TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Voorwoord door de familie

De Politieke Gevangenschap van Jacques Verhees

(Jacobus Johannes Antonius Verhees)

Geboren te 's-Hertogenbosch, 5 augustus 1897

Overleden te 's-Hertogenbosch, 30 mei 1970

Het dagboek van Pappie is een persoonlijk verslag van zijn gevangenneming, zijn verblijf in de concentratiekampen en van zijn uiteindelijke terugkeer naar huis. Het beschrijft een periode van bijna een jaar en wel van 23 mei 1944 tot 7 mei 1945.

Pas veel later, in 1968, heeft hij, op aandringen van de familie, zijn oorlogservaringen opgeschreven. Dat gebeurde aan de hand van zijn ervaringen, documenten en minuscule aantekeningen in een zakagenda.

Het is het ware verhaal van een man, die aan den lijve ontberingen, vernederingen en mishandelingen ondervond. Tevens is het een trieste getuigenis van de afschuwelijke en mensonterende toestanden in de Nederlandse en Duitse concentratiekampen gedurende de oorlog. Gezien de barre omstandigheden en de gevaren, waaraan hij in die tijd is blootgesteld, mag het werkelijk een wonder heten dat hij nog levend is teruggekeerd. Zijn optimistische karakter en zijn gave om de dingen te kunnen relativeren, hebben daar ongetwijfeld toe bijgedragen.

Voor zijn gezin betekende zijn gevangenschap, met de twijfel waar hij was en of hij nog leefde, een hele zorg. Hiervan hebben wij pas veel later de omvang kunnen begrijpen.

Het oorspronkelijke dagboek is geschreven in Pappies spreektaal en is voor deze uitgave enigszins aangepast, zonder evenwel de inhoud ervan aan te tasten.

Evenals bij het dagboek van Mammie vinden wij het van groot belang om, door beperkte vermenigvuldiging van dit dagboek, aangetrouwde, kleinkinderen en komende generaties kennis te laten nemen van zijn ervaringen. De twee dagboeken tezamen vormen het complete verhaal van onze ouders en het gezin in die oorlogsjaren.

Bij het lezen van dit dagboek zal de ellende die hij meemaakte u zeker treffen. Toch is er ook nog hoop te vinden als Pappie schrijft: "Doch God heeft mij de kracht gegeven dit zware kruis te dragen en zelf heb ik, ondanks alle ellende, de moed er in gehouden".

Die innerlijk kracht heeft hem steeds op de been gehouden en hem tenslotte weer bij ons thuis gebracht.

Mei 1997, zijn kinderen: Riet, Harry, Joop en Peter.


Wat kan een man, oprecht en trouw,

nog doen in zulk een tijd?

Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw

en strijdt den ijd’len strijd.

Ik wist de taak, die ik begon,

een taak van moeiten zwaar,

maar 't hart, dat het niet laten kon,

schuwt nimmer het gevaar.

Uit "Het Lied der Achttien Dooden" van Jan Campert.

’s-Hertogenbosch, mei 1940

Op 10 Mei 1940 werden wij 's morgens om ongeveer 4 uur opgeschrikt door het schieten van het afweergeschut, dat bij de brug aan de Vughterweg stond opgesteld. En als wij gingen zien wat er te doen was, zagen wij in de lucht Duitse vliegtuigen over onze stad vliegen, welke door onze militairen werden beschoten. Zonder dat er een oorlogsverklaring was geschied, hadden de Duitsers ons land overvallen.

Wat oorlog was, wisten wij toen nog niet, maar nu hebben wij 5 jaar lang aan den lijve ondervonden wat het is. lk geef hier alleen een beschrijving over het ondergrondse werk dat er is gedaan en tevens van mijn gevangenneming.

Vanaf 1941 heb ik mee kunnen werken aan het ondergronds verzet en wel speciaal het namaken van alle clichés welke nodig waren om diverse papieren, met een speciaal lettersoort, te vervalsen. Eerst clichés voor bonkaarten, politiebewijzen, Belgische en Franse persoonsbewijzen en later zijn wij ook nog bezig geweest met het maken van offsetfilms voor onze Hollandse persoonsbewijzen. Ook 2e klas spoorabonnementen en zegeltjes voor de Franse en Belgische persoonsbewijzen. Clichés voor papieren van Zeeland, welke Provincie onder een speciale bewaking lag. Voor het Kamp Vught werden alle papieren vervalst. Ook de bonnen welke nodig waren om de onderduikers te helpen. Het namaken van handtekeningen op de stamkaarten. Het reproduceren van foto's van vooraanstaande gevaarlijke NSB'ers[1] welke uit het hoofdkwartier van de NSB-archief uit Den Haag waren gestolen en welke wij dan reproduceerden om later afdrukken te maken voor de ondergrondse medewerkers om hen te waarschuwen voor deze gevaarlijke personen.

Daarnaast nog de metalen en rubber stempels. Alle Duitse stempels, zowel met als zonder adelaar, militaire stempels voor diverse kampen en politiestempels. Ook nog van het ministerie, distributie, gemeente, provincie en niet te vergeten de diverse handtekeningen, zelfs die van de Duitse bevelhebber Rauter. Alles voor de vliegvelden, arbeidsbureaus en Duitse bouwondernemingen. Enfin, alles wat er nodig was voor het ondergrondse verzet en voor de levensmiddelenvoorziening van de vele onderduikers.[2]

Ook die stempels welke nodig waren om Geallieerde[3] piloten via Parijs en Spanje weer naar Engeland te laten gaan.

Hierbij moet ik wel opmerken, dat ik dit werk niet alleen heb kunnen doen. Twee van mijn trouwe medewerkers waren n.l. H. v. Amelsvoort als tekenaar en W. Ubert als fotograaf. lk zelf etste de clichés en maakte de stempels en bracht ze, indien dit nodig was, ook nog weg. Alles hebben wij geheel belangeloos gedaan, omdat het was voor het redden van mensenlevens en voor ons lieve Vaderland en tegen de Duitse bezetter. lk ben en blijf hen alle twee daar steeds dankbaar voor, daar ook alles gedaan moest worden buiten onze dagelijkse werktijd. Hele avonden, zaterdagmiddagen en zondagen hebben wij voor dit goede doel opgeofferd.

Het was een zeer gevaarlijk werk, maar wij waren op alles voorbereid. Want wij sloten eerst alle deuren, zodat er niemand in kon komen. Zeer zeker maakten wij angstige dagen mee.

Toch zijn er veel kennissen, waarmee wij samenwerkten gestorven o.a. de grote mannen als Theo Dobbe, Jacques de Weert en Pater Campman en nog zoveel anderen. Wat die mannen voor het verzet hebben gedaan is niet te beschrijven en ik hoop dat later in de geschiedenis van het verzet dit allemaal beschreven[4] zal worden.

Zelf hebben Theo Dobbe en Jacques de Weert, welke ook hier in de omtrek hebben gewerkt, verscheidene malen bij ons overnacht. Ook dit was weer een gevaarlijk werk op zichzelf, daar deze heren door de SD[5] en andere gezocht werden, maar zij waren voorzien van valse papieren. Ook waren zij voldoende gewapend.

Zo herinner ik mij een van de vele gevallen dat Theo Dobbe (bijgenaamd Ome Jan, Hendriks, enz) en ook Jacques de Weert mij op een avond weer opbelden omdat ze mij even moesten spreken en dan was de afspraak: "lk kom". lk ging dan naar de zaak, waar zij beiden met Pater van Doremalen aankwamen, want weer moesten zij overnachten. Pater van Doremalen heeft toen op kantoor nog eerst zijn toog aangetrokken en werd toen in de pastorie van St. Cathrien ondergebracht. Theo Dobbe en Jacques de Weert nam ik mee naar huis. Maar eerst moesten zij nog vertellen wat er die avond was voorgevallen. Zij hadden bij Piet Mulder[6] in de garderobe een revolver met koppel van een Duitse officier meegenomen en deze moest eerst nog even nagezien worden om te weten hoe groot en wat hun vangst was geweest. Enfin, ze hadden nog 4 of 5 revolvers op zak.

Ook Louis v. Bungen en zijn vrouw hebben in het verzet een hele grote rol gespeeld en ontzaglijk veel goeds gedaan. Zo werkten wij allen hard, totdat ik op 23 Mei 1944 gevangen werd genomen door verraad in Winterswijk.

Definitielijst

NSB
Nationaal Socialistische Beweging. Nederlandse politieke partij die symphatiseerde met de Nazi's.

Arrestatie, 23 mei 1944

Op 23 Mei 1944 werden wij opgeschrikt doordat er 's nachts om 3 uur werd gebeld en daar wij toen ook nog een onderduiker hadden slapen, wisten wij niet direct wat wij zouden doen. Het beste was even uit het raam kijken wie er wel belden. Daar stonden twee Bossche politieagenten welke toen aan mij vroegen of ik Jacques Verhees was en dat ik op het politiebureau moest komen. lk ben toen naar beneden gegaan en heb deze twee politiemannen binnen gelaten en gevraagd waarvoor dit was, maar zij wisten ook niet waarom zij mij moesten halen.

Nadat ik mij had aangekleed en nog verschillende papieren, welke ik voor het ondergrondse werk in mijn zak had, te hebben verwijderd en mijn vrouw Greet nog enige aanwijzingen had kunnen geven, ben ik met deze twee politiemannen, welke met motor en zijspan waren, meegegaan naar het hoofdbureau van politie. Daar aangekomen moest ik in de grote wachtkamer, waar het erg fris was, wachten. Om circa 4,30 uur mocht ik in de kamer van de hoofdagent komen, waar de kachel aan was en dat deed je goed. Toen hoorde ik dat deze hoofdagent de Winterswijkse politie aanvroeg en ik wist toen direct waarvoor het was dat ze mij gehaald hadden n.l. voor het maken van een stel stempels welke dienst moesten doen om tewerkgestelde arbeiders[7] uit Duitsland te houden en bovendien om diverse mensen met valse papieren uit Duitsland te halen, maar ook voor een extra verlof. Op het politiebureau werd mij nog gevraagd of dat ik soms iets verkeerd gedaan had b.v. het maken van stempels, maar je kon niemand vertrouwen. Dus vertelde ik hen dat ik nooit iets gedaan had wat niet mocht. Zij moesten maar eens weten hoeveel stempels wij hebben vervalst om mensen uit de handen van der moffen[8] te houden. Na een half uurtje wachten kwam telefonische verbinding met de Winterswijkse politie, n.l. luitenant der politie VELLE, tot stand en moest ik weer naar de koude grote wachtkamer. Toen dit gesprek was afgelopen kon ik weer terugkomen en heb daar tot 6 uur gezeten.

Daar nu de politiemannen voor de dagdienst in dienst kwamen, werd ik weer naar een ander vertrek gebracht. Om 7 uur kwamen zij mij weer halen en moest nu al mijn geld, portefeuille, bretels, boord, das en persoonsbewijs afgeven. Daarna werd ik in een cel gestopt waar reeds 2 onderduikers in zaten. Deze cel was 2 x 1,5 meter groot met daarin ook nog een kleine w.c. De luchtverversing in deze cel was zeer slecht, zodat het kleine luikje, waardoor het eten gegeven wordt, open mocht blijven staan. Het verblijf in zo'n cel was allesbehalve prettig. Om circa 10.30 uur kwam mijn zuster Dèle, die natuurlijk wist dat ik 's nachts opgepakt was en die zeer veel kennissen bij de politie had, vragen of ze mij niet wat brood mocht geven. Maar verschillende politiemannen waren toen zo welwillend om te zeggen tegen haar: 'Wij zullen hem even halen, dan kun je het zelf geven en dan kun je hem zelf nog spreken ook". lk werd toen uit de cel gehaald en zag daar Dèle met brood enz. wat mij best smaakte, want ik had nog niets gehad. Wij zaten samen in een hoekje te praten en daar kwam opeens mijn vrouw binnengestapt en die keek verwonderd op dat wij daar zo zaten te praten.

Na een kwartiertje moest ik weer naar de cel en kon de medecelbewoners nog mee laten eten van het brood dat ik zojuist ontvangen had. Later op de middag kwam Van Maaren, welke toen bij Dèle op kamers was en op het politiebureau werkzaam, mij een hele schaal met aardappels, vlees en groenten brengen wat genoeg voor ons drieën was. Dit was afkomstig van Piet en Dèle.

Verder hebben wij 's middags rustig gezeten en ontvingen we van het politiebureau een paar sneden droog brood. Om 8 uur werden alle celbewoners op de plaats gelucht en toen om 8.15 uur riep een agent mij en vertelde dat mijn broer Willem en mijn dochter Riet, en ook het dienstmeisje, er waren. lk mocht hen nog even spreken en had zodoende de gelegenheid Willem een en ander nog te vertellen o.a. waarvoor ik dacht dat ze mij gehaald hadden.

Op het politiebureau Winterswijk

24 mei 1944

‘s Morgens om 6 uur ben ik op transport gesteld naar Winterswijk en toen hebben ze nog kans gezien om mijn vrouw en mijn broer te waarschuwen. Toen ik onder geleide van 2 rechercheurs op het station aankwam, stonden mijn vrouw en mijn zoon Jacques en mijn broer op ons te wachten. Mijn vrouw en zoon zijn toen mee naar Winterswijk gereisd via Utrecht en Arnhem.

Op het politiebureau te Winterswijk aangekomen, moest ik weer al mijn eigendommen als persoonsbewijs, bretels, boord, das en portefeuille afgeven. Daar kwam opeens de luitenant der politie VELLE, welke een SS'er[9] was, binnen. Je kon zien dat deze man de schrik der omgeving was. De twee Bossche rechercheurs gingen toen direct terug. Buiten wachtten mijn vrouw en zoon of ik soms terug kwam, maar op aanraden van deze rechercheurs gingen ze beiden mee naar Den Bosch, want ze hielden mij daar gevangen.

lk werd toen in een cel gestopt waar reeds een persoon (jongeman) in zat. Na een 10 minuten werd ik er uit geroepen om met vriend Henk Baarschers uit Winterswijk geconfronteerd te worden. Deze herkende mij direct en vertelde alleen dat ik veel ouder was geworden. Daarna werd ik weer in de cel gebracht waar de jongeman mij een en ander heeft verteld over wat hij 's nachts, bij het verhoor van onze vriend Henk Baarschers, had vernomen. Ook het gevangennemen van Wim Lelieveld, zodat wij met z'n drieën gevangen waren genomen voor dezelfde zaak. Ook hebben ze 's nachts nog een dame vast gehad, maar doordat deze weinig los liet en zij geen bewijzen hadden, deze weer losgelaten. Ook deze dame heeft zeer veel ondergronds werk verricht en is toen maar direct ondergedoken. Misschien was 't "Tante Riek" Kuipers? (Wat een suffers van Politie.)

Tegen de avond kwam een van de goede politiemannen welke aan onze kant was, ons brood met een ei brengen wat heel dankbaar werd aanvaard. Toen kregen wij ook nog een strozak in de brits[10] en daar moest ik met de jongeman in slapen. Het was wel erg hard en zonder dekens, zodat wij 's morgens weer vroeg wakker waren. Toch hadden wij een geluk dat wij in een vrouwencel zaten waarin een raam was en wij daardoor naar buiten konden zien, zodat dit ons nog enige afleiding gaf.

25 mei 1944

Ons ontbijt bestond uit droog brood met wat koffie en toen was het afwachten wat er met ons zou gebeuren. De morgen verliep zonder dat wij verhoord werden. Het middagmaal bestond uit aardappels met andijvie.

In de namiddag had een verhoor plaats. Het eerste was met Henk Baarschers en ik moest toen zeggen of ik Henk kende. lk kon niets beters doen dan dit te bevestigen, want de jongen in de cel had mij toch alles verteld en ik werd weer naar de cel teruggebracht. Een uurtje later werd ik weer geroepen toen was het een streng verhoor door een 6-tal politiemannen onder leiding van Luit VELLE. Tijdens dit verhoor werden allerlei strikvragen gedaan. lk heb mij slechts aan het ene vastgehouden, dat ik alleen die 4 stempels had nagemaakt van het arbeidsbureau Arnhem en 2 Duitse stempels van een Duits arbeidsbureau met een Duitse adelaar. Deze bewijsstukken lagen alle reeds op tafel bij mijn eerste verhoor en ook had de jongen in de cel mij reeds medegedeeld dat alles bekend was. Het viel deze 6 politiemannen dan ook erg tegen dat ik zo gauw bekende dat ik deze stempels alle gemaakt had. En waarom had ik dat dan gedaan, vroegen ze mij nog. Natuurlijk als een goed Vaderlander, maar dit heb ik hen natuurlijk niet gezegd. lk vertelde hen alleen dat het mij alleen ging om personen met verlof uit Duitsland te laten komen, maar zij begrepen het maar niet en noemde dit SABOTAGE, waarop de doodstraf stond. Dit maakte op mij zeer weinig indruk. Er werd van dit geval dan ook een proces-verbaal opgemaakt welk ik moest ondertekenen en hiermede was het verhoor dat ongeveer een uur had geduurd ten einde en werd ik weer naar de cel gebracht.

In de cel aangekomen, vroeg de jongen direct hoe het was gegaan en ik moest hem de gehele geschiedenis in volle kleuren vertellen. Hij vertelde toen ook dat er verscheidene politiemannen onder waren die bij die SS waren. lk heb dan ook gelukkig geen slaag gehad en was er zodoende goed afgekomen.

In de loop van de middag kregen wij bezoek van een goede politieman welke ons wat extra brood bracht, wat zeer welkom was, en wat natuurlijk de anderen niet mochten weten. 's Avonds kregen wij weer droog brood met koffie en toen het 9 uur was ging het licht uit en moest je slapen of je kon of niet.

Definitielijst

SS'er
Lid van de in 1925 in Duitsland opgerichte paramilitaire organisatie binnen de nazipartij, oorspronkelijk de persoonlijke lijfwacht van Hitler. De groepering groeide uit tot wat de nazi's beschouwden als een elite-eenheid. De SS had haar eigen kentekens, uniformen en militaire rangen. Het symbool van de SS bestaat uit een gestileerde, dubbele bliksemschicht, de zogenaamde Sig-rune.

Huis van Bewaring te Arnhem

26 mei 1944

Het slapen viel nog niet mee na al die spanning en we bleven 's morgens maar liggen totdat ze de strozak kwamen halen. Ook was er in de cel slechts een stoel, zodat er een steeds op de houten brits moest zitten, wat weer niet mee viel. In de loop van de morgen werd er een derde persoon in onze cel gebracht, wiens vader en moeder waren ondergedoken, omdat zij ook aan het ondergronds werk hadden deelgenomen. Al wist deze jongeman waar ze waren, hij verried zijn vader en moeder niet.

Een goed vaderlander doet dat nooit!

‘s Middags om circa 3 uur werd ik uit de cel geroepen en vertelde men ons dat wij op transport zouden gaan naar Arnhem en hier maakte ik pas eerst kennis met W. Lelieveld. Ook Henk Baarschers ging mee. Nu kregen wij al onze eigendommen terug, behalve ons persoonsbewijs. Dat hielden de politiemannen welke ons begeleidden. Henk Baarschers en ik werden met de handboeien aan elkaar geboeid en Wim Lelieveld kreeg een stok in zijn broek, zodat ook hij niet kon weglopen. Op het politiebureau was een zuster van Henk Baarschers welke ons gedag kwam zeggen en waarmee wij nog even konden praten en die ook nog even een bericht voor mij naar huis zou zenden dat ik naar Arnhem was. Ook Wim Lelieveld zijn vrouw mocht afscheid van haar man nemen, dus die hadden een bof.

Buiten stond een luxe auto voor ons klaar welke ons naar het station zou brengen. Aan het station waren zeer veel mensen uit Winterswijk welke ons uitgeleide deden en ons goede moed gaven. Deze treinreis duurde 2 uur. Wij zaten met zijn drieën wel geboeid, maar bij elkaar en konden nu een en ander nog eens nader bespreken.

Te Arnhem aangekomen moesten wij door een zijuitgang het station verlaten en daar Henk door het slaan aan zijn been en voet gewond was, was dit voor hem een zware en moeilijke tocht. Van het station te Arnhem moesten wij weer lopen naar de Utrechtse straat waar de SD in een prachtige villa gehuisvest was. Al moesten wij dit stuk door de stad lopen, wij vonden het ook helemaal niet erg; het was toch geen schande wat wij gedaan hadden.


Het voormalige hoofdkwartier van de SD in Arnhem aan de Utrechtsestraat. Bron: TracesOfWar / Arjan Vrieze

Daar aangekomen werden wij ontvangen door de Duitse SD en ook door Hollandse SD, zoals de heer GRIN, welke in Duitse dienst waren en die ons niet heel erg vriendelijk ontvingen. Wij moesten in de wachtkamer met ons gezicht naar de muur staan en daarna een kort verhoor met de revolver op ons gericht. Na een goed halfuur gewacht te hebben, werden wij geroepen en werden wij met meerdere gevangenen in een gesloten verhuiswagen geladen, welke ons naar het Huis van Bewaring bracht. Achter deze verhuiswagen reed een Duitse SD'er met een machinegeweer, zo bang waren zij dat er iemand zou ontvluchten.

In het huis van bewaring aangekomen werden zij, die op verhoor bij de SD waren geweest, door de bewaarders naar hun cel gebracht en wij nieuwelingen moesten eerst worden ingeschreven en ons geld afgeven. Daarna werden wij een voor een naar de cel gebracht, maar eerst nog even gefouilleerd of wij geen wapen, sigaretten, messen enz. bij ons hadden.

Het toeval wil dat Wim Lelieveld en ik in dezelfde cel terechtkwamen, wat voor ons buitengewoon prettig was. Ook in deze cel zat reeds een Nijmegenaar n.l. Karel Rouwkes, een melkboer. Die vond het erg prettig dat hij nu gezelschap kreeg. Het was nu voor ons alle drie dat wij, als politieke gevangenen, kennis maakten met een gevangenis en men kan zich niet voorstellen wat er in ons omging om zo tussen vier muren en tralies te moeten zitten en niet te weten wat erboven je hoofd hing. Deze cel, waarin wij dan met 3 personen zaten, was ongeveer 5 x 3 meter groot en er was slechts een brits, dus moesten er 2 op een strozak op de grond liggen (slapen). Verder bevonden zich in deze cel 3 stoeltjes en een tafel tegen de muur en de bewuste ton.[11] In de cel bevonden zich ook verschillende opschriften, welke de vorige gevangenen in de muur hadden gekrast. Verdere luxe was er niet aanwezig.

Om 8.30 uur ging een bel als teken dat wij onze bedden gereed moesten maken voor de nacht en circa 9 uur moesten wij naar bed. Van onze medecelbewoner kregen wij nog de nodige inlichtingen hoe het in zo'n gevangenis aan toe gaat en ook wat er allemaal te doen is. Toen wij om ongeveer 10 uur probeerden te gaan slapen gingen onze gedachten naar huis; hoe zou het daar zijn? Maar wij waren er van overtuigd dat onze vrouwen zich flink zouden houden en dat gaf ons alle moed. Zo vielen wij na zo'n zware dag eindelijk in slaap.

27 mei 1944, zaterdag voor Pinksteren

‘s Morgens waren wij al zeer vroeg wakker en bleven liggen tot de bel ging om 6.30 uur, want om 6.45 uur moest de bewuste ton buiten de cel gezet worden en daarvoor moesten eerst de matrassen van de grond op de brits gelegd worden. Dan gingen wij ons wassen, wat in een klein blikje moest gebeuren, maar je moest je weten aan te passen. Om 7.30 uur brachten de bewaarders 3 sneetjes droog brood en een beker koffie. Gelukkig dat wij zelf nog wat boter en suiker hadden, maar wij moesten er zuinig op zijn. Nadat wij de cel wat hadden schoongemaakt en bijgeveegd, konden wij ons morgengebed bidden. Daarna hadden wij nog wat tijd voor het lezen van wat door de gevangenis werd verstrekt. Circa 10 uur werden wij drieën gelucht en nu eerst maakten wij kennis met zo'n luchtplaats, welke door 3 muren was omringd en van boven met ijzeren tralies. Hier mochten wij nu ongeveer 30 minuten blijven. Het deed ons echter goed weer eens van de vrije lucht te kunnen genieten (al was het achter de tralies).

Als bijzonderheid moet ik opmerken dat op de muur van deze luchtplaats alle nieuws betreffende de oorlog in de voegen was neergeschreven en dat er ook vragen werden gezet voor andere gevangenen welke later op dezelfde luchtplaats kwamen en daar hun antwoorden bijschreven, beter gezegd krasten.

Toen de luchttijd om was, werden wij weer naar de cel gebracht en nu wachtten wij tot 1 uur, want hoe zou het eten in deze gevangenis zijn. Intussen bespraken wij ons eigen geval, waar wij natuurlijk nog vol van waren en hoe alles zou verlopen. Toch moesten wij proberen met de buitenwereld contact te krijgen, maar hoe en op welke manier. Ook hier moest alles onder het oog worden gezien, daar wij nu niemand meer vertrouwden. Verschillende gevangenbewaarders kwamen zo met ons eens een praatje maken en informeerden waar wij voor zaten en daar trokken wij onze conclusie uit.

Zo werd dan afgesproken een hulpbewaarder aan te spreken of hij niet iets voor ons doen wilde. Na onze eerste vraag is het vanzelfsprekend nee, maar een uurtje later kwam hij terug en weer begonnen wij er met hem over en ja hoor, nu hadden wij succes. Hij zou voor ons een klein briefje naar familie Thieme[12] in de Parkstraat te Arnhem brengen en weer boodschap mee terugbrengen. Ook voor Wim Lelieveld en Karel Rouwkes gingen berichten weg.

Zondag 28 mei 1944, 1e Pinksterdag

Het weer zag er heel mooi uit, een echt zomerse dag, en toen zaten wij hier in een cel. Toen mochten wij, als nieuwe bewoners, onze eerste brief (zie inhoud verderop) naar huis schrijven, wat wij natuurlijk deden. Wat kon je in zo'n brief, welke door de SD gecontroleerd werd, schrijven? Niet erg veel. Toch was het prettig dat ze thuis iets van je hoorden en wisten waar je zat. Het was vandaag wel erg stil in de gevangenis, want er werd die dag niemand verhoord. Naar de kerk zijn wij ook niet geweest, dat mochten wij als politieke gevangenen niet, zodoende baden wij in de cel.

De genoemde brief van Zondag 28 Mei 1944 luidde als volgt:

HUIS VAN BEWARING ARNHEM

Eerste Pinksterdag '44.

Liefste Vrouw en kinderen,

Eindelijk mag ik je schrijven en maakt het naar omstandigheden heel goed Wil je als postpakket zenden verschoning, zeep, waschhandje, tandenborstel en tube scheermateriaal, platte kleerborsteltje. De eerste der maand mogen wij schrijven en 15e der maand mogen wij een brief ontvangen. Wij zitten hier met drieën in een cel met een ambtenaar en een melkboer, en houden zoo elkaar wel bezig. Het opstaan is om 6.30 uur en slapen 8.45 uur: Elken morgen is het een hele schoonmaak, want we moeten de cel zelf onderhouden. 2x per dag mogen wij naar buiten en dat is ook fijn. Verder krijgen wij leesboeken en komen ook daarmede den tijd door. Het eten is hier goed als ook het slapen. Hoe gaat het met jou en met de kinderen. Alles zeker goed en wees maar flink hoor, dat doe ik ook. Zeg aan de kinderen dat ze goed hun best moeten doen voor hunne examens. Harrie is zeker weer naar kostschool terug, hè. Mams in het brievenmapje lag nog iets om te betalen, wil je dat even laten doen. De bril heb ik donderdag nog gekregen. Nu lieve vrouw, dit is alles wat ik weet. Doe veel groeten aan alle familie en bekenden en we hopen weer gauw thuis te zijn. Nogmaals heel veel groeten en een flinke pakkerd vooral voor jou en de kinderen.

VAN PAPPIE

Maandag 29 mei 1944, 2e Pinksterdag

Weer was het vandaag rustig alleen 's avonds werden er in de hal der gevangenis door een gemengd koor enige liederen gezongen, wat voor ons dan ook de enige afleiding was.

Om de 14 dagen vrijdags werd van het Rode Kruis aan elke politieke gevangene (door Mevr. Overeem?)[13] persoonlijk een pakje met levensmiddelen uitgereikt: 6 sneetjes brood, koek, bouillonblokjes, suiker en 5 sigaretten. Ook mochten wij zelf in de kantine iets bestellen, maar dit was niet veel.

Zeer vele dagen gingen nu voorbij, dat er zich niets bijzonders voordeed en elke dag hetzelfde was. Alleen hadden wij contact met de buitenwereld wat voor ons al heel wat was. De bewuste hulpbewaarder noemde wij Dingens, maar zijn eigenlijke naam was Th. Meeuwis. Dit zijn wij pas later te weten gekomen en hij deed voor ons heel veel want hij bracht diverse briefjes naar Nijmegen en bracht er ook weer terug. Zelf bracht hij brood, spek en fruit voor ons mee. Wat hij voor ons gedaan heeft is enorm veel en wij waren hem daar steeds dankbaar voor.

6 Juni 1944, de dag van de invasie in Frankrijk

Die dag moesten wij op verhoor en hoe zou dat zijn. Dan zagen wij Henk Baarschers weer terug. Wij werden uit onze cel gehaald en moesten naar beneden in de grote hal. Daar stonden nog meerdere gevangenen. Toen wij weer verder gingen door de verschillende hallen, wachtten er ook nog dames, welke ook op verhoor moesten. Daarna moesten wij allen in een grote verhuiswagen, welke gesloten werd, zodoende konden wij niets zien. Alleen bemerkten wij door een kleine spleet, dat achter de wagen een motorrijder met een automatisch geweer reed. Toen wij bij de SD in de Utrechtsestraat aankwamen, werden de heren in een oude badkamer en de dames in een andere badkamer gestopt.

Het was pas 8 uur en dus moesten wij wachten, want om 9 uur begon pas het verhoor. Circa 10 uur werd Henk Baarschers op verhoor geroepen. Hij was de eerste, dan volgde Wim Lelieveld en daarna kwam ik aan de beurt. Wij werden daar verhoord door een Hollandse inspecteur, een zekere Heer GRIN, welke in dienst was bij de SD (dus in dienst der Duitsers). Dit verhoor heeft een ruim uur geduurd en het waren dezelfde vragen als in Winterswijk gedaan waren en deze zogenaamde Hollander (Grin), kon maar niet begrijpen waarom ik dit alles toch gedaan had.

