De Amerikaanse onderzeeboot USS Sealion (SS-315) werd in 1943 en 1944 gebouwd aan de scheepswerf van General Dynamics Electric Boat te Groton, Connecticut. De onderzeeboot had een aantal vrachtschepen tot zinken gebracht tot het op 21 november 1944 het Japanse slagschip Kongo (1913) en de torpedobootjager Urakaze (1940) tot zinken bracht. In 1946 werd het schip buiten dienst gesteld om in 1948 als transportonderzeeboot USS Sealion (SSP-315) weer in dienst te worden gesteld. In 1950 ontving het schip de classificatie USS Sealion (ASSP-315) en in 1956 tot USS Sealion (APSS-315). In 1960 werd het schip weer buiten dienst gesteld om in 1961 weer te worden gereactiveerd. In januari 1969 werd het geclassificeerd als amfibische transportonderzeeboot USS Sealion (LPSS-315) om in 1970 in de reserve vloot te worden geplaatst. Op 8 juli 1978 werd de USS Sealion als doelschip tot zinken gebracht.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
General Dynamics
Electric Boat, Groton, Connecticut |
25 februari 1943 |
31 oktober 1943 |
8 maart 1944 |
8 juli 1978 (gezonken, doelschip) |
Bouwnummer : 85 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
maart 1944 |
2 februari 1946 |
USS Sealion
(SS-315), Submarine Division 222 (SubDiv 222) |
||
2 november 1948 |
mei 1949 |
USS Sealion (SSP-315),
Submarine Division 21 (SubDiv 21) |
||
mei 1949 |
januari 1950 |
USS Sealion
(SSP-315), Submarine Squadron 6 (SubRon 6), SubDiv 61 |
||
31 januari 1950 |
maart 1955 |
USS Sealion
(ASSP-315), Submarine Squadron 6 (SubRon 6), SubDiv 61 |
||
maart 1955 |
oktober 1956 |
USS Sealion
(ASSP-315), Submarine Division 63 (SubDiv 63) |
||
24 oktober 1956 |
30 juni 1960 |
USS Sealion
(APSS-315), Submarine Division 63 (SubDiv 63) |
||
20 oktober 1961 |
september 1967 |
USS Sealion
(APSS-315), Submarine Squadron 6 (SubRon 6) |
||
15 september 1967 |
januari 1961 |
USS Sealion
(APSS-315), Submarine Division 121 (SupDiv 121) |
||
januari 1961 |
20 februari 1970 |
USS Sealion
(LPSS-315), Submarine Division 121 (SupDiv 121) |
||
15 maart 1977 |
geschrapt van Naval
Vessel Register |
|||
8 juli 1978 |
gezonken als
doelschip |
De kiel voor de Balao-klasse onderzeeboot USS Sealion, werd op 25 februari 1943 als bouwnummer 85 gelegd aan de scheepswerf van de Electric Boat Company in Groton, Connecticut. Op 31 oktober 1943 werd het schip te water gelaten. De aflevering vond plaats op 8 maart 1944.[1]
De USS Sealion was een typische Balao-klasse onderzeeboot met een lengte van ruim 95 meter, boven water een waterverplaatsing van 1.550 ton en onder water van 2.463 ton. Aangedreven door vier General Motors dieselmotoren en vier General Electric elektrische motoren, konden de twee propellers boven water een snelheid van ruim 20 knopen (37 km/u) en onder water van bijna 9 knopen (17 km/u) genereren. Het schip had een veilige duikdiepte van 120 meter. De 80 bemanningsleden hadden de beschikking over vierentwintig 533 mm torpedo's waarmee men de tien torpedolanceerbuizen (zes voor en vier achter) kon vullen. Aan dek had men ter aanvulling een stuk 127 mm / 25 kaliber dekgeschut, een Bofors 40 mm en een Oerlikon 20 mm luchtafweergeschut.[2][3]
De USS Sealion beschadigde en bracht tijdens de Tweede Wereldoorlog de volgende schepen tot zinken:
Naam: |
Gevolg: |
Land: |
Datum: |
Patrouille: |
Vrachtschip s.s. Sansei Maru
(2.386 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Japan |
28 juni 1944 |
1e |
Sampan |
Gezonken (geschut) |
Japan |
30 juni 1944 |
1e |
Vrachtschip s.s. Setsuzan Maru
(1.922 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Japan |
6 juli 1944 |
1e |
Vrachtschip s.s. Tsukushi Maru
No. 2 (2.418 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Japan |
