TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Hitlers ultieme oorlog

Titel:Hitlers ultieme oorlog - Jodenvervolging in bezet Europa
Schrijver:Smelik, Klaas A.D.
Uitgever:Walburg Pers
Uitgebracht:2024
Pagina's:272
ISBN:9789464563085
Omschrijving:

Klaas A.D. Smelik (Hilversum, 1950) studeerde theologie, semitische talen, oude geschiedenis en archeologie in Utrecht, Amsterdam en Leiden. In 1977 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam op een proefschrift over koning Saul. Hij nam deel aan verschillende opgravingen in het mediterrane gebied. Smelik was werkzaam aan de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam, de Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel en de KU Leuven. Hij was van 2006 tot 2009 directeur van het Etty Hillesum Onderzoekscentrum, eerst in Gent en later in Middelburg. In 1986 gaf hij de integrale editie uit van de nagelaten geschriften van Etty Hillesum, waarvan in 2021 de zevende druk verscheen. Hij is auteur, medeauteur of eindredacteur van een vijftigtal boeken over de Oudheid, het Hebreeuws, de Bijbel en het jodendom. Hij is dus goed bekend met de geschiedenis van de Jodenvervolging.

Met dit boek wil hij een kort overzicht geven van de geschiedenis van de Sjoa in Europa, waar in de oorlogsjaren Joden zeer weinig mogelijkheden hadden om aan de Duitse vernietigingsmachinerie te ontsnappen. Smelik stelt daarbij: "De onverschilligheid van de meerderheid van de Europese bevolking tegenover hun lot vormt naast het fanatisme van nazi’s en hun hoogst efficiënte aanpak om Joden op te sporen en te vermoorden, een belangrijke reden dat zoveel Joden zijn omgekomen. Niettemin was er Joods verzet en waren mensen actief om Joden uit de handen van de nazi’s te houden." Verder probeert hij bij de geschiedenis in de verschillende Europese landen antwoord te geven op de vraag waarom de percentages slachtoffers per land zo verschillen.

In het voorwoord gaat Smelik kort in op het foutieve gebruik van de term Holocaust, die inmiddels echter zo is ingeburgerd dat hantering van het juiste begrip Sjoa lastig is. De aanduiding Holocaust, die populair werd sinds de gelijknamige Amerikaanse serie in 1978 op de televisie werd uitgezonden, is de Engelse vertaling van het woord ‘ola’ uit het Grieks en Latijn en heeft de betekenis brandoffer. Een brandoffer is echter een vrijwillig offer, vaak als verzoening van gemaakte fouten. Inderdaad een erg dubieuze beschrijving voor de moorddadige vernietiging van de Europese Joden, die, zoals Smelik terecht laat weten, maar liefst zo snel mogelijk in de vergetelheid moet geraken. De Joodse aanduiding ‘Sjoa’ die vernietiging betekent, is inderdaad een aanzienlijk betere omschrijving.

Nog een tweede opmerking naar aanleiding van het voorwoord. Smelik merkt op dat hij dit boek over de Jodenvervolging in Europa begon naar aanleiding van een Amerikaanse enquête, waaruit zou blijken dat een kwart van de hedendaagse jeugd gelooft dat die Sjoa slechts een mythe is en dat de rest ook ontstellend weinig weet van de genocide die zo’n tachtig jaar geleden plaatsvond. Dat terwijl de Italiaanse Primo Levi en andere Sjoa-overlevenden in duizenden boeken al omstandig hadden uitgelegd dat de kern van al hun verhalen is dat wat eenmaal is gebeurd, zich altijd kan herhalen. Kortom, waakzaamheid is geboden met ‘Dat nooit meer’ als motto. Dit uitgangspunt zal natuurlijk door elk weldenkend mens worden onderschreven, daar verandert ook de verwijzing naar een kwalitatief zeer ondermaats Amerikaanse enquête niets aan.