Toen begon hij op mijn gemoed te werken, want ik had toch een vrouw en nog 6 kinderen en ik moest mij toch niet met dergelijke dingen bezighouden. Als hij alles maar eens wist, dan zou hij dit zeer zeker niet gezegd hebben. Het verhoor was mij ook heel erg meegevallen, want hij had mij ook niet geslagen, wat meestal wel gebeurde. Tijdens mijn verhoor gaf de radio (welke daar stond) door, dat er een invasie in Frankrijk was. Toen vroeg deze heer mij wat ik ervan dacht en ik antwoordde hem: "Dat zullen wij allen moeten afwachten". Je moest dergelijke heren niet te veel zeggen, zodat ze geen kans kregen om je op een of andere manier weer te vangen.

Na dit verhoor werd ik door hem weer naar de badcel gebracht. En toen moest ik aan de andere gevangenen vertellen hoe het verhoor was geweest. Tot slot kon ik hun ook allen het grote nieuws vertellen dat er een invasie in Frankrijk was, zodat de Geallieerden nu in Europa op het vaste land waren. Je kunt begrijpen wat dit voor ons gevangenen betekende. Het gaf ons weer moed om de verdere moeilijkheden te overwinnen. Zo kreeg ieder van de gevangenen zijn beurt, maar niet iedereen kwam er zo goed af als wij, want er waren verschillenden die flink slaag ontvingen, omdat zij niet wilden bekennen of beter gezegd niemand wilden verraden; dan maar liever een pak slaag. Zo hebben wij meegemaakt dat iemand 24 uur, met de handen op de rug geboeid, op de grond moest liggen. Dit was een van die methoden welke zij er op na hielden om er wat uit te krijgen.

's Middags om een uur kregen wij ons pannetje met eten in de cel en om 2 uur ging het verhoor weer door.

Om 6 uur werden wij weer met de verhuiswagen gehaald om naar de gevangenis te worden teruggebracht. Toen wij in de gevangenis aankwamen en wij de gevangenbewaarders weer zagen, zeiden wij: "Hier zijn wij weer" en wij voelden ons allen weer thuis.


Luchtfoto van het Huis van Bewaring te Arnhem in 1925. Bron: Wikimedia Commons

Woensdag 7 juni 1944

Weer werden Wim Lelieveld en Henk Baarschers op verhoor geroepen en zo zat ik die dag alleen in de cel en dat was iets vreselijks. Uit verveling schuurde ik ons wasblikje eens mooi schoon en voelde mijn zakken en portefeuille eens na en zag daarin nog een zegeltje voor een persoonsbewijs. Dat was nog afkomstig van de overval in Tilburg, waarvan ook ik er een stel had ontvangen. Wat een geluk dat ze dat nooit hebben gevonden, want dan zou ik zeer zeker hebben moeten zeggen waar en hoe ik aan dit zegeltje was gekomen en dat zou ik natuurlijk toch niet hebben gezegd. Het beste wat ik toen kon doen was dit kleine papiertje maar op te eten, dan was het voorgoed verdwenen. Eindelijk om 6 uur kwamen Wim Lelieveld en Henk Baarschers weer terug en wij waren allen blij elkaar weer te zien.

8 juni 1944

Vandaag moest ik weer op verhoor (2e) en toen op dat verhoor, werd mij gevraagd of ik iets meer wist van Wim en Henk en van de bioscoopbrand in Winterswijk. Hoewel ik er reeds van Wim iets over had vernomen, vertelde ik de inspecteur dat er mij niets van bekend was, zodat dit met een sisser afliep. lk moest verder de hele dag met 20 man in de badcel doorbrengen. Wel kon je verder met deze gevangenen vrijuit praten en je hoorde wat ze allen hadden meegemaakt.

9 juni 1944

Onze medecelbewoner Karel Rouwkens werd vandaag vrijgelaten. Verder verliep deze dag weer rustig en toen wij 's avonds om 9.30 uur al op bed lagen, kwam de bewaarder mij halen en vertellen dat ik bij de directeur moest komen. Daar stond op zijn kantoor een Duitser welke naar mijn naam vroeg en tevens vroeg waar ik voor zat. Hij schreef dit alles op en verder zei hij niets. Toen kon ik weer naar bed gaan.

In de cel aangekomen vroeg Wim wat er te doen was geweest en ik vertelde hem wat er was voorgevallen, maar wij begrepen er niets van. Toen ik weer in bed lag kon ik niet slapen en dacht na waarom zo laat nog dit kleine verhoor. Zou dit iets betekenen?

's Nachts hoorden wij buiten schieten. Zouden ze een overval op de gevangenis wagen? Je kunt het niet weten. Het was erg onrustig in de cellen, maar het einde liep op niets uit.

Zondag 11 juni 1944, grote overval op het Huis van Bewaring te Arnhem

Om 1 uur was het tijd dat wij anders eten kregen, maar vandaag was dat niet zo, omdat de KNOKPLOEG[14] (KP), het Huis van Bewaring had overvallen.

Het was goed 1 uur en daar ging onze celdeur open en stapte een heer binnen, welke ons vroeg of wij politieke gevangenen waren. Wij antwoordden: "Ja, dat zijn wij." En of wij erop stonden om verlost te worden. Wij begrepen er niets van. Hij ging weg en liet de celdeur openstaan. Toen wij buiten de celdeur gingen kijken, zagen wij op de trappen in de grote hal heren der KP met revolvers staan, dus het was een overval op het Huis van Bewaring. Wij zagen zelf dat de directeur met een paar gevangenbewaarders in een cel stonden en daar stonden 2 mannen der KP met revolvers voor, zodat deze niets konden doen. Wim Lelieveld en ik deden onze jassen aan en zouden ook mee gaan vluchten. Toen zagen wij overal mensen met revolvers lopen en het was een hels lawaai. In de vlucht zagen wij een kleine 100 man die eruit wilden.

Daar opeens gingen mijn gedachten naar huis. Zouden zij gewaarschuwd zijn? lk werd bang, dat wanneer ik zou vluchten, zij mijn oudste zoon Jackie zouden pakken. Want dergelijke jongens pakten ze direct en namen ze onder streng verhoor en veel slaag. Dit wilde ik hem in geen geval aandoen, zodat ik besloot, hoe erg het ook was, weer naar mijn cel te gaan en maar niet te vluchten. Ook Wim Lelieveld ging mee terug. De overval zelf was goed georganiseerd, want ieder kreeg een bonkaart, fl. 10, — en 1 sigaar. Wat er toen in mij is omgegaan kan ik niet beschrijven.

Toen om ongeveer 2 uur alles zover klaar was voor de aftocht, werden alle cellen gesloten. Daar kwam nog een gevangene welke eerst wilde ontvluchten, terug en werd bij ons in de cel geduwd; met z'n sigaar, bonkaart en fl. 10,-- bij zich. De sigaar werd door ons drieën opgerookt en de rest werd vernietigd en ging de ton in. Daarna werd door ieder die in de cel zat op de bel gedrukt en dat gaf een hels lawaai door de gevangenis. Na 10 minuten werd het stil en hoorden wij dat er gelopen werd in de grote hal, dus er schenen bewakers of Duitsers binnen gekomen te zijn.

Na een kwartiertje kwam een bewaker zeggen dat wij ons rustig moesten houden en dat er zo eten zou worden rond gebracht. Dat gebeurde ook.

Om ongeveer 3.30 uur kwam de onderdirecteur met een personeelslid van het kantoor alle cellen af en controleerde in het grote boek alle namen van de gevangenen welke er nog zaten. De gevangene welke in onze cel was geduwd, moest weer in zijn eigen cel terug. Doordat deze overval had plaatsgehad, werden wij niet gelucht en zo bleef het verder rustig in onze cel, hoewel er nog verschillende bekende bewakers kwamen zien of wij er nog waren.

Zelf waren wij niet erg rustig. Wij wisten ook niet of wij er wel of geen goed aan hadden gedaan om te blijven zitten. Dit alles zou later wel blijken, maar wij hadden vertrouwen in God dat Hij ons zou beschermen.

Maandag 12 juni 1944

Onze vriend bewaker Meeuwis had zondag geen dienst en kwam eerst 's avonds pas in dienst. Die keek heel verwonderd op dat wij er nog zaten. Hij vroeg ons waarom wij niet waren gegaan en wij vertelden hem de reden van dit alles.

Dinsdag 13 juni 1944

Alles was weer rustig in de gevangenis en alles ging weer gewoon door. 's Middags kwam een bewaker ons halen en werden wij door de rechercheur Grin, welke ons het verhoor heeft afgenomen, verhoord. Ook Henk Baarschers, welke in een andere cel zat, zagen wij nu voor het eerst weer terug. Grin vroeg ons of wij de mensen van deze overval kenden, doch wij hadden, helaas voor ons, geen bekenden gezien. Dan zou het wel anders voor ons zijn verlopen.

Ook vroeg hij of wij hun signalement konden opgeven. Wij gaven dat natuurlijk geheel anders op, zodat hij er geen wijs uit kon worden. Grin vroeg waarom wij niet waren gevlucht. Wij vertelden hem niet dat wij bang waren, doch dat wij zo niet de vrijheid wilden. Wij vroegen toen of hij ons niet de vrijheid kon geven.

Hij zou eens zien, wat hij voor ons kon doen en beloofde dat wij niet naar Duitsland zouden worden gezonden. Wel zouden wij dan voortaan pakjes van thuis mogen ontvangen en een brief mogen schrijven. Ook mochten wij bezoek ontvangen, waar wij dan ook gebruik van maakten, wat anders politieke gevangenen niet mochten. Tevens vroeg Henk Baarschers of wij niet gezamenlijk in een cel mochten zitten en ook dit werd toegestaan. Zo zaten wij dan met z'n drieën in een cel bij elkaar en konden nu over het hele geval nog eens napraten.

Elke week kregen wij dan pakjes met levensmiddelen van thuis en als die dan kwamen was het voor ons surpriseavond. Vol bewondering werd dit alles uitgepakt en bekeken en alles eerlijk werd samen gedeeld, zoals het in de gevangenis altijd gebeurde. Wim Lelieveld zijn vrouw was de eerste die op bezoek kwam, daarna kwam mijn broer Willem en die vertelde dat mijn vrouw Greet niet kon komen. Ze was n.l. ondergedoken, wat later bleek.

Mijn vrouw was Zaterdag 10 juni reeds door de ondergrondse gewaarschuwd dat er Zondag 11 juni '44 een overval zou plaats hebben om mij en nog meerderen, welke reeds ter dood waren veroordeeld, te verlossen. En het beste voor haar was dat ze met haar zes kinderen maar ging onderduiken.

Zo ging zij met haar kinderen, zondagmorgen al vroeg, op reis zonder dat iemand wist waarheen. Zij is toen naar Tilburg naar haar zuster Marie gegaan, waar ze onder een valse naam ("de Wijs" PV) verbleef. Je kon nooit weten wat de Duitsers zouden doen als ik uit de gevangenis zou zijn gevlucht. Had ik dit alles maar geweten! Mijn vrouw heeft een dagboek bijgehouden, waarin dit relaas door haar zelf is beschreven.

De verdere weken was er niets bijzonders. De andere gevangenbewaarders, die wij zo langzamerhand allen kenden, kwamen zo nu en dan een praatje maken en zij zorgden dat wij 's morgens niet te vroeg gelucht werden; ongeveer 10 uur en 's middags ongeveer om 3 uur. Dat alles brak de dag een beetje. Ook zorgden zij goed voor ons. We kregen lucifers en sigaretten en ze ruilden boeken voor ons. Het was zelfs soms zo druk, dat wij geen tijd meer kregen om te lezen. Onze cel maakten wij wat gezelliger, doordat wij in plaats van krukjes een paar leunstoelen kregen.

Op een dag hadden wij weer veel plezier en toen een der bewakers vroeg of wij wel gevangenen waren of niet, antwoordden wij: "Wij zitten voor ons plezier hier". Want wij hadden onderling veel plezier en lieten geen van drieën de moed zakken. Op een dag waren wij zelfs zo brutaal, dat wij kans zagen om een dubbele portie brood te krijgen.

Weer op een andere dag gooide een van de bewakers een blik water over ons heen. Wij waren drijfnat, doch wij beloofden hem dat hij dit terug kreeg. Toen hij 's avonds kwam kijken, stond er al een blik met water voor hem klaar en, ja hoor, wij hadden hem te pakken en ook hij kreeg zijn portie beet.

In de volgende dagen smokkelden bevriende bewakers vier kleine briefjes de gevangenis uit. De inhoud daarvan was als volgt:

22 Juni '44

Beste Phil en Herman,

Hierbij weer een briefje en wil je dat aan Mammie doorgeven met het verzoek dit op de Berg en Dalscheweg 271 even af te geven. Mijn hartelijke dank ervoor. Nu wat anders. Wij creperen zoowat van de honger want wij krijgen 's morgens 3 sneetjes en 's avonds 3 sneetjes brood met wat suiker erop. Nu mogen wij hier pakjes met levensmiddelen ontvangen. Dat kan hier aan het Huis van Bewaring worden afgegeven, dat mag. Wil jullie eens voor zorgen dat vanuit Den Bosch of vanuit Nijmegen wat door komt en liefst 2 x per week. lk heb dit Zaterdag nog met Oom Willem besproken en die zou regelmatig zorgen dat hier pakjes werden afgegeven. lk heb ook 3 brieven naar Tante Greet mogen schrijven en nog steeds geen bericht terug gezien. Laat eens weten hoe het zit. Ook mogen wij bezoek ontvangen maar men moet zich eerst melden bij de Sicherheits Polizei[15], Utrechtseweg 53 bij Mr. Grin kamer 12, zoodat die verlof geeft. lk ben erg benieuwd eens iets uitvoerig te hooren en geef dit briefje aan Mams door. Nu beste menschen heel veel groeten van ons alle.

Oom Jacques

Heb jullie nog rookmateriaal voor ons geeft dit dan mede.
Beste Anna,[16]

29 Juni '44

Het is heerlijk dat ik zoo nu en dan eens een briefje van je krijg dat houd er de moed meer in ofschoon wij de moed niet laten zakken hoor. De stemming is hier opperbest zoodat wij het met zijn drieën het heel goed kunnen vinden.

Ook Dinges komt zoo nu en dan eens praten en dat verkort heerlijk de tijd. De pakjes met brood enz. hebben wij ontvangen doch je schrijft van 3 x per week maar ik hoor nu vertellen dat het maar 1 x per week mag dus laat Willem maar een groot pak ineens mede brengen. Dat het oud wordt geeft niets hoor wij eten het toch wel op. Als wij een pakket krijgen en wij pakken het dan uit dan is het net St. Nicolaas en staan er met z'n 3e om wat er voor verrassing in zit. Wat Greet en de kinderen betreft vind ik heerlijk dat ze het goed maakt en hoop dat ze ook goeden moed zal houden. Je vraagt of ik weet waar ze kan zijn. Doch dit weet ik ook niet mogelijk dat het Joop Goossen of Louis v Bungen of de buren er iets meer van weten. Als je zoo alles vooruit eens geweten had he, dan zou het wel anders geloopen zijn. Enfin Anna wij laten de moed niet zakken en zijn vol goeden hoop en het is nu maar afwachten hoe de uitslag is. lk hoop gauw hierover iets naders te hooren. Wil je ook de groeten doen aan Opa, Oma, Willem, Annie, Jo, de familie in Tilburg, Maastricht, Haarlem en de rest der familie en kennissen en laat hen maar weten dat het goed met mij is. Dat de zaak draait dat begrijp ik best al zal het wel eens moeilijk zijn, dat moet zich maar redden. Nu Anna nogmaals bedankt voor alle moeite die je weer eens met dit alles hebt. Zal het later wel met je afrekenen hoor! Ook Phil, Herman de groeten van ons alle drie en zijn jullie reuze dankbaar ervoor. Als je iets naders weet van Greet dan hoor ik het wel. Nogmaals heel veel groeten van je broer.

Jacques
St Annastraat 72

Beste Phil, Herman,

Arnhem, 6 Juli '44

Hierbij kom ik jullie weer eens lastig vallen met een tweetal briefjes om deze weer door te geven, 1 voor Tante Greet andere voor fam. Lelieveld, Berg en Dalseweg 271 Nijmegen. Mams weet er alles van en ook Oom Willem.

Als jullie het briefje leest wat ik Tante Greet schrijf, dan weet je precies hoe het met ons staat en wij binnenkort naar Amersfoort gaan. Hoe en wanneer weten wij niet. Zal proberen dit nog bijtijds te weten zien te komen en laatje dit wel weten.

Zeg Phil als wij weg gaan laat ik alles wat ik aan goed hier heb achter, wil je dit dan eens een keertje ophalen en bewaren of doorsturen, want ik neem niets mede naar Amersfoort. lk geloof dat wij daar zoo'n mooi zebrapakje en een mooi rond bolletje krijgen. Jammer dat wij geen foto- of filmtoestel hebben om dit voor later te bewaren, he.

Nu beste menschen doe ook heel veel groeten aan Mams en laat haar ook deze briefje lezen. Nogmaals bedankt

voor alle moeite en tot ziens.

Oom Jacques
Arnhem, 6 Juli '44

Lieve Vrouw, Kinderen en de rest der familie,

Op 1 juli heb ik je briefje ontvangen en vind het ook heerlijk dat jij en de kinderen het goed maakt. Ook met ons hier is het heel goed. Wij krijgen geregeld pakjes met allerlei levensmiddelen als ook kersen en aardbeien, zoodat wij niets te kort komen hoor. lk heb gehoord dat je met vacantie ergens in Nederland bent. Profiteer nu ook maar eens van je rust dat doe ik ook. Wat het afkopen betreft, dit gaat voor ons niet. Wij hebben het wel geprobeerd, doch is afgewezen. Dinsdag 4 Juli heeft een onzer celgenoten bezoek gehad van z'n vrouw, welke ook die Heer heeft gesproken welke onze zaak behartigt en deze heeft haar verteld dat dit het laatste bezoek was en dat wij binnenkort naar Amersfoort zullen gaan waar het op het ogenblik zeer goed is en in geen geval naar Duitsland zoodat wij ons hierover niet de minste zorg behoeven te maken en zullen ook bij elkaar blijven. lk verwacht Willem nog wel en zal nog een en ander met hem bespreken ook als wij iets naders hooren. Je moet je maar niet ongerust over mij maken hoor want wij zijn zoo vol goeden moed en hopen spoedig thuis te zijn. Want met de oorlog gaat het goed, hè. Of wij in Amersfoort pakjes mogen ontvangen weten wij niet. lk hoop dat ik je dit nog schrijven mag. Wanneer wij weg gaan of weg zijn komt Phil het wel te weten, daar zorgen wij wel voor.

Je zult ook wel eens willen weten hoe wij hier onze dag doorkomen. Nu dat gaat als volgt. Om 6.45 uur gaat de bel voor opstaan doch dat doen wij niet voor 7.45 uur. Dan kleeden en waschen 8.15 u., daarna ontbijten tot 9 uur. Dan moeten wij ons stroozak en deken opruimen en de cel vegen en wat bidden. Om 10 uur dan mogen wij 1/2 uur naar buiten en krijgen 1 sigaret. Daarna lezen tot 12.30 uur want dan krijgen wij ons middagmaal. Zondag erwtensoep, Dinsdag gortsoep, andere dagen stamppot dit tot 1.15 uur, Daarna een dutje, want dat heb je nodig als je zoo lui bent tot 2.30 uur. Dan 1/2 uur lezen en dan 1/2 uur buiten. Krijgen wij visite dan is het een feestdag voor ons, is dit niet het geval dan houden elkaar wat bezig en komt zoo nu en dan wel eens een bewaarder een buurpraatje maken tot 6.30 uur. Daarna souper. Daar hebben wij nu minstens 1 uur voor nodig, zoveel pakjes krijgen wij. Dan bidden wij ons avondgebed want om 8.30 uur gaat de bel voor bed, maar blijven dan nog wat praten tot 10.30 uur, dan gaan wij slapen. Zo zie je eens hoe onze dag om komt. lk hoop dat jij het ook zoo goed doorkomt.

Nu beste Greet doe heel veel groeten aan alle familie, vrienden, bekenden en zeg maar dat ik het heel goed maak. Kus de kinderen van mij en zeg maar dat ik dikwijls aan jullie alle denk en bid voor een spoedig en gezellig samenzijn.

Heel veel groeten speciaal zoen voor jou,

Jacques

14 juli 1944

Het was vrijdagavond en daar kwam onze vriend Meeuwis ons vertellen dat hij heeft gezien dat wij op de lijst stonden om morgen naar Amersfoort te worden gezonden en nu wij dit bijtijds wisten, konden wij al onze voorraad levensmiddelen, en dat was heel wat, inpakken. Want dit zouden wij nog best kunnen gebruiken. Wij informeerden nog hoe het in het Kamp Amersfoort was, doch niemand kon ons inlichtingen er over geven. Wij sliepen die nacht allen zeer slecht en wisten weer niet wat boven ons hoofd hing.

Definitielijst

Geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
invasie
Gewapende inval.
KNOKPLOEG
Term (afgekort KP) die door het Nederlandse verzet werd gebruikt voor de vele lokaal georganiseerde gewapende verzetsgroepen die verschillende verzetsacties uitvoerden, variërend van sabotage en moordaanslagen tot het stelen van voedselbonnen en het vervalsen van valse identiteitsbewijzen.
onderduiken
Het verstoppen voor de vijand.

Kamp Amersfoort

Zaterdag 15 juli 1944

Wij waren al vroeg wakker en toen om 8 uur de bewaker ons kwam waarschuwen dat wij ons klaar moesten maken voor op transport (dat betekent binnen een kwartier naar beneden), waren wij al klaar en moesten naar beneden in de grote hal, waar het verzamelen was.

Daar werden onze namen afgeroepen en ontvingen wij ons ontbijt, bestaande uit koffie en droog brood. Ook kregen wij al onze eigendommen terug, welke wij toen wij in de gevangenis aankwamen, hadden moeten afgeven, behalve ons persoonsbewijs.

Aan onze vriend Meeuwis gaven wij wat wij toch niet mee konden nemen en die zou er voor zorgen dat het weer bij onze familie kwam. Dan moesten wij naar de luchtplaats en telkens kwamen er nog meerdere gevangenen bij, dus het werd een groot transport. Wij keken ook of wij geen bekenden zagen, maar zagen er niemand bekends bij. In totaal waren wij met ongeveer 60 man.

Toen het tijd was, moesten wij allen naar het hoofdgebouw en daar wachten op de autobussen, welke ons naar Amersfoort brachten. Wij namen afscheid van onze vriend Meeuwis, welke in de buurt was gebleven, en vroegen hem of hij de diverse families wilde waarschuwen en vertellen dat wij naar Amersfoort waren gezonden. Wij bedankten hem heel hartelijk voor al de goede zorgen en ook voor alles wat hij voor ons gedaan had. Met tranen in onze ogen, en ook van hem, gingen wij onze nieuwe reis aanvaarden.

Toen de twee autobussen er waren, gingen de grote poorten der gevangenis open en zagen wij de grote bewaking, welke ons zou wegbrengen. Toen wij instapten kwamen van verschillende kanten particulieren aanlopen om ons nog wat toe te stoppen en onder zeer strenge controle met wapens, reden wij door het schone landschap naar het kamp Amersfoort "DURCHGANGSLAGER".

Het kamp zelf lag een heel eind van de grote weg af tussen de bossen. Daar aangekomen moesten wij allen uit de autobussen en werden wij, vlak voor de grote appèlplaats van het kamp, in een lange gang tussen prikkeldraad ("rozentuin") gezet met 5 man achter elkaar. Zo zagen wij om 12 uur alle gevangenen, welke reeds in het kamp waren verzameld, op deze appèlplaats staan. Allen in oude militaire kleding en in verschillende rijen. Toen zagen wij hoe verschrikkelijk het hier was.


Replica van de Rozentuin in Nationaal Monument Kamp Amersfoort. Bron: TracesOfWar / Kevin Prenger

Het regende flink en toch moesten wij, als ook de gevangenen, blijven staan en na een uurtje moesten wij weer weg en moesten wij op een kantoortje onze naam enz. opgeven. Dan ons geld, portefeuille, ringen[17] en, als je nog in bezit was van een persoonsbewijs, ook dit afgeven. Daarna kreeg je een gevangennummer. Het mijne was 2574. Bij dit alles was het zes uur geworden en nog steeds hadden wij geen eten of drinken gehad. Gelukkig dat wij zelf nog wat bij ons hadden.


Registratiekaart van Jacques Verhees van kamp Amersfoort. Bron: Arolsen Archives

Toen zagen wij de gevangenen, welke buiten op het vliegveld moesten werken, het kamp onder geleide binnenkomen. Zelf moesten deze gevangenen, als ze het kamp binnenkwamen, Duitse soldatenliederen zingen. Doch dit waren geen politieke gevangenen, maar onderduikers.

Om 7 uur waren wij zowat de laatste die werden ingeschreven en gingen wij ook het kamp binnen. Eerst naar de kleedkamers. Daar moesten wij al onze eigen kleren afgeven en kregen dan in plaats ervan een hemd, onderbroek, militaire jas en broek, een kwartiermuts en een paar klompen. Vanaf deze bekledingskamer moesten wij naakt over een weg naar de douchecel. Met 25 man tegelijk gingen wij dan onder deze douche, welke door warm en koud water werd afgewisseld. Na dit bad mochten wij ons in een hok, welk ongeveer 4 x 4 meter groot was, aankleden, zodat dit al heel wat moeilijkheden veroorzaakte. Daarna gingen wij naar buiten en werden wij opgesteld 4 aan 4 en zo werden wij in de barakken ingedeeld.

Wij, (W. Lelieveld, H. Baarschers en ik) waren nog steeds bij elkaar en kwamen in Barak III terecht. Zo'n barak was in vieren verdeeld en in elke afdeling sliepen ongeveer 200 man; in bedden 3 boven elkaar. Het was 8 uur en toen pas voor het eerst ontvingen wij een stukje brood. Toen eerst maar eens de boel verkennen; wie onze kamerwacht was en toen wij deze gevonden hadden, bleek dat het een priester (kapelaan) is. Dit was een hele geruststelling voor ons en hij was een zeer geschikte kerel, welke ons in deze dagen door vele moeilijkheden hielp. Ook informeerden wij bij andere gevangenen hoe het hier in het kamp zo toeging. Zij gaven ons enige inlichtingen over dit beruchte kamp van Amersfoort. Daarna werd ons een bed aangewezen en toen alles in bed lag hield de Blokoudste[18] een speech tot ons, nieuw aangekomen gevangenen, en deze vertelde hoe het in het kamp was en hoe wij ons voor onze medegevangenen hebben te gedragen. In zo'n kamp kon je pas zien wat voor mensen je soms zo tegenvallen. Gevangenen welke in de maatschappij een behoorlijke positie bekleedden hielden zich behoorlijk, doch zij die in de maatschappij een mindere positie bekleedden gedroegen[19] zich zeer slecht (dit hebben wij later ook bemerkt).

Wat zeer streng gestraft werd, was als je eten van een ander stal, doch dit gebeurde in alle kampen. Als het 9 uur was ging het sein dat alles naar bed moest, want om 5 uur was het opstaan en om 6 uur was het appèl voor alle gevangenen. Ook wij probeerden te slapen, doch eerst gingen onze gedachten naar huis; hoe zouden zij het toch maken. Na zo'n zware dag viel je toch in slaap al was het met 200 man in zo'n zaal.

16 juli 1944

Die dag was het Zondag. 's Morgens moesten wij werken en 's middags waren wij vrij en mochten dan doen wat wij wilden. Zo had er op de grote appèlplaats een voetbal wedstrijd plaats door de gevangenen. Dit was een prettige afleiding voor ons allen.

Tijdens deze wedstrijd zag ik weer een bekende waarmee ik op het politiebureau in Den Bosch had vastgezeten. Deze was al een hele tijd in het kamp en lag in de ziekenbarak, maar hij mocht een half uurtje buiten rond wandelen. Het was weer erg prettig zo iemand te ontmoeten, want elke afleiding in zo'n kamp is aangenaam. Later heb ik hem nooit meer gezien en deze persoon zal wel te werk zijn gesteld in Duitsland.

Na deze voetbal wedstrijd gingen wij het kamp verkennen en zagen toen verschillende werkplaatsen als kleermakerij, schoenmakerij, radio afd. NSF[20], houthakken, houtzagerij, speelgoedwinkel en aardappelschillen. Tijdens deze rondgang zagen wij verschillende personen die wij reeds bij de SD in Arnhem hadden ontmoet. Ook bij hen staken wij ons licht op, hoe het leven in het kamp was en wat er zoal te doen was. Maar wij kwamen tot de conclusie, dat het beste is je zoveel mogelijk te DRUKKEN, dus je eigen zoveel mogelijk te verbergen en je schuil te houden.

Toen het 6 uur was, werd er weer appèl geblazen en eenieder moest op de appèlplaats aantreden. Na dit appèl kon je naar de barak en kreeg je brood en koffie. Daarna was je vrij om te doen watje wilde, maar om 9 uur moest alles in bed liggen, want om 5 uur moest je weer opstaan.

Heel veel viel er in zo'n kamp nog voor, doch de juiste datums weet ik ook niet meer, zodat ik hier een overzicht geef van de verschillende feiten.

Als om 5 uur de bel ging vloog ieder vlug zijn bed uit om naar de wasgelegenheid te gaan en daar je eigen eens flink te wassen, wat je dan ook heel goed deed. Daarna kleedde je je eigen aan in je nieuw militaire pakje en moest je in de rij staan, want er werd koffie en brood uitgedeeld, wat je op de rand van je bed op kon eten. Ook moest je je bed volgens militaire methode opmaken.

Als het sein voor het appèl ging, vloog alles naar buiten en werden wij baraksgewijze opgesteld, dus wij bij barak III. Daar werden wij opgesteld met 20 man op een rij en dan zoveel rijen als er gevangenen in de barak waren. Dit was om het juiste aantal gevangenen te weten en om de controle of er die nacht geen gevangenen ontvlucht waren.

Hier ging alles op militaire manier: Pet op, pet af, in de houding, richten, omdat ze anders niet konden zien en tellen hoeveel gevangenen er waren. Dit alles moesten de Blokoudsten doen. Als dit klaar was, werd de Lagerkommandant BERG[21], welke een Duitser was,gewaarschuwd. Deze telde weer het hele geval en als het klopte kon ieder, die werk had, aan het werk gaan. Ook waren er nog Ondercommandanten n.l. een Pool en een Duitser KOTALLA,[22] allen SS'ers.

Na dit appèl moesten alle nieuwelingen bij elkaar komen. Wij ontvingen toen de instructie dat wij 's middags allen naar de kleermaker moesten gaan om het gevangen No. en ook onze rode bal op onze jas en broek te laten maken. Deze rode bal betekende politieke gevangene, dus niet het kamp uit voor te werken. Maar toen moesten wij eerst met troepjes van 20 man over deze appèlplaats marcheren. Een oud-gevangene had het commando er over.

