Bert Hermkens[1] werd op 8 oktober 1944 tijdens de Kerkrazzia in Sevenum opgepakt, naar Duitsland gestuurd en daar tewerkgesteld. Hij was net 36 geworden en al tien jaar getrouwd[2] met Marie Kurvers[3]. Samen met een groot aantal andere Limburgers, werd hij per trein Duitsland ingestuurd. Bert kwam terecht in Dassel, in het Harzgebergte, waar hij op 14 oktober in de Eisenhütte aan het werk werd gezet.[4]
Bert was daar niet alleen. Hij maakte deel uit van een groep van tien Limburgers, waaronder ook Hendrik Baeten[5]. Hendrik, Harry voor vrienden, hield een dagboek bij. Hij schreef over deze 14de oktober: "Om 2 uur vertrokken uit Northeim met tien personen naar Dassel met de ijzerfabrikant, het leek een vriendelijke heer. Aankomst avond. Brood met bier, daar waren we blij mee."[6] De eerste paar dagen is er nog niet direct werk. Harry vertelt verder: "Negen dagen hebben we liggen zwalken. Gauw wassen en een snede brood en een in de zak voor om 10 uur met nog een stuk koolraap. We moesten drie wagons kolen en zand lossen. We moesten met vijf (de getrouwe) naar het station wagens laden en de jongeren bleven op de fabriek de kolen opruimen. We werkten tamelijk hard."[7]
Bert werd verantwoordelijk gesteld voor het eten, iets wat de andere Limburgers wel beviel: "Hermkens zorgt nog altijd voor het eten en werkelijk goed, wat de kost aangaat houden we het wel vol."[8] Toen hij ziek werd en daardoor niet hoefde te werken, kon hij toch voor het eten blijven zorgen: "Gelukkig dat Hermkens nog ziek is. Die kookt iedere dag twee keer aardappelen met rode kool en fijn hoor."[9]
Nog steeds is er niet veel werk in de Eisenhütte in Dassel. De tien Limburgers krijgen dan ook te horen dat ze weg moeten. Even hebben ze de hoop dat ze misschien wel naar huis kunnen,[10] maar dat bleek al snel niet te gebeuren. Op 2 november werden ze overgeplaatst naar de Ruwowerk-fabriek aan de oostkant van Dassel, op zo'n 20 minuten lopen van de Eisenhütte.[11]
Hendrik vertelde over die dag: "We treffen hier 17 Nederlandse studenten we worden ook door hen hartelijk ontvangen het doet goed in den vreemden kennissen te ontmoeten."[12] Deze Nederlandse studenten hadden in april 1943 geweigerd de loyaliteitsverklaring te tekenen. Hierdoor werden ze verplicht tewerkgesteld in Duitsland. Via Kamp Erika in Ommen kwamen ze eind mei 1943 in Dassel aan. Toen waren ze nog met 22, in de loop van '43 en '44 gingen er al een aantal studenten naar huis. Door ziekte, arbeidsongeschiktheid, of niet terugkeren van verlof bleven er in november 1944 nog 17 studenten over.[13]
Theo Bakkeren[14] was één van de studenten die nog in Dassel aanwezig was. Hij schreef over 2 november: "Tien nieuwe Nederlanders erbij in ons Lager! Allen uit Sevenum, Noord Limburg; daar hebben ze blijkbaar alle mannen, van 18 tot misschien wel 50 jaar, meegenomen, boeren, van alles! Totaal ontheemd dus! Wij horen hun verhalen, kunnen hen wat bijpraten en steunen, als "ervarenen" in de verbanning. En hen in ons gezelschap laten acclimatiseren; het katholieke element wordt zó wel fors versterkt ineens."[15]
De fabriek waar de studenten en de Limburgers tewerkgesteld werden, lag aan het eind van de spoorlijn tussen Dassel en Einbeck. Het lijntje werd gebruikt om de fabriek te bevoorraden, maar ook om met de trein naar Einbeck te reizen. Dit was een grotere stad, waar de was gedaan kon worden en waar men naar het ziekenhuis kon.