11 juli 1944 |
1e |
Vrachtschip Taian Maru No. 2
(998 BRT) |
Gezonken (torpedo/geschut) |
Japan |
11 juli 1944 |
1e |
Tanker s.s. Rikko Maru |
Beschadigd (torpedo) |
Japan |
31 augustus 1944 |
2e |
Mijnenlegger Shiratake (1929) |
Gezonken (torpedo) |
Japan |
31 augustus 1944 |
2e |
Vrachtschip s.s. Rakuyo Maru
(1921) (9.419 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Japan |
12 september 1944 |
2e |
Vrachtschip m.v. Nankai Maru
(1932) (8,416 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Japan |
12 september 1944 |
2e |
Slagschip Kongo (1913) |
Gezonken (torpedo) |
Japan |
21 november 1944 |
3e |
Torpedobootjager Urakaze (1940) |
Gezonken (torpedo) |
Japan |
21 november 1944 |
3e |
Bevoorradingsschip Mamiya (1923) |
Gezonken (torpedo) |
Japan |
20 december 1944 |
4e |
De USS Sealion werd na haar proefvaarten toegevoegd aan de Submarine Division 222 (SubDiv 222) en bevond zich op 17 mei 1944 voor het eerst in haar basis te Pearl Harbor. Tot 8 juni volgden tochten voor opleiding, waarna het schip aan de eerste oorlogspatrouille begon. Varend via Midway koos het schip op 23 juni station bij de Osumi eilanden. Diezelfde dag probeerde de Sealinon een eerste aanval maar werd direct aangevallen met dieptebommen. Onbeschadigd wist het schip te ontkomen. Pas op 28 juni 1944 lukte het de Sealion bij Tsushima een eerste slachtoffer te maken en wel de s.s. Sansei Maru (2.386 BRT). Op 30 juni bracht de bemanning met het dekgeschut een sampan tot zinken. Op 6 juli onderschepte de Sealion een konvooi bij de Four Sisters eilanden. Hierbij lukte het de Sealion om de s.s. Setsuzan Maru (1.922 BRT) te torpederen en onbeschadigd te ontkomen aan de konvooibescherming. Op 11 juli bracht de Sealion nabij Korea de vrachtschepen Tsukushi Maru No. 2 (2.418 BRT) en Taian Maru No. 2 (998 BRT) tot zinken. Het tweede schip werd uiteindelijk met kanonvuur tot zinken gebracht. Op 21 juli 1944 kwam de USS Sealion aan op haar bevoorradingsbasis op Midway.[4]
Nadat het schip was bevoorraad, vertrok het op 17 augustus 1944 voor de tweede oorlogspatrouille die werd uitgevoerd met de USS Growler (SS-215) en de USS Pampanito (SS-383). Deze patrouille vond plaats in de Zuid-Chinese Zee. Op 31 augustus 1944 werd de tanker s.s. Rikko Maru door de Sealion beschadigd maar kon doorvaren. Ondertussen viel de Sealion de mijnenlegger Shiratake (1929) aan en bracht het tot zinken. De escortes waren nu dusdanig gewaarschuwd dat de Sealion zich uit de voeten moest maken. Het schip had een groot deel van de torpedo's verbruikt en veel brandstof opgemaakt. Sealion voer naar Saipan voor bevoorrading. Al op 7 september kon de Sealion op pad gaan om zich weer bij de twee andere onderzeeboten voegen. Op 12 september vielen de drie onderzeeboten een Japans konvooi aan, dat naar later bleek, Australische en Britse krijgsgevangenen vervoerde. Bij de aanval torpedeerde de Sealion de s.s. Rakuyo Maru (1921) (9.419 BRT) en de m.v. Nankai Maru (1932) (8,416 BRT). Bijna 1.150 krijgsgevangenen kwamen om het leven bij de aanvallen. De USS Sealion redde 54 krijgsgevangenen uit het water. Vier van hen overleden onderweg en de rest werd in de haven van Tanapag aan land gebracht. Via Saipan keerde de USS Sealion terug naar Hawaii en kwam op 30 september 1944 aan in Pearl Harbor.[5][6][7]