Bij toeval liep ik in de achterste rij en toen wij een kwartiertje hadden gemarcheerd op die klompen, kwam iemand (ook een gevangene), welke aan de kant stond te kijken en zag dat ik op deze klompen niet kon marcheren, naar mij toe en zei dat ik mij moest "DRUKKEN". Toen ik als nieuweling hem de vraag stelde wat dat was, zei hij dat ik niet mede moest marcheren en mij tussen de barakken moest schuil houden. Dit leek mij beter, doch alles was zo vreemd voor ons nieuwelingen.

Toen zag ik gelukkig een Bosschenaar, een zekere heer DIDDEN, welke ook hier in het kamp gevangen zat en als smid werkzaam was. lk vertelde hem het hele geval en vroeg wat ik het beste kon doen en hij gaf mij de raad me zoveel mogelijk weg te houden en mij desnoods in de was- of w.c.barak schuil te houden.

Wim Lelieveld en Henk Baarschers marcheerden nog steeds mee. Om 12 uur was het weer appèl en alles moest weer aantreden en zo zag ik mijn beste vrienden weer terug. Na dit appèl, wat ongeveer een kwartiertje duurde, mochten wij naar de barak tot 1 uur waar ons middageten, bestaande uit een liter stamp, werd uitgedeeld. Om 1 uur was het weer aantreden. Weer moest geteld worden of iedereen er was en dat had altijd zeer veel in, daarna ging ieder aan zijn werk. Wij verkenden toen eerst het kamp, wat er zo al te doen was en wat de werkzaamheden waren.

De volgende dagen drukten wij ons nog steeds, maar er werden nu klopjachten gehouden, waaraan verschillende knuppelaars deel namen. Deze mensen dreven dan zoveel mogelijk gevangenen die niet werkten naar de grote appèlplaats, waar zij moesten marcheren en daar voelden wij niets voor. Wij probeerden dan ook werk te vinden en het enigste wat wij konden vinden was het schoonhouden van de W.C. Deze stonden met 2 x 20 op een rij. En al was dit niet zo'n prettig baantje, je was er veilig en als het regende stond je binnen en als het mooi weer was kon je, met de bezem in de arm, ook nog buiten staan. Dit werk hebben wij 2 dagen volgehouden en toen kregen wij er genoeg van. Mijn vriend W. Lelieveld heeft toen een voorman van de kinderspeelgoedtimmerwerkplaats aangesproken of hij geen werk voor ons had. En ja, het geluk was met ons. Wij met z'n drieën, nl. W Lelieveld, H. Baarschers en ik, werden aangenomen, dus van het vuile baantje van de wc. waren wij af. Voor mij viel dit timmerwerk nogal mee, doch voor Wim en Henk niet. Zij waren er zeer onhandig in, zodat ik het hen nog moest leren en zodoende voor drie tegelijk moest werken. Ook dit had je voor elkaar over.

Hier op deze timmerafdeling was het zeer gezellig. Je zat er aan zeer lange tafels met een paar honderd man gevangenen te timmeren en je kon er zo gezellig met buurman of overbuurman praten. Hier hebben wij het een paar weken volgehouden. Ook gebeurde het dat je 's nachts moest werken. Dan kon je overdag slapen, maar toch moest je dan telkens op de appèlplaats verschijnen en bij het eten uitdelen zijn, zodat er van slapen niet veel kwam.

Toen dit timmerwerk was afgelopen, hebben wij weer stro moeten vlechten en het was hier dat wij met z'n drieën kennis maakten met G. Lammers, advocaat uit Gieten, en Kees Ouwerkerk, leraar uit Emmen. Dit vlechten van stro geschiedde in de buitenlucht en wij troffen het al heel bijzonder, want het was prachtig weer en wij zongen er tussendoor maar eens lustig op los. Zo nu en dan konden wij elkaar eens aflossen om de ander weer gelegenheid te geven een wandeling in het kamp te maken of een of andere vriend op te zoeken.

Op een dag waren wij weer aan het strovlechten en wij waren zo enthousiast aan het zingen dat wij zelfs het Wilhelmus zongen en dat viel natuurlijk niet in goede aarde bij de Blokcommandant. Wij kregen allen een uitbrander en als het nog een keer voor kwam zouden wij straf krijgen, dus liep alles op een sisser af. Toen er weer timmerwerk was werden wij weer aangezocht om te timmeren, doch dit was slechts voor korte tijd.

Bioscoop

Als wij goed hadden gewerkt, mochten wij ook wel eens naar de bioscoop, welke hier in het kamp was. Het waren wel zeer oude films, maar ze waren goed voor ons, je had afleiding.

Ongedierte

Wat wel heel erg was; het ongedierte in dit kamp. Dat is iets verschrikkelijks. Elke dag moest je in het waslokaal je ondergoed goed nazien of beter gezegd op jacht naar deze kleerluizen. Het was soms zo erg, dat we met 50 man naast elkaar zaten om deze beroerde dingen te vangen en het liefst dan in de zon.

Verschoning

Ik ben 3 maanden in Amersfoort geweest en heb er slechts tweemaal een verschoning gehad. Wel kon je iedere dag je behoorlijk wassen en iedere week een douche nemen. Daar maakten wij dan ook goed gebruik van.

Haarknippen

Iedere gevangene was verplicht zijn haar te laten afknippen. Dat was voor mij niet zo erg daar ik toch weinig haar had, maar voor die gevangenen die een prachtige haardos hadden was dit verschrikkelijk. Verschillende malen heb ik gezien dat die mensen huilden als het haar er werd afgeknipt.

Aardappelcommando

Daar het strovlechten en het timmerwerk was afgelopen, zijn wij terecht gekomen bij het aardappelschilcommando. Hier moesten wij van 's morgens 7-12 u. en 's middags van 1-5 u. aardappels schillen, al viel dit niet mee. Je zat er droog en je werd niet opgeroepen om te marcheren of om bomen te sjouwen. Toen heeft W. Lelieveld geprobeerd bij G Lammers en Kees Ouwerkerk, die intussen reeds een baantje op een kantoortje hadden, of hij daar ook niet kon komen. En na enige dagen is het hem gelukt dit te bereiken.

Ik bleef toen nog maar aardappels schillen en smokkelde aardappels voor de heren op het kantoor, waar wij dan 's avonds gemoedelijk samen aardappels kookten in een gieter en deze smakelijk opaten.

Op zekere dag kwam er bericht dat er een heel stel gevangenen op het vliegveld Deelen bij Arnhem zouden worden tewerkgesteld. Daar vermoedelijk ook Kees Ouwerkerk en Wim Lelieveld er zouden worden heen gezonden, kwam G Lammers mij vragen of ik op het kantoor kwam werken. lk nam dit gretig aan. Later kwam het bericht dat Kees Ouwerkerk, W Lelieveld niet naar Deelen zouden gaan, zodat wij nu met een heel stel op dit kantoor zaten nl. Gerard v.d. Tuk, G Lammers, Kees Ouwerkerk, W. Lelieveld en ik (deze eerste drie zijn overleden). Op dit kantoor werd niet veel gewerkt. Meestal was het schaken, kaarten en lezen en vooral niet te vergeten het koken van de georganiseerde aardappels, wat ieder op zijn beurt moest doen. Het was hier ook een verzamelplaats, vooral voor de nieuwsberichten. Hier leerde ik ook de tandarts Knol kennen, alsmede Veldhuizen (ook deze is in Neuengamme overleden) en vele anderen. Tandarts Knol is tot de bevrijding in Amersfoort gebleven en ook daar verlost.

Knuppelaars

Dit waren ook gevangenen welke op de grote appèlplaats de knuppel hanteerden en als de gevangenen niet vlug genoeg deden wat er bevolen werd, sloegen zij er met de knuppel lustig op los.

Ook zij moesten er voor zorgen dat iedere gevangene werkte en als zij gevangenen zagen die niet werkten, brachten zij die op de appèlplaats samen en lieten zij deze gezamenlijk strafmarcheren onder het slaan met zo'n knuppel. lk heb zelf gezien dat dergelijk strafmarcheren 2 uur duurde.

NSF

Ook in het kamp was een radioafdeling van de N.S.F. en op deze afdeling was het zeer goed, want elke morgen kregen ze op die afdeling extra eten om 11 uur. Hoeveel keren dat ik mij bij deze radioafdeling heb gemeld weet ik niet, maar het is mij helaas nooit gelukt om daar in te komen.

Heilige Communie

In het kamp Amersfoort waren zeer vele Katholieken. Dat kon je goed merken, want er werd door alle gevangenen zeer goed gebeden. Heel spoedig hoorden wij dan ook dat in stilte de H. Communie werd uitgereikt. Het was soms 's morgens, dan weer 's middags of ook wel is avonds, dat wist je nooit vooruit. Je kreeg van een bekende medegevangene een teken dat er weer de H. Communie werd uitgereikt, dus je was nooit nuchter als je te communie ging, maar als gevangene was alles geoorloofd. Wel ging dit op een heel voorzichtige manier. Je liep dan met zo'n kapelaan-gevangene een beetje te wandelen tussen de barakken en als dan alles veilig was kreeg je de H. Communie. Zelfs eenmaal heb ik de H. Communie ontvangen van een leek, daar er geen priesters in het kamp waren; dit met toestemming van de Aartsbisschop. Door gevangen politiemannen begeleid, mocht ieder op zijn beurt in de gang van deze barak komen, waar deze mijnheer met een 2 tal gevangenen stond te praten en als je dan bij hem kwam, kreeg je heel stiekem de H. Communie. Je moest dan direct maar weer doorlopen alsof er niets gebeurd was. Wat deze H. Communie ons aan kracht gaf, dat kunnen alleen zij begrijpen die in een dergelijk kamp hebben gezeten. Natuurlijk werd deze H. Communie in het kamp gesmokkeld in aspirinebuisjes.

Nederlandse Rode Kruis

Wat het Ned. Rode Kruis voor ons gevangenen, zowel in het Huis van Bewaring te Arnhem als in het kamp Amersfoort, heeft gedaan is enorm. In Amersfoort kregen wij elke vrijdagavond een pakket[23] levensmiddelen en diegene die werkte, kreeg nog een extra pakket. lk heb zelf in een week 3 pakketten gehad en deze pakketten verdeelde je over de hele week, zodat je weer verlangend naar vrijdagavond uitzag. In deze pakketten zaten 6 sneetjes brood met vlees, kaas of vis, oliebollen, pakje suiker, bouillonblokjes, peperkoek of een eierkoek en ook wel eens fruit of tomaten. Enige malen hebben wij tabak en sigaretten gehad, zodat vrijdag voor ons een feestavond was. Ook gebeurde het dat de Duitsers ons straf lieten staan en dat hadden wij er graag voor over, als wij ons pakket maar kregen.

5 augustus 1944, mijn verjaardag

Mijn verjaardag op 5 augustus heb ik in het kamp meegemaakt en dit zijn hele rare dagen die je dan mede maakt. Je kreeg op zo'n dag heimwee naar huis, want waar zouden zo'n dag je gedachten anders als thuis zijn.

Toch had ik voor die dag nog drie sigaretten bewaard, zodat wij 's avonds achter een barak met Wim Lelieveld en Henk Baarschers zo onze verjaardag vierden, want ook Henk verjaarde op dezelfde dag.

Brief van huis

Eenmaal heb ik in Amersfoort naar huis mogen schrijven (zie verder) en ik ontving er een hele lange brief of beter gezegd brieven terug.

Wat zo'n brief betekende, en dat je weer eens iets van je vrouw en kinderen en familie hoorde, was onbeschrijfelijk. Je las zo'n brieven ook wel 10 maal over en die bewaarde je als iets heiligs.

De inhoud van de genoemde brief was als volgt:

Polizeiliches DurchgangslagerAmersfoort.

Augustus '44.

Lieve Vrouw en Kinderen,

Eindelijk is het weer eens tijd dat ik je mag schrijven. En ben zeer benieuwd hoe het met jou gaat en natuurlijk ook met alle kinderen.

Ben je van vacantie weer thuis en heeft het je goed gedaan. Zijn de kinderen alle overgegaan en hoe is het met Oma, Opa en de rest der familie en bekende. lk hoop van alles dat het goed is. Nu wat over mij zelf. lk maak het zeer goed en zie er ook zeer goed uit, ben veel buiten en slaap en eet zeer goed. Wij zijn dan ook nog steeds bij elkaar zooals wij in Arnhem waren. Heb nu weer veel kennissen gemaakt. Het Ned Rode Kruis verricht ook hier weer wonderen. Zoo op Zondag vandaag, is het rustig en kan dit briefje schrijven. Ook zijn hier een paar Bosschenaren. Je kunt wel begrijpen dat ik zeer veel aan jullie alle denk en bid veel voor je, dat wij alle spoedig thuis mogen zijn. Je mag op deze brief weer één brief terug schrijven en een zeer lange ook. Van andere mag je brieven bijvoegen, zoodat ik dan ook verwacht veel te hooren en uitvoerig. Ben natuurlijk ook erg benieuwd hoe het met de zaak gaat. Laat Willem daar ook wat over schrijven. Wil je ook een postwissel zenden van FL 20,—. Wat geld betreft, kom je toch niets te kort hè, anders ligt er nog reserve. Laat ook eens weten hoe het met Muis[24] is.

Laatje Harrie nog naar kostschool gaan of hou je hem thuis. Ook zou ik Jackie veel bij je houden na school, dit is voor hem het beste.

Nu beste Mams, nogmaals heel veel groeten en een stevige kus speciaal voor jou en voor de kinderen. Ook alle familie, vrienden en bekenden de groeten en sterkte in deze tijd.

Je man en vader.

De brief had als afzender: Schutzhäftling: Verhees, J.J.A.

Block: 8 No, 2574

Ontvluchte gevangenen

Hoe streng het kamp ook werd bewaakt, toch gebeurde het wel eens dat er een gevangene ontvluchtte en dan was het mis. Er werd dan groot alarm gemaakt en iedereen moest dan op de grote appèlplaats aantreden. Dan werd er geteld hoeveel er ontvlucht waren. Wij hebben het zelf eenmaal meegemaakt dat wij 4 uur voor straf hebben gestaan en dat is wel heel erg vermoeiend, doch dit hadden wij er graag voor over. Je hoopte dan altijd maar weer dat ze de ontvluchte niet zouden vinden. Dat gebeurde ook wel eens, maar als hij gevonden werd dan zag het er niet gunstig voor hem uit, want hij kreeg dan zo'n ongenadig pak slaag, en nog wel voor de hele troep, zodat ieder maar goed zien kon wat er met dergelijke mensen gebeurde.

Eenmaal hebben drie gevangenen, welke op kantoor en in de garage werkten, kans gezien met medenemen van fl. 31.000,- en de auto van de Commandant er tussen uit te gaan. Deze hebben ze nooit meer gevonden. Dit was wel een pracht prestatie.

Vught in Amersfoort

Einde augustus kwamen er gijzelaars uit Vught in Amersfoort binnen, welke in een aparte barak werden gestopt. Deze hebben daar een paar dagen vertoefd, maar wij konden ze niet bezoeken.

Op een goede morgen kwam het bericht door dat deze gijzelaars ontslagen zouden worden. Intussen waren deze op de appèlplaats opgesteld. Wij gingen natuurlijk kijken of er soms ook nog bekenden bij waren en daar zag ik opeens Mr. Gescher[25] uit Nijmegen. Dat was even een verrassing. Van hem hoorde ik dat er nog een Bosschenaar bij was nl. Van Hoeckel. Ook deze heb ik toen opgezocht en met hem gesproken. Als hij in Den Bosch kwam, kon hij tenminste vertellen hoe het was en de groeten van mij doen. Ook de heer Gescher uit Nijmegen gaf ik de groeten mede voor de familie te Nijmegen.

Eten halen

Ieder op zijn beurt moest eten halen. Dit waren zware ketels met stamp en 's avonds brood, boter en kaas. Daar kreeg je dan wat extra eten voor of wel een overschep.

5 september 1944, Dolle Dinsdag

Ook dat hadden wij in het kamp gemerkt, want op een gegeven ogenblik kregen we allen onze eigen kleding terug, omdat zij dachten dat het afgelopen zou zijn. Zelf hadden de Duitsers alles klaar staan om op staande voet te vertrekken. Wij allen maakten al plannen hoe wij naar huis zouden lopen. Maar na een paar dagen waren de kansen verkeken. Dit kwam omdat toen in Arnhem de Geallieerden zijn teruggeslagen, hetgeen voor zeer vele gevangenen hun dood is geweest. (Van deze luchtlandingsdivisie bleven slechts 2400 man over.) Later waren we allen weer omgekleed.

Ontluizing

Eind September zou het hele kamp ontluisd worden. In groepen moesten we aantreden. Daar werden onze burgerkleren in grote ontluizingsketels gestopt. Vervolgens werd je nummer afgeroepen. Je kon dan je gevangenispakje uittrekken en het ander, schone aantrekken. Alles moest toen in de schone barakken, maar het heeft niet veel geholpen.

Putten

Daar kwam opeens een heel grote troep binnen en toen wij informeerden waar zij vandaan kwamen, hoorden wij dat het Putten was. Het waren, meen ik, ongeveer 600 man.[26]

Een paar dagen later kwamen ook nog een heel stel Gorcummers binnen. Toen was het kamp overbevolkt, zodat het Ned. Rode Kruis in moest grijpen om het eten te verzorgen.

Politie

Zo ook op een Zondagmorgen eind Sept. kwamen 200 politiemannen uit Den Haag binnen, omdat zij niet met de Duitsers hadden willen samenwerken. Hier was ook de Commissaris van Politie bij (met wie ik later heb kennis gemaakt; hij vond dit vreselijk).

Voor de commandant van het kamp

Ook zijn wij 2 maal voor de kampcommandant moeten verschijnen. Wij ontvingen toen allen een map waarin alle gegevens over je in stonden vermeld. leder keek (ofschoon het niet mocht) natuurlijk in deze map wat er zoal over jou instond. In het rapport van mij stond: Zolang de oorlog duurt vasthouden, Dat was toch geen prettig gevoel, want je wist toen nog niet hoe lang deze oorlog zou duren.

11 oktober 1944, Op transport waarheen?

Op 11 oktober 1944 was het zeer onrustig in het kamp te Amersfoort. Wij zagen dat er extra bewaking in het kamp kwam, allemaal Duitse soldaten. Het hele kamp moest toen aantreden op de grote appèlplaats, ongeveer 2000 personen. Weer werden een heel stel nummers afgeroepen en toen bleek dat wij, W. Lelieveld en ik, er ook bij waren. Waarheen was niet bekend.


Op 11 oktober 1944 werd Jacques Verhees entlassen uit kamp Amersfoort. Hij werd echter niet vrijgelaten, maar op transport naar Duitsland gezet. Bron: Arolsen Archives

Toen het 's avonds 6 uur was, kregen wij nog een heel brood en een stuk kaas en sommigen nog pap. En daar kwam het bevel: Allen aantreden wier nummer was afgeroepen. Dat gaf natuurlijk een paniek. leder was zeer onrustig en een Duitse SS'er (Kotalla) schoot met zijn revolver, om zo te proberen meer rust te krijgen, maar hij maakte het veel erger. Er werd weer volop geslagen, daar de gevangenen niet vlug genoeg wilden aantreden. Toen kwam het bevel: Alle gevangenen voor transport[27] moesten met 5 op een rij staan. Toen dit klaar was, marcheerden wij het kamp uit. Daar werden wij opgewacht door Duitse militairen met het geweer of stengun in de aanslag om ons allen naar de trein, welke in Amersfoort klaar stond, te begeleiden.

Zeer veel Amersfoorters stonden langs de weg te kijken, maar de Duitsers riepen dat ze door moesten lopen. Toen wij bij het station waren aangekomen was het al donker. Nu moest alles in de gereedstaande trein. Ook de Duitse militairen kwamen er in.

Toen de trein aan het rijden ging, hoorden wij dat er al een paar gevangenen door de deur naar buiten waren gesprongen. Sommigen waren goed terecht gekomen, anderen weer sprongen tegen een telefoonpaal. Toen de Duitsers dit in de gaten kregen, werd er door die Duitsers op hen geschoten. Bij dit transport waren de Puttenaren[28] en Gorcummers. Hoeveel gevangenen uit de trein zijn gesprongen weet ik niet, maar toch moet dit een behoorlijk aantal geweest zijn.

Deze trein reed over Apeldoorn en even buiten Apeldoorn bleven wij een dag staan. Opeens kwam daar luchtalarm. Alle Duitsers sprongen uit de trein en vluchtten verderop voor dekking en lieten alle gevangenen in de trein zitten. Wel hielden zij de trein in de gaten met machinegeweren, zodat niemand kon vluchten.

De volgende dag reden wij over Oldenzaal, Bentheim, Rheine, Münster, Hannover, Hamburg en dan naar Neuengamme. Al die plaatsen waren zwaar gebombardeerd. Vooral Hamburg was een puinhoop en met fosfor was alles uitgebrand.

Over deze reis hebben wij gedaan van 11 oktober '44 tot 15 oktober '44 's avonds. En alles met een brood en wat kaas, waarvan wij nog een gedeelte hadden weggegeven aan medegevangenen, welke niets hadden gehad in Amersfoort. Iedereen zal wel begrijpen wat dit voor een monstertransport is geweest. Van slapen kwam niets terecht. Eten was er niet meer, ook geen water. De Duitse soldaten ruilden brood en tabak voor horloges en gouden ringen.

Definitielijst

Geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
SS'er
Lid van de in 1925 in Duitsland opgerichte paramilitaire organisatie binnen de nazipartij, oorspronkelijk de persoonlijke lijfwacht van Hitler. De groepering groeide uit tot wat de nazi's beschouwden als een elite-eenheid. De SS had haar eigen kentekens, uniformen en militaire rangen. Het symbool van de SS bestaat uit een gestileerde, dubbele bliksemschicht, de zogenaamde Sig-rune.

Concentratiekamp Neuengamme

15 oktober 1944, aankomst in Neuengamme, 10 uur 's avonds

In Neuengamme[29] aangekomen, was de entree volop verlicht en stond er muziek klaar om ons te verwelkomen. Wij zagen toen ook dat het een zeer groot kamp was. Wij moesten weer aantreden en werden naar een bunker gebracht. Toen begon de ellende.

Iedereen moest zijn handdoek afgeven, daarna werd iedereen geheel kaal geknipt. Ook moesten wij alle waardespullen als portefeuilles, horloges, gouden ringen enz. afgeven. Daarna geheel ontkleden en zo in je nakie maar wachten. Dan kwam je in een loods terecht waar zogenaamde banken stonden, waar je met je rug op moest gaan liggen. Toen kwamen andere gevangenen je van onder kaal scheren, met een groot mes en zonder zeep. Iedereen snapt wel dat dit verschrikkelijk pijn deed en dat er verschillende malen ingesneden werd. Daarna moest je onder de douche en dan kreeg je een oud hemdje en broekje, een paar sokken, een lange broek en een jasje en een pet of hoed. Je mocht wel je eigen schoenen dragen.


Gevangenen voeren dwangarbeid uit in concentratiekamp Neuengamme. Bron: United States Holocaust Memorial Museum

Toen dit alles gebeurd was, was het 's nachts 2 uur geworden en werd je naar een barak gevoerd, waar je met 2 personen in een bed moest slapen. Dit waren we nog niet gewoon. Maar 's morgens om 5 uur ging de grote bel van het kamp weer. Iedereen moest opstaan en zijn bed opmaken en zich, zo goed en zo kwaad als het ging, wassen. Om 6 uur naar buiten voor de barak, waar voor de nieuwelingen een apart appèl werd gehouden. Daarna kregen wij een stuk droog brood en dan maar weer wachten tot 12 uur. Een stoel of bank was er niet. Je leunde tegen de barak of je ging maar op de grond zitten.

Eindelijk, om 1 uur weer appèl en tellen of er alles was. Daarna werd een kleine pan met eten uitgedeeld. Zonder lepel of vork; dan maar met je hand. Het was gelukkig goed weer en zo moesten wij weer de hele middag rondhangen, niet wetende wat er ging gebeuren. Om 6 uur werd er voor eten geblazen en iedereen kreeg een stuk droog brood. Wij hebben zo van 's morgens 6 uur tot 's avonds buiten gestaan.

Toen mochten wij allemaal naar binnen en kropen wij in bed. Iedereen sliep direct in, maar toen om 12 uur de sirene (luchtalarm) ging, moesten wij allen direct opstaan en ons aankleden. Dan moest je hard lopen om in de grote schuilkelder te komen en als het niet vlug genoeg ging, werd er geslagen dat het verschrikkelijk was. Want ook was alles pikdonker, zodat je zelfs niet eens wist waar je liep. Toen kwamen wij terecht in een hele grote schuilkelder, welke onder een heel groot stenen gebouw was gemaakt. Er konden hier wel een paar duizend mensen in. Wanneer alles weer voorbij was, moest iedereen weer naar zijn eigen barak terug en kon hij weer gaan slapen. Het gebeurde zelfs wel dat je 2 of 3 maal op een nacht uit je bed moest en dan voelde je 's morgens dat je maar een half mens was. Alle zieken werden door de SS-arts er uitgehaald; de anderen bleven bijeen.

Henk Baarschers

Voordat wij op transport naar Husum gingen, zagen wij aan de overkant van de barak nog een gevangene uit Amersfoort nl. Edelweiss uit Zeist, welke uit kamp Vught kwam en die vertelde ons dat onze vriend Henk Baarschers[30] in Vught was doodgeschoten. Toen wij dit hoorden waren Wim Lelieveld en ik er kapot van, dat onze goede vriend was vermoord door de moffen.

Kamp Husum

18 oktober 1944

Na enige dagen werden wij in 2 partijen verdeeld. Een stel was bestemd voor Meppen, dat ligt dicht bij de Hollandse grens, het andere stel ging per trein naar Husum (Sleeswijk-Holstein).

Bij dit transport waren wij met 3 à 4 duizend gevangenen. Weer was het aantreden geblazen en dat betekende dat je weer andere kleren aan kreeg. Hemd, broek of directoire, overjas en hoedje en een paar slechte schoenen, welke je natuurlijk niet pasten. Toch moesten wij bij dergelijke ellende, als je elkaar aankeek, er om lachen dat wij er allen toch zo verschrikkelijk uitzagen, net echte boeven. Daarbij kregen wij nog een nieuw gevangenennummer op. Mijn nr. was 56599. Zeer dikwijls heb ik tegen mijn medegevangenen gezegd: "Wat jammer, dat er geen foto's of films zijn".

Dit alles gebeurde 's nachts en je lag zodoende pas om 3 uur op bed. Maar 's morgens om 5 uur moest je weer uit bed en kreeg je 3 sneetjes droog brood. Dan maar weer buiten wachten wat er zou gebeuren. Om 12 uur kregen wij ons middagmaal; 3/4 liter koolsoep. Daarna moesten wij aantreden voor het nieuwe transport. Urenlang hebben wij op het grote plein moeten staan wachten tot 5 uur en toen moesten wij afmarcheren met 5 man op een rij.

Aan het einde van het kamp stond een trein met goederenwagons gereed. Het was intussen al avond geworden en donker, maar overal stonden schijnwerpers opgesteld. Zo werden wij met 50 man in een wagon gestopt. Voordat de trein vertrok kreeg iedere gevangene nog een stuk brood, worst en boter. Maar hoe lang je ermee moest doen, wist je natuurlijk niet. Dus was je voorzichtig met je voorraad. Toen alles klaar was, kwam een Duitse SS'er in de wagon.

Het slapen was dan ook hopeloos. Zo moest eerst een partij slapen en de anderen moesten dan maar staan. Onze toilet was een emmer en je kunt je wel voorstellen wat dat moet zijn geweest; een smeerboel van belang. In deze trein hebben wij een nacht en een dag doorgebracht, zodat wij 's avonds in HUSUM aankwamen.

Dit kamp was overbevolkt, want er was voor ons op 8 September een transport uit Amersfoort vertrokken. Dit waren meestal jongelui, die het erg moeilijk hebben gehad. Ook waren er in deze barakken zeer veel doden en zieken.

20 oktober 1944

HUSUM was een heel armoedig kamp, zeer vochtig en de grond was erg nat. Wij werden wij ingedeeld in diverse barakken. Wij waren met 6 Hollandse jongens uit Amersfoort, nl. Kees Ouwerkerk, Gerard Lammers, v.d. Tuk, Veldhuizen, W. Lelieveld en ikzelf, in dezelfde barak. Daar trof ik een Nijmegenaar aan, Flip Donald, welke al enige weken in dit kamp was en zodoende een beetje baas over de barak. Die gaf ons 's avonds heel voorzichtig enige inlichtingen over het wel en wee van dit kamp: HUSUM. Hij vertelde ons dat ook wij zouden moeten werken en dan tankvallen graven. Dit waren greppels van ongeveer 2,5 meter diep en je stond zé in het water te graven. Dus maar afwachten wat er 's morgens zou gebeuren. 's Avonds kregen wij nog wat watersoep, niet veel, en toen werd je een bed (brits) aangewezen. Ik kon toen met Veldhuizen in één eenpersoons brits slapen en door de oververmoeidheid van het reizen, vielen wij direct in slaap.

Om 5 uur appèl. Het was buiten nog donker, maar overal was de verlichting aan. Eerst gauw wat wassen, zonder zeep of handdoek, en dan maar met je hemd afdrogen. Terug in de barak kreeg je 2 sneetjes brood, wat worst en wat koude koffie. Daarna moest je je bed opmaken, de barak bijvegen en om 6 uur in de kou aantreden. Eerst tellen, baraksgewijs, en als dat klopte het hele "Lager" (zo noemden ze een kamp) en dan weer tellen of alles er was. Nog nooit heb ik meegemaakt dat het direct klopte. Het moest altijd 4 of 5 maal overgeteld worden en dan stond alles te wachten.

Als om 8 uur, en wij verkleumd waren van de koude, alles zowat klaar was, konden wij in de gereedstaande goederenwagons en als het niet vlug genoeg ging werden wij er in geslagen of wij beesten waren.

Na ongeveer 20 min. rijden, moesten wij eruit en kregen allen een schop om te graven. Over weilanden en over greppels moesten wij springen, maar vaak gebeurde het dat de greppels te breed waren en je er zodoende niet overheen kon springen, nou dan werd er wat geslagen. lk heb verschillende gevangenen in dit water zien springen en dan moest je met een nat pak aan maar verder.

Aangekomen op dat terrein, om ongeveer 10 u., waren wij met 3000 à 5000 gevangenen en zagen wij dat er al een heel stel aan het graven waren en toen werden ook wij voor dit graafwerk ingedeeld. Dus nu was het raadzaam om uit te kijken hoe je dit het beste deed. Wij hadden dit met ons ploegje gauw gevonden. Maar het was oppassen, want er liepen overal KAPO's[31] en voorarbeiders rond met een knuppel in de hand en als je niet werkte, kreeg je een klap met de stok op je rug, je hoofd of je zitvlak en niet zo zacht hoor.

