TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Dunbar, Robert

Geboortedatum:
10 juni 1919 (Aberdeen/Aberdeenshire, Verenigd Koninkrijk)
Overlijdensdatum:
21 november 1984 (Aberdeen/Aberdeenshire, Verenigd Koninkrijk)
Dienstnummer:
2879107
Nationaliteit:
Britse

Biografie

Ondanks toekenning van een Distinguished Conduct Medal was zijn eigen gedrag zeker slecht;hij werd tijdens de oorlog wegens vele overtredingen veroodeeld door een krijgsraad. Dunbar werd op 8 November 1946 overgeplaatst naar de Landmacht Reserve en op 21 juli 1951 uiteindelijk uit de dienst ontslagen.
Hij werkte later als plaatwerker en woonde in Aberdeen.

Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!

Periode:
Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
Rang:
Private (Soldaat)
Eenheid:
1st Battalion, Gordon Highlanders
Toegekend op:
12 februari 1942
Aanbeveling:
Dunbar was een van de mannen die door de Duitsers op 12 juni 1940 bij Saint Valery-en-Caux krijgsgevangen werden gemaakt, zijn status als krijgsgevangene werd op 10 september 1940 bevestigd.
Op 20 juni 1940 ontsnapte hij samen met Pvt A. Harper en Pvt S. Westland uit de colonne gevangenen die naar de gevangenis in Béthune werden gebracht.
“We gingen van de weg af en verborgen ons achter een paar huizen totdat de colonne voorbij was. Inwoners gaven ons daarna burgerkleren en we liepen 12 kilometer terug naar Auchel. Daar gingen we uit elkaar maar ik zag Harper en Westland nog vaak totdat ik weer werd opgepakt.
Ik bleef drie maanden in Auchel als gast van een café eigenaar maar een Pools meisje, wier naam ik niet meer weet, vertelde een Duitse officier dat ik een Engelsman was. Ik werd rond 20 september gearresteerd en naar Lille gebracht waar ik werd berecht wegens vermeende sabotage. Ik werd van die aanklacht vrijgesproken maar kreeg wel vijf maanden eenzame opsluiting omdat ik was ontsnapt. Ik werd in een veewagon naar Stuttgart overgebracht en naar een kamp gereden een paar kilometer buiten de stad. De naam van het kamp heb ik nooit geweten. Ik zat tot januari 1941 in eenzame opsluiting en had geen kans om te ontsnappen. Toen mijn straf er op zat hoorde ik dat het kamp vol zat met Franse gevangenen en dat de enige andere andere Engelsman Pvt R. Herring van het Royal Corps of Signals was, die uit Stalag 190 was ontsnapt. Hij had een Franse vrouw, een lerares die bij Lille woonde en door de Duitsers was gearresteerd.
Het kamp werd zo goed bewaakt met prikkeldraad en mitrailleursposten dat we besloten te ontsnappen wanneer we buiten het kamp werkten. We gingen er op 14 februari ’s middags vandoor toen we op een zijspoor kolen schepten en renden door een korte bochtige tunnel om het vuur van onze bewakers te ontwijken. We werden beschoten maar aan het einde van de tunnel verborgen we ons in een schuilplaats tot het donker werd. We klommen aan boord van een goederentrein, zonder enig idee waar die heen ging en verstopten ons in een wagon. In de ochtend sprongen we eraf en bleken in Nederland te zijn. Ik kan me niet herinneren waar we de trein verlieten maar we zwierven een paar weken door Nederland en Belgié. We bereikten Lille op 12 april and Herring liet me achter om naar zijn vrouw te zoeken.
Ik ging alleen verder naar Auchel waar ik ontdekte dat mijn gastheer en -vrouw van het vorige jaar elk zeven jaar gevangenisstraf hadden gekregen omdat ze mij onderdak hadden gegeven. Ik keerde naar Béthune terug waar een andere café-eigenaresse, die hiervan wist, me niettemin onderdak en kleren gaf en valse identiteitspapieren voor me regelde. Ik bleef een paar dagen bij haar. Op 20 april ging ik per trein naar Parijs, geholpen door een Franse gids. Ik weet zijn naam niet. Ik bleef 12 dagen in Parijs en ging toen verder naar Dompierre waar ik op 2 mei de demarcatielijn overstak met behulp van een slagersknecht. Nadat ik de linie was gepasseerd werd ik naar Montluçon gestuurd waar ik werd gearresteerd en overgebracht naar St. Hippolyte.
Ik ontsnapte uit St. Hippolyte op 7 mei maar werd drie dagen later weer opgepakt en kreeg 14 dagen gevangenisstraf. Begin juni ontsnapte ik weer en kwam tot in Narbonne waar ik begin juli weer werd opgepakt. Dit keer kreeg ik 30 dagen gevangenisstraf.
Op 17 augustus ontsnapte ik samen met kanonnier A.V. Badman door de tralies door te zagen van een kamer bij de eetzaal. We kregen de weg gewezen naar Nimes, Perpignan en Bagnolles. Van daaruit staken we met een groep van zeven man en een Spaanse gids de Pyreneeën over. Het duurde drie dagen en twee nachten om over te steken omdat de gids twee keer verdwaalde. De anderen uit de groep waren Lance Corporal H.J. Warnett, chauffeur J. Dulan, Corporal H. Monaghan, chauffeur D. Ower, Private W. Winslade, en Gunner A.V. Badman.’
Op 27 augustus werden we in Figueras gearresteerd en naar een concentratiekamp bij Miranda gestuurd. Ik werd op 14 oktober vrijgelaten en naar Gibraltar gebracht.”
Distinguished Conduct Medal (DCM)

Bronnen

Foto