Tijdens de Japanse invasie van Malakka (Maleisië), werd het Nederlandse Malakka Detachement ingezet ter ondersteuning van de Britse verdedigers. Dit detachement bestond uit vier brigades van het KNIL Korps Marechaussee te voet met in totaal 80 manschappen, een vernielingsploeg en veertig inheemse dragers. De vier brigades streden in de jungle van Malakka tegen de Japanse aanvallers en wisten met hun guerrillatactieken de Japanse opmars bij tijd en wijle te vertragen
Over het algemeen werd in de geschiedschrijving in de strijd rond Maleisië, Singapore en Nederlands-Indië gesproken over de KNIL bijdrage aan de Britse verdediging van Malakka en Singapore in de vorm van Jachtvliegtuigen en bommenwerpers. Naast deze luchtstrijdkrachten, zond het KNIL echter ook een aantal eenheden die gespecialiseerd waren in jungle gevechten naar Malakka ter ondersteuning van de Brits-Indische grondtroepen. Dit was het Malakka Detachement samengesteld uit onderdelen van het KNIL Korps Marechaussee. Dit Korps Marechaussee was voornamelijk gelegerd op Atjeh en bestond uit 60 brigades van elk 40 manschappen, verdeeld over 6 divisies. Deze waren verdeeld over 3 divisies met 12 brigades en 3 divisies met 8 brigades. De manschappen bestonden uit geselecteerd Nederlands-Indisch personeel met Nederlandse officieren en onderofficieren.[1]
Het Malakka Detachement, bestaande uit vier Brigades en een Vernielingsploeg van de 6e Divisie Marechaussee, stond in december 1941 gereed in Medan en arriveerde op 14 en 15 januari 1942 in Singapore. Het detachement telde in totaal tachtig Marechaussees, een kleine vernielingsploeg en veertig gevangenen uit Atjeh die als dragers werden gebruikt. In Singapore kreeg het detachement drie Chinese tolken toegewezen. De militairen zouden achter de Japanse linies worden gesitueerd om daar de Japanse opmars te verstoren. Het detachement stond onder bevel van de Kommandant van de 6e Divisie Marechaussee te voet, Kapitein Tonnis Johannes Willem Frederik Meinhardt Supheert.[2][3][4]
Direct na aankomst in Singapore werd het detachement doorgezonden naar Labis in het noorden van Johore. Eén van de Brigades werd al spoedig na contact met de Japanse aanvallers uiteengeslagen en de overige drie Brigades bonden de strijd aan met de Japanse troepen. Ten tijde van de val van Singapore streden deze brigades nog steeds in de Maleisische jungle.[5]
Na de strijd wisten veel leden via de westkust van Malakka het eiland Sumatra te bereiken, dat toen echter al in handen van de Japanners was. De Detachementscommandant en enkele van zijn manschappen wisten Atjeh te bereiken voordat de Japanse strijdkrachten hier binnentrokken.
Een aantal officieren en onderofficieren van dit detachement ontvingen voor hun inzet op Malakka dapperheidsonderscheidingen. Sergeant der Marechaussee E.I. Irot ontving de Militaire Willemsorde 4e Klasse en de Bronzen Leeuw ging naar Kapitein M.A. Kroon, Brigadier A. van der Leer, Officier van de Gezondheid der Eerste Klasse Johannes Pieter van der Schroeff, Sergeant A. Smit en Kapitein Tönnis Johannes Willem Frederik Meinhardt Supheert.