's Middags om 1 uur hadden wij weer even rust, ongeveer 20 minuten. Dan werd er weer zogenaamde koffie uitgedeeld, maar weer niet genoeg voor allemaal. Het was weer vechten om deze koffie, maar wij hebben er geen moeite voor gedaan.

Na deze rustpauze begon het werk weer opnieuw en maar graven... Er werd ook veel geslagen, want er was volgens de KAPO niet genoeg gepresteerd.

Om 4.30 uur was het werk afgelopen en dan moest de terugtocht worden aanvaard. Dat was veel erger dan 's morgens, want nu waren alle gevangenen moe en koud. Weer in rij opstellen en hard lopen over de weilanden en er werd weer flink geslagen. Ook moest er geteld worden hoeveel mensen en doden er waren, wat weer een hele tijd in beslag nam. In de trein aangekomen viel je op de grond, zo moe was iedereen.

Om 6 uur was je weer in het kamp HUSUM en als alles weer geteld was en het klopte, kon je naar je barak, waar je 1 liter watersoep kreeg en omdat het daar warm was, deed datje goed.

Zo'n barak was groot ongeveer 5 x 10 meter en je sliep er met 100 mensen in. Meestal ging je nog even naar de wasplaats (zonder zeep, zonder handdoek), omdat het goed voor je was en van veel belang voor je gezondheid. Zeer velen deden dit niet. Je was te moe, zodat je 's avonds om 8 uur maar met 2 personen in één bedje ging slapen, want het was is morgens om 5 uur weer dag. Wij hebben dit tot 30 Oktober '44 gedaan.

De volgende dag, 31 Oktober '44, kwam de order af dat wij onze kleren moesten nazien en onze gevangenennummers er weer op moesten aanbrengen, want die waren bij de meesten eraf getrokken. Dit was dan weer eens een dag van rust.

Toen probeerden wij wat hout bij elkaar te krijgen om de kachel te laten branden zodat de barak warm werd, want het was er kil en vochtig. En als je een beetje handig was (en dat leerde je wel), dan lukt dit ook wel. Zo hadden wij die dag warmte, rust en gezelligheid onder elkaar rondom de kachel in zo'n kleine barak.

In dit kamp HUSUM werd mijn vriend Wim Lelieveld, met wie ik steeds al in Winterswijk, Arnhem en Neuengamme had samengezeten, ziek. Hij mocht in het kamp blijven om aardappels te schillen en doden te begraven. Het laatste was wel een verschrikkelijk werk. Hij is maar een paar dagen ziek geweest en moest toen weer aan het werk met ons mee graven, om daarna weer op transport te gaan.

Definitielijst

KAPO
Een Kapo was een gevangene in een concentratiekamp van nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog, die als taak had op de andere gevangenen toe te zien. Een Kapo moest voor de SS het werk van de gevangenen begeleiden en hij was verantwoordelijk voor hun resultaten.
SS'er
Lid van de in 1925 in Duitsland opgerichte paramilitaire organisatie binnen de nazipartij, oorspronkelijk de persoonlijke lijfwacht van Hitler. De groepering groeide uit tot wat de nazi's beschouwden als een elite-eenheid. De SS had haar eigen kentekens, uniformen en militaire rangen. Het symbool van de SS bestaat uit een gestileerde, dubbele bliksemschicht, de zogenaamde Sig-rune.

Kamp Ladelund (Sleeswijk-Holstein)

Ladelund was een vernietigingskamp.[32]

Op 1 november '44, dus op Allerheiligen, werden ook onze nummers afgeroepen en wij moesten dus mee met dit transport. Onze vraag was waarheen en hoe zou het nieuwe kamp zijn. Weer was het aantreden en aftellen tot dat de boel klopte en toen stond er weer een goederentrein gereed, welke ons wel zou wegbrengen. Doch er moest nog zoveel worden ingeladen, als zelfs barakkeneetketels en nog veel meer, dus dat zag er voor ons niet goed uit.

Wij hebben toen 4 uur staan wachten en werden toen de goederenwagons ingedreven. En als dit volgens de leiding weer niet vlug genoeg ging, dan werd er weer met stokken geslagen door de KAPO's.

Wij zijn nog steeds met 6 man bij elkaar. Ook zijn onder ons zeer veel Puttenaren, Gorcummers en de Haagse Politie. Het geheel stond onder leiding van de Kriegsmarine en die had voldoende posten uitgezet, zodat er niemand kon ontsnappen. ledere gevangene had zijn eigen deken, een bord (blik) en een houten lepel mee moeten nemen.

Na een ruim uur rijden stopte de trein en alles moest er weer uit Weer werd er appèl gehouden om te zien of alles klopte en weer was hier het bekende aftellen geblazen. Met de deken om en je bord en lepel bij je (het hele bezit) ging de stoet aan het lopen, ongeveer 3000 man. Hier waren bij Hollanders, Belgen, Fransen, Russen en Polen.

Het lopen ging langzaam. Wij kwamen door verschillende dorpen, maar zagen er slechts enige mensen. Na ongeveer 1,5 à 2 uur op slechte schoenen te hebben gelopen, zagen wij dan in de verte een kamp liggen.

Iedereen zal wel kunnen begrijpen hoe alle gevangenen zich toen wel voelden en dit ook nog zonder wat middageten. Toen wij het kamp waren genaderd, zagen wij dat ook in deze omgeving tankvallen gegraven waren, dus dit zou ook ons werk zijn.

In het kamp aangekomen, zagen wij een heel stel kleine barakken en er was ongeveer een 100-tal gevangenen, die vermoedelijk dit kamp in orde hadden gemaakt Daarna was er weer een groot appèl. Wij waren allen oververmoeid, maar toch duurde dit appèl ruim 1 uur Toen werden de nummers afgeroepen met de vraag of zij goed Duits spraken en dat viel natuurlijk tegen, want ze wilden dit niet weten. Enkele gevangenen, die wel goed Duits spraken, kwamen naar voren en die werden dan aangesteld als leider over een blok of barak en deze noemde men dan blokoudste. Toen dit was gebeurd, werden wij in groepen verdeeld in de barakken.

Sommige barakken hadden nog een houten vloer en een beetje stro op de grond, waarop je maar moest gaan slapen. Wij kwamen met ons stel en meerdere Hollanders in een grotere barak, waarin zelfs geen houten vloer was maar enkel stro op de zwarte grond (paardenstal). Toen het donker was en iedereen, zo goed en zo kwaad als het kon, een plaatsje had gevonden, sliepen wij, soms half op elkaar liggend en geheel gekleed, in.


Tekening van een gevangene van het interieur van een barak in kamp Ladelund. Bron: KZ- Gedenk- und Begegnungsstätte Ladelund

Toen het de volgende morgen 5 uur was, werd er opstaan geroepen. Dan werd er een stuk brood met wat boter, en een enkele maal wat worst, uitgedeeld. Want het was weer lang geleden dat wij iets te eten hebben gehad.

In dit kamp LADELUND was het weer erg vochtig en heel slecht. De wasgelegenheid was zeer slecht. In het hele kamp waren 6 kranen en die gaven soms ook geen water. Er kon dan ook niet voldoende gewassen worden en er was ook geen zeep en geen handdoeken. Ook kon er niet geschoren worden, dus alles liep met een baard.

Wat de w.c. betrof, dat waren zeer slechte, oude poepdozen en nog een tonnenstelsel. Er was hier dan ook onvoldoende gelegenheid. Er werd dus een grote kuil gegraven en rondom met palen afgezet en daar kon je buiten, op de balk, je behoefte doen. Iedereen zal wel kunnen begrijpen wat dat voor een vuiligheid was.

Kleding

De kleding was hier ook onvoldoende, vooral in deze koude streek. Wij hadden toen aan: een dun versleten hemdje, een dun onderbroekje, een bovenbroek, een kort jasje met overjas en een soort hoed of pet. Geen sokken en slechte schoenen, waarop je je voeten stuk liep. Sommige patiënten hadden door dysenterie[33] hun ondergoed bevuild en dit mochten zij niet uitwassen. Je kreeg dan een papieren hemd en broek, dat natuurlijk zeer vlug stuk ging, zodat ook dit weer onvoldoende was. Als je schoenen stuk gingen, was het een hele toer om die gerepareerd te krijgen en liep je dagen met kapotte schoenen. Er liepen zelfs gevangenen op blote voeten, daar hun schoenen bij het graafwerk in het zand waren blijven zitten of omdat ze stuk waren en zij die niet meer konden dragen.

Voeding

De voeding was hier als volgt: 's Morgens bij het opstaan 2 sneden brood, samen 4 cm dik. Soms wat boter of quark of wat worst en een beetje slechte koffie. Hiermee moesten wij het de hele dag doen.

Enige malen hebben wij op het werk ook nog 2 sneetjes brood, samen 2 cm dik, gehad doch dit was een uitzondering. Ook was er wel eens wat koffie, maar weer niet voor allemaal. Als wij 's avonds om ongeveer 6 uur thuis waren van het zware graafwerk, dan ontvingen wij een liter koolsoep en soms wel eens een naschep. Het was dan ook meer water dan kool. Een heel enkele maal ontvingen wij gepofte aardappels (waar je alleen de velletjes af moest halen en ze dan kon opeten).

Ziekenverzorging

De ziekenverzorging was hier in dit kamp Ladelund zeer slecht. Al deze gevangenen waren reeds in het kamp Husum geweest en daar door de slechte voeding, het slechte weer en vooral door de koude waren er zeer velen die dysenterie hadden. Toch moesten zij werken. Alleen als je heel erg ziek was en bloeddysenterie had, werd je in een aparte barak gestopt. Van liggen kon je niet spreken en je moest je zelf maar helpen. Er waren wel een paar gevangenen die wat hulp verleenden, maar voor hen was het hier onmogelijk om het bij te houden. Ook als je ziek was kreeg je nog minder te eten, zodat in deze ziekenbarak zeer veel mensen zijn gestorven, vooral onder de Puttenaren. Wim Lelieveld en ik hebben ook nog in deze ziekenbarak gelegen. Wij zagen toen wat hier allemaal gebeurde en dat het er slecht was, zodat wij er maar een dag waren. Daarna gingen wij er weer uit naar onze oude barak om weer te werken.

Wat de medische staf betreft, waren er hier een paar Fransen, doch ik weet niet of ze wel doktoren waren. Wat de verdere behandeling van de zieken betreft, ging het er vuil aan toe. Medisch verband was er bijna niet. Dan werd gebruik gemaakt van Wc-papier. De heel ernstige zieken werden apart gelegd en wij mochten die niet bezoeken.

Als wij het toch eens probeerden, om te zien of er soms kennissen bij waren, werden wij deze ziekenbarak uitgeslagen, zodat ik bij het sterven van onze vriend LAMMERS er niet bij ben geweest. Een paar dagen later hoorde ik van andere gevangene, dat hij enkele dagen geleden was gestorven en begraven. Dit waren ogenblikken dat je door de grond heen zakte en dan hoopte je dat je toch uit deze hel verlost zou worden. Natuurlijk kwamen dan gedachten bij je op, zal ik het wel halen. Doch God heeft mij de kracht gegeven dit zware kruis te dragen en zelf heb ik, ondanks alle ellende, de moed er in gehouden en dat hielp ook voor je medegevangenen.

Zo heb ik verschillende malen gezien dat mensen, die te ziek waren om te werken, toch op de appèlplaats moesten aantreden en die na enige tijd op de grond vielen. Dan kwam zo'n KAPO en sloeg zolang dat die zieke maar opstond en hij door zijn medegevangenen vastgehouden moest worden, zodat hij niet zou vallen. Hij moest dan later weer met ons naar het werk.

Ook gebeurde het dat verschillende zieken op dit werk stierven. Dan was het verplicht dat elke nationaliteit zijn eigen doden, op een zelfgemaakte ladder, mee naar het kamp bracht. Dat viel ook voor de dragers niet mee, want het was nog 1,5 uur lopen. En al wisselden zij soms wel eens af, dit moest ook weer voorzichtig gebeuren, zodat de Kapo’s het niet zagen.

Wij hebben meegemaakt dat je 's avonds ging slapen en dat je 's morgens wakker werd en dat er diverse gevangenen 's nachts gestorven waren, waar niemand iets van gemerkt had. Men kan wel begrijpen dat, als je dit de eerste keer meemaakte, je er geheel van overstuur was. Maar ook het leven in dit kamp ging verder. De doden werden dan op een kar gelegd en op het kerkhof in Ladelund begraven. De Dominee van dit kerkje heeft daar 2000 gevangenen begraven en dat moesten ook de gevangenen doen, Bovendien heeft deze Dominee een protest naar Hitler gezonden, dat dit zo niet ging. Over dit geval is ook een rapport verschenen in een Hollandse Courant.

Hoe onze dagtaak was in Ladelund, november '44

's Morgens om 5 uur opstaan, dan wat wassen en aankleden, Daarna moesten enkele gevangen, die werden aangewezen, brood en koffie halen. Na dit ontbijt moesten wij onze dekens inleveren en daarna op de appèlplaats verzamelen. Hier werden wij in rijen van 5 opgesteld en in ploegen gedeeld van 100 man in een groep. Natuurlijk weer tellen en als dat gebeurd was, kwam het bevel dat iedereen eerst een schop moest halen en dan weer in een colonne gaan staan. Dan stond er aan de hoofdingang een Commandant of een officier met de Lagercommandant, die moesten tellen hoeveel personen uit het kamp gingen werken en zo marcheerden wij, met 5 man onder de arm rij aan rij met de schop op de schouder, het kamp uit. In het begin was het werk dicht bij het kamp, maar door het graven was het steeds verderop en werd het ook zwaarder, omdat je lichamelijk slechter werd.

Wat voor soort werk wij als gevangenen moesten maken

Tankvallen graven. Dit ging als volgt te werk. Eerst het gras in plaggen afsteken en 100 meter verder brengen. Dan graafwerk doen en omdat deze tankvallen 2,5 à 3 meter diep moesten zijn en omdat de grond zo nat was, stonden wij veel in het water te werken en dat in het koude jaargetij van november '44. Als het regende of sneeuwde, konden wij niet schuilen en zo werden wij dan ook drijfnat. Dat was wel heel erg, want wij konden niets drogen. Als wij met onze ene deken gingen slapen, legde wij het natte goed er maar bovenop in de hoop dat het 's morgens wat droog zou zijn. Het moeilijkste was het met de schoenen, want die droogden natuurlijk niet en die moesten wij 's morgens maar weer nat aan onze blote voeten doen. Door dit alles liepen zeer vele gevangenen kapotte voeten op en werden er zeer vele ziek.

Afranseling

Ik herinner mij nog een dag dat het weer zeer slecht was. Het regende 's morgens al toen wij opstonden. Toch moesten wij allen gaan graven, want er moest die dag een zeker stuk klaar zijn. Toen was er controle van hogere SS-officieren of er wel hard genoeg gewerkt werd en dan moest je oppassen, want dan vielen er klappen.

Een geval dat ik heb meegemaakt wil ik hier wel beschrijven. Een Hollandse jongen, die bij ons stond te werken, stond even te rusten. Dit zag een SS-officier. Die riep de Kapo bij zich en wees naar deze Hollandse jongen, omdat hij niet werkte. Toen moest deze jongen bij de Kapo komen en kreeg een uitbrander. Daarna moest hij zijn broek omlaag doen en voorover gebogen gaan staan. Dan kreeg zo iemand 25 stuks slagen voor zijn blote reet en het was niet zo'n kleine stok, maar een dikke van een schop. Hij moest zelf hard op tellen hoeveel slagen dat hij had gehad, dus 25 maal. Dit was heel erg om aan te zien, doch wij stonden er allemaal machteloos tegenover. Je moest maar oppassen dat je dit zelf niet overkwam (dus steeds uitkijken geblazen).

Toch moest zo'n jongen weer aan het graven met alle pijn van dien en ofschoon dit voor hem onmogelijk was. Zo veel mogelijk werd hij door ons in bescherming genomen, maar na afloop moest hij ook met ons weer 1 uur lopen tot wij weer in het kamp waren. Dat was wel een hele nare geschiedenis, die veel indruk op je maakte.

Weet je wat een heel moeilijk geval was. Als je zo met groepen van 100 man achter elkaar marcheerden naar het werk en je moest dan een plasje doen. Je mocht niet uit de rij, nou dan liep je gewoon door en plaste je maar op de grond, want ook daar trok niemand zich iets van aan.

Toch kon ik hier de moed nog opbrengen om bij het graven van de tankvallen te zingen en je medemensen erbij betrekken. Dat ging soms vrij goed.

Zoals ik reeds schreef werd er elke dag verder gegraven, zodat een gedeelte van de gevangenen met open vrachtwagens verder werd gebracht om te werken. Op zo'n wagen werd dan een groep van 100 man geladen en als je dan aan de buitenkant stond moest je oppassen of je viel er uit. Het is zelfs gebeurd dat van de auto, op een draai, een heel stel gevangenen af zijn gevallen en zwaar gewond waren.

Hoe de gevangenen werden behandeld, als ze ziek werden op het werk

Op een avond, toen wij naar het kamp zouden gaan, stonden er een heel stel zieken, die niet meer konden lopen. Er werden 4 gevangenen aangewezen om een zieke op hun schouders te nemen. Zo'n geval heb ik ook persoonlijk meegemaakt. Met 4 gevangenen, moe van het graven, want ook wij waren in slechte conditie, moesten wij zo'n gevangene dragen. Maar doordat zo iemand dan zwaar werd en wij slechte schoenen hadden, liepen wij langzamer dan de grote troep gevangenen. Dat zag toen een Kapo-man en die sloeg ons vieren met een flinke stok, omdat wij sneller moesten lopen. Daarna keek hij naar de zieke, kneep zijn keel dicht en zei: "Die gaat toch dood". Met veel verontwaardiging van ons vieren, die dit meemaakten, scholden wij deze KAPO-man uit en zeiden dat hij daar niet het recht toe had. Doch dit was niet naar de Kapo zijn zin en die sloeg met een dikke stok weer op ons los. Wij hebben verder maar niets gezegd, dat hielp toch niet. Maar gelukkig voor ons bleef deze man leven.

Wanneer wij weer op een bepaald punt waren aangekomen, moesten diegenen die lopen konden, in rijen van 5 man weer verder in de richting van het kamp. Rondom al die rijen van gevangenen liepen soldaten van de Kriegsmarine met hun geweren in de aanslag, zodat er niemand kon ontvluchten.

Op een dag liep zo'n soldaat van de Kriegsmarine naast mij en hij hoorde dat wij een stelletje Hollanders waren. Hij vroeg toen aan mij waarom ik gevangen was genomen. lk vertelde hem dat wij als verzetsmensen tegen de bezetting hadden gevochten. Hij was wel een Duitser, doch zijn moeder was een Hollandse van geboorte, zodoende sprak hij Hollands. Hij vertelde ook dat zij het zeer slecht hadden in deze omgeving. Ze lagen wel in een oude barak, maar moesten veel dienst doen en het eten was bij hen ook zeer slecht. Toen vroeg hij hoe het eten bij ons in het kamp was en ik vertelde hem dat wij 's morgens wat brood, wat koffie en 's avonds wat watersoep kregen.

Dan zullen jullie wel honger hebben, zei hij. Heel voorzichtig haalde hij onder zijn jas een stuk brood en gaf mij dit, om het gauw onder mijn jasje te verbergen. 's Avonds heb ik dit met mijn vrienden gedeeld, dus ieder wat.

Na een half uur lopen door de polders kwamen ook wij, met onze zieken op de schouders, op de grote weg. Toen bleek dat er nog meer zieken waren die daar moesten wachten tot de vrachtauto hen zou ophalen om ze naar het kamp te brengen. Want elke avond moest op deze appèlplaats het aantal gevangenen en doden kloppen, wat soms nogal eens lang duurde. Steeds waren er zieken. Zo was er ook toen een ziekencolonne, waar ook een vriend van mij bij was. Doch zij moesten nog harder werken dan wij. Als deze zieken het niet vol konden houden en ze liepen even wat weg van hun werk, dan schoten de Kriegsmarine soldaten ze dood, als zouden ze willen ontsnappen.

Het was hier echt een vernietigingskamp. Beter dood dan ontvluchten, was het Duitse devies. Hoe zwaar het hier in dit kamp en omgeving was blijkt wel uit het volgende.

Op een zekere dag was het weer wederom heel slecht en het regende volop. Alle landwegen stonden vol met water en toen luidde het commando: Met 5 man arm aan arm en wie voor wat water uit de pas gaat, krijgt 25 stokslagen voor zijn blote kont. Daar had eenieder niet van terug. Dan maar doormarcheren, zodat je natte voeten en natte broekspijpen kreeg. En als wij dan op het werk waren, moesten wij met deze natte spullen aan tankvallen graven.

Dan 's avonds weer door zo'n modderige weg, welke ongeveer een uur lopen was, terug naar het kamp. Was het dan een wonder dat er meer zieken waren. lk gelukkig niet.

Zondag of werkdag, dat was voor ons hetzelfde. In dit kamp LADELUND heb ik van 1 november tot 26 november '44 gewerkt. Toen werd ik ook ziek en had geheel stuk gelopen voeten. Wij werden toen met ongeveer 100 zieken in een aparte barak gebracht om rust te nemen. Zo'n barak was groot 8 x 8 meter, met een houten vloer en een beetje stro. In deze barak was het 's morgens wat brood en koffie en 's avonds wat koolsoep. Omdat er zoveel mensen in een barak waren en wij allen een deken hadden was het er wel warm, maar het stonk er ook verschrikkelijk.

Op de morgen van 1 december '44 kwam een Duitse SS-arts deze barak controleren om ons te keuren. Maar daar had deze officier niet van terug. Hij gaf toen bevel dat iedereen moest uitkleden en dan naakt naar buiten; hij zou ons daar wel keuren. Dit was op 1 december '44. Deze keuring ging aan de lopende band. Gelukkig, want het was wel erg koud om zo in je nakie buiten te staan. Toen kwam het bevel inrukken en allen konden naar de barak terug. Wij hebben elkaar toen maar flink warm gewreven en kropen in het stro en onder de dekens.

3 december 1944

Op 3 december '44 kwam er een bevel dat wij weer buiten moesten aantreden. Daar kregen wij allemaal een overjas en het zou wel eens de bedoeling kunnen zijn dat alle zieken in dit kamp op transport gingen.

Definitielijst

KAPO
Een Kapo was een gevangene in een concentratiekamp van nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog, die als taak had op de andere gevangenen toe te zien. Een Kapo moest voor de SS het werk van de gevangenen begeleiden en hij was verantwoordelijk voor hun resultaten.
Kriegsmarine
Duitse marine, naast de Heer en de Luftwaffe onderdeel van de Duitse Wehrmacht.
vernietigingskamp
Kamp waar tijdens de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen (voornamelijk Joden en zigeuners) door de SS werden geliquideerd door middel van vergassing. Auschwitz, Treblinka en Majdanek zijn drie voorbeelden van vernietigingskampen.

Opnieuw in Neuengamme

4 december 1944

Op 4 december '44 ‘s nachts, om ongeveer 3 uur, werden wij gewekt en werd er appèl gehouden, waarbij onze nummers werden afgeroepen. En toen kwam het bericht dat wij weer naar kamp Neuengamme terug zouden gaan.

Iedereen ontving toen een stuk brood en wat worst Wij zijn toen in open vrachtwagens gestopt en naar een station gereden, waar weer een goederentrein klaar stond. Hier werden wij weer met 50 man in een wagon gestopt. Wat deze reis betreft; het was weer hopeloos. Wij hebben er ruim 2 dagen over gedaan en dat met een beetje brood en worst, maar geen drinken. De deur van de wagon moest een beetje open staan om wat verse lucht te krijgen. Ook de soldaat die ons moest bewaken vond dit heel erg, zodat ieder op zijn beurt bij de open deur mocht staan. Van slapen kwam niet veel. Naar mijn schatting moet dit een transport zijn geweest van ongeveer 2000 man.

6 december 1944, Neuengamme, ongeveer 9 uur 's avonds

Het was verschrikkelijk koud toen wij in dat kamp aankwamen en weer was het appèl en aftellen. Wat zagen wij er allemaal uit met baarden van enkele weken en in de oude jassen en broeken. Wij waren net landverhuizers. Toen gingen wij naar een grote barak, waar wij ons weer moesten ontkleden. Daar werden wij weer groepsgewijze over ons hele lijf onthaard en daarna moesten wij een douche nemen voor de zogenaamde ontsmetting. Wat was dat toch een beulenwerk. Daarna kregen wij een schoon hemd, onderbroekje, broek, een jas en een petje. Allemaal natuurlijk oud goed (Jodengoederen).

Het was intussen 's nachts 2 uur geworden en het was verschrikkelijk koud. Daar stonden wij maar weer te wachten totdat de boel bij elkaar was. Toen dit klaar was, werden wij naar een barak gebracht waar bedden klaar stonden om te slapen. Wat een weelde. Na ongeveer een maand op de grond te hebben geslapen waren er nu tweepersoons- en zelfs eenpersoons bedden, maar van eten was er geen sprake.

De volgende morgen werden wij om 6 uur gewekt. Eerst de bedden opmaken en daarna moesten wij de hele dag binnen blijven naast het bed, want wij waren toen in quarantaine. Zo hebben wij hier in deze barak 6 dagen vertoefd. Toen werden wij weer overgeplaatst naar een andere barak voor herscholing. Dat was bedoeld om bij te komen en daarna eventueel op transport te moeten. In deze herscholingsbarak was het verplicht de hele dag in bed te blijven liggen.

Bij dit alles was het 19 december '44 geworden. Toen werd ik ziek en heb mij toen bij de ziekenverpleger gemeld. lk had een groot abces in mijn hals, omdat ik geslagen was en later een infectie had opgelopen. Tot die datum waren Wim Lelieveld en ik nog steeds bij elkaar geweest. Hier moesten wij afscheid van elkaar nemen en dat was na zo'n lange tijd heel erg.

Het eten was hier volgens ons wat beter. lk werd toen naar de ziekenbarak gebracht en daar moest je weer worden ingeschreven onder je nummer en opgeven wat je mankeerde. Als dit allemaal gebeurd was, werd je naar een badkamer gebracht waar je weer al de oude kleding uit moest doen en dan werd je gewogen. lk woog toen ongeveer 80 pond. In deze badcel kreeg je een koude douche, die was om bij te komen en dat op 19 december '44. Daarna kreeg je een onderbroek, een hemdje en een paar oude schoenen en omdat je naar de ziekenbarak moest kreeg je even een overjas, maar die moest je weer afgeven. Daar aangekomen werd je in een zogenaamde operatiekamer of beter gezegd een slachtkamer gebracht, waar een paar doktoren, Fransen, Polen en een paar medische studenten bezig waren de zieken te helpen.

Zoals ik reeds zei, was het een slachtkamer en er werd in deze kamer gevild. Je zag daar de behandeling van phlegmonen[34], het afzetten van vingers, handen, armen en benen. Men ging hier zeer ruw te werk en soms zelfs zonder verdoving. Het was hier ook nog erg primitief. Toen ik aan de beurt kwam met mijn abces in de hals, werd het flink open gesneden en het vuil eruit geduwd. Na verbonden te zijn met wc-papier, want ander materiaal was er niet, werd je een plaats aangewezen in een barak, welke 5 x 10 meter groot was. Deze barak stond vol met bedden en 3 hoog op elkaar gestapeld. Deze bedden waren eigenlijk eenpersoons houten britsen, maar je moest er soms met 2, 3 of 4 personen in liggen of beter gezegd zitten.

Ik schat dat we dan met zo'n 100 man in deze barak lagen en allemaal zieken welke wel een of andere wond hadden. Hier was het wel internationaal, want je trof er Hollanders, Denen, Fransen, Belgen, Litouwers, Polen, Russen, Duitsers en zelfs Grieken. lk kwam terecht in het onderste bed, waar reeds een Griek in lag. lk kon hem niet verstaan, maar 's avonds kwamen er een paar Grieken die Frans spraken. Die vertelden wat er met hem was en dat hij wel geopereerd zou moeten worden aan zijn ene arm. Na enige dagen is het op een morgen ook gebeurd. Hij moest toen naar de slachtkamer en na verloop van een uur of 2 werd hij weer bij mij in bed gelegd zonder die arm. En wat moest je dan beginnen. Je had zelf niets, maar je probeerde vooral bij de Denen iets te krijgen, al was het maar wat drinken. Zijn vrienden kwamen elke avond kijken (maar dit mocht niet) en hij werd steeds slechter. Toen werd hij zo ziek, dat ze hem weg hebben gehaald. Later hebben zijn vrienden mij verteld dat hij gestorven was. Hij was ook nog enig kind in de familie. Als je zo iets meemaakte was dit heel erg, maar ook het leven in het kamp ging verder. Elke nacht stierven er 2 of 3 personen en de meeste wel aan dysenterie. Als er overdag een stierf, werd zijn nummer opgeschreven en direct naar het crematorium gebracht.

Na enige dagen moest ik weer bij de dokter komen om te laten zien hoe het met de wond was. Het bleek nu echter dat die niet goed behandeld was. Een Poolse arts, die mij nu moest behandelen, vertelde mij dat het beter was om even te verdoven en dat het dan wel spoedig beter zou worden. Zo moest ik gaan liggen op een zogenaamde operatietafel en toen gaven ze mij wat narcose. Voordat ze helemaal klaar waren kwam ik al bij, maar ze moesten mij nog verder afhelpen, wat natuurlijk veel pijn deed. Ook hier was als verband weer wc papier. Daarna kon ik weer mijn bed opzoeken.

In deze barak heb ik met andere gevangenen Kerstmis en Oud- en Nieuwjaar meegemaakt. Dit zijn hele beroerde dagen, want dan denk je te veel aan thuis en krijg je heimwee.

De wond in mijn hals genas niet erg vlug en ik kreeg bij controle te horen dat er nog wat infectie bij gekomen was, zodoende kon ik in de barak blijven. lk heb dit met opzet gedaan, want iedere dag krabde ik aan de wond. Als deze open bleef kon ik hier in de barak blijven en dit was beter dan in begin Januari '45 weer te moeten werken.

De dagen in deze ziekenbarak duurden lang, want het was 's morgens om 6 uur al dag. Dan moesten alle zieken die in deze 6 barakken lagen, ongeveer 600 man, zich gaan wassen. In een lange gang, waarvan de deuren allemaal open stonden, was het erg koud. Je had ook niets aan dan een hemd en een onderbroekje en maar wachten tot je aan de beurt kwam. Deze wasgelegenheid zeer primitief. Er waren slechts 8 wastafels, dus het ging langzaam. Wat de wc's betreft, die waren er maar 3 stuks en dat was onvoldoende daar veel mensen dysenterie hadden. Voor een plasje was er iets aparts gemaakt, doch door de zieken die dysenterie hadden en de wc's bezet vonden, werd ook van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Terug van het wassen moest je je bed schoonmaken en netjes opmaken zoals je strozak opschudden en dekens uitkloppen. Als dit was gebeurd, dan moesten enkele gevangenen de boel bijvegen. Daarna ontvingen wij ons ontbijt bestaande uit 2 sneetjes brood, samen 3 cm dik, met wat slechte koffie. Om 12 uur kregen wij 3/4 liter soep of soms wat rode kool met aardappels en ook een keer wat ZUURKOOL.

‘s Avonds om 5 of 6 uur weer 2 sneetjes brood. Als je het geluk had bij de Denen te liggen dan was het beter, want alle Deense gevangenen ontvingen om de 14 dagen een groot Pakket van het Deense Rode Kruis. Daar zat van alles in en deze gevangenen deelden dan ook wel eens iets uit aan de zieken die in hun buurt lagen. Ook daarvan heb ik mogen profiteren. lk ontving zelf van een van hen Vitaminetabletten, levertraan en als hij wat eten of chocolade over had gaf hij dit aan zijn medegevangenen. Ook dit had weer zijn reactie, want toen bleek als je dat had gegeten kreeg je er dysenterie van. Je maag was daar niet meer aan gewend.

Zo gebeurde het op een nacht dat ik het voelde aankomen. Ik mijn bed uit, gauw naar de wc. Maar in de gang zat alles al in mijn broekje. lk heb toen geprobeerd mijn broekje schoon te wassen, maar toen kwam er plotseling een Duitser aan en ik moest mijn broekje in de hoek gooien en maar in mijn blote poepertje terug naar bed.

De volgende morgen vertelde ik aan de Deen dat ik geen broek meer had, maar hij zou wel zorgen dat ik de volgende dag weer een broek had. Hij kon dit doen, want hij ruilde dan eten van Het Rode Kruis voor zo'n broekje.

Ik was weer de koning te rijk. Ook heb ik in een bed gelegen met een Duitse gevangene uit Berlijn. Deze was zo ziek, dat hij zijn bed niet uit kon om zich te wassen. lk bracht dan een natte handdoek van het wassen mee terug en kon dan zijn gezicht en handen wassen. Hij knapte daar aardig van op, maar na een paar dagen is deze man ook gestorven.

Ook in deze barak kwam een jongeman binnen die erg ziek was. Het bleek dat het een Hollander was. Een zoon van Burgemeester Bergen uit Venlo. lk heb hem steeds tot het laatste toe bij gestaan (op gevaar of dat ik slaag zou krijgen). Hoe ze deze jongen hebben behandeld zal ik niet vertellen, maar het was verschrikkelijk. Gelukkig heeft dit geval maar 2 dagen geduurd en toen is hij bij ons gestorven. (Na thuiskomst heb ik de familie geschreven en een en ander verteld toen ze bij ons zijn geweest, maar natuurlijk niet alles).

10 januari 1945

Die dag moesten alle zieken weer voor de dokter verschijnen. De meeste en ook ik, werden naar barak no. 15 gebracht, waar wij weer met 600 man bij elkaar kwamen te liggen en met 2 personen in een eenpersoonsbed. Vele zieken liepen nog met wc papier om de wonden. Toen waren het Deense en Franse doktoren en zelfs een medisch student, een Hollander uit Amsterdam. Doch medicamenten waren er zo weinig, dat zij alleen de zwaar zieken konden helpen, zodat ook hier weer elke dag en nacht gevangenen stierven. Deels van uitputting, honger, of aan dysenterie en ook veel aan longontsteking. Met al deze ellende was de stemming onder deze gevangenen toch heel goed, al waren er vele nationaliteiten bij elkaar. Maar wel hadden wij allemaal zeer veel honger en pijn aan de maag. Want het eten was weinig en slecht en ook het drinkwater was slecht voor je, zodat iedereen veel dorst had.

In deze barak 15 maakte ik kennis met Kees Batman uit Hoorn, welke er zeer slecht aan toe was. Ik heb met hem gesproken en hij vertelde mij een en ander over zijn familie. Hij was enig kind en ik heb zo een paar dagen voor hem kunnen zorgen. Op het laatste voelde ik wel dat hij het niet halen zou. Toch heb ik hem zo goed mogelijk voorbereid en ook hij is rustig gestorven.

Ook lag ik in een bed met een Zeeuwse jongen van ca. 22 jaar, Dirk Sieling uit Melissant. Het was een heerlijke jongen. Hij was KP'er geweest en had enorm veel werk voor het vaderland gedaan. Hij vertelde over zijn thuis. Hij was protestant, maar weer anders dan zijn ouders en dat deed hem pijn. Hij voelde wel dat hij het niet halen zou.

9 maart 1945

In deze barak heb ik het kunnen rekken tot 9 Maart '45 want ik was nu beter, maar omdat wij nog te zwak waren, werden wij weer naar Barak 2 overgeplaatst. Dit was een stenen gebouw waar de ligging veel beter was.

Ik kom nog even terug op Dirk Sieling[35]. Toen ik later op 7 Mei '45 thuis kwam, heb ik de familie aangeschreven en die is bij mij geweest. Die vertelde mij dat hij kort na mijn afscheid gestorven was.

In deze barak 2 aangekomen werden wij weer in bed gestopt, omdat wij alle zieken en zwakke jongens waren. Hier was de ligging heel best. Er waren grote ramen, volop verse lucht, een behoorlijke wasgelegenheid, goede wc. Zo mooi en goed hadden wij het in Duitsland nog niet gehad of gezien. 's Morgens om 8 uur 2 sneetjes brood met koffie, om 10 uur weer 2 sneetjes brood met worst, om 1 uur 3/4 liter soep en 's avonds nog eens 2 sneetjes brood met koffie. Wij konden het zelf niet geloven, maar het was waar.

Wel moesten wij elke week door een SS-arts gekeurd worden en dat was weer zo iets ellendigs. Dat je weer naakt voor de arts moest verschijnen was op zich niets bijzonders, maar als je naakt bent en ze laten in Maart alle ramen open staan en je moet op je blote voeten op een stenen vloer staan, dan voel je wel hoe koud dat is. De meeste gevangenen wogen nog maar ca. 80 - 110 pond. De gevangenen welke volgens de SS-arts er het beste uitzagen, moesten dan apart gaan staan. Deze gingen dan weg en wij vermoedden dan dat ze op transport gingen. Deze keuring werd wekelijks herhaald en ook het verwisselen van bedden was weer iets heel gewoons. Zo lag je een tijd bij Hollanders, dan weer bij Polen, Fransen of Denen. Ook gebeurde het wel eens dat je een gevangene, die je in een ander kamp gezien had, hier terug zag.

In deze barak 2 waren Franse doktoren, maar zij konden zeer weinig doen, omdat ook zij geen medicamenten hadden. Daarbij kwam ook nog dat de Duitse medegevangenen de beste baantjes hadden n.l. Blokoudste en zij moesten niets van de Fransen, Belgen en Hollanders hebben. Wij waren voor hun allemaal "Dreck"[36] , want zo werden wij dan ook altijd uitgescholden, Maar de Denen, die pakketten van het Deense Rode Kruis hadden, dat waren pas mensen en daar profiteerden de Duitsers van. Daar ik de Duitse mentaliteit kende, wist ik uit ondervinding dat wanneer een Duitser boven je staat hij je kleineert, maar als hij voelt dat hij onder je staat, pas dan vooral op, want hij is dan poeslief en niet te vertrouwen.

26 maart 1945

Die dag waren wij met 600 gevangenen nog in Barak 2 en daar was opeens een verrassing. Van het Zweedse Rode Kruis ontvingen alle 4 gevangenen een doos met diverse levensmiddelen. ledere gevangene kreeg: 1/2 tablet chocolade, een paar klontjes suiker, voor ieder 5 sigaretten, wat melkpoeder, koek, wat vlees en een busje zalm.

Iedereen zal wel begrijpen wat een traktatie dit voor ons was, net surpriseavond. Want wij ontvingen in Duitsland nooit pakjes, ook niet van het Ned. Rode Kruis. Het was een kostbaar bezit en je moest er heel zuinig op zijn. Als je te veel ineens op at, kreeg je beslist dysenterie.

Weer werden alle zwaar zieken weggevoerd, maar waarheen wisten wij toen nog niet. 's Avonds om 10 uur kwamen wij aan de beurt. Alles moest toen weer aantreden. Wij werden weer naar een andere barak gebracht en hebben daar een nacht geslapen.

Kamp Hannover-Stöcken

27 maart 1945

De volgende morgen ontvingen wij 2 sneetjes brood en moesten toen in de bunkerkelder. Daar werd weer eten uitgedeeld, maar er was niet genoeg dus de rest, en ook wij, kreeg niets.

‘s Middags was het opnieuw aantreden en weer stond de hele boel op de appèlplaats. Toen kwam het bevel dat al onze kleren zouden worden nagezien en ook moest weer je gevangenennummer erop. Wij bemerkten wel dat dit weer een transport zou worden. Weer gingen er uren voorbij met het wachten. Intussen hadden wij (Kees Aanen en ik) ‘s middags geen eten gehad en toen heb ik 1 sigaret voor een pan eten geruild met een gevangene van een andere barak. Ook hier was de ruilhandel er al. Het was maar koolsoep, maar het was weer iets in je maag.

Daarna moesten wij ons opstellen in rijen van 5, zodat er per groep 25 personen waren. Zo werden alle nummers gecontroleerd en opgeschreven. Daarna moesten wij naar de grote appèlplaats en weer was het wachten.

‘s Avonds om 8 uur kwamen daar geblindeerde Zweedse Rode Kruis bussen aangereden, welke voor ons bestemd waren. Volgens zeggen zouden wij toen naar een kamp gaan dat onder leiding stond van het Zweedse Rode Kruis. En wij waren blij. Toen allen plaats hadden genomen, reden wij met een 20-tal bussen, met circa 500 gevangenen, het kamp uit. Voorin zat een officier in Zweeds uniform en een Duitse militair met een machinegeweer. Men kan wel begrijpen dat wij heel erg enthousiast waren. Zelf vertelde deze officier dat wij nu onder leiding van verpleegsters kwamen. Welke kant wij op reden konden wij niet zien, maar na een paar uur rijden stopten de bussen en kon ieder een plasje doen. Hier waren ook bij de Zweedse officieren en de Duitse soldaten. Zij gaven ons allen goede hoop, dat de oorlog spoedig zou zijn afgelopen. Ook deelden zij aan ons uit: een sneetje wit brood met boter, een paar sigaretten en wat tabletten tegen dysenterie en daarna werd de tocht weer verder gemaakt.

28 maart 1945, Hannover-Stöcken

Hoe anders was het, toen wij 's nachts om 3 uur dit nieuwe kamp binnen reden. Overal stonden Duitse militairen en de Kapo’s weer klaar om ons op te vangen. Dus alle illusies waren voor ons weg. Opnieuw was het aantreden op de appelplaats en weer was het tellen of er alles was. Deze nacht was weer verschrikkelijk en velen vielen van uitputting op de grond. ‘s Nachts om 4 uur was het inrukken geblazen en werden wij naar een barak gevoerd, waar alleen maar banken stonden en daar kon je zitten slapen. lk heb geen ellendiger en gebrekkiger mensen gezien als hier in deze nacht.

's Morgens om 7 uur kwam het commando dat alles moest aantreden op de appèlplaats, ziek of niet. Er ging weer enige tijd mee heen voordat wij weer naar binnen konden. Amper waren wij daar of er kwam weer een bericht dat wij allemaal op de appelplaats moesten verschijnen om aan een SS-arts te laten zien hoe wij er uit zagen.

Kees Aanen en ik, ook niet gek, wij waren vrij goed en voelden er niet veel voor om nog te gaan werken. Wij gingen beiden onder de arm, met een oude kapotte bril op en voorover gebogen, naar deze arts en wij werden toen direct afgekeurd. Wat hadden wij samen lol.

Er waren toen ongeveer 500 gevangenen bijeen en er werden maar 60 man uit gehaald, meestal jongeren, die wat mee moesten helpen in de keuken als aardappels schillen enz. Deze laatste werden naar een andere barak gebracht. De rest werd te zwak of te ziek bevonden om iets te doen en zo werden wij weer naar de barak terug gezonden. Nadat wij een stukje brood hadden ontvangen, moesten wij maar wachten op deze houten banken. Het was er toch wel koud en velen sliepen maar weer in van oververmoeidheid.

Om 12 uur weer appèl, maar gelukkig werd er toen wat warm eten (koolsoep) uitgedeeld en werden onze bedden aangewezen. Na informatie bij andere gevangenen, die reeds op een accufabriek werkten, bleek dat wij in de buurt van Hannover zaten in KAMP STOCKEN, Want naast dit kamp was een zeer grote accufabriek en het was de bedoeling geweest dat daar de gevangenen moesten werken.


Kamp Hannover-Stöcken na de bevrijding, april 1945. Met op de voorgrond een massagraf en op de achtergrond de accufabriek. Bron: Imperial War Museums

Een van de volgende dagen kwamen er een paar SS-artsen in onze barakken en moesten wij ons weer uitkleden om voor deze artsen te verschijnen. Doch stuk voor stuk werden wij allen afgekeurd als zijnde onbruikbaar, want met zo'n stelletje invaliden konden ze niets doen. Voor ons was dat een geluk, want zou er iemand op deze accufabriek hebben moeten werken, dan zou hij dat beslist niet overleefd hebben. Het was voor gezonde mensen van het werkkamp, dat naast ons lag, al niet vol te houden, al kregen die extra eten. In zo'n accufabriek is het werk zwaar en de lucht van het zuur is ook heel slecht.

Na deze controle van de SS-artsen, werden wij allemaal maar in bed gestopt en zo hadden de bewakers het minste last met ons. Het was in dit kamp wel weer een internationaal gezelschap van Hollanders, Belgen, Fransen, Polen, Denen, Noren, enz.

De dagindeling in dit kamp Stöcken was als volgt: 's morgens om 8 uur ontvingen wij alleen maar koffie op bed en verder niets. Om 12 uur opstaan en allemaal naar buiten voor het houden van appèl. Dan werd er in 3 groepen gegeten, zodat groep voor groep naar binnen moest. Het eten was dan koolsoep met een heel enkele keer een paar aardappels er in, als grote uitzondering, en dan maar weer naar je bed.

's Avonds om 6 uur weer naar buiten voor een appèl en dan één voor één naar binnen, waar wij een stuk brood van ongeveer 4 cm dik kregen. Soms een stukje boter en, bij hele uitzondering, wat bloedworst en dan moest je weer naar je bed. Als je dan goed uitkeek, kon je 's avonds 3 dunne sneetjes brood afsnijden en 3 sneetjes voor de volgende morgen bewaren. Maar dat was erg moeilijk, want als je iets wilde bewaren, moest je het in de matras onder het hoofdeinde stoppen en er bovenop gaan liggen anders werd het 's nachts, als je sliep, gestolen.

Zondag 1 april 1945, Pasen

Zoals ik reeds vedelde, hadden wij van het Zweedse Rode Kruis sigaretten gekregen en daarvan had ik er nog 3 stuks bewaard. Nu was het Pasen en 1 April was in dit het kamp niets bijzonders. Maar mijn vriend Kees Aanen, waarmede ik sinds half maart vanaf kamp Neuengamme samen in een bed heb geslapen, wilde iets anders hebben. Wij wisten dat een medegevangene nog een blikje zalm had en dat hij heel graag rookte. Wij hebben hem gevraagd dit voor sigaretten te ruilen. Hij moest er 3 sigaretten voor hebben en dat vonden wij te veel. Ons bod was 2 sigaretten en daar ging hij mee akkoord, zodat wij op Paasmorgen en ook 's avonds wat zalm op ons brood hadden. Toen hadden wij nog een sigaret over en die hebben wij 's avonds heel stiekem en onder de dekens, want het was verboden te roken, opgerookt. Ook een Pool die wij kende mocht een trekje doen. Wat was dit weer een feest voor ons.

Vrijdag 6 april 1945

Een deel van de gevangenen was aan het eten en daar hoorden wij weer vliegtuigen. Opeens een geweldige slag en vele ruiten van onze barak waren stuk. Wat was het geval. De accufabriek, welke naast onze barakken lag, werd gebombardeerd en goed ook. Hij was helemaal vernield en die kon nu niet meer gebruikt worden. Gelukkig was het 1 uur, zodat er bijna niemand in de fabriek was.

In het kamp waren reeds gevangenen die bij deze accufabriek moesten werken in ploegendienst en die waren nu werkloos. Nu deze fabriek zo grondig was vernield, zagen de Duitsers wel in dat er geen houden meer aan was.

Maar toch werd deze werkende groep later op 7 april weer op transport gesteld, waarheen wisten wij niet.

Definitielijst

Kapo
Een Kapo was een gevangene in een concentratiekamp van nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog, die als taak had op de andere gevangenen toe te zien. Een Kapo moest voor de SS het werk van de gevangenen begeleiden en hij was verantwoordelijk voor hun resultaten.

Ontsnapping

Zondag 8 april 1945

Het was zondag en de zon scheen lekker. Toen mochten alle gevangenen van onze barak naar buiten. Wat was dat heerlijk om, na zo'n lange tijd binnen te hebben gezeten, weer eens van de frisse lucht te genieten. Er ging tevens een gerucht rond, dat er extra brood zou worden uitgedeeld en iedereen liep naar de hoofdpoort, doch er was weer niets van waar.

Toch bleven mijn vriend Kees en ik een beetje rond wandelen in deze fijne voorjaarszon. Na een half uurtje ging Kees op een bank zitten en ik liep nog een beetje rond te wandelen. Zo zag ik toevallig dat de Duitsers alles uit de keuken haalden en dat in auto's laadden. Ook toen hoorde ik opeens een Duitser tegen een andere Duitse militair zeggen dat alle zieken weer op transport zouden gaan, richting Berlijn. Fijn dat ik dit hoorde en toen vlug naar mijn vriend Kees toe. lk vertelde hem wat ik zo juist gehoord had. Wij moesten even nadenken en namen toen het besluit dat wij ons maar zouden verstoppen, maar waar. Kees had 's morgens ook al het kamp verkend en die wist een goede plaats voor ons tweeën. In een in aanbouw zijnde keuken, waarin een hoop rommel stond, zoals een paar grote etensketels. Zouden wij hier in gaan liggen? Eerst nog maar eens verder kijken. Toen zagen wij daar een heel stel fabriekskleerkastjes staan, dat leek ons beter. Elk zo'n kastje was ongeveer 160 x 40 cm groot en in zo'n kastje konden wij precies staan. Wel niet rechtop, maar het ging. Dit zal om ongeveer 12 uur zijn geweest.

Na enige tijd hoorden wij dat alle gevangenen op transport[37] werden gesteld. Het was een lawaai dat horen en zien verging. Zelfs zieken werden op een brancard weggebracht naar de goederentrein die gereed stond.

De angst dat zij ons zouden vinden was groot en het is niet te beschrijven wat wij hier, in deze kastjes, hebben doorstaan. Wij moesten deze kastjes op een kiertje houden om wat lucht te krijgen en om te zien of er in deze keuken iets gebeurde. Zo maakten wij hier mee, dat er 4 keer controle kwam van SS-politie en van de Groene Politie[38], welke met helm en geweer in de aanslag alle ketels doorzochten, maar gelukkig ons in deze kleine kleerkastjes niet hebben gevonden. Zou dit wel het geval zijn geweest, dan zouden zij ons zeker zonder pardon hebben doodgeschoten.

Zo hebben wij in deze kastjes van ongeveer 12 uur tot 's avonds ongeveer 9.30 uur gestaan. Toen het stil en donker was, zijn wij er uit gegaan of beter gezegd gevallen. Wij zijn toen heel voorzichtig op handen en voeten gekropen om de boel eerst nog wat te gaan verkennen en te zien of alles wel veilig was. Heel in de verte zagen wij nog Duitsers lopen, dus moesten wij voorzichtig zijn.

Toen wij uit deze schuilplaats gekropen waren, zijn wij in het donker naar een barak gegaan welke 200 meter verder lag, want wij wisten dat daar bedden stonden om te kunnen slapen en ons weer te verstoppen. Daar opeens hoorden wij kanongebulder en wij zagen een groot vuur in de verte in alle soorten kleuren, zodat wij nu toch wel vermoedden dat de Geallieerden in aantocht waren.

In de barak aangekomen, was het erg donker en zochten wij een bed op. Maar toen begon onze maag te klagen, want wij hadden ‘s middags geen eten gehad. Wel hadden wij wat brood van 's morgens over, maar dat mochten wij nog niet opeten, want je wist niet hoe lang het zou duren voor je weer eten kreeg. Dus gingen wij in de barak op zoek naar eten, al was het donker. En ja, in een ton waren nog een stel gekookte aardappels in de schil, dus die aten wij maar op. Daarna nog even voelen of er nog iets was. Toen vonden wij een pot stroop en ook die smaakt als je honger hebt.

Intussen zal het wel ongeveer 12 uur 's nachts zijn geweest, want men wist van geen tijd meer. Wij zijn toen samen in een bed gaan liggen en dat was het bed van de Kapo. Dat was altijd het beste bed. Wij namen toen tweehoog, omdat ze je dan niet zo gauw zien liggen. Het slapen viel niet mee, want er werd van en naar Hannover over en weer veel geschoten. Er waren ook veel vliegtuigen in de lucht, zodat door het lawaai van slapen niet veel kwam.

Maandag 9 April 1945

's Morgens om ongeveer 6 uur werden wij wakker en toen kwam de vraag: Wat zullen wij doen? Wij kwamen samen overeen voorlopig eerst inspectie te houden of er nog iets eetbaars was en wat wij eventueel gebruiken konden. Daar zagen wij nog de pot met stroop en de ton met aardappels. Daarmee begonnen wij aan ons ontbijt, maar verder was er niets eetbaars bij. Er was nog wel veel rommel, maar niets voor ons. De hoofdzaak was nu eten en nog eens eten.

Toen moest een van ons naar de toilet en zag hij door een raam het kampterrein met omrastering. Maar plotseling kwamen er mensen, die over het prikkeldraad klommen en daarna ons kamp in kwamen. Dit was een teken dat de stroom van de omrastering af was. Doch wat zouden dit voor mensen zijn. Vlug gingen wij weer naar ons bed en praatten over dit geval. Het beste was, vonden wij, dat wij maar even moesten afwachten wat er zou gebeuren.

Na verloop van ongeveer een kwartiertje, hoorden wij een zware militaire stap in de barak komen. Echt zo'n stap van een SS-man met ijzers onder zijn schoenen. Wij kropen onder de dekens, want mocht hij langs ons bed komen, dan moest hij ons niet zien. Gelukkig ging hij ons voorbij en verdween hij. Dat was een pak van ons hart. Maar na een minuut of 10 hoorden wij mensen aankomen op klompen en wat zou dat weer zijn. Voorzichtig zagen wij dat het burgers waren en deze kwamen zoeken of ze iets naar hun zin konden vinden. Een van hen vond verschillende dingen, die hij meenam. Toen deze goed en wel weg waren kwamen er weer anderen (het werd druk), maar deze onderzochten alles, ook de bedden, en daar vonden ze ons.

Zij verschrokken geweldig toen zij ons daar vonden met ons boevenpak aan, doch wij maakten met onze handen en mond gebaren dat ze niets mochten zeggen. Het waren een Rus en een Pool en zij verstonden geen Duits en wij geen Pools of Russisch. Even nog stonden wij met deze mensen te handelen of daar kwam een jongeman, vrij goed gekleed, binnen. Hij kwam naar ons toe en ik vertelde hem, zo goed en zo kwaad als dit ging, dat wij gevangenen waren die ontvlucht waren van het transport. Het was een Fransman en wij vroegen hem of hij ons niet kon helpen en waar hij vandaan kwam. Hij vertelde ons dat naast dit concentratiekamp, ook nog een werkkamp was waarvan de arbeiders van de Arbeitseinsatz[39] waren. Die moesten werken op de accufabriek, die nu dan stuk gegooid was. Maar ook wist hij ons te vertellen dat dit concentratiekamp niet meer door de Duitsers werd bewaakt.

Alles was met het transport vertrokken. Hij zou dan wel voor andere kleren zorgen en toen wij vroegen of er ook Hollanders in deze omgeving waren, vertelde hij dat hij die tevens zou waarschuwen. Toen hij na een half uur terug kwam met een pak kleren, konden wij ons gevangenenpakje uitdoen en wij gooiden alles weg wat ons aan dit kamp herinnerde.

Wij gingen dan met hem mee en vroegen of het wel vertrouwd was, want wij waren heel erg bang; is het een wonder. Wij liepen met hem mee en kwamen toen terecht bij een Franse afdeling en daar waren mannen en vrouwen, die ons op zeer hartelijke wijze ontvingen. Toen wij eenmaal binnen waren, stond er voor ons heerlijke Maizenapap klaar. Iedereen zal zich kunnen voorstellen dat dit voor ons een traktatie was en het smaakte heel lekker.

Wij hebben, zo goed en zo kwaad als dit ging, kunnen vertellen waar wij allemaal gezeten hadden en wat wij hadden meegemaakt. Nog moesten wij van deze Fransen betere schoenen aandoen en wat passende kleding. Wij voelden ons toen weer mens worden.

Na nog wat heen en weer gepraat vroegen wij of ze de Hollandse jongens wilden waarschuwen en dat gebeurde. Even later komt een Hollandse jongen binnen n.l. Siem Steur. Hij was, wat later bleek, een Volendammer. Wij namen toen afscheid van deze Fransen en gingen nu met onze Hollandse vriend verderop naar de Hollandse Barakken, waar wij ook hartelijk werden ontvangen. Weer moesten wij alles vertellen en wat wij allemaal hadden meegemaakt. Eerst hebben wij bij deze jongens nog brood gegeten en koffie gedronken. Het werd toen al laat en daar dit werkkamp nog onder Duitse controle stond, werden wij weer bang.

In deze barak stond een kachel en het was er lekker warm. Wij kregen nog ander ondergoed en toen wij zo alles verteld hadden over wat wij allemaal hadden meegemaakt, konden zij niet begrijpen dat wij dit overleefd hadden (wij ook niet).

Daarna werd er besproken wat wij zouden doen met het slapen en omdat het hier niet helemaal veilig was, stelden wij voor om ergens in het bos te gaan slapen. Zij vertelden ons dat er een schuilloopgraaf was en daar hebben ze ons 's avonds om ongeveer 10 uur naar toe gebracht, met dekens en brood bij ons. Het was wel een hele mooie wandeling door deze bossen, maar toch konden wij niet nalaten zo nu en dan eens om te kijken, zo zat de schrik er bij ons in, ook al vertelden de Hollandse vrienden ons dat er ons niets kon overkomen.

Op een grote verkeersweg aangekomen, zagen wij grote Duitse tanks rijden en even later hoorden wij schieten, totdat wij eindelijk bij onze schuilloopgraaf waren aangekomen. Wij zochten wat stro bij elkaar en legden dat op een plaats die ons het beste leek, want je wist niet of er nog meer mensen kwamen.

Het was een prachtige avond en er stond een heldere maan. De jongens die ons gebracht hadden gingen terug en wij spraken af, dat als er niets bijzonders gebeurde, wij de volgende morgen weer bij hen kwamen. Deze eerste avond, die wij vrij waren, wilden wij ervan profiteren en wij bleven zolang mogelijk op. Er kwamen ook geen mensen meer bij in deze loopgraaf, dus wij hadden het rijk alleen. In de buurt stond ergens een kerk, want toen de klok 11 uur sloeg stelden wij voor om te proberen wat te slapen.


Dit zou de bunker kunnen zijn waarin Jacques Verhees en zijn medegevangene zich verschuilden. Bron: Tim Rademacher

De eerste nacht dat wij VRIJ waren. Wij hadden elk 2 dekens meegenomen, omdat het toch fris zou zijn in zo'n schuilkelder. Wij legden dan een deken op het stro en de andere drie over ons heen en de jassen op het voeteinde.

Zo zouden wij dan proberen te slapen. Maar toen wij zo samen in dit bed lagen, konden wij de slaap niet pakken. Wij bleven maar stil liggen, want het was toch koud. Ook hoorden wij in de verte auto's en militaire wagens rijden en er werd volop geschoten. Het klokje van de kerk hoorden wij elk half uur slaan en dat waren wij niet meer gewend. Toch vielen wij om circa 2 uur in slaap.

Definitielijst

Arbeitseinsatz
Gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Circa 11 miljoen Europese burgers werden in dit kader opgeroepen om dwangarbeid te verrichten in het Derde Rijk. Niet te verwarren met de Arbeidsdienst, een organisatie opgericht als nationaal-socialistisch vormingsinstituut voor Nederlandse jongeren.
Geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
Kapo
Een Kapo was een gevangene in een concentratiekamp van nazi-Duitsland in de Tweede Wereldoorlog, die als taak had op de andere gevangenen toe te zien. Een Kapo moest voor de SS het werk van de gevangenen begeleiden en hij was verantwoordelijk voor hun resultaten.

Bevrijding

Dinsdag 10 april 1945

Toen wij om 7 uur weer wakker werden van het leven van militaire wagens, stond ik op om te kijken wat er allemaal te doen was. Voor alle zekerheid legde ik een tak met bladeren op mijn hoofd voor camouflage, lk kroop uit de schuilkelder en zag diverse militaire wagens door het bos rijden. Ze reden zelfs de bomen omver en kwamen nu zelfs onze richting uit. Toen deze wagen een beetje draaide zag ik er, tot mijn grote verbazing, U.S.A. op staan. Dit hadden wij nog nooit gezien en wij wisten ook niet wat voor uniformen deze soldaten droegen. lk sprong toen uit deze schuilloopgraaf naar boven en riep tevens tegen mijn vriend Kees: "Daar zijn de Amerikanen!"

Ik heb het nog niet gezegd of daar kwam zo'n kleine dikke Amerikaan met het geweer in de aanslag naar ons toe. Ik maakte hem duidelijk dat wij Hollanders waren uit het concentratiekamp, maar tevens voelde hij of wij geen wapens bij ons hadden. Hij sprong de schuilloopgraaf in waar Kees nog was en ook hij werd onderzocht op wapens. Daarna reed deze kleine tank door, verder gevolgd door groter materiaal. Het was een enorm mooi gezicht en toen voelden wij ons pas goed vrij.

Wat nu te doen? Eerst vouwden wij onze dekens op en daarna aten wij wat. Toen wachtten wij af of er wat zou gebeuren. Wij liepen gepakt met onze dekens naar de grote weg en zagen steeds meer materiaal en wagens met militairen naar het noorden trekken. Na 5 minuten lopen moesten wij halt houden. Alles werd afgezet door Amerikaanse militairen, die allemaal met telefoons, radio's, auto's, Jeeps, en ik weet niet wat al meer, aan het werk waren om verbindingen tot stand te brengen. Het was voor ons een zeer interessant gezicht en wat zagen deze soldaten eruit, zwart van het stof en moe van het werken. Toen na een half uur "rust' gecommandeerd werd, zagen wij pas hoe deze militairen waren uitgerust. Iedereen had zijn etensvoorraad bij zich. Brood, bouillon, wat suiker, vlees en groenten in blik. Het was geweldig. En toen wij daar zo samen stonden te kijken, als vermagerde mensen, kregen wij van ieder een sigaret, want die hadden ze volop. Maar toen wij die sigaret aan het roken waren, voelden wij ons toch niet lekker worden. Wij werden er dol van, dus deden wij de sigaret maar uit en bewaarden hem.

