De Lion-klasse slagkruisers was een klasse met twee slagkruisers die nog voor de Eerste Wereldoorlog werden gebouwd. De schepen waren sneller, hadden een betere bepantsering en sterkere bewapening dan hun voorgangers omdat ze werden gebouwd als reactie op de bouw van de Duitse Moltke-klasse slagkruisers. Beide schepen overleefden de Eerste Wereldoorlog en werden begin jaren 1920 gesloopt.
HMS Lion (22) 22,67, 79 |
29 november 1909: kiellegging 6 augustus 1910: tewaterlating 4 juni 1912: aflevering 30 mei 1922: uit dienst 31 januari 1924: sloop |
HMS Princess Royal (29) 29, 78,
95 |
2 mei 1910: kiellegging 29 april 1911: tewaterlating 14 november 1912: aflevering 22 januari 1923: sloop |
De Lion-klasse slagkruisers werden gebouwd in directe reactie op de ontwikkelingen in Duitsland en dan met name de bouw van de Moltke-klasse (1910) slagkruisers. De snelheid, bepantsering en bewapening moest superieur zijn i verhouding tot die schepen. De verbeteringen in snelheid, bewapening en bepantsering veroorzaakten een vergroting van de schepen met wel 40% ten opzichte van hun voorgangers bij de Royal Navy. Hiermee werden deze schepen op dat moment de grootse oorlogsbodems ter wereld. De bewapening werd afgeleid van dat van de Orion-klasse (1910) slagschepen. Dit resulteerde in een bewapening met 343 mm Mk V geschut in vier dubbelloops geschutskoepels, verdeeld over drie posities op het schip.[1]
De schepen in deze klasse hadden een lengte van 213 meter, een breedte van 27 meter en een standaard waterverplaatsing van 26.270 lt (26.690 t) werd een diepgang bereikt van 9,9 meter bij een maximale belading met een waterverplaatsing van 30.820 lt (31.310 t). De aandrijving werd geleverd door twee sets Parsons direct aangedreven stoomturbines, die elk twee schachten aandreven. De turbines leverden 70.000 pk (52.199 kW). Zij maakten gebruik van de stoom gegenereerd door twee en veertig Yarrow boilers. De bereikbare ontwerpsnelheid hiervan was 28 knopen (52 km/u) en met de bunkerhoeveelheid van 3.556 ton kolen en 1.153 ton olievoorraad kon bij 10 knopen (19 km/u) een afstand van 10.390 km worden afgelegd.[2][3][4]
De bewapening bestond uit acht stuks 343 mm Mk V geschut in vier dubbele hydraulisch aangestuurde geschutskoepels. Deze koepels werden aangeduid als A, B, Q en Y positie. De B koepel was op een verhoogde positie achter de A koepel geplaatst, de Q koepel midscheeps en de Y koepel op het achterschip. De secondaire bewapening bestond uit zestien stuks 102 mm geschut in enkele kazematopstellingen. Daarnaast waren twee 533 mm torpedolanceerbuizen onder de waterlinie aangebracht, elk aan een zijde van het schip.[5][6][7][8]
Uiteindelijk zou alleen HMS Lion worden afgebouwd volgens de vooraf opgestelde specificaties. Hierbij bleek dat de plaatsing van de voorste schoorsteen tot hitteproblemen leidde tot het onbruikbaar raken van de observatiepost op de voorste mast en dat bij bepaalde windrichting de uitlaatgassen de brug tot een onprettige locatie maakte. De oplossing hiervoor was het verder naar achter plaatsen van de schoorsteen, het verhogen van beide schoorstenen en het omwisselen van de voorste mast met de hoofdmast. Bij HMS Princess Royal werd dit tijdens de bouw aangepakt, terwijl bij HMS Lion dit later werd aangepast, maar nog wel voor de in dienststelling. De kiel voor HMS Lion werd gelegd op 29 november 1909 aan de marinewerf in Devonport, HMS Princess Royal volgde op 2 mei 1910 bij Vickers in Barrow. Lion was in mei 1912 gereed en Princess Royal in november van datzelfde jaar.[9][10][11]