De auteur gaat vervolgens in op de voorgeschiedenis van de Sjoa, te beginnen met het antsemitisme in het negentiende-eeuwse Duitsland. Daarna passeren in sneltreinvaart de ideologie in nazi-Duitsland achter de Jodenvervolging, de eerste getto’s en het inzetten van de Einsatzgruppen in Oost-Europa, de Wannseeconferentie en de ontwikkeling van de vernietigingskampen. Vanaf pagina 127 wordt dan stelselmatig elk van de Europese landen onder de loep genomen. Dat zullen voor de meeste lezers zeer verhelderend hoofdstukken zijn. Want hoeveel weten we nu eigenlijk van de Jodenvervolging in Noorwegen en Denemarken. Datzelfde geldt voor onze zuiderburen, België, Luxemburg en Frankrijk. Voor de meeste lezers wordt daarna helemaal onbekend terrein betreden: Tsjechoslowakije, Polen, Litouwen, Letland, Estland, Wit-Rusland, Oekraïne, Servië en Griekenland (pagina 127 t/m 248). Ten aanzien van Oekraïne een opmerkelijke fout, die na alle processen die rond deze persoon zijn gevoerd in dit boek absoluut niet mag voorkomen. Onder verwijzing naar de opleiding van Oekraïense Trawniki-kampbewaarders merkt Smelik op: "De om zijn wreedheid beruchte bewaker Ivan Demjanjuk (1920-2012), bijgenaamd Iwan de Verschrikkelijke, was zo’n Oekraïner." Het is echter uitvoerig bewezen dat Demjanjuk niet Ivan de Verschrikkelijke was en ook is geen enkele wreedheid van hem bewezen. Hij werd veroordeeld vanwege het simpele feit dat zijn aanwezigheid in enkele kampen bewezen kon worden. Dat terzijde, het is goed dat nu eindelijk kort en bondig voor elk van deze landen is omschreven hoe de Jodenvervolging daar is verlopen. Het geeft binnen de ongeveer 250 pagina’s die het boek telt inzicht in gebeurtenissen binnen ons continent.

De schrijver stelt in het begin van het boek al de vraag waarom de aantallen slachtoffers per land zo uiteenlopend zijn. Om daar een beetje antwoord op te kunnen geven moet men dus de omstandigheden in elk van de landen goed in beeld hebben om zinvolle vergelijkingen te kunnen maken. Binnen het korte tijdsbestek waarin elk van de landen wordt besproken, zijn adequate vergelijkingen lastig, eigenlijk ondoenlijk. Het risico is dan groot dan de aloude clichéverhalen uit de kast worden gehaald. Dat is precies de valkuil waarin ook Smelik soms is gevallen. Een van die tenenkrommende vergelijkingen die altijd opduikt, en dus ook hier weer passeert, is die tussen het percentage Joodse slachtoffers in Denemarken en Nederland. "In tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederland liet Denemarken de gedeporteerde Joden niet in de steek", merkt Smelik op.

En inderdaad, in Denemarken had de regering van de Duitse autoriteiten toestemming gekregen om pakketten met voedsel en medicijnen te sturen naar de gevangengezette Joden. Ook mocht het Rode Kruis de toestand van deze Deense Joden in Theresienstadt inspecteren. Geen enkele Deense Jood is echter naar Auschwitz of Sobibor gestuurd, waar de overgrote meerderheid van de Nederlandse Joden heen werd gestuurd. In totaal werden in de oorlog 464 Deense Joden – voornamelijk zeer oude personen – naar Theresienstadt, gestuurd, waar 51 van hen als gevolg van ziekte stierven. Bij de Duitse inval telde Denemarken slechts 7.800 Joodse inwoners, wat een gigantisch verschil is met het Nederlandse aantal van 140.000 Joden. Bovendien werd het Deense verzet op tijd op de hoogte gebracht van een aanstaande razzia in oktober 1943 om de voltallige Joods-Deense bevolking op te pakken. Met deze kennis kon het verzet een reddingsoperatie opzetten, waarmee bijna alle Joden veilig naar het neutrale Zweden konden worden gebracht. Slechts 580 oudere Joodse inwoners wilden of konden niet naar het veilige buurland worden overgebracht.