Bert werd in de fabriek aan een draaibank gezet: "Vóór die tijd had de boerenarbeider uit Sevenum nog nooit aan een draaibank gewerkt, maar dat vormde voor de Duitsers geen enkel beletsel om hem een machine toe te vertrouwen. In drie weken kon ik de machine zelfstandig bedienen."[16]
Voedsel werd in Dassel een steeds groter probleem: "We moesten zelf alles afstropen om van het beetje geld dat we kregen nog iets extra's te kopen. Het heeft trouwens ook nog enkele maanden geduurd voordat we het eerste loon kregen."[17]
Op 3 februari 1945 vond er een luchtaanval plaats op een locomotief bij het stationnetje van Dassel.[18] Een aantal dagen later schreef Theo: "Er was dus niets meer te doen in de fabriek! Gebrek aan grondstoffen of halffabrikaten. We werden dus buiten ingezet, allehand klussen."[19] Bert vertelde hier over: "Toen het spoorlijntje, dat naar onze fabriek liep, gebombardeerd was kregen we geen nieuwe materialen meer. Ook werden de produkten niet meer afgehaald. Omdat we hongerig waren vroegen we met z'n vieren of we niet op een boerderij konden gaan werken. Zo zijn we bij families in Ellensen, een dorpje tussen Kassel en Hannover, terechtgekomen. Ik kwam bij een gezin dat een café en postkantoor had. Tevens was de man boer."[20]
Theo Bakkeren schreef op 21 februari in zijn dagboek: "Tinus Verrijth[21] , Harry Baeten, Bert Hermkens en Willem Houben[22] gaan naar boeren om op 't land te werken! Zij - als boeren zelf - dolblij natuurlijk! De eerste mooie "lente"-dag"!"[23] Waarheen was toen nog onduidelijk, een paar dagen later schreef Theo: "de boeren zitten in de buurt".[24] Ellensen ligt op een kleine vier kilometer van de Ruwowerk-fabriek.
De vier Limburgers werden allemaal bij een andere boer tewerkgesteld. Bert bij de familie Böcker en Harry bij de familie Fricke in Ellensen. Willem kwam bij Papenberg in Rengershausen terecht. Alleen van Tinus weten we niet waar hij terecht kwam.[25]
Bert vertelt verder: "Het eerste wat ik bij de familie Böcker kreeg was goed te eten. De eerste fatsoenlijke maaltijd sinds zeven maanden. Aardappelen met saus en twee eieren. Zelf aten ze maar één ei. Ik sliep op een goed bed dat elke dag voor mij werd opgemaakt. Ik zal het mijn leven niet meer vergeten."[26]
Op 16 maart 1945 schreef Bert een briefkaartje aan een vriend die tewerkgesteld was in Watenstedt: "Baeten en ik hebben eerst ook in het lager gewerkt in Dassel. Maar nu zitten we bij een boer en daar is het heel wat beter, we leven met het gezin op en af, en het is er erg rustig, daar gebeurt niets. Jongen wat hebben ze toch met ons gemaakt. Toen ze den 8 October weggevoerd hebben. Wie had dat gedacht dat er ooit wat ging gebeuren, we zijn 5 maanden van onze vrouwen en kinderen weg, maar laten de moed niet zakken. Anders gaat het helemaal niet, laten we maar eens goed voor St. Jozef bidden, de vader van alle huisgezinnen, en alles komt weer in orde, dus beste vriend houdt goede moed want het zal toch niet lang meer duren, en dan gaan we weer naar ons dierbaar Sevenum terug."[27]
Begin april 1945 werd de regio van Dassel en Ellensen door de Amerikanen bevrijd. Op 10 april besluiten de vier mannen uit Sevenum te vertrekken. Tinus en Willem kwamen naar Ellensen en gezamenlijk ging het naar Dassel. Vanuit Dassel wandelden ze 15 kilometer naar het westen, naar Neuhaus. "Wij trokken van huis tot huis, tot een Duitser bij ons kwam dat wij na 7 uur niet meer op straat mochten zijn. Hij vroeg of wij Hollanders waren, en of, zeiden wij. Hij vroeg of wij papieren hadden, Hermkens zei, loop naar de soudemieter met je papieren. Toen moesten we mee naar de commandant." Bij deze Amerikaanse commandant kregen ze een slaapplaats toegewezen in een kippenhok.[28]
