men kon voor deze onderscheiding worden voorgedragen door de Opperbevelhebber en het D.C.M. was, na het Victoria Cross, de hoogste onderscheiding die militairen voor dapperheid konden ontvangen. Ontvangers mochten de letters DCM achter hun naam plaatsen.
Omdat er tijdens de Eerste Wereldoorlog zoveel personen werden voorgedragen voor het D.C.M., en de waarde en het aanzien voor het verdienen van deze onderscheiding hierdoor zakte, werd als alternatief in maart 1916 de Military Medal ingesteld. Vanaf die tijd werd dan ook de Military Medal vaker uitgereikt en het D.C.M. werd voorbehouden voor, en alleen nog maar uitgereikt wegens een grotere en uitzonderlijke daad van dapperheid tijdens gevechtsacties. Voor vervolgacties kunnen gespen worden uitgereikt met vermelding van de datum.
De zilverkleurige onderscheiding heeft een diameter van 36 mm. en toont aan de voorkant de afbeelding van het regerend staatshoofd. Op de achterkant worden de rang, initialen, achternaam en de eenheid van de ontvanger vermeld en soms wordt de datum van de actie waarvoor de DCM werd uitgereikt erin gegraveerd. Tevens staat er op de achterkant de inscriptie: ‘For Distinguished Conduct in the Field’. In 1993 werd de Distinguished Conduct Medal vervangen door het Conspicuous Gallantry Cross. Alle uitgereikte onderscheidingen werden tevens vermeld in de London Gazette met een bijbehorend citaat.
Het bijbehorende rode lint heeft een breedte van 32 mm met in het midden een blauwe verticale baan van 9 mm.