Na een uurtje probeerden wij, nu voorzichtig, door te lopen en dat ging gelukkig goed. Daarna zagen wij op de grote weg en in de bossen geweldig veel militairen van het Amerikaanse leger. Er waren zelfs zeer veel negers bij en ze hadden prachtig materiaal.

Eindelijk kwamen wij weer in het kamp aan waar onze jongens de Hollandse vlag in top hadden. Maar ook zagen wij de andere vlaggen als Franse, Belgische, Poolse en de Russische. Alles was in feeststemming en iedereen rookte nu volop Amerikaanse sigaretten. Nu konden wij rustig in dit werkkamp blijven, want vele Duitsers waren weg en wat er nog was hebben ze gevangen gezet. Toen ontbeten wij maar eerst en wij kregen van de jongens volop. De een gaf brood, de andere boter, en de derde koek en nog veel meer. Doch zoveel mochten wij niet eten, daar waren wij nog te zwak voor. De jongens zorgden toen dat wij ieder een apart bed kregen. Het werd helemaal schoon gemaakt en de dekens werden uitgeklopt. Daarna konden wij gaan rusten als wij dit zelf wilden.

Heel spontaan werd er door deze, ongeveer 15, jongens gezegd dat zij voor alles zouden zorgen en dat wij niets te kort zouden komen en dat deden ze ook prima. Het Oranjezonnetje was met ons en toen wij wat uitgerust waren, gingen wij eens buiten wat rondwandelen. Daar zagen wij een grote colonne der Geallieerden doortrekken en die soldaten gooiden sigaretten en lucifers uit. Wij kregen ook een pakje van 5 stuks toegeworpen.

Wij lagen heerlijk in het zonnetje en het deed ons echt goed. Wij voelden wel dat wij toch veel rust nodig hadden, want mijn gewicht zal toen niet meer geweest zijn dan 75 pond. Hoe zwak wij waren bleek wel uit het volgende.

Er vertrok een vrachtauto naar Holland, speciaal naar het zuiden, en ze vroegen aan mij of ik mee ging, maar ik voelde er niets voor om in zo'n open vrachtwagen te rijden, dus bleven wij maar in het kamp.

Toen het middag werd gingen wij eens kijken of er al iets te eten was. Ja, ze waren volop aardappels, vlees en groenten aan het koken, doch dit was nog te zwaar voor ons. Wij kregen toen gekookte rijst en dat was beter voor ons. Na dit lekker eten gingen we naar bed en sliepen direct.

Nadat wij een paar uur geslapen hadden, gingen wij weer de omtrek verkennen en zagen toen ook hoe groot dit kamp was. In de verte lag het concentratiekamp en daarbij nog de gebombardeerde accufabriek. De gevangenen die in deze kampen waren gestorven, werden in een grote kuil met ongebluste kalk verbrand.

's Avonds kregen wij weer brood met beleg erop en koffie. Wat was dat een weelde voor ons. Na nog wat praten, gingen wij bijtijds naar bed en sliepen als rozen.

Woensdag 11 april 1945

Na het ontbijt ruimden wij de boel wat op en vroegen aan de jongens of ze niet de kachel wilden aanmaken, want wij wilden ons wel eens wassen met warm water. Ook dit deden ze voor ons en wij kregen zeep en een handdoek van hen. Toen alles klaar stond, kleedden wij ons uit en zagen zij pas hoe mager wij waren en ze verschrokken er van. Dan nog wat schoon ondergoed en ook nog even scheren en je voelde weer dat je mens werd (Heerlijk).

Weer maakten wij onze ochtendwandeling en profiteerden van de zon en de boslucht. Je voelde dat je bijkwam en die rust was onbeschrijfelijk fijn.

Toen hoorden wij een hoop lawaai en gingen eens kijken wat er te doen was. En jawel, onze jongens kwamen terug met zakken op hun rug. Allemaal met bussen vlees, groenten, thee en ik weet niet wat nog meer voor artikelen ze bij zich hadden. Ze hadden deze gehaald uit een opslagplaats van de Duitsers en er was nog meer te halen, zodat ze 's middags terug gingen. Ze hebben toen voor ons speciaal havermout meegebracht en er werd 's avonds pap gemaakt.

Terwijl de jongens 's middags weer op voedsel uit waren, gingen wij samen wandelen en kwamen terecht in het dorp HAVELSE. Ze hadden ons verteld, dat daar veel mensen woonden die kippen hielden en zo probeerden wij wat eieren te krijgen. Wij begonnen dan te vertellen dat wij uit concentratiekampen kwamen en dat wij zo zwak waren en bijna geen eten konden verdragen. Nadat wij zo'n anderhalf uur hadden rondgelopen, hadden wij toch een 20-tal eieren bij elkaar. Toen wij 's avonds thuis kwamen, vertelden wij de jongens over onze vangst, maar ze wilden er niets van hebben. Wij moesten dat maar voor ons zelf bewaren. Toen het tijd was voor de boterham, kookten wij voor ieder 4 eieren en dat smaakte allerheerlijkst.

's Avonds zaten wij met het hele stel rondom de kachel, de een op een stoel, de andere op de rand van een bed en toen het 10 uur werd gingen wij naar bed.

Donderdag 12 april 1945

Wij hoorden dat verschillende jongens in de accufabriek waren geweest en die hadden daar enkele dingen, als rekenmachines en diverse instrumenten, meegenomen. Toen Kees en ik dit hoorden, wilden wij ook wel eens gaan zien of dat er iets voor ons bij was. Het was wel jammer dat er zoveel vernield was. Maar toen zag Kees een schrijfmachine, een ventilator en wat kleine spullen. lk zag een goede telmachine voor mij en wat kleine instrumenten, die wij in onze fabriek[40] wel konden gebruiken. Wij pakten deze artikelen in twee dozen en zo gingen wij naar de barak terug.

‘s Middags werd er geroepen dat het eten klaar was. Ze hadden klaargemaakt. Het rook heerlijk en het deed ons aan thuis denken. Ze vroegen toen of wij ook mee aten. Wij probeerden het en ja, het smaakte goed. Maar tegen de avond kwam de reactie al. Het bleek echter, dat het te vet was geweest en dat konden onze magen niet verdragen. Twee dagen hebben wij op ons bed moeten liggen, zo'n erge diarree hebben wij gehad. Toen namen wij maar weer droog brood, thee en Norit; wij kenden dat recept wel.

Zaterdag 14 april 1945

Het was zaterdag 14 april, Jackie's verjaardag, en ik dacht natuurlijk aan hem en aan thuis. Hoe zou het daar allemaal zijn. Wij rustten veel en liepen wat rond. Opeens zagen wij een kaart van Duitsland en Holland en wij zagen toen ook dat wij nog ver van huis waren, zo'n 300 kilometer, en dat is wel veel.

Zeer veel Russen en Polen vorderden auto's en fietsen van de Duitse bevolking, al konden ze er niet mee omgaan. Maar dat lag ons Hollanders toch niet, daar waren wij feitelijk te netjes voor. Toch bespraken Kees en ik hoe wij eventueel naar huis zouden kunnen gaan. Als wij geen auto of fiets hadden, dan maar te voet. Maar daar zagen wij toch wel tegenop, omdat wij nog niet veel waard waren.

Zondag 15 april 1945

Ik informeerde of er een R.K. kerk in de buurt was. Nu was er een klein plaatsje SEELZE[41], waar deze kerk stond, maar je moest er naar toe lopen en dat was een uur ver. Met mij ging LAU DIJKMANS mee naar SEELZE en toen wij daar in de kerk zaten, kwam de kosteres zeggen dat de Pastoor, die uit Hannover moest komen, niet kwam omdat hij geen fiets of ander vervoermiddel had. Wij bleven even bidden en rustten wat uit. Na een half uurtje stapten wij op en liepen weer naar "huis" toe.

De andere dagen besteedden wij om 's morgens te rusten en in de namiddag gingen wij weer eieren halen. Wij hadden nu een paar adressen die ze voor ons bewaarden en dat ging prima.

Weer op een ander middag hoorden wij dat op een rijksautobaan een enorm verkeer was. Dat was niet ver weg en wij zagen al het militaire verkeer voorbij rijden in de richting van Berlijn. Wat was dat een geweldig mooi gezicht.

Op een dag vertelden ze ons, dat in het kanaal een schip lag met Bulgaarse Tabak en of wij soms mee gingen. Nu wij wilden dat wel en wij gaan met vieren op stap. Kees Aanen, Kees de Boer, Lau Dijkmans en ik. Maar het was een ruim uur lopen. Wij kwamen ook langs een opslagplaats van de Duitsers waar al die levensmiddelen waren opgeslagen. Ook zagen wij veel mensen die rollen linnen en diverse soorten stof op een wagen laadden en weg sleepten. Wij liepen door naar het schip en daar zagen wij in het ruim grote pakken tabak. Elk pak woog ongeveer 25 kg. Iedereen nam zo'n pak op zijn rug, maar toen Kees en ik zo'n paar honderd meter hadden gelopen, konden wij dat niet meer dragen. Dit was te veel voor ons. De andere jongens wilden toen ook onze pakken dragen en zo kwamen wij 's avonds laat in de barak aan. Wij waren oververmoeid. Eerst wat eten en dan maar naar bed. Wij sliepen als rozen.

Wij probeerden alle mogelijkheden om naar huis te komen. Kees ging weer eens informeren bij iemand die een auto had of hij niet wilde rijden, doch het lukte niet.

In het kamp werd het toen een bende. Er was geen controle meer. Alles huisde bij elkaar, want in de buurt was ook een vrouwenkamp. Men kan dus wel begrijpen wat zich hier allemaal heeft afgespeeld. Er ging dan ook geen nacht voorbij of je hoorde schieten. Er werd volop gefeest en er was drank in overvloed.

De radio, welke nog intact was, riep om dat, zowel de gevangenen als de arbeiders, moesten blijven totdat ze gehaald werden. Maar wij wilden naar huis en als wij niet konden rijden, dan maar te voet. Wij dachten er ernstig over, al was de afstand ook groot.

Vrijdag 20 april 1945

Het was vandaag weer een goede dag voor ons. Wij hadden 26 eieren bij elkaar en wat melk.

Zaterdag 21 april 1945

De jongens kochten bij een boer een schaap voor 75 R.M.[42] en gingen dat slachten, wat een heel werk was. Want Zondag zouden ze een groot feestmaal aanrichten en daarvoor hadden bij de Duitse opslagplaats van alles gehaald.

Zondag 22 april 1945

lk ging die dag alleen op stap, want ik kon niemand mee krijgen om naar een kerk te gaan. En nu ik weer wat op krachten was gekomen, wilde ik ook te Communie gaan. Volgens onze gewoonte moest je nuchter zijn, dus ging ik zonder ontbijt op stap. Dat wilde heel wat zeggen, want je moest eerst 1½ uur lopen naar het dorp STOCKEN, doch het viel mij erg mee.

lk wilde hier dan ook speciaal God bedanken dat ik er zo heelhuids was afgekomen, zonder schade aan lijf en ledematen en dat wilde voor mij heel wat zeggen. Toen ik rond 10 uur bij de kerk was, zag ik hier weer vele nationaliteiten, want iedereen had op zijn jas de kleur van zijn land. In de kerk heb ik een Duits kerkboek gekregen en dat was toch prettig voor je.

Toen de H. Mis begon speelde het orgel en dit werd je dan wel te machtig. Ook kregen wij een preek van de Pastoor en die vertelde dat het een plicht was dat de gelovigen zich moesten aanpassen en verplicht waren om elkaar te helpen in de moeilijke tijd, welke voor iedereen zou aanbreken. Ja, ik geloofde zeker dat het voor de Duitsers nu een zware tijd zou worden. Na de consecratie werd de H. Communie uitgereikt en toen voelde ik me net een kleine jongen, die pas zijn eerste Communie doet. Toch voelde ik mij gelukkig en ik bad speciaal voor mijn vrouw en kinderen. Want ik had sinds Augustus 1944 nooit meer iets van hen gehoord en zij ook niet van mij. lk hoopte dat hun veel leed bespaard was gebleven.

Na deze H Mis ging ik naar huis (kamp), dus weer 1½ uur lopen en toen ik dan om ongeveer 12.30 uur thuis was, smaakte mijn boterham met eieren zoveel te beter. 's Middags was het groot feest, want wij kregen: gekookte aardappels met boontjes, gebraden schapenvlees, rabarber, koffie of thee.

Zondagmiddag informeerden wij nog even of de vrachtwagen zou rijden. Kees kwam terug met het bericht dat hij Dinsdag om 8 uur ons zou komen halen en dan gingen wij met 18 man mee. Het was een wagen met tractor.

's Avonds gingen wij nog even bedanken bij verschillende families waar wij regelmatig eieren kregen. Bij een familie dronken wij nog een cognac voor afscheid en ze wensten ons een goede reis toe.

Maandag 23 april 1945

Alles moest vandaag ingepakt worden, omdat wij morgen al vroeg klaar moesten staan. Wij hoopten in 2 dagen in Holland te zijn, als alles meeliep. Wij hadden voor onderweg een paar bussen vlees, bussen groenten, bussen kaas, brood, boter en chocolade balletjes voor de kinderen. Ook ging het pak tabak, de telmachine en diverse dingen voor de reis mee, want je kon niet weten waar je nog voor kwam te staan. Wij maakten ons nog alle mogelijke illusies, ofschoon de oorlog nog niet was afgelopen.

Definitielijst

Geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.

Terugreis naar Nederland

Dinsdag 24 april 1945

Wij gingen op weg naar Holland. De grote dag brak aan en om 8 uur was de auto present. In een wip was alles opgeladen en wij namen afscheid van diegenen die achter bleven. Vol goede moed en onder veel gezang reden wij toen weg. Het weer was prachtig en wel wat fris in de open vrachtwagen, doch het zonnetje scheen lekker en de auto liep goed, Na een paar uur door grote en kleine dorpen te hebben gereden kwamen wij om ongeveer 1 uur in MINDEN aan.

Wij informeerden eerst hoe het er was, want hier stroomde de grote rivier de Weser en hoe zou het hier met de bruggen zijn. Alles was stuk en er was slechts een brug door de Amerikanen gerepareerd. Het militair vervoer ging voor en alleen als er plaats was mochten burgers er over lopen, maar geen particuliere auto's. Wij hebben nog even gekeken of wij niet met een boot over konden komen, maar het lukte niet, alles wat militair was ging voor.

De Hollander, welke onze auto georganiseerd (gejat) had, vond het beter dat hij weer terug ging, want hij had op deze wagen veel goed liggen, onder andere rollen stof, en hij voelde er niet veel voor dat deze in beslag werden genomen. Hij stelde voor om maar terug te rijden naar Hannover-Stöcken. Er gingen nog 5 jongens mee terug.

Wij waren toen met 13 man over en bleven in Minden. Al onze spullen werden van de wagen afgezet en daar stonden wij dan 80 km dichter bij huis, maar wat nu. De koffers waren te zwaar om te dragen. Een paar jongens gingen zien of ze geen wagen[43] konden krijgen (oftewel gappen). Ze vonden toen een wagen en gingen met 9 man op stap. Wij bleven met 4 man[44] achter en zagen geen kans om een wagen te krijgen.

Wij stonden vlak bij een grote Villa met een garage en toen was ik zo brutaal om aan te bellen. Een dame deed open en vroeg ons wat wij wilden. Wij vroegen haar toen of het niet mogelijk was onze bagage in de garage te zetten en of wij daar soms niet konden slapen. Ook de heer des huizes kwam erbij en weer vertelden wij het hele verhaal over waar wij vandaan kwamen. Hij vond het goed dat onze bagage in de garage bleef staan, maar gaf ons het advies dat wij over de brug moesten gaan naar het dorp PORTA bij Minden. Daar was een grote boerderij waar veel Franse krijgsgevangenen waren en die zouden wel plaats voor ons hebben.

Toen wij bij boer Wieselman aankwamen was er geen plaats voor ons, maar toen wij vertelden waar wij vandaan kwamen en er een of twee nachten wilden slapen, was er toch nog wel plaats in een schuur. Ook ontvingen wij 's avonds nog vlees, aardappelen en volop brood. Nu was de kwestie hoe komen wij aan een wagen, want zo kwamen wij niet verder. Wij liepen het dorp Porta door en keken links en rechts bij een boerderij of er geen wagen stond. En jawel, er stond een wagen. Wij gingen er op af en vroegen of wij die wagen morgenvroeg niet voor een paar uurtjes mochten lenen, omdat onze bagage over de brug stond en dat wij die graag bij ons wilden hebben. Wij vertelden hen dat wij minstens een week hier moesten blijven voor wij verder mochten gaan, maar dat was allemaal gelogen. Als wij maar een wagen hadden, zagen ze ons en de wagen niet meer terug. Dit gesprek heeft wel 1½ uur geduurd. Vader wilde niet, maar zijn dochter zei dat vader het moest doen. Er werd afgesproken dat wij de volgende middag om 1 uur de wagen mochten komen halen, zodat wij toen opgelucht konden gaan slapen in het stro.

's Nachts werd ik ziek en had ontzettend diarree. Ik deed toen geen oog meer toe, want ik moest er telkens uit en het zag er naar uit dat wij niet verder zouden gaan. Toen de andere drie 's morgens wakker werden, vertelde ik hen dat ik zo ziek was. Ik moest toen blijven liggen, kreeg er nog een extra deken bij en ze haalden warme koffie bij de boerin.

Ik sliep rustig in en toen ik om 12 uur wakker werd stond ik op, want ik wilde toch proberen de boel niet in de war te laten lopen. De andere drie gingen bij de boer nog eerst wat warm eten en ik gebruikte maar niets, dat was beter. Wij kenden deze ziekte zo langzamerhand van het kampleven.

Om 1 uur gingen wij met 2 man op stap om de wagen te halen. De andere 2 waren al vooruit met de dekens, zodat niemand kon zien wat onze bedoeling was. Toen moesten wij weer naar Minden terug, waar onze bagage stond en dat was 4 km. Maar het ergste was dat deze wagen niet over de brug mocht. Dan de wagen maar uit elkaar halen en over de brug weer in elkaar zetten. De brug was volop bezet met Amerikaanse politie en die vroeg waar wij naar toe gingen.

Wij maakten hem wijs dat onze bagage aan de overkant stond en dat wij die moesten halen voor een kamp dat daar in de buurt lag en zodoende liet hij ons door. Toen wij over de brug waren moesten wij de wagen weer in elkaar zetten, want het was nog een heel eind lopen voor wij aan de Villa waren waar onze koffers in de garage stonden. Toen wij aanbelden deed de eigenaar open en ook zijn vrouw kwam erbij. Zij vroegen of wij toch goed geslapen hadden en of wij nog iets nodig hadden. Wij wilden eerst onze bagage op de wagen pakken en dan konden wij wel zien of er nog iets nodig was. Wij konden ons behelpen en toen alles klaar was, namen wij afscheid van deze mensen. Ze vroegen ons waar wij naar toe gingen en welke weg wij zouden nemen. En toen wij hen dit hadden uitgelegd, vroegen zij ons of wij een brief wilden meenemen voor haar zuster in Eickhorst, want de post ging nog niet. Natuurlijk deden wij dat.

Toen maar weer met de wagen naar de brug. Eerst de koffers er overheen, toen de wagen uit elkaar halen en de losse delen ook over de brug brengen. Toen wij aan de overkant waren bleef er een bij de spullen en de andere 3 man brachten alles over. Met dit werk ging 3 uur verloren en toen om 6 uur alles was opgeladen, gingen wij aan het rijden. Wij waren toen geheel op ons zelf aangewezen, maar waren vol goede moed, want wij gingen nu richting Hollandse grens.

Het was nog wel ongeveer 200 km en wij probeerden elke dag 20 km te lopen, dan kwamen wij er toch. Daarbij kwam nog dat mijn vrouw op 14 Mei verjaarde en ik heb gezegd: Als ik dan maar thuis ben, ben ik tevreden.

Minden was een zeer grote plaats. Er was ook hier veel stuk, doch daar bekommerden wij ons niet om. Nadat wij een kwartier gelopen hadden kregen wij pech aan onze wagen, want een wiel was stuk en wat nu. Wij keken even rond en zagen in de verte een garage. Wij gingen daar naar toe en vroegen of ze ons konden helpen, doch het was alleen maar een kantoor.

Toen wij zo met zijn allen bij de kapotte wagen stonden om te overleggen wat wij zouden doen, riep een dame ons iets in het Hollands toe. Wij keken rond waar die stem vandaan kwam en boven op een muur stond deze dame. Ze zei dat ze Hollandse was en dat ze ons wel zou helpen. Wij vertelden haar waar wij vandaan kwamen en wat wij allemaal hadden meegemaakt. Ook wezen wij haar er op dat onze wagen stuk was en dat wij op weg waren naar huis en onze vraag was, wat nu te doen.

Het was intussen 7 uur geworden, dus gerepareerd zouden wij hem wel niet meer krijgen. Dus keken wij maar eerst waar wij konden slapen, dat was voor ons van groot belang. De Hollandse dame vertelde ons dat hier tegenover een Duits huis was, waarin vroeger een Duits Wehrmachtsheim[45] was geweest. Daar stonden zeer veel bedden leeg en er was niemand meer de baas over. Wij reden met onze kapotte wagen de binnenplaats van dit gebouw op en toen wij even rond keken, kwam er een heer op ons af die vroeg wat wij hier kwamen doen. Wij vertelden hem dat wij slaapplaatsen zochten en dat wij hier wilden slapen, daar wij stukken aan onze wagen hadden en niet verder konden. Hij wees ons de weg en wij zagen toen een zaal met 50 bedden, dus genoeg voor ons vieren.

Toen gingen er drie op stap, op zoek naar een smid om het wiel te maken. lk bleef achter bij de bagage en zorgde vast voor ons avondeten, haalde uit onze bagage wat wij nodig hadden en maakte alles. Ook ging ik nog even rondneuzen of er geen drinken te krijgen was. En ja, daar vond ik een keuken waar een paar dames bezig waren en ik vroeg toen of het niet mogelijk was dat wij een pot koffie konden krijgen. Maar dan moesten wij een half uur wachten en dat was van onze kant geen bezwaar. Toen na een half uur ook de anderen terug waren, kwam er een pot koffie. Wij installeerden ons en zaten gezellig bij elkaar te eten.

Toen het donker werd moesten wij zelf voor licht zorgen. Ook daar hadden wij voor gezorgd, want wij hadden een dikke kaars bij ons en zaten zo gezellig in deze grote zaal. Toen het 10 uur was zochten wij ons bed op, want er was keus genoeg en ook dekens volop. Het was wel een trubbelige dag geweest met veel pech, doch dat hinderde onze stemming niet.

Donderdag 26 april 1945, naar Eickhorst

Toen wij 's morgens wakker werden, hadden wij allen heerlijk geslapen. Eerst maar zien waar wij ons konden wassen en dat kon toen in de keuken. Wij vroegen tevens of er nog wat te drinken voor ons was. Ze zouden de koffie over een half uur weer op de zaal brengen.

Toen wij ons hadden aangekleed en geschoren, maakten wij ons ontbijt klaar. Wel uit eigen voorraad n.l. brood, boter, vlees, stroop en suiker.

Het was intussen 9 uur geworden en met 2 man gingen ze op stap om te zien of de smid met het wiel klaar was en de andere 2 man pakten alles weer in om klaar te zijn als ze terug kwamen. Het was 11 uur toen ze met het gerepareerde wiel terug kwamen en het kostte 2 ½ R.M. Terwijl ze moesten wachten hebben deze 2 man zich bij de kapper laten scheren en knippen en ze troffen het, want het was een Hollandse kapper.

Daarna de boel even nazien, smeren en de wielen eraan zetten. Toen dit allemaal klaar was en alles ingepakt, was het zowat 12 uur, dus wij waren veel tijd kwijt. Toen maar weer naar de keuken en zien of er wat te eten was. Wij smoesden met de 2 dames die ons al eerder hadden geholpen en die zouden zorgen voor koffie, rijst en brood en het smaakte ons allemaal best.

Daarna maar weer op stap in de richting EICKHORST. Het weer was goed, de tocht was prachtig en onze wagen liep goed. Onderweg lieten wij ons nog 2 maal slepen door zo'n melkwagen. Wij zaten er fijn op en onze wagen trokken wij achteraan mee.

Toen wij onderweg de brief afgaven, welke wij in Minden hadden mee gekregen, praatten wij nog even met deze mensen en ontvingen toen 4 eieren en een paar sneden wit brood.

Wij liepen tot 's avonds circa 5 uur en waren toen in Eickhorst. De familie, waar wij de brief hadden afgegeven, was ook geëvacueerd en klein behuisd. Deze familie raadde ons aan naar de Burgemeester te gaan, welke ons wel een onderdak zou geven. Hij gaf ons BEHRENSTR. 14 op en wij op zoek naar dit adres. Daar aangekomen was de vrouw alleen thuis, want haar man was in militaire dienst, zodat zij alleen voor deze grote boerderij stond. Zij ontving ons vriendelijk en zei dat wij binnen moesten komen. Ook vroeg zij of wij niet wat eten wilden hebben en daar waren wij altijd voor te vinden. De tafel werd in de grote hal gedekt en wij kregen brood, de man 3 eieren, boter, koffie, melk en suiker.

Nadat wij enige tijd daar hadden gezeten, verlangden wij naar onze slaapplaatsen. Die waren wel weer in het stro, maar daar waren wij al aan gewend en wij sliepen weer best.

Vrijdag 27 april 1945, via Lübecke naar Holzhausen

Toen wij wakker werden zagen wij dat het flink regende. Wij zagen maar eerst of wij weer wat eten konden krijgen. De boerin ontving ons in de keuken en gaf ons koffie, brood, vlees en melk.

Om 11 uur hield het op met regenen en wij vertrokken maar weer met onze wagen. Kees Aanen mopperde dat hij geen tabak meer had, dus zouden wij proberen onderweg weer wat te krijgen. Toen we weer op weg waren, werden wij weer een groot stuk gesleept.

In Lübbecke aangekomen, bleek dat dit een klein stadje was en wij hoorden dat hier een sigarenfabriek was. Ook wij probeerden wat te krijgen, maar deze fabriek was juist de vorige dag in beslag genomen, dus hadden wij pech.

Het regende weer flink en toen waren wij wel verplicht te schuilen in een winkelstraat in een portiek bij een slager. Wij vroegen of hij iets voor ons had en wij kregen een worst en deze aten wij maar direct op.

Wij gingen weer verder op stap en ontmoetten 2 Hollandse jongens, die ons elk een sigaar gaven. Wij waren dolgelukkig en maakten nog een praatje met hen. Toen was het droog, dus gingen wij maar verder. Maar na een uurtje rijden of lopen was er weer regen, dus moesten wij weer schuilen. Zo schoten wij die dag niet hard op.

Toen wij 's avonds in Holzhausen aankwamen, gingen wij direct naar de burgemeester. Wij ontvingen van hem bonnen voor brood, vlees, boter en suiker en van zijn vrouw 8 sigaren, wat een weelde voor ons. Daarna gaf hij ons op, dat wij in de school konden slapen. Naast de school, bij boer Overmeijer, konden wij, als we zelf aardappelen schilden en bakten, van de kachel gebruik maken. Maar we moesten ons eigen vlees gebruiken en wij hadden ook nog appelmoes van ons zelf, dus maakten wij wel een maaltijd klaar. De boerin kwam nog koffie brengen en toen wij dat allemaal verwerkt hadden, was het laat geworden en gingen wij onze slaapplaats in de school opzoeken.

Zaterdag 28 april 1945, via Oldendorf – Bad Essen – naar Wehrendorf

Het was mooi weer, dus maar vroeg uit het stro. Toen het 7 uur was gingen wij eerst bij boer Overmeijer kijken of wij iets te eten konden krijgen. Koffie, suiker en warme melk hadden ze wel, maar wij moesten voor ons eigen brood enz. zorgen.

Met een volle maag en goede moed gingen wij weer op stap, doch wij moesten nu bergopwaarts. Wij kwamen onderweg nog veel Amerikaanse en Engelse legerauto's tegen, welke allemaal naar het front toe gingen. Als wij deze passeerden, staken wij de hand op met 2 vingers in de hoogte oftewel het teken van Churchill voor de overwinning. Onderweg liepen wij nog bij een slager binnen en kregen allemaal een stuk bloedworst.

Toen wij in Oldendorf aankwamen begaf onze wagen het weer en gingen wij vlug op zoek naar een smid, welke hem direct voor ons zou repareren; kosten 1 R.M. Terwijl ik op de wagen wachtte tot alles weer klaar was, gingen de anderen zien of ze eieren konden krijgen. De vangst was groot: 12 eieren, een brood en een bord soep. Daarna gingen wij maar weer verder.

Het liep tegen de middag en van het vele buiten zijn kreeg je honger. Weer klopten wij bij een boer aan en met wat heen en weer gepraat kwam het voor elkaar en kregen wij spiegeleieren met spek en gebakken aardappels. Het was intussen 2 uur geworden en wij gingen toen in de richting van BAD ESSEN. Weer kwamen wij langs een slager en weer vroegen wij of hij niet wat worst had en het lukt ons ook nog, dus dat was oké.

Toen wij is avonds in WEHRENDORF aankwamen, moesten wij eerst een berg op en dat was zwaar werk voor ons met zo'n wagen erbij. Kees vroeg hier en daar weer eens naar eieren, doch deze keer was het niets. Ze gaven wel een adres op waar wij konden slapen n.l. bij boer FRIEDRICH GERWIEN, WEHRENDORF 1. Wij zochten het huis op en daar aangekomen werden wij allerhartelijkst ontvangen. De wagen werd in de stal gezet en wij moesten binnen komen in de mooie grote kamer. Wij vertelden toen dat wij Hollanders waren uit Concentratiekampen en dat wij nu op weg waren naar huis. De tafel werd gedekt en er kwamen aardappels, brood, eieren, vlees en pap. Alles smaakte heel goed en wij hadden onze zin, wat wil je nog meer.

Toen wij gegeten hadden kwamen er 2 Engelse soldaten binnen en moesten wij, nu de gehele familie rondom de grote tafel zat, vertellen wat wij allemaal hadden meegemaakt en dat was heel wat. Een dame speelde voor tolk en toen vertelden deze Engelse soldaten dat zij in Holland waren geweest n.l. Eindhoven, Boxtel, Liempde en Weert.