Erg actief waren de Duitsers trouwens ook niet geweest om in te grijpen toen men in de smiezen kreeg dat er iets gaande was. De Rijksgevolmachtigde dr. Werner Best vond het eigenlijk een prima operatie om daarna naar Berlijn te kunnen rapporteren dat Denemarken ‘entgültig judenfrei’ was. Het was een reddingsoperatie met een beperkt aantal schepen en boten, na een overtocht van minder dan een uur over een kalme zee. De vissers die de ‘heldhaftige overtocht’ verzorgden, vroegen gemiddeld duizend Deense kronen per persoon. In totaal zou de overtocht twintig miljoen kronen hebben gekost, waarvan de helft door welgestelde Joodse families werd betaald en de andere helft afkomstig was uit donaties en inzamelingen. Smelik meldt dat het aantal Deense Joden dat door de Duitsers werd vermoord 106 personen bedroeg en zet dat dan af tegen het aantal Nederlandse slachtoffers, waar driekwart van de Joodse bevolking de oorlog niet overleefde. De situatie in beide landen was echter op geen enkele manier met elkaar te vergelijken, zodat dit soort percentages geen enkele zeggingskracht hebben.

Verderop wordt ten aanzien van de Nederlandse situatie de rol van de ambtenaren en politiemensen aangehaald, waar de manier van beschrijven de oppervlakkige eerste indruk geeft dat elke ambtenaar en politieman gezagsgetrouw meedeed aan het beleid van de machthebbers, hoezeer men die ook verfoeide. Later passeren ook de ‘omstanders’, degenen die het zagen, die iets hadden kunnen doen maar dat nalieten en zo meehielpen om mensen die zij geen kwaad hart toedroegen te laten deporteren naar de vernietigingskampen. "Ambtenaren, van de burgerlijke stand, politieagenten, trambestuurders, treinmachinisten, spoorwegpersoneel … zij hebben allen bijgedragen tot het grote aantal omgekomen Joden in Nederland", aldus Smelik. Het zijn enorme gigantische generalisaties. Wie zich een beetje verdiept in collaboratie en verzet, zal snel opmerken dat het aantal ambtenaren en politiemensen dat in het verzet zat minstens even groot was als het aantal collaborateurs. Het aantal medewerkers van het openbaar vervoer dat op enige manier bij de deportaties betrokken was, is ook zeer beperkt geweest. Bovendien suggereert de omschrijving dat elke Nederlander midden in de oorlogsjaren goed op de hoogte was dat er vernietigingskampen in Oost-Europa waren.

Het verwijt ten aanzien van ‘de omstanders’ duikt tegenwoordig vaker op, ook ten aanzien van de leveranciers van levensmiddelen (bakkers, slagers, fruithandelaren, ed.) aan de kampen Amersfoort, Vught en Westerbork. Smelik wijst er ook wel op dat onder de Joden sprake was van dezelfde gezagstrouwheid als bij de gemiddelde Nederlander, maar nu is het geen verwijt maar een simpele verklaring waarom de Joden net zo passief waren als die ‘schuldige omstanders’. Op het eind van de passage over de Jodenvervolging in Nederland noemt Smelik terecht nog een stel andere factoren die bijdroegen aan het hoge aantal slachtoffers in Nederland: het landschap, een door de SS gedomineerd bestuur, een deugdelijke bureaucratie, een grote dosis naïviteit ten opzichte van een moorddadige regime. Elementen die bijvoorbeeld in Frankrijk ontbraken, zodat daar ondanks een verregaande medewerking door de Vichy-regering slechts 25% van de Franse Joden omkwam.

De conclusie is dat het eigenlijk ondoenlijk is de uitkomsten van de diverse landen op een deugdelijke manier met elkaar te vergelijken. Ondanks dat is ‘Hitlers ultieme oorlog’ een zeer deugdelijke inleiding op de Jodenvervolging in de verschillende Europese landen.

Beoordeling: Goed

Informatie

Artikel door:
Frans van den Muijsenberg
Geplaatst op:
30-06-2024
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen