De Britse slagkruiser HMS Princess Royal werd in 1913 in gebruik genomen en nam tijdens de Eerste Wereldoorlog deel aan de slag bij Helgoland om vervolgens ingezet te worden in de Caraïbische Zee. Terug in Europese wateren nam het schip deel aan de belangrijkste zeeslagen om de oorlog te beëindigen met patrouilles over de Noordzee. In 1920 werd het schip in reserve geplaatst en in 1922 gesloopt.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Vickers, Barrow-in-Furness |
2 mei 1910 |
29 april 1911 |
14 november 1912 |
19 december 1922 (gesloopt) |
Bouwnummer : ? |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
14 november 1912 | HMS Princess Royal,
1st Cruiser Squadron |
|||
januari 1913 |
HMS Princess Royal, 1st Battlecruiser Squadron | |||
oktober 1914 |
19 december 1914 |
HMS Princess Royal,
North America and West Indies Station |
||
december 1914 |
HMS Princess Royal,
1st Battlecruiser Squadron |
|||
september 1915 |
HMS Princess Royal
(29), 1st Battlecruiser Squadron |
|||
januari 1918 |
HMS Princess Royal
(95), 1st Battlecruiser Squadron |
|||
april 1918 |
april 1919 |
HMS Princess Royal
(68), 1st Battlecruiser Squadron |
||
april 1919 |
22 februari 1922 |
HMS Princess Royal
(68), Battlecruiser Squadron, Atlantic Fleet |
De kiel voor het tweede schip uit de Lion-klasse (1910), HMS Princess Royal, werd op 2 mei 1910 gelegd op de scheepswerf van Vickers in Barrow-in-Furness. Op 29 april 1911 werd het schip te water gelaten door Prinses Louise, de Princess Royal en Duchess of Fife en dus formeel naamgever van het schip. Op 14 november 1912 was het schip gereed voor in gebruik name.[1][2]
Met een lengte van bijna 215 meter en een breedte van 27 meter werd bij een maximale waterverplaatsing van 31.310 ton een diepgang bereikt van 9,90 meter. Vier schachten werden aangedreven door twee gepaarde sets Parsons stoomturbines, die hun stoom ontvingen van 42 Yarrow boilers en een vermogen leverden van 70.000 pk. Dit was voldoende voor een snelheid van 28 knopen (52 km/u). Met een volledige bunkervoorraad van 3.600 ton kolen en 1.153 ton olie, kon bij een kruissnelheid van 10 knopen (19 km/u) een afstand van 10.390 km worden afgelegd. De olievoorraad werd gebruikt om over de kolen te sproeien, waarmee een zuiniger verbranding werd bereikt. De bepantsering van het schip bestond uit een pantsergordel met 229 mm dik Krupp bepantsering met daarboven een rompbepantsering van 127 mm. De geschutskoepels hadden een bepantsering van 203 tot 229 mm aan de kanten en 64 tot 83 mm aan de bovenzijde. De dikte van het pantserdek was 25 tot 64 mm en de bepantsering van de brug 254 mm dikte. De geplande 985 bemanningsleden hadden de beschikking over een hoofdbewapening van vier koepels met elk twee stuks BL 343 mm Mk V geschut in koepels A, B, Q en X. De secondaire bewapening bestond uit zestien stuks 102 mm BL Mk VII geschut en onder de waterlijn aan elke zijde een 533 mm torpedolanceerbuis.[3][4]
Direct na in gebruik name werd het schip ingedeeld bij het 1st Cruiser Squadron, dat in januari 1913 werd hernoemd tot 1st Battlecruiser Squadron. Dit eskader vertrok in februari 1914 voor een bezoek aan de Franse haven Brest en in juni aan havens in het Russische Rijk. Na oktober 1914 werd een Hotchkiss QF 75 mm luchtafweergeschut geplaatst, welke tot december 1916 werd gehandhaafd.[5]
