De Britse slagkruiser HMS Lion was de naamgever van de Lion-klasse en werd kort voor de Eerste Wereldoorlog opgeleverd. Het schip overleefde de Eerste Wereldoorlog en werd in 1919 het eerste vlaggenschip van Battlecruiser Squadron. Ten gevolge van het Washington Vlootverdrag werd het schip in 1920 uit de vaart genomen en in 1924 gesloopt.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
HM Dockyard
Devonport, Devonport |
29 november 1909 |
6 augustus 1910 |
4 juni 1912 |
31 januari 1924 (gesloopt) |
Bouwnummer : ? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
4 juni 1912 | januari 1913 |
HMS Lion,
Vlaggenschip 1st Cruiser Squadron |
||
januari 1913 |
september 1915 |
HMS Lion, Vlaggenschip 1st Battlecruiser Squadron | ||
september 1915 |
HMS Lion (22),
Vlaggenschip 1st Battlecruiser Squadron |
|||
januari 1918 |
HMS Lion (79),
Vlaggenschip 1st Battlecruiser Squadron |
|||
april 1918 |
april 1919 |
HMS Lion (67),
Vlaggenschip 1st Battlecruiser Squadron |
||
april 1919 |
30 maart 1922 |
HMS Lion (67),
Vlaggenschip Battlecruiser Squadron, Atlantic Fleet |
De kiel voor de slagkruiser HMS Lion, naamgever van de Lion-klasse (1910), werd op 29 november 1909 gelegd aan de marine scheepswerf HM Devonport Dockyard te Plymouth. Op 6 augustus 1910 werd het schip te water gelaten en op 31 mei 1912 was het schip klaar voor proefvaarten. Op 4 juni 1912 werd het schip afgeleverd. Na de in dienst stelling van HMS Lion op 4 juni 1912, werd het schip ingedeeld bij het 1st Cruiser Squadron, waarvan het ook het vlaggenschip werd. De eenheid werd in januari 1913 omgevormd tot 1st Battlecruiser Squadron, waarvan HMS Lion het vlaggenschip bleef.[1][2]
HMS Lion had een lengte van ruim 210 meter en met een breedte van 27 meter en had bij een maximale waterverplaatsing van 30.820 lt (31.315 t), een diepgang van 9,88 meter. De twee sets Parsons direct aangedreven stoomturbines, aangedreven door stoom van de 42 Yarrow boilers, leverden 70.000 shp (52.199 kW) vermogen aan de vier schachten, waarmee op papier een snelheid van 28 knopen (52 km/u) kon worden behaald. De voorraad van 3.600 ton kolen en 1.153 ton olie was voldoende om bij een snelheid van 10 knopen (19 km/u) een afstand van 10.390 km af te leggen. De 1.092 bemanningsleden hadden de beschikking over een hoofdbewapening van acht stuks 343 mm BL Mk V geschut in vier tweevoudige koepels die waren aangeduid als koepels A, B, Q en X met A en B koepel op het voorschip, Q midden tussen de achterste schoorstenen en X op het achterschip. De secondaire bewapening bestond uit totaal zestien stuks 102 mm, waarvan de meeste in een kazemat opstelling waren ondergebracht. Onder de waterlijn waren nog twee (aan elke zijde één) 533 mm torpedolanceerbuizen onder de waterlijn aangebracht, waarvoor veertien torpedo's beschikbaar waren.[3][4][5]
Boven de voorste groep kazematopstellingen werden de twee in open opstelling staande 102 mm kanonnen in 1913-1914 voorzien van schermen ter bescherming van de bemanning van het geschut. Het 1st Battlecruiser Squadron, met HMS Lion bezocht de Franse haven Brest in februari 1914 om vervolgens een bezoek de brengen aan Kronstadt in juni. De eerste keer dat HMS Lion in actie kwam was op 28 augustus 1914 tijdens de slag bij Helgoland. Hier trad het schip op als vlaggenschip van de Battlecruiser Force. Tussen oktober 1914 en juli 1915 werd een 57 mm QF Hotchkiss