Ook vertelden zij dat ze Hollands konden zingen n.l. Ouwe Taaie. Dat hadden ze van de jeugd geleerd. In de loop van de avond ontvingen wij van deze Engelsen ieder 8 sigaretten en dat was heel wat voor ons.

Om half elf was het tijd dat wij gingen slapen. De boer zou ons met de grote stallantaarn de weg wijzen, want wij moesten 2 ladders op eer wij onze slaapplaats in het stro hadden gevonden. Toen wij ons wat hadden uitgekleed en goed lagen, ging de boer met zijn lantaarn weg. Het was koud en het waaide en regende. Wij kropen maar dicht bij elkaar, dat gaf ook warmte en zo sliepen wij allen in.

Toen wij 's morgens wakker werden regende het nog, zodat wij pas om 10 uur opstonden. Nadat wij ons hadden gewassen, geschoren en aangekleed, gingen wij naar de keukenkamer waar netjes voor ons, 4 personen, was gedekt. Weer kwamen ze met brood, eieren, vlees en koffie.

Toen wij dit allemaal hadden verorberd, gingen wij onze wagen weer optuigen, want elke avond moesten de dekens eraf en 's morgens weer erop. Daarna namen wij hartelijk afscheid van de familie Gerwien. Wij bedankten hen voor de gulle en hartelijke gastvrijheid en riepen hen tot weerziens tegemoet (dit zou wel nooit meer zijn).

Zondag 29 april 1945, via Schledehausen – Wissingen – naar Lüstringen

Het weer zag er goed uit maar het was wel erg fris, zodat wij onze handschoenen aan moesten doen. De weg liep weer omhoog, dus met 3 man trekken en ik er achter om te duwen en om op te letten dat er niets afviel.

Nadat wij een tijd gelopen hadden, kwamen wij in Schledehausen aan en liep het tegen 12 uur, zodat wij maar weer eens bij een boerin aanklopten. Wij vroegen of ze niet wat warme koffie voor ons had, want wij waren allen erg koud geworden. Wij mochten binnen komen en ze zou voor ons wat klaar maken. Het werd koffie, brood met vlees en daarna nog gebakken aardappels met vlees. Toen dit alles op was, vroegen wij of wij nog wat mochten blijven zitten, omdat het weer zo regende. Na een half uur hield de regen op en wij gingen maar op stap. Maar verschillende malen moesten wij toch schuilen, omdat het slecht weer was. Omdat het Zondag was, was het ook niet druk op de weg en dan nog het slechte weer erbij, dat gaf een niet te beste stemming. Wij zeiden daarom onder elkaar: Nu moesten wij vanavond maar eens in een Hotel slapen, want 2 van ons hadden nog marken bij zich.

Toen wij om ongeveer 5.30 uur in LÜSTRINGEN aankwamen, namen wij onze intrek in Hotel GUSTAV HECKMANN - LÜSTRINGEN, al zagen wij er zeer armoedig uit. Wij namen eerst een kop koffie, omdat het zo'n slecht weer was en erg koud. Het was hier binnen lekker warm en wij kregen zin in een pot bier en daarna nog in een borrel. Dit alles hadden wij lang niet meer gehad en wij hadden een beroerde dag achter de rug.

Het zag er in dit Hotel wel goed uit en toen wij de eigenaar vroegen of wij hier konden slapen, zei hij dat het wel zou gaan. Als er maar 2 man in een bed wilden slapen, want hij had maar 3 bedden op een kamer. Wij keken elkaar aan en zeiden dat het voor een keer niet zo erg was. Hij moest maar eens weten dat wij steeds op stro hadden geslapen.

Toen moesten wij alweer over het eten met de eigenaar praten. Hij vond het het beste, dat wij naar de Burgemeester gingen. Daar aangekomen werden wij heel behoorlijk ontvangen. Hij zei ons dat de eigenaar ons maar moest geven wat nodig was en dat hij later met de Burgemeester de bonnen moest afrekenen. Nou, zo'n pracht voorstel hadden wij nog niet meegemaakt. Toen wij in dit Hotel terug waren, vertelden wij de eigenaar over de afspraak met de Burgemeester en hij vond dat best. Hij wees ons de kamer aan waar wij met z'n vieren konden zitten. Wij vroegen of er wat te eten was en hij zou voor eten zorgen. Na een half uur kwam het eten bestaande uit brood, boter, vlees, koffie, melk en suiker. Daar wij nog een 20-tal eieren hadden, welke wij onderweg verzameld hadden, vroegen wij of ze deze voor ons wilden koken en dat gebeurde ook nog. Het was voor ons een feest zo'n gedekte tafel en met zoveel etenswaar erop. Het was een gezellige kamer en wij zaten er warm met ons buikje vol.

Na een anderhalf uur hier te hebben gezeten, voelden wij er niets meer voor om nog naar buiten te gaan, want het was koud en donker. Wij gingen toen maar zitten in het café, dat hieraan verbonden was. Daar kwamen Amerikaanse, Engelse, Schotse en Ierse soldaten binnen en toen die lui hoorden dat wij Hollanders waren, die in een concentratiekamp hadden gezeten, moesten wij vertellen wat wij allemaal hadden meegemaakt. Heel verwonderd keken ze op toen ze hoorden wat er allemaal gebeurd was en zij vroegen hoe het dan mogelijk was dat wij hier uit waren gekomen. Er waren bij deze soldaten die wat Duits en Frans spraken en zo konden wij ons wat verstaanbaar maken. Toen bleek dat er verschillende soldaten in Holland hadden gevochten en zelfs waren er bij die in Den Bosch waren geweest. Ze tekenden op een stuk papier uit hoe Den Bosch er uit zag. lk kon er uit wijs worden dat mijn huis op de Willem van Oranjelaan 31 er nog stond, dat de Vughterbrug stuk was, het Paleis van Justitie ook kapot was en ook het station geheel stuk was. Het was toch heerlijk zoiets uit je eigen woonplaats te vernemen. Het ging hier erg royaal aan toe, want wij kregen de ene sigaret na de andere. Ook trakteerden ze op bier en borrels, zodat het voor ons een echte feestavond was.

Toen om 11 uur het café werd gesloten, werd het ook tijd dat wij naar bed gingen, want wij hadden eigenlijk te veel bier en borrels gedronken. Op de slaapkamer aangekomen, stonden er 1 tweepersoonsbed en 2 eenpersoonsbedden en nog wel met lakens erop, iets wat wij na onze gevangenneming niet meer hadden gezien.

Toen wij 's morgens om 10 uur wakker werden, voelden wij er nog niets voor om op te staan, zo heerlijk hadden wij geslapen. Maar wij moesten weer vooruit.

Maandag 30 april 1945, Via Osnabrück naar Lotte

Die dag was onze Prinses Juliana's verjaardag en ook dat vergaten wij niet, al zat zij met de kinderen in Canada. Wij probeerden of er geen Oranje bloemen of iets dergelijks waren, maar tot onze spijt vonden wij niets.

Het ontbijt was, zoals alles, geweldig. Maar toen zouden wij toch moeten vragen wat dat allemaal kostte, want bij de boeren, waar wij in het stro sliepen, vroegen wij daar nooit naar. Toen de waard kwam zien of wij klaar waren, vroegen wij hem de rekening op te maken. Hij zei dat hij eens even zou kijken en toen hij terug kwam vertelde hij ons dat alles gratis was geweest. Daar moesten wij hem dan ook extra voor bedanken, want zowel het slapen als het eten enz. waren zeer goed. De wagen werd nog even nagezien of alles goed zat. Wij namen afscheid en gingen verder, maar het weer zag er niet zo mooi uit en het was weer koud, doch na zo'n prachtige avond lieten wij de moed niet zakken.

Het was ongeveer 11 uur toen wij vertrokken. Daarna vroegen wij onderweg nog een paar maal of wij toch de goede weg hadden om in Osnabrück te komen en dat klopte wel. Toch werden wij verschillende malen gewaarschuwd dat je Osnabrück niet door mocht. Maar wij, die al zoveel verhalen hadden gehoord, trokken ons er niets van aan. Want wij wilden naar Holland toe en dat stond als een paal boven water.

Toen wij om ongeveer 2 uur in Osnabrück waren, zagen ook wij hoe verschrikkelijk deze plaats was gebombardeerd en wij moesten werkelijk over de puinhopen rijden. Wij moesten dwars door de stad heen en daarna maar zien of wij iets te eten konden krijgen. Hier waren geen boeren, dus zochten wij maar of er iets te vinden was.


Luchtfoto van het gebombardeerde Osnabrück, 8 mei 1945. Bron: Australian War Memorial

Eindelijk hadden wij iets gevonden en wij waren allen blij dat wij binnen waren, want wij waren erg koud en moe geworden. Eerst even zien wat wij kregen binnen, want wij hadden geen bonnen[46]. Er was soep, aardappels en vis, maar de porties waren zo klein, dat wij nog maar een tweede bijbestelden. Alles bij elkaar kostte dat 9 R.M.

Daarna op zoek naar een kapper, want wij hadden allen een flinke baard en die wilden wij kwijt. Maar dat lukte ons niet, want wij hadden geen scheerzeep of bonnen, zodoende schoren ze ons niet. Dan maar verder met baard en met onze wagen.

Wij zagen wel dat Osnabrück een mooie plaats moet zijn geweest met mooie plantsoenen en grote wegen, waar nu allemaal puin lag. Het was hier heel druk vooral militaire wagens, maar wij zochten de grote weg op, dat leek ons het beste. Toen wij die gevonden hadden stond er een verkeersagent en natuurlijk de nodige verkeersborden erbij, zodat wij konden zien welke weg wij moesten rijden. Wij zouden het maar brutaal proberen, maar toen hield de verkeersagent ons aan en vroeg waar wij naar toe gingen. Toen wij hem vertelden dat wij Hollanders waren en naar huis wilden, liet hij het verkeer stoppen, zodat wij konden doorrijden. Wij hadden een plezier, want achter ons werd een Rus aangehouden en die mocht er niet door.

Zo gingen wij zonder moeite verder door Osnabrück en toen maar de richting LOTTE opzoeken. Er was veel wind en veel stijgen en dalen. Dat leek wel aardig, maar het was erg vermoeiend voor ons. Onderweg konden wij niet nalaten om nog wat eieren te vragen, want wij hadden geen voorraad meer.

Het was ongeveer 5 uur toen wij in Lotte aankwamen en toen maar weer zien waar wij een onderdak konden krijgen. Na veel vragen lukte het ons intrek te nemen bij boer W. HUSMANN , No 30 in LOTTE.

Weer werden wij goed ontvangen. Toen wij de wagen in de stal hadden gezet, moesten wij binnen komen in een grote kamer. Weer moesten wij vertellen waar wij vandaan kwamen en wat wij hadden meegemaakt. Daarna werd het avondeten opgeschept, dat bestond uit aardappels met gebakken ei en spek, macaroni, melk, pap en brood.

Na het eten was de familie allemaal in de huiselijke kring bijeen en ze hadden hier ook radio. Toen het 8.15 uur was, kwamen de nieuwsberichten en deze gaf door dat de Amerikanen het concentratiekamp DACHAU, met 383 Hollanders erbij, hadden bevrijd. Natuurlijk ook alle andere gevangenen, dus dat was weer goed nieuws voor ons.

Wij moesten in de stal slapen en dat was niet zo best, want het was koud en de stal was niet zo best dicht. Dan maar weer dicht bij elkaar in het stro, want wij waren wel wat gewend.

Dinsdag 1 mei 1945, van Lotte naar Ibbenbüren

Na ons heerlijk te hebben gewassen en ook geschoren, zouden we wel weer zien hoe het ontbijt zou zijn. Het zag er als volgt uit: Brood met spek, worst en warme melk. En na bedankt te hebben, vertrokken wij weer.

Het was ongeveer 10 uur en het weer was tamelijk goed. Maar het zou die dag wel een zware tocht worden, want wij moesten de berg op en dus veel stijgen. Wij moesten zodoende, maar ook vanwege het koude weer, onderweg meer rusten dan anders.

Het was 12 uur toen wij bij een boerderij aanklopten. Wij mochten met 2 man bij hen mee-eten en de andere 2 man bij de boerderij daarnaast. Weer waren wij blij dat wij binnen waren, want wij hadden het allen vreselijk koud. Een paar bordjes aardappelsoep deed je dan heel goed.

Na een uurtje te hebben gezeten was het ongeveer 1 uur en gingen wij weer op stap, anders kwamen wij niet waar wij zijn moesten. Maar onderweg kwamen wij een groot transport Duitse krijgsgevangenen tegen. Omdat wij toen niet door konden rijden, maakten wij er gebruik van om bij de boeren wat eieren te vragen en dat lukte wel. Het was die dag een slechte dag. Het regende veel en wij hadden de wind tegen. Dat betekende veel schuilen en zodoende kregen wij nog wel eens een kopje koffie.

Toen wij in de buurt van IBBENBÜREN kwamen, klopten wij bij een hotel aan, doch dit was door de Amerikanen in beslag genomen. Toen op zoek naar een ander hotel; ook in beslag genomen. Dus toen maar weer bij een boer aankloppen, want het was ongeveer 5 uur.

Het was een grote boerderij waar wij naar toe gingen, maar de boerin vertelde ons dat haar man niet thuis was en vroeg of wij wilden wachten tot hij thuis kwam. Wij zagen wel dat het een prachtige, luxe boerderij is, dus dan zou het wel goed komen.

Toen boer Peters thuis kwam en wij vertelden waar wij vandaan kwamen en waar naar toe gingen, mochten wij binnen komen. Hij zou ons eerst de plaats aanwijzen waar wij konden slapen. Wij gingen naar de grote stal, waar veel hooi was opgeslagen. Daar stond een ladder van ongeveer 5 meter hoog en daarboven op konden wij slapen.

Toen onze wagen in veiligheid brengen en onze dekens eruit halen en daarna mochten wij binnen komen om mee te eten. Het was toen soep, aardappels, brood en melkpap. Het was er erg gezellig en wij praatten met de familie nog wat na.

Maar om ongeveer 8.30 uur wilden wij toch gaan slapen. Het was wel hoog, maar lekker warm en droog. Wij hebben allemaal goed geslapen, want het was 's morgens ongeveer 8.45 uur dat wij wakker werden, zo moe waren wij van de vorige dag.

Woensdag 2 mei 1945, van Ibbenbüren naar Hörstel

Na ons lekker gewassen en geschoren te hebben, gingen wij naar de keuken waar een stevig ontbijt met koffie klaar stond. Daarna gingen wij weer op stap. Maar toen wij op de grote weg aankwamen, was het zo druk met militaire auto's, dat wij minstens een half uur hebben moeten wachten. Daarna gingen wij verder en kwamen langs een kolenmijn, welke hier was en die nog volop werkte.

Tegen het middaguur klopten wij maar weer bij een boer aan en we troffen het want wij mochten mee-eten. Wij gingen om 1 uur weer op stap, want volgens onze kaart kwamen wij in de buurt van het EMS-KANAAL. Maar hoe zouden wij daar weer overheen komen. Ja hoor, ook hier was de brug stuk.

Wij zagen in de verte een roeiboot en na deze te hebben aangeroepen, bleek dat het een Belgische schippersjongen was en deze zou ons wel helpen met overzetten. Eerst ons bagage in de boot en 2 man erbij en dan de wagen en weer 2 man erbij. Dit alles gaf weer een oponthoud van ruim 1 uur. Nadat wij deze jongen iets gegeven hadden voor de moeite, stapten wij weer vrolijk verder.

Onderweg troffen wij nog 2 Hollandse schippersmeisjes en die vroegen ons of wij marken voor Hollands geld wilden ruilen. Wij hadden niet veel, maar konden ze toch helpen.

Het weer was vrij goed en wij liepen gestadig door. Onderweg deden we nog wat eieren, boter en sigaretten op, alsook voor ieder een boterham met spek en steeds maar weer verder naar Hörstel.

Toen wij bij de Burgemeester aanklopten was deze niet thuis, doch op het land aan het werken. Maar toen wij hem op het land niet konden vinden gingen wij terug naar zijn woning, waar wij met de dochter afspraken dat wij toch wel gaarne bij hen wilden slapen, want wij waren weer erg moe. Onze wagen stond nog onder aan de berg. Deze zouden wij moeten halen en daar ging weer 3/4 uur mee heen. Het was zwaar werk en de weg was zeer slecht.

Toen wij weer terug waren bij deze familie, werden wij ontvangen in een grote ouderwetse keuken. Het zag er goed uit en het was er warm, want buiten was het weer aan het veranderen. Toen de heer Burgemeester om 6.30 uur thuis kwam, vertelden wij wat er aan de hand was. Toen vond hij het goed en gaf zijn dochter opdracht eten voor ons klaar te maken. Wij kregen soep, stamppot en pannekoek en het smaakte ons allemaal best. Het regende buiten, maar wij zaten warm en waren erg voldaan.

Toen na het eten alles was opgeruimd, zaten wij rondom de tafel met de grote familie en ze vroegen ons om te vertellen wat wij zoal hadden meegemaakt (dat kenden wij nu wel van buiten). Zij konden zich dan ook niet voorstellen, dat er zoveel gruwelijke dingen waren gebeurd. Het was hier wel een landelijke, boeren omgeving en er was ook zeer weinig stuk.

Toen het 9.30 uur was, zochten wij toch onze slaapplaats op. Het was in de stal en wij hadden er dan ook niet veel verwachtingen van. Het was ook koud en de stal was zeer open, zodoende kropen wij maar diep in het hooi. Toen wij 's morgens wakker werden, was het toch meegevallen, want wij hadden allemaal goed geslapen.

Donderdag 3 mei 1945, van Hörstel naar Rheine

Nadat wij om 8.30 uur waren opgestaan gingen wij, na ons te hebben opgefrist, naar de keuken om te zien of het ontbijt klaar was. Ja hoor, er stonden voor ieder 4 boterhammen met worst klaar en ook koffie. Wij haalden van ons zelf nog wat eieren en vroegen of ze die voor ons wilden bakken. Zo zie je dan, wij aten er goed van en dat allemaal voor niets. Dat moest ook wel, anders hielden wij het niet vol.

Voor dat wij afscheid namen van de Burgemeester en familie, kregen wij eerst nog wat bonnen voor brood, boter, suiker en vlees en daarna gingen wij naar het dorp, dat onderaan de berg lag. In dit dorp waren winkels. Toen maar zien wat wij konden krijgen: 2 broden, doch geen boter of suiker, die waren er ook niet Dan naar de slager en die gaf ons 3 pond vers vlees. Wel moesten wij betalen, maar wij konden alles gebruiken. Wij zouden wel zien dat wij dit ergens gebraden kregen.

Het was toen alles bij elkaar 10.30 uur geworden voor wij op stap waren. Na een half uurtje lopen zagen wij een wegwijzer. naar RHEINE 12 km. Dat was voor ons niet ver meer, zodat wij eindelijk in de buurt kwamen van de Hollandse grens. Onderweg kregen wij nog een gerookte worst, want alles kwam van pas.

Na een uurtje te hebben gelopen, zagen wij in de verte een kapotte brug. Wij lieten onze wagen hier onder staan en gingen met 3 man eens even zien hoe het hier was en of wij er overheen konden. Want wij zouden toch dolgraag met onze wagen zo naar huis lopen, niet wetende wat er in een jaar allemaal in Holland was gebeurd.

Gelukkig waren hier weer een paar schippers n.l. een Hollandse en een Belgische. Wij vroegen hen wat zij er van dachten en of zij ons raad konden geven. Die jongens vertelden ons dat hier de Engelse militairen waren en dat iedereen werd tegen gehouden en dan allemaal per auto naar het kamp RHEINE werden gebracht. Toen wij het woord kamp hoorden schrokken wij al.

De Engelse militairen hadden ons al gezien en zij kwamen naar ons toe. Zij zagen wel aan onze gezichten dat wij niet veel zin hadden, doch er zat niets anders op. Toen moesten wij onze wagen achterlaten, nadat wij onze bagage eraf hadden gehaald. Zij allen hielpen ons met de bagage in de boot te brengen en zo gingen wij dan naar de overkant.

Zodra wij aan de overkant waren, gingen de Engelse soldaten eerst eten. Wij moesten wachten, maar maakten van deze gelegenheid gebruik om bij de burgers onze eieren te laten koken en wij kregen tevens een kop koffie met brood. Toen de Engelsen klaar waren, en wij intussen ook, moesten wij met onze bagage in een vrachtwagen. Wij reden ongeveer 10 minuten en waren toen aan het kamp RHEINE. Toch waren wij een beetje bang, maar toen wij eenmaal binnen waren, zagen wij dat dit geen gevangenkamp was.

Bij aankomst werden wij allen ingeschreven en ook ingespoten voor de luizen. Ook kregen wij een kaart voor eten en toen gingen wij dit maar eerst halen. Daar bij het eten uitdelen aangekomen, zagen wij een Rus, die met een van ons op de accufabriek in Hannover had gewerkt. Ze herkenden elkaar en zodoende kregen wij een extra bordje soep. Daarna mochten wij een plaatsje opzoeken en werd ons barak 6 aangewezen, waar wij 's nachts moesten slapen in wat stro. Onze bagage hielden wij bij ons. Deze barak was ongeveer 8 x 8 meter met een houten vloer.

De luidspreker riep om, dat alle nieuwelingen bij de dokter moesten verschijnen. Wij allen werden onderzocht voor besmettelijke ziektes of iets anders en daarna weer een inspuiting. Nu bij ons was alles oké.

Even later zagen wij dat ongeveer 1000 man het kamp binnen kwam, maar de meeste waren Fransen. Ook deze moesten gecontroleerd en ingeschreven worden, maar dit ging vrij vlug. De organisatie was hier heel goed.

Als om 6 uur een bel ging, betekende dit voor ons eten halen. Wij ontvingen soep met een paar droge biscuits, maar ook dit smaakte heel best. Toen moest er nog voor gezorgd worden dat ons vers vlees, wat wij nog bij ons hadden, gebraden werd.

Ze gingen toen met 3 man Rheine in en ik bleef achter om op de koffers te passen. Tevens had ik de tijd om mij te scheren, want toen wilden wij toch wel netjes in Holland aankomen. Toen de andere 3 terug kwamen, hadden ze een adres gevonden dat het vlees voor ons zou braden. Wij mochten om 8 uur terug komen en konden dan meteen onze boterham opeten en naar de Radio luisteren of er nog iets nieuws was over de oorlog. Er was geen bijzonder nieuws, alleen dat het voor ons goed ging.

Toen wij om 9.30 uur weer in het kamp waren, was het donker. Maar wij hadden nog een kaars en staken een sigaret op. Het was maar goed dat wij bijtijds er in waren, want het kamp werd toen overstroomd met bewoners, die allen wilden slapen. Al was het maar op stro, waarvan veel te weinig was. Wij hadden wel gezorgd dat wij ons portie te pakken hadden. Het waren Hollanders, Fransen, Belgen en er waren ook zelfs dames bij, maar dat ging heel goed.

Na deze tocht van Minden, Osnabrück naar Rheine te voet hebben afgelegd, (want het was ongeveer 180 km in ongeveer 10 dagen, van 24 april '45 - 3 mei '45) gingen onze herinneringen terug en wij beseften dat het toch wel een mooie tocht was geweest. Alles in de bloesemtijd en een prachtige bergstreek. Met de Duitsers onderweg hadden wij geen last gehad en wat het slapen en eten betrof, was het zeer goed en dat was voor ons de hoofdzaak.

Gelukkig zijn wij onderweg niet meer ziek geweest, want dat zou een ramp zijn.

Vrijdag 4 mei 1945, van Rheine – Emsdetten – naar Bocholt

Wij hadden allen erg onrustig geslapen en dat kwam zeker omdat wij zo dicht bij Holland waren. Wij hoopten de volgende dag al thuis te zijn, maar wij wisten niet hoe de reis verder zou gaan, daar was ons niets van bekend.

Wat het wassen betrof was het hier erg slecht, want er was geen water. Maar achter het kamp stroomde water en daar ging ieder zich wassen, al was het een beetje fris in de openlucht. Ook was het een koddig gezicht toen al die mensen, nog half aangekleed, over deze grote weide liepen. Maar daarna begon de zon er door te komen.

Toen wij bij onze barak kwamen, hoorden wij dat er koffie, brood en boter werd uitgedeeld per 4 man. Daarna werd bekend gemaakt, dat wij met 25 man met een groepsleider bij elkaar moesten gaan staan en werden wij per vrachtauto naar het STATION EMSDETTEN gereden.

Toen wij daar aankwamen, stond er een goederentrein klaar, welke versierd was met veel groen en allerlei opschriften als "Wij gaan naar met Hitler" en nog veel meer. Doch voor dat alles geregeld was, moesten wij nog even wachten en bekeken wij op onze kaart waar wij nu eigenlijk waren.

Er kwam een Engelse officier aan en die vroeg ons in het Duits of hij deze kaart niet mocht hebben, want er stond Duitsland, Holland en België op en daar wij toch nog een tweede kaart hadden, stonden wij deze kaart gaarne voor onze bevrijders af. Toen offreerde hij ons alle 4 een sigaret en die sloegen wij niet af.

De Duitse bevolking van dit stadje stond verwonderd toe te zien wat wij voor mensen waren. Toen een Duitser mij het vroeg, vertelden wij hem dat het veel gevangenen waren, die naar huis toe gingen. Tijdens het wachten werd er volop gezongen; het was hier weer internationaal.

Toen werd er geroepen dat wij de trein (bagagewagen) in moesten, maar dat was nu niet zo erg met 25 man in een wagon. In onze wagon was zelfs een jongen, die een accordeon had en hij speelde er lustig op los. Ook waren er nu dames bij die ook in Duitsland tewerk waren gesteld en nu naar huis gingen. Waarheen wij gingen, kwamen wij niet te weten. Onderweg passeerden wij vele stations die helemaal stuk gebombardeerd waren en ook vele plaatsen en dorpen waarvan bijna niets meer stond.

Om 7 uur arriveerden wij in BOCHOLT, waar wij aan de trein door Hollandse militairen werden afgehaald. Ook waren hier Franse en Belgische militairen, allen in dienst van de Geallieerden. Ze waren ons erg behulpzaam, maar wij hadden zoveel bagage bij ons dat wij toch tweemaal moesten lopen eer wij op de plaats van bestemming waren.

Daar aangekomen was het een lege, kapotte fabriek zonder ruiten erin, maar ieder land had zijn eigen etage. Ons was de 3e etage aangewezen. Het zag er alles bij elkaar niet zo rooskleurig uit, dus vooruit maar zien wat het werd.

Toen wij boven waren was het een grote ruimte van beton. Toen eerst kijken of er stro was, maar wij vonden niets. Toen wij nog even rondneusden, vonden wij wel een paar oude strozakken en deze kwamen ons goed van pas op deze stenen vloer.

Er waren hier al verschillende mensen, die zich zowat geïnstalleerd hadden. Zij hadden zelf een houtvuur voor de koude aangelegd en ook daar sloten wij ons bij aan. Onze bagage hadden wij bij ons en toen maar zien wat er nog in voorraad was om wat te eten. Toen wij zo bij elkaar zaten, hoorden wij om 9 uur het bericht dat de Duitsers in Holland hadden gecapituleerd. Wat een vreugde, maar om ongeveer 10 uur zochten wij onze matrassen op en probeerden te slapen, wat niet best ging.

Zaterdag 5 mei 1945, Bocholt naar Kevelaer

Nadat wij om ongeveer 6.30 uur waren opgestaan, want je wist niet wat er nog te doen was, gingen wij ons heerlijk wassen. Wij zagen dat er weer een heel stel om een heerlijk houtvuur zaten en het was lekker warm.

Tegen 8 uur werd er geroepen dat er koffie, biscuits en brood was en konden wij dit gaan halen. Maar om 8.30 uur moesten allen aantreden, want er zouden weer auto's klaar staan om ons verder te brengen. Dus hals over kop moest alles ingepakt worden en dan van 3 hoog naar beneden, waar verderop de auto’s klaar stonden. Wij hadden zoveel bagage dat wij tweemaal moeten lopen. Helaas zaten wij niet bij elkaar, maar wij hoopten dat als de auto's stopten, wij elkaar toch wel zouden zien.

Wij reden daarna door zwaar geteisterde streken en wij zagen toen eerst echt het oorlogsbeeld. Hier stukgeschoten tanks. Verder op het land ook kapot materiaal. Links en rechts van de weg zagen wij veel kruisen van gesneuvelde militairen. Ook vele bruggen waren stuk en er waren nu noodbruggen. Daar opeens waren wij aan de Rijn bij Wesel en toen zagen wij voor het eerst een mooie Meccanobrug, want wij wisten toen nog niet dat dit een Baileybrug werd genoemd. Wat was dat iets geweldigs. In de verte waren ze nog bezig om de grote Spoorbrug te leggen. Toen opeens zagen wij zeer veel (zweef)vliegtuigen. Er waren er wel enkele van beschadigd, maar de rest stond er mooi bij. Opeens zagen wij een Hollandse Vlag wapperen en toen waren wij niet meer te houden. Wij zongen toen alle nationale liederen, want er waren ook Fransen en Belgen bij ons en wij voelden ons één.


Amerikaanse genisten installeren een Baileybrug over de Rijn bij Wesel. Bron: U.S. Army Corps of Engineers Digital Library

Om ongeveer 1 uur arriveerden wij in KEVELAER en daar stopten de auto's bij een fabriek, welke hier speciaal is ingericht. De strozakken lagen netjes op rijen en alles was kraakhelder. Dan moest ieder zich eerst melden en wij ontvingen een etenskaart. Wij werden geregistreerd door het Rode Kruis, zodat wij vermoedden dat wij hier nog wel even moesten blijven, doch wij wisten dat niet zeker. Onze plaatsen werden aangewezen op de 2e etage, met 120 man op een zaal.

Toen kwam een bericht door dat er om 2 uur eten was in de Pastorie en dat was ongeveer 10 minuten van ons vandaan. leder kreeg een bord met Hollandse erwtensoep en het smaakte buitengewoon goed. Daarna gingen wij naar onze plaats terug en namen nog iets van onze voorraad. Dan eerst onze bagage nazien, want die had met het naar de auto's heen en weer dragen veel geleden. Toen dit alles klaar was rustten wij wat uit, want door met zo'n auto reizen werd je toch wel moe. Iedereen was toch weer aan het poetsen en toen verwachtten wij weer, dat wij hier niet lang zouden blijven.

Om 5.30 uur moest alles wat hier in Kevelaer was gerepatrieerd in de eetzaal van de Pastorie komen en daar werden de namen afgelezen van die personen, welke morgen weer met de auto verder zouden gaan. Toen op het einde van de lijst ook onze namen werden afgelezen met de mededeling dat wij morgenvroeg zouden vertrekken en naar Eindhoven zouden gaan, ging er een hoera op.