HMS Princess Royal kwam voor het eerst in actie op 28 augustus 1914 tijdens de slag bij Helgoland en werd daarna tijdelijk ingedeeld bij de North Atlantic and Caribbean Squadrons om deze te versterken indien Duitse schepen het Panamakanaal wilden passeren. Op 24 januari 1915 was HMS Princess Royal betrokken bij de slag bij de Doggersbank. Tijdens deze slag lukte het schip om de Duitse slagkruiser SMS Derfflinger (1913) te raken en deel te nemen aan het tot zinken brengen van het pantserschip SMS Blücher (1908). diezelfde maand werd een stuk QF 76 mm 20 cwt luchtafweergeschut aan de bewapening toegevoegd, dat tot april 1917 dienst deed.[6]
Tijdens de zeeslag bij Jutland op 31 mei en 1 juni 1916 opereerde het schip als vlaggenschip van het 1st Battlecruiser Squadron. Het schip werd tijdens deze zeeslag minstwens negen keer geraakt, waardoor twee geschutstorens buiten gebruik raakten en het schip. Tijdens het treffen kwamen 22 opvarenden om het leven en raakten er 81 gewond. Het schip ging tot 15 juli in reparatie. Gedurende de zeeslag was gebleken dat het nogal mis ging bij het gecoördineerd vuren met alle geschutstorens en het correct vinden van de juiste afstand en vuurrichting. Tot dit moment bezat het schip twee afstandsvinders die bedoeld waren om elk een batterij geschutstorens te leiden, maar geen centraal systeem. Om dit te verbeteren werd dan ook tijdens de reparatie een vuurleidingssysteem geplaatst.[7][8][9][10]
Tijdens de tweede slag bij Helgoland op 17 november 1917 fungeerde HMS Princess Royal als steun voor lichtere schepen maar kwam niet in actie. In begin 1918 werd op de Q en X koepel een vliegtuigplatform geplaatst voor een Sopwith Pup jachtvliegtuig en een Sopwith 1½ Strutter verkenner. Om de vliegtuigen tegen weersinvloeden te beschermen kon over de platforms een canvas hangar worden opgebouwd. Na de overgave van de Duitse Hochseeflotte nam Princess Royal met het smaldeel deel aan de escorte en bewaking van de Duitse vloot in Scapa Flow tot het schip in april 1919 werd ingedeeld bij de Atlantic Fleet. In 1920 werd het schip in reserve ingedeeld maar werd op 22 februari 1922 aangesteld als vlaggenschip voor de Commander-in-Chief of the Scottish Coast. Dit duurde niet lang want op 22 januari 1923 werd het schip verkocht voor sloop aan J&W Purves. De sloop vond plaats bij de Rosyth Shipbreaking Company in Rosyth. De sloop duurde tot in 1925.[11][12]
Naam: | HMS Princess Royal |
Bouwer: |
Vickers, Barrow-in-Furness |
Bouwnummer: |
? |
Naamsein: |
29, 95, 68 |
Type/Klasse: |
Slagkruiser / Lion-klasse (1910) |
Waterverplaatsing: |
26.270 lt (26t690 t) standaard 30.820 lt (31.310 t) volledig beladen |
Lengte: |
213,40 meter |
Breedte: |
27,00 meter |
Diepgang: |
9,90 meter (volledig beladen) |
Aandrijving: |
2x2 Parsons direct-drive
stoomturbines 42x Yarrow boilers 70.000 shp (52.000 kW) 4 chachten 3.500 lt (3.600 t) kolen 1.135 lt (1.153 t) olie |
Snelheid: |
28 knopen (52 km/u) |
Bereik: |
10.390 km bij 10 knopen (19 km/u) |
Bepantsering: |
Pantsergordel: 102-229 mm Schotten: 102 mm Barbetten: 203–229 mm Torens: 229 mm Dekken: 64 mm Brug: 254 mm |
Bewapening bij bouw: |
4x2 BL 343 mm Mk V guns 16x1 BL 102 mm Mk VII 2x1 533 mm torpedolanceerbuizen |
Bemanning |
985 (1912) |
Captain Osmond de Beauvoir Brock
(Kapitein-ter-Zee) |
1 augustus 1912 |
Captain Walter Henry Cowan (Kapitein-ter-Zee) | 17 februari 1915 |
Captain John Donald Kelly
(Kapitein-ter-Zee) |
juni 1917 - 1 september 1917 |
Captain Sidney Robert Drury-Lowe
(Kapitein-ter-Zee) |
9 oktober 1917 |
Captain John Donald Kelly
(Kapitein-ter-Zee) |
30 december 1917 |
Captain Reginald St. Pierre
Parry (Kapitein-ter-Zee) |
14 april 1912 |
Commander Hartley Russell Guanep Moore (Kapitein-luitenant-ter-Zee) | 12 juli 1921 - 1 mei 1922 |