Na twee dagen wandelen, staken ze op 12 april de Wezer over bij Beverungen. De volgende dag bereikten ze Paderborn, waar ze in een kazerne werden opgevangen. Hier konden ze wachten op vervoer naar huis, maar de groep besluit zelf verder te lopen. Uiteindelijk belandden ze op 18 april in Massen, bij Dortmund. Hier werden ze opgevangen tot er vervoer naar huis geregeld kon worden. Dat volgt uiteindelijk op 24 april. Ze werden per vrachtwagen naar Münster vervoerd en vandaaruit met de trein naar Maastricht, waar ze de volgende dag aankomen.[29]
Op 26 april werden Bert Hermkens, Tinus Verrijth, Willem Houben en Harry Baeten door burgemeester Everts[30] uit Sevenum in Maastricht opgehaald. Zij keerden deze dag na een verblijf van bijna zeven maanden in Duitsland, in Sevenum terug.[31]
Al in 1949 keert Bert terug naar Ellensen om een bezoek te brengen aan de familie Böcker. Hij gaat er op de foto met het gezin, voor de deur van het huis waar hij in de oorlog verbleef. Ook daarna bleef hij verlangen naar een terugkeer naar het dorpje in de Harz. Het zou tot 1984 duren, voordat hij weer die kant op kon. Gustav Böcker en zijn vrouw waren al overleden, maar hun zoon leefde nog, en herkende Bert meteen.[32]
Het is 2024 en ik loop door Ellensen op weg naar het voormalige huis van Gustav Böcker. De overbuurvrouw komt toevallig net aan met haar auto en we vragen of ze misschien de deur op de foto herkent. Dat niet helaas, ze woont nog niet zo lang in het dorpje. Ze verwijst ons door naar haar overbuurvrouw. Die is wat ouder en woont langer in het dorp. Ook zij herkent de deur niet, maar weet wel te vertellen dat het huis van Böcker is gekocht door de buren even verder op. Als iemand het zou moeten weten zijn zij het wel. Ze verwijst ons expliciet door naar de buurvrouw, even later zou wel blijken waarom...
Bij het huis aangekomen, komt de man des huizes net naar buiten. We vragen hem of hij de deur herkent. Hij is heel duidelijk. Die deur had hij nog nooit in zijn leven gezien. Het is echt onmogelijk dat die deur ooit in dat huis gezeten had. Gelukkig komt zijn vrouw net aangelopen. Ze werpt snel een blik op de foto en geeft fijntjes aan haar man aan dat het de deur is waar hij elke dag door naar binnenloopt. Vertwijfeld loopt de man met ons mee naar de schuur van het huis, waar de deur verborgen ging achter een oude schuurdeur.
Nu is alleen nog de vraag of deze deur ook daadwerkelijk bij de ingang van de woning van Böcker heeft gehangen. Hiervoor worden we doorverwezen naar de oudste inwoner van het dorp. Die weet ons niet alleen te bevestigen dat de deur inderdaad bij de ingang hing, maar ook dat er een café en postkantoor aanwezig waren. Ook weet hij te vertellen, dat er in die tijd een afwateringsgeultje door de straat liep, vandaar het hekwerk en de beplanting op de foto.
Al met al weten we hiermee de foto's en locaties uit de fotoalbums van Bert Hermkens te bevestigen. Bert keerde in ieder geval in 1949 en in 1984 terug bij de familie Böcker en hield ook daarna nog contact. "Hoe goed ik daar werd behandeld zal ik mijn leven niet meer vergeten."[33] Bert overleed op 76-jarige leeftijd in 1985.[34]