kanon op luchtafweeraffuit geplaatst en in januari 1915 en in juli 1915 een 76 mm QF luchtafweergeschut. Op 24 januari 1915 was HMS Lion betrokken bij de slag bij de Doggersbank. In september 1915 kreeg HMS Lion het kenteken nummer 22 toegewezen. Tussen die tijd en mei 1916 werd een vuurcontrolesysteem gemonteerd, waarmee het afvuren van het hoofdgeschut werd gecentraliseerd. Hiermee werd de nauwkeurigheid sterk verbeterd en werd het afvuren beter gecontroleerd wat de stabiliteit van het schip bij afvuren verbeterde. Dit werd uitgebreid duidelijk tijdens de zeeslag bij Jutland op 31 mei en 1 juni 1916, waar het schip aan deelnam.[6][7][8]
In april 1917 werd aan stuurboord de voorste groep 102 mm geschut verwijderd. Vanaf januari 1918 werd het nummer 79 toegekend, dat in april werd gewijzigd in 67. Begin 1918 werden op de Q en X toren een vliegplatform aangebracht met een Sopwith Pub en een Sopwith 1½ Strutter vliegtuig. Elk platform kreeg een canvas hangar zodat de vliegtuigen beschermd konden worden tegen de elementen. Het laatste optreden van HMS Lion in relatie tot de Eerste Wereldoorlog was het escorteren van de Duitse Hochseeflotte naar Scapa Flow op 21 november 1918. Hierna was het schip met de 1st Battlecruiser Squadron aangewezen ter bewaking van de Duitse schepen.[9][10][11]
In april 1919 volgde een reorganisatie, waarbij alle Battlecruiser Squadrons werden samengevoegd tot één Battlecruiser Squadron. HMS Lion werd hier het vlaggenschip van tot HMS Hood (51) gereed was om deze taak over te nemen. Het Battlecruiser Squadron werd ingedeeld bij de Atlantic Fleet. Op 30 maart 1922 werd HMS Lion toegevoegd aan de Reserve Fleet. Op 1 januari 1924 volgde verkoop voor sloop aan Hughes Bolckow. Vervolgens werd het schip bij Jarrow & Blyth gesloopt.[12]
Naam: | HMS Lion |
Bouwer: |
HM Dockyard Devonport, Devonport |
Bouwnummer: |
? |
Naamsein: |
22, 79, 69 |
Type/Klasse: |
Slagkruiser / Lion-klasse (1910) |
Waterverplaatsing: |
26.270 lt (26.690 t) standaard 30.820 lt (31.310 t) maximaal |
Lengte: |
213,40 meter |
Breedte: |
27 meter |
Diepgang: |
9,90 meter (bij maximale
waterverplaatsing) |
Bepantsering: |
Romp: 102–229 mm Schotten: 102 mm Barbettes: 203–229 mm Geschutskoepels 229 mm Dekken: 64 mm Brug: 254 mm |
Aandrijving: |
2x set Parsons direct
aangedreven stoomturbines 42x Yarrow Boilers 70.000 shp (52.199 kW) 4 schachten 3.556 ton kolen 1.153 ton olie |
Snelheid: |
28 knopen (52 km/u) |
Bereik: |
10.390 km bij 10 knopen (19 km/u) |
Bewapening bij bouw: |
4x2 343 mm geschut 16x1 102 mm geschut 2x1 533 mm torpedolanceerbuizen |
Bemanning |
1.092 |
Captain Crawford
Maclachlan (Kapitein-ter-Zee) |
19 september 1911 |
Captain Arthur
Allan Morison Duff (Kapitein-ter-Zee) |
november 1911 |
Captain Alfred Ernle Montacute
Chatfield (Kapitein-ter-Zee) |
1 maart 1913 |
Captain Roger Roland Charles
Backhouse (Kapitein-ter-Zee) |
30 november 1916 |
Captain Hugh Francis Paget
Sinclair (Kapitein-ter-Zee) |
22 mei 1918 |
Captain Arthur John Davies (Kapitein-ter-Zee) |
3 juni 1918 |
Captain Wilfred Tomkinson (Kapitein-ter-Zee) |
1 januari 1920 |
Captain Albert Percy Addison (Kapitein-ter-Zee) |
januari 1920 |
Captain Isham Worsley Gibson (Kapitein-ter-Zee) |
31 maart 1920 |
Commander Arthur Leslie Gresson (Kapitein-luitenant-ter-Zee) |
9 juli 1920 |
Captain Reginald St. Pierre Parry (Kapitein-ter-Zee) |
oktober 1921 - juni 1922 |