Om 7 uur was het avondeten op de Pastorie. Na te hebben gesoupeerd, gingen wij nog door Kevelaer wandelen en zagen wat hier zoal verwoest was. Het bekende Lieve Vrouwe kapelletje midden op het plein stond er nog, alleen waren er wat ruiten stuk. Daar achter een grote kerk, die helemaal stuk was en dan zagen wij nog wat grote hotels en huizen die erg beschadigd waren.

Toen wij zo rondwandelden, zagen wij pas eerst goed de uniformen van de Geallieerden. Wij zagen toen Franse, Belgische en ook Hollandse militairen. Wij vroegen of ze niet een sigaret voor ons hadden en ze konden toen wel wat missen, ofschoon ze zelf niet veel hadden.

's Avonds was er in de Pastorie nog een gezellige avond met muziek en dans. Kees Aanen danste nog met een Russin. Om 9.30 uur werd het gesloten en toen zochten wij allemaal onze strozak op.

Terug in Nederland

Zondag 6 mei 1945, van Kevelaer naar Eindhoven

Het was Zondag en omdat je toen toch in Kevelaer was, stond je vroeg op om te zien of er een kerk open was om een H. Mis bij te wonen. Maar helaas waren de kerken nog gesloten en in de kerk die stuk geschoten was lagen de mensen op stro te slapen. Toen ging ik maar terug en haalde de kaarten en haalde ook voor de anderen brood.

Toen ik om goed 7 uur weer langs het bekende Onze Lieve Vrouwe kapelletje kwam, was het open en er was een Mis. lk bleef toch even bidden, want toen was het te laat om de Mis geheel mee te maken.

Om 7.45 uur moesten wij klaar staan, want dan kwamen de auto's weer voor. De andere vrienden hadden al gezorgd dat de koffers gepakt beneden stonden en zodoende aten wij ons brood buiten maar op. In de straat waar wij stonden te wachten, vroegen wij aan burgers of ze niet wat koffie hadden, want alleen brood is zo droog. Gaarne waren zij bereid voor ons koffie te zetten. Ook het weer zag er die dag somber uit.

Toen om 9 uur de auto's kwamen, konden wij allemaal onze spullen inladen en begon de stoet te rijden. Wij reden toen richting Venlo en zagen onderweg grote opslagplaatsen van munitie. Na enige tijd rijden kwamen wij bij de Hollandse grens, want overal hingen de Rood Wit Blauwe vlaggen uit. Toen waren wij allemaal heel stil en dat kwam omdat wij zeer onder de indruk waren dat wij nu eigenlijk pas op Hollandse bodem waren.

En daarna reden wij Venlo binnen. De bewoners kwamen naar buiten en begroetten ons allemaal. Wij zagen dat Venlo heel erg gebombardeerd was, maar wij reden verder richting Weert en daarna naar Eindhoven naar de Philips fabrieken, waar wij toen werden ondergebracht. Met de lift gingen wij naar boven en daar stond de koffie reeds klaar en toen moest weer iedereen geregistreerd worden en werden wij weer ingespoten. Onze groep kreeg No.361 en wij ontvingen tevens een etenskaart. Even informeerden wij wat hier zoal met ons ging gebeuren. Wij konden toen een telegram verzenden, maar niemand wist wanneer dit aankwam; mogelijk waren wij eerder thuis.

Daarna werd onze groep een zaal aangewezen waar wij mochten slapen. lk schat dat er op zo'n zaal wel 1000 man waren. Er waren zelfs hele families met kinderen. De regeling was hier prima. Toen kondigde de omroeper aan dat wij eten konden halen. Het was stamppot en het smaakte zeer goed. 's Middags was er niets te doen. Wij gingen wat op onze strozak liggen en vielen lekker in slaap.

Toen wij wakker werden was het 6 uur en het was weer tijd dat wij eten gingen halen op onze kaart. Er was stamppot, brood, boter, jam, thee en voor ieder 2 sigaretten en ook dat smaakte allemaal heel goed.

Zo juist hoorden wij dat de telegrammen via Genève liepen en dat wij beter een brief konden schrijven. Dan maar weer een brief schrijven waar je, na zo'n lange tijd weg te zijn geweest, eigenlijk van alles in wilde schrijven. Wij maakten nog even een wandeling door dit gedeelte van de fabriek, die speciaal voor repatriëring was ingericht. Zo konden wij ook even buiten zijn, doch aan de poort stonden veel Eindhovenaren, die ons vroegen of wij die of die niet hadden gezien. Het waren voor ons allemaal vreemde namen. Wel was er aan de hekken bij de fabriek een zwarthandelaar[47] bezig om sigaretten te verkopen en daar tippelden wij niet in.

's Avonds om 8 uur was er Cabaret op de 1e etage en dat was erg leuk, want toen konden wij weer eens heerlijk lachen. Om 10 uur was het afgelopen en alles moest toen naar bed.

Maandag 7 mei 1945, van de Philips fabrieken te Eindhoven naar Den Bosch

Wij hadden weer goed geslapen en ons weer eens heerlijk gewassen in de schitterend ingerichte wasgelegenheid. Daarna de koffers maar weer pakken en toen dit juist klaar was, gaf de omroeper het bericht door dat wij een 1/2 wittebrood, boter, worst en koffie konden halen op de etenskaart. Wij informeerden nog even wat er vandaag te doen was, maar wij moesten de berichten afwachten.

Na een half uur kwam het bericht dat iedere groep, die een nummer had gekregen toen zij binnen kwamen, klaar moest staan als dit nummer werd afgeroepen om dan met auto's naar de Houtstraat te worden afgevoerd. Toen was het zaak dat wij onze spullen bij elkaar moesten zien te houden. Wij hadden gezien dat er zo'n etenswagen was. Wij gingen op zoek en vonden die onbeheerd. Wij namen die mee om onze bagage erop te zetten want, wij hadden een hekel aan het dragen.

Nadat alles klaar was en ons No.361 werd afgeroepen, gingen wij met onze wagen naar de lift. Toen wij daar aankwamen, was deze lift stuk. Wij vroegen of wij met onze wagen niet met de andere lift, die aan de andere kant van deze verdieping was, mee mochten. Na wat heen en weer gepraat en te vertellen dat wij uit het Concentratiekamp kwamen, ging dit wel. Wij gingen toen met onze wagen en bagage in de lift naar beneden en reden tot vlak bij de vrachtauto. Toen alles klaar was, gingen wij rijden door Eindhoven naar de school in de Houtstraat.

Daar aangekomen ontvingen wij allen 3 sigaretten en moesten wij met onze bagage naar de grote tent, die op de speelplaats stond. Toen ons No.361 weer werd afgeroepen, moesten wij naar een lokaal waar de administratie was. Daar moesten wij toen alles opgeven: naam, adres, waar gevangen genomen, waarom en waar wij allemaal gezeten hadden in Duitsland. Verder werd er gevraagd naar medegevangenen en ook die waren overleden, want dat was nodig. Het Rode Kruis kon dan een rapport samenstellen en eventuele familie mededelingen doen.

Tussendoor werden wij weer onderzocht, maar bij dit alles was het 1 uur geworden. Daarna naar Mejuffrouw Hoppenbrouwers die voor kleren zorgde, want wij hadden slechts 2 blauwe werkbroeken over elkaar aan en een jasje. Iedereen die hier hielp was goed gestemd en men voelde dat alles van harte ging en was erg behulpzaam. Overal zagen wij opschriften hangen tegen de moffen.

Het zal ongeveer 1.30 uur geweest zijn, toen wij zover klaar waren. Daarna gingen wij zien of er iets te eten was, want dit moesten wij goed bijhouden, ofschoon ik bij een controle nu 110 pond woog. Met onze etenskaart gingen wij op stap en wij kregen tomatensoep, vanwege de bevrijding. Het was heerlijk en er was volop te krijgen. Ook het weer was schitterend en zodoende aten wij buiten op een bank. Het was hier een drukte van jewelste en als je goedgekeurd was, moest je wachten tot je nummer werd afgeroepen en dan mocht je weg.

Wat de kleding betrof, ontvingen wij een blauwe broek, een hemd en een paar sokken. Andere kleding kreeg je pas in je woonplaats. Toen wij informeerden hoe wij naar het station moesten, vertelden ze ons dat er geen auto's waren en dat wij moesten lopen. Wij, van onze kant, zeiden dat het met onze bagage niet ging. Maar wij hadden ergens een handwagen gezien en vroegen of wij deze wagen voor de koffers konden gebruiken. Eerst kon het niet, maar toen wij volhielden dat het te zwaar voor ons was, lukte het wel. Een van ons vieren moest in Eindhoven achterblijven en wij, Kees, Bram en ik, gingen met zijn drieën naar het station. Wij zagen er echt als sjouwers uit en pikten onderweg toch nog een biertje en toen maar rijden.

Omdat je veel had meegemaakt, werd je ook wel brutaler. Wij reden met onze wagen, zonder iets te vragen, zomaar het perron op, waar toevallig zo'n kleine wagen van het station leeg stond. Wij laadden alles over, want de grote wagen moest direct terug. Ook de andere twee moesten terug voor de nodige inlichtingen en ik bleef toen met deze wagen en bagage op het station achter.

Op dit station in Eindhoven stond ook nog een Engelse Rode Kruis trein welke schitterend was ingericht en wij zetten onze wagen met koffers bij deze trein neer. Toen wees een Engelse soldaat of ik eten wilde hebben en dat wilde ik altijd. lk kreeg een bord met aardappels, vlees, worteltjes en een sneetje brood met thee. Zo goed als ik kon, vertelde ik hem dat ik uit het Concentratiekamp kwam en liet hem zien, wat wij allemaal uit Duitsland hadden meegebracht. Toen riep hij zijn collega's en liet alles zien wat wij hadden en die hadden er ook veel plezier in.

Toen even informeren bij de conducteur of de trein voor Den Bosch toch op dit perron kwam en hij zag aan onze kleding wel dat er iets bijzonders was. Hij vroeg ons of wij soms uit Duitsland kwamen en toen wij vertelden waar wij vandaan kwamen, zou hij ons een aparte coupé geven, zodat wij bij elkaar konden zitten.

Toen om 5 uur de trein voorkwam, zetten wij er alles in. Toen het punt kwam dat wij zouden vertrekken, keek ik nog even door het raampje of ik geen bekende zag. En ja, daar zag ik Jan van Lier van de Vughterweg en ik riep hem aan. Maar Jan stond verwonderd te kijken dat hij mij zag en herkende mij direct. Hij kwam in onze coupé zitten en vroeg hoe het met mij was en ik vertelde hem globaal zo een en ander. Toen was mijn vraag: Hoe is het bij mij thuis met mijn vrouw en de kinderen, het huis en de bewoners in deze omgeving. Men kan begrijpen dat, na een jaar weg te zijn geweest, je erg benieuwd was. Ja, zei Jan, met uw vrouw is het heel goed en met uw huis ook, maar (toen trok hij even) met de kinderen niet zo best. Met Riet, Harrie, Joop, Peter en Margriet is het goed, maar met Jackie (dit is mijn oudste zoon) is het niet goed. Enigszins met een bang hart vroeg ik hem of er iets bijzonders was gebeurd, waarop Jan dan zei, ja helaas wel. Jackie en zijn vriend Harrie[48] zijn door een granaat getroffen en gedood met de bevrijding van de stad in Oktober '44. Wat een klap dit mij gaf, kan ik niet beschrijven. Jan gaf mij een bidprentje en vertelde allemaal hoe het gebeurd was. Hoe erg ik dit ook vond, ik was toch blij dat ik het wist voor dat ik thuis was.

Maandag 7 mei 1945, thuiskomst

Jan ging onze buren Van Druenen vertellen dat ik in aantocht was en die konden zo mijn vrouw waarschuwen. Toen wij het station Den Bosch binnen reden zagen wij hoeveel er kapot was, Station, Lombok, Stationsweg, maar ik kon het niet overzien. Toen wij van het station naar huis liepen, zag ik verschillende bekenden, die mij niet meer herkenden, zo waren wij veranderd.


Het zwaar beschadigde station s Hertogenbosch in 1944. Bron: Fotopersbureau Het Zuiden / CC0

Bij het rondpunt kwam Riet mij al tegemoet gefietst en wat was zij veranderd. lk was blij haar in mijn armen te drukken en zei haar dat ik alles van Jackie wist. Voordat ik op de Willem van Oranjelaan was, kwam ik zoveel mensen tegen die mij feliciteerden. lk zei hen dat ik nu eerst mijn vrouw wilde zien en die stond bij het huis te wachten. Wat hier in ons om ging, kan ieder wel begrijpen. Maar ik vertelde haar dat ik alles van Jackie wist en wij zouden er later wel over praten.

Het huis was vol vrienden en bekenden, die allen blij waren dat ik weer thuis was. Natuurlijk moest ik veel vertellen over wat wij allemaal hadden meegemaakt. Bijna een jaar had ik mijn vrouw en de kinderen niet gezien. Wat was er in dit jaar afgespeeld, wat een angst hadden wij allen niet uitgestaan en hoe zou alles aflopen, zou ik nog thuiskomen.

Sinds augustus '44 uit Amersfoort tot de 7 mei '45 bij mijn thuiskomst had mijn vrouw nooit iets van mij gehoord. Ze heeft nooit geweten dat ik in Duitsland zat, want in Duitsland werd heel veel gebombardeerd. Van de ene kant was het gelukkig voor haar, maar van de andere kant het onzekere waar ik zou zijn. Tijdens mijn afwezigheid heeft ze enige tijd ondergedoken[49] gezeten wegens de overval in Arnhem. Ook heeft zij zich tijdens mijn gevangenschap en de moeilijke dagen na Jackie zijn sterven bijzonder kranig gehouden.

Ook de kinderen waren in het gelopen jaar erg veranderd zoals Riet, Joop en Margriet, alles was ineens groot geworden.

Harrie en Peter waren niet thuis. Zij zouden juist op 8 mei, dus morgen, voor 3 maanden met een Rode Kruis trein naar Zwitserland gaan voor hun gezondheid. Onze buren, de familie van Druenen, die dit alles van nabij mee hadden gemaakt, stelden voor om 's avonds met hun auto naar Tilburg te rijden, waar de trein nog stond. Ik nam dit aanbod gaarne aan.

Om 8.30 uur reden wij alweer naar Tilburg waar een zeer lange trein stond met allemaal jongens en meisjes. lk informeerde eerst, want alles was afgezet. lk sprak maar een persoon aan en vertelde hem dat ik mijn kinderen wou zien. Het antwoord was neen, dat mag niet. Toen kwam opeens in mijn gedachte wie de leiding van dit transport wel zou hebben en dat moest volgens mij Mr. Wijfels zijn en dat klopte. Toen heb ik gezegd, roep Mr. Wijfels maar. Dat duurde wel even, maar tenslotte kwam hij en hij herkende mij direct. (Mr. Wijfels was journalist van de Bossche Courant). Direct informeerde hij waar de jongens in de trein zaten en na even zoeken vond ik ze beiden bij elkaar in de coupé. Ze werden er uit geroepen en heel verwonderd keken ze op dat ik nu voor hen stond.

Ik heb hen toen zo een en ander verteld wat ik allemaal had meegemaakt en toen wilden ze beiden mee terug. Na wat praten vertelde ik hen dat het beter was dat ze naar Zwitserland gingen en dat aanvaardden ze, wel met een traan in het oog. Ook Mr. Wijfels was nog steeds aanwezig en die wist wel dat ik gepakt was en hij bracht mij weer weg naar de auto. Nu ik toch in Tilburg was, ben ik bij Lena en Emilie[50] geweest en die keken zeer verwonderd op dat ik zo plotseling voor hen stond.

Toen ik om ongeveer 10 uur weer thuis was, was mijn huis vol met vrienden en kennissen. Waar kwamen die allemaal zo gauw vandaan. Iedereen kwam aandragen met cadeaus, bloemen, sigaren, sigaretten en nog veel meer. Het was erg gezellig al die blije mensen te zien en te horen vertellen, wat ook hier in Den Bosch gebeurd was. Toen om 1 uur de laatste weg was, waren wij erg moe en gingen naar bed.

Repatrianten in huis

Bram en Kees, die ook bij ons hebben geslapen zijn nog tot 23 en 26 mei bij ons gebleven. Toen pas was het Noorden zowat vrij.

Wij hebben ook nog 2 Belgische Soldaten ingekwartierd gehad. Later is het nog druk geworden met bezoek, want vele vrienden uit het kamp kwamen later hier aan omdat zij niet naar huis konden. Het waren Hein Veerman, Kees de Boer en Siem Steur, allen Volendammers, Lau Dijkmans en nog vele anderen. Het was hier nu echt een repatriëringskamp, doch alles werd met plezier gedaan ter wille van de ellende die ook deze mensen hadden meegemaakt. De laatste man vertrok 26 juni. Met de vrienden uit Volendam, vooral Siem Steur, hebben wij nog steeds contact gehouden, wat erg prettig is.

Droeve berichten

Aan alle families, waarvan man of zoon die ik gekend heb zijn overleden, heb ik persoonlijk geschreven. Sommige families zijn zelfs hier geweest om meer bijzonderheden te vernemen en de andere zijn per brief afgewerkt. Doch dit waren alle zeer droevige berichten om ze over te brengen, maar de mensen waren je er toch dankbaar voor. Verder kreeg ik veel bezoek en die vroegen naar hun man, vader of zoon. Maar het waren voor mij geen bekende namen en ik moest hun dan teleurstellen.

Herstel en werk

Door de goede zorgen van mijn vrouw heb ik 2 maanden rust genomen. Was mijn gewicht op 16 juni 118 pond, op 1 juli was het reeds 134 pond. Begin Juli verlangde ik weer naar de zaak om te gaan werken. Want al hebben ze de zaak draaiende gehouden, (waar ik ieder dankbaar voor ben) het was weer nodig dat er wat regelmaat in het geheel kwam. Zo hebben het personeel en ik weer de zaak opgebouwd.

Slotwoord

Door deze levenservaring heb ik een hele erge hekel gekregen aan ruzie. Ook verwens ik een oorlog en hoop dat de mensen iets geleerd zullen hebben, want ik geloof het nog niet. De tijd zal dit wel uitmaken.

Tot slot

Nog even waar ik allemaal heb gezeten:

23 mei 1944Politiebureau Den Bosch
24 mei 1944Politiebureau Winterswijk
26 mei 1944Huis van Bewaring Arnhem
15 juli 1944Kamp Amersfoort
15 oktober 1944Kamp Neuengamme
19 oktober 1944Kamp Husum
1 november 1944Kamp Ladelund
6 december 1944Kamp Neuengamme
28 maart 1945Kamp Hannover-Stöcken
10 april 1945 BevrijdingKamp Hannover-Stöcken
24 april 1945 Vertrek per autoKamp Hannover-Stöcken
24-25 april 1945 WandelenMinden
30 april 1945 WandelenOsnabrück
4 mei 1945 WandelenRheine
6 mei 1945AutobusEindhoven
7 mei 1945TreinThuis in Den Bosch

Hoe waren de gevangenkampen bezet:

Amersfoortongeveer 3 à 4.000 gevangenen
Neuengamme ongeveer 30 à 40,000 gevangenen
Husum ongeveer 4 à 5.000 gevangenen
Ladelund ongeveer 3 à 4.000 gevangenen
Hannover-Stöckenongeveer 6 à 7.000 gevangenen

Aanvullende gegevens over de kampen:

Kamp Amersfoort

Het kamp heeft in totaal 35.000 gevangenen geteld (met een maximum van 4000 tegelijk). Hiervan zijn er ruim 20.000 op transport gesteld naar Duitsland. (Dr. L. de Jong)

Kamp Neuengamme

Van 1938 tot 1945 waren er in totaal 106.000 gevangenen uit alle landen van Europa in dit kamp. Van hen kwamen er ca. 55.000 om het leven. Het aantal Nederlandse gevangenen bedroeg in die periode 6.950. Tegen het einde van de oorlog telde het kamp Neuengamme met de sub-kampen bijna 40.000 gevangenen, waarvan een derde vrouwen. (Uit: Arbeit und Vernichtung, Dokumentenhaus, Neuengamme.) Van de ca. 3500 gevangenen, die van Amersfoort naar Neuengamme zijn getransporteerd, is 80% overleden. (Dr. L. de Jong).

Kamp Husum

Het kamp Husum-Schwesig heeft bestaan van 26 september 1944 tot 29 december 1944. In die tijd waren er ca 1500 gevangenen.

Kamp Ladelund

Dit kamp is door ca. 2000 gevangenen gebruikt gedurende de periode 1 november 1944 tot 16 december 1944. Er stierven 298 mensen, waarvan 107 gevangenen uit Putten. (Uit: Arbeit und Vernichtung). G Lammers is hier op 24 november 1944 gestorven.

Kamp Hannover-Stöcken

Hannover-Stöcken was een buitenkamp van Neuengamme. Het was in gebruik van 19 juli 1944 tot 8 april 1945.In april 1945 waren er ca. 1500 gevangenen, waarvan de meesten waren tewerkgesteld in de nabij gelegen accufabriek AFA In dit kamp zijn in totaal 403 mensen gestorven. (Hans Hermann Schröder, Das Lager bei der Akkumulatorenfabrik in Stöcken).

Over de schrijver:

Jacques Verhees werd op 5 augustus 1897 geboren in 's-Hertogenbosch als zoon van Arnoldus Verhees en Wilhelmine van Keizerswaard. Het gezin bestond uit twaalf kinderen en woonde in de Hinthamerstraat. Daar oefende zijn vader het beroep van houtgraveur uit. Bovendien was er later ook een fotografisch atelier gevestigd. Als 16-jarige jongen kwam Jacques bij zijn vader in het vak. Daar leerde hij de grondslagen van de grafische technieken. Op 10 mei 1927 trouwde hij met Greet Groels.

Al in 1941, niet lang na begin van de Duitse bezetting op 10 mei 1940, werd hij in het verzet betrokken. Zijn vakkennis en de technische mogelijkheden van Cliché en Stempelfabriek A.C Verhees, waarvan hij directeur was, stelden hem in staat op ruime schaal stempels en documenten te vervalsen ten behoeve van het verzet en de Geallieerden. Hij werd op 23 mei 1944 gearresteerd en via Winterswijk, Arnhem en Amersfoort als politieke gevangene naar Duitsland getransporteerd.

Van 15 oktober 1944 tot 9 april 1945 verbleef hij in diverse Duitse concentratiekampen. Als door een wonder, overleefde hij de dwangarbeid en de ontberingen tijdens die winter en op het laatste moment wist hij nog aan een fataal transport te ontsnappen.

Na zijn bevrijding door de Amerikanen op 10 april 1945 begon hij, ernstig verzwakt, aan de voettocht naar huis. Een tocht die hij later als "mijn mooiste reis" zou betitelen. Ten slotte kwam hij op 7 mei 1945 weer thuis bij zijn gezin, waarvan inmiddels zijn oudste zoon Jacques, tijdens de bevrijding van Den Bosch, was omgekomen.

Na de oorlog ontving Jacques Verhees het "Mobilisatie- en Oorlogskruis".

De familie Verhees vond dat een veel te lage onderscheiding voor alles wat hij had gedaan en daaronder heeft moeten lijden. Er werden er duizenden en duizenden uitgereikt, ook nog postuum in 2020. Tragisch is het dat er bij het 75 jarig bestaan van de onderneming A.C. Verhees een koninklijke ridderorder werd uitgereikt voor de verdienste van de "directie". Maar deze werd alleen uitgereikt aan de oudere broer Willem Verhees, die in militaire dienst was geweest en het tot reserve majoor bracht. Later werd er opnieuw een aanvraag voor een onderscheiding aangevraagd maar deze werd niet toegekend omdat de toekenning "reeds eerder was gebeurd".

Noten

  1. Lid van de Nationaal Socialistische Beweging en collaborateur met de Duitse bezetters.
  2. Iemand die zich schuil hield om gevangenneming of gedwongen tewerkstelling te voorkomen.
  3. Verbond van Amerika, Engeland, Frankrijk, Rusland, China en vele andere landen in de oorlog tegen Duitsland. Piloten die waren neergestort, werden door de ondergrondsen geholpen.
  4. De geschiedenis van deze oorlog is later beschreven door Dr. L.de Jong in zijn standaardwerk: Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. (Aanhalingen uit dit werk bij de noten worden gemakshalve aangegeven met "Dr .L.de Jong").
  5. De Duitse Sicherheitsdienst. Inlichtingen- en spionagedienst. Nauw verbonden met de "Sipo" (Sicherheitspolizei), de politie- en recherchedienst.
  6. Café-Restaurant in ’s-Hertogenbosch.
  7. Door de Duitsers aan Nederlanders opgelegde dwangarbeid in Duitsland.
  8. Scheldnaam voor Duitsers.
  9. (Schutzstaffel) Duitse politie-organisatie. Zowel de "SD" als de "SIPO" waren afdelingen van het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) dat, zoals de gehele politieorganisatie, ondergeschikt was aan de Reichsführer der SS, Heinrich Himmler. Deze was tevens verantwoordelijk voor de Duitse concentratiekampen.
  10. Houten slaapbank.
  11. Gevangenis-toilet.
  12. Phil Thieme, nicht van Jacques.
  13. Deze had van de Duitsers verlof gekregen om hulp te bieden aan gevangenen in Nederland. Via de "Dienst voor speciale hulpverleening van het Nederlandsche Roode Kruis" werden door haar op diverse plaatsen voedselpakketten verstrekt.
  14. Afkorting KP. Deel van de verzetsbeweging, dat gewapende overvallen uitvoerde.
  15. (Sipo) Duitse politie- en recherchedienst.
  16. Zus van Jacques.
  17. De trouwring en de zegelring zijn door bemiddeling van het Rode Kruis na de oorlog, via Frankrijk en België terug gegeven.
  18. Gevangene, belast met de leiding over een groep gevangenen van een barak (Blok).
  19. Als toelichting op deze opmerking het volgende: Amersfoort was "Een allegaartje van alle mogelijke gestraften". Hieronder zwarthandelaren en clandestiene slachters, "bij wie geen spoor van idealisme een rol had gespeeld". "Het mag dan ook niet verbazen dat er onder de politieke gevangenen in de tweede periode van Amersfoort, als in de eerste, verscheidenen waren die een gevoel van teleurstelling over de houding van hun lotgenoten niet van zich af konden zetten". (Dr. L.de Jong, deel 8, pag. 596)
  20. Nederlandse Seintoestellen Fabriek.
  21. Berg was in die tijd de Duitse Kampcommandant.
  22. Kotalla was plaatsvervangend Kampkommandant van Berg. Beiden waren SS'ers en mishandelden en treiterden de gevangenen (de beruchte Kotalla-trap). Na de oorlog zijn beiden gearresteerd en in december 1948 ter dood veroordeeld. Kotalla kreeg in 1950 gratie (levenslang) en stierf in de gevangenis van Breda in 1979.
  23. Deze levensmiddelenpakketten werden namens het Nederlandse Rode Kruis uitgereikt door Mevrouw L. van Overeem-Ziegenhardt. (Dr. L.de Jong, deel 10b, pag. 343)
  24. Nicht van Greet.
  25. Uit het latere boek van Gescher blijkt, dat de gevangenen uit Vught niet eind augustus maar op 14 september in Amersfoort aankwamen. Hij werd er op 19 september vrij gelaten.
  26. Red. TOW: De razzia van Putten vond plaats op 1 oktober 1944, als represaille voor een door het Puttense verzet uitgevoerde aanval op een auto met officieren van de Wehrmacht.
  27. Het grote transport dat op 11 Oktober 1944 Amersfoort verliet: 1440 gevangenen, onder wie 602 mannen en jongens die tien dagen eerder in Putten waren opgepakt. Van die Puttenaren sprongen er 14 uit de rijdende trein. (Dr. L. de Jong, deel 10b, pag. 833).
  28. Van de 588 Puttenaren die bij dit transport waren, zouden er 49 naar Nederland terug keren. (Dr. L. de Jong, deel 1 ob, pag. 56)
  29. Dit Duitse kamp bij Hamburg telde, naast het Hoofdkamp, tenslotte in 1945 nog 80 subkampen (Aussenlager). (Uit: Arbeit und Vernichtung, Katalog zur ständigen Ausstellung im Dokumentenhaus, Neuengamme)
  30. Hij werd op 5 september 1944, op 24-jarige leeftijd, in het Kamp Vught gefusilleerd.
  31. Gevangenen belast met de leiding van het Arbeitskommando.
  32. Red. TOW: geen vernietigingskamp met gaskamers zoals Auschwitz-Birkenau en Sobibor, maar wel een kamp waar door de zware arbeid vele gevangenen stierven.
  33. Als in het dagboek dysenterie genoemd wordt, is het waarschijnlijk een ernstige vorm van diarree. Het is een normaal verschijnsel bij ernstige ondervoeding.
  34. Onderhuidse ontstekingen.
  35. Is op 11 maart 1945 in Neuengamme overleden.
  36. Duits woord voor vuilnis.
  37. Op 7 april 1945 zijn de gevangenen van Hannover-Stöcken die nog lopen konden te voet naar Bergen-Belsen overgebracht, waar zij waarschijnlijk later allen zijn omgekomen. Op 8 april 1945 zijn de zieke gevangenen per trein naar het oosten vertrokken tot het transport niet verder meer kon. Zij zijn toen te voet verder gegaan. Tenslotte zijn op 13 april 1945 deze ca. 1000 gevangenen in een veldschuur nabij Gardelegen door de SS levend verbrand. (Uit: Arbeit und Vernichtung).
  38. De "Grüne Polizei" was de Duitse ordepolitie.
  39. Door de Duitsers opgelegde verplichte tewerkstelling in Duitsland.
  40. Cliché- en Stempelfabriek A.C. Verhees in Den Bosch.
  41. In het manuscript geschreven als "Zehlze".
  42. Reichsmark
  43. Vermoedelijk een handkar.
  44. Deze vier personen waren o.a.: Kees Aanen, Bram en Jacques Verhees. Andere namen worden niet vermeld.
  45. Duits Militair Tehuis.
  46. Distributiebonnen, nodig om voedsel e.d. te kunnen kopen.
  47. Profiteur van de oorlogsschaarste door het maken van woekerwinsten.
  48. Harrie Rovers, die ook op de W. v. Oranjelaan woonde
  49. De familie zat ondergedoken onder de naam "de Wijs". Zie hiervoor het Dagboek van Greet Verhees.
  50. Zusters van Jacques.

Definitielijst

Geallieerden
Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
Mobilisatie
Een leger in staat van oorlog brengen, dus eigenlijk de overgang van vredestoestand naar oorlogstoestand. Het Nederlandse leger werd gemobiliseerd op 29 augustus 1939.

Bronnen

Niets uit deze tekst mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de wettelijke erfgenamen van J.J. A Verhees. Wij danken P.J.M. Verhees voor zijn toestemming om de tekst op TracesOfWar.nl te publiceren.