Tijdens hun loopbaan werden diverse wijzigingen aan de schepen doorgevoerd. Tijdens de bouw was er geen ruimte inbegrepen voor luchtafweergeschut. Nog tijdens de Eerste Wereldoorlog werd dit aangepast. In oktober 1914 ontvingen beide schepen een 57 mm QF Hotchkiss kanon op HA Mk Ic affuit, geschikt voor luchtafweer. Deze werden echter in juli 1915 (HMS Lion) en december 1916 (HMS Princess Royal) weer verwijderd. HMS Lion ontving in 1915 twee stuks 76 mm QF 20cwt geschut op Mk II affuiten voor luchtafweer, terwijl HMS Princess Royal hier één van ontving in januari 1915. Aan boord van de Lion bleef dit geschut gedurende de gehele oorlog staan, maar bij Princess Royal werd deze in april 1917 verwijderd. Princess Royal ontving toen twee 101,6 mm Mk VII kanonnen op HA Mk II affuiten voor luchtafweer en in april 1919 nog eens twee enkelvoudige 40 mm Mk II pom-pom luchtafweer. Na 1916 werd de enkelvoudige voormast vervangen door een driepoot mast vanwege de zwaardere vuurleidingssystemen die werden geïnstalleerd. In 1917 ontvingen de schepen zoeklicht platforms op de achterste schoorsteen en de hoofdmast, waarbij beide schepen om gewicht te besparen een stuk 101 mm kwijt raakten van de achterste batterij. Begin 1918 werd bij beide schepen op de Q en X geschutstoren een vliegtuigplatform voor een Sopwith Pup en een Sopwith 1½ Strutter.[12][13][14][15]
De twee schepen werden na hun in dienststelling ingedeeld bij het 1st Cruiser Squadron, dat later zou worden omgevormd tot het 1st Battlecruiser Squadron. De schepen namen intensief deel aan de strijd tijdens de Eerste Wereldoorlog, waar ze actie zagen tijdens de slag bij Helgoland op 28 augustus 1914, de slag bij de Doggersbank op 24 januari 1915, de zeeslag bij Jutland op 31 mei en 1 juni 1916 en diverse andere gevechten op zee. Na de Eerste Wereldoorlog kwamen beide schepen terecht in het nieuwe Battlecruiser Squadron, waarvan HMS Lion tot aan het gereedkomen van HMS Hood (51) het vlaggenschip werd. In maart 1920 werd HMS Lion en ergens in datzelfde jaar ook HMS Princess Royal toegevoegd aan de Reserve Fleet. De Princess Royal werd al 1922 en de Lion in 1924 verkocht voor sloop.[16][17]
Klasse: | Lion-klasse (1910) |
Aantal in klasse: |
2 |
Land: |
Groot Britannië |
Type: |
Slagkruiser |
Waterverplaatsing: |
26.270 lt (26.690 t) standaard 30.820 lt (31.310 t) maximaal |
Lengte: |
213,40 meter |
Breedte: |
27 meter |
Diepgang: |
9,90 meter (bij maximale
waterverplaatsing) |
Bepantsering: |
Romp: 102–229 mm Schotten: 102 mm Barbettes: 203–229 mm Geschutskoepels 229 mm Dekken: 64 mm Brug: 254 mm |
Aandrijving: |
2x set Parsons direct
aangedreven stoomturbines 42x Yarrow Boilers 70.000 shp (52.199 kW) 4 schachten 3.556 ton kolen 1.153 ton olie |
Snelheid: |
28 knopen (52 km/u) |
Bereik: |
10.390 km bij 10 knopen (19 km/u) |
Bewapening bij bouw: |
4x2 343 mm geschut 16x1 102 mm geschut 2x1 533 mm torpedolanceerbuizen |
Bemanning: |
1.092 |