Op 31 oktober 1944 vertrok de USS Sealion voor haar derde oorlogspatrouille. Deze patrouille werd samen uitgevoerd met de USS Kete (SS-369) in de Oost-Chinese Zee. Op 9 november 1944 verlegde de USS Sealion haar operatiegebied naar de Straat van Tokara. Op 16 november had het schip een ongeval met een torpedo in een gesloten torpedolanceerbuis en op 18 november met een waterstof explosie in de accuruimte van een torpedo. Beide voorvallen waren niet ernstig genoeg om naar de thuishaven terug te keren. Op 21 november om 0.20 uur ontdekte de USS Sealion een vijandelijk konvooi in de Straat van Taiwan. Rond 0.48 uur wist de onderzeeboot vast te stellen dat het om twee kruisers en twee slagschepen ging. Om 1.46 uur werden nog eens drie escorterende torpedobootjagers ontdekt. De USS Sealion was een vijandelijk smaldeel tegen gekomen bestaande uit de slagschepen Yamato (1940), Nagato (1919) en Kongo (1913), de kruiser Yahagi (1942) en de escorterende torpedobootjagers Hamakaze (1940), Isokaze (1939), Urakaze (1940), Yukikaze (1939), Kiri (1944) en Ume (1944). Om 2.56 uur vuurde de Sealion een patroon van zes torpedo's op de Kongo en om 02.59 nog eens drie op de Nagato. Er werden drie treffers geconstateerd en de Kongo maakte slagzij. De Nagato werd niet getroffen door de torpedo's, maar deze brachten de Urakaze tot zinken. De USS Sealion lukte het onopgemerkt te blijven en positioneerde zich voor nogmaals een aanval. Ondertussen hadden de Japanse schepen hun vaarpatroon aangepast en zich gesplitst in twee groepen. De USS Sealion bleef de langzame groep met de ernstig beschadigde Kongo volgen. Om 05.24 werd een grote explosie geregistreerd en bleek de Kongo te zijn verdwenen. De dagen die hierop volgden, bleef de Sealion patrouilleren tussen China en Taiwan. Op 28 november beëindigde het schip deze patrouille en trok naar Guam.[8]
De vierde oorlogspatrouille vond plaats vanaf 14 december 1944 en vond in de Zuid-Chinese Zee plaats, samen met de USS Blenny (SS-324) en USS Caiman (SS-323). Tijdens deze patrouille was het weer zo slecht dat pas op 20 december een schip werd gesignaleerd. Dit was het Japanse bevoorradingsschip Mamiya (1923). Na een eerste aanval met zes torpedo's was de Mamiya ernstig beschadigd maar bleef drijven. Na een tweede aanval met nog eens drie torpedo's zonk het schip. Tussen 28 december 1944 en 14 januari 1945 voerde de Sealion verkenningen uit rond de Filipijnen in verband met de bevrijding. Op 14 januari beëindigde het schip deze oorlogspatrouille en kwam op 24 januari aan in Fremantle, West-Australië.[9]
De vijfde en laatste oorlogspatrouille van de Tweede Wereldoorlog begon op 19 februari 1945 en vond plaats in de Zuid Chinese Zee en de Golf van Siam. Op 17 maart bracht de Sealion de Thaise s.s. Saumi (1.458 BRT) tot zinken. In april werden door de Sealion vier piloten uit zee gered en veilig afgeleverd. De patrouille werd op 12 juni afgesloten en op 30 juni vertrok de Sealion vanaf Wake naar Pearl Harbor. Vanuit Pearl Harbor werd het schip naar San Francisco gestuurd voor uitgebreid onderhoud. Vanwege het aflopen van de Tweede Wereldoorlog werd bij dit onderhoud vooral gewerkt aan het buiten dienst stellen van het schip wat op 3 februari 1946 plaatsvond.[10]
Eind 1947 werd besloten de USS Sealion te laten verbouwen tot troepentransportschip. Hiertoe werd het in april 1948 binnen genomen bij de scheepswerf San Francisco Naval Shipyard. De verbouwing nam acht maanden in beslag. De torpedolanceerbuizen en voorste motoren werden verwijderd, evenals de voorste machinekamer en achterste torpedokamer. Op deze manier ontstond ruimte voor 123 manschappen. Tevens konden de voorste machinekamer en achterste torpedoruimte als vrachtruim dienen. Achter de toren werd een cilindervormige kamer aangebracht waarin een landingsvaartuig of -voertuig kon worden vervoerd. Op 2 november 1948 werd het schip in dienst gesteld als USS Sealion (SSP-315). Na trainingsmissies met US Marines, werd de Sealion in het voorjaar van 1949 naar de Atlantische Oceaan gestuurd voor dienst bij Submarine Division 21 (SubDiv 21). Vanaf april 1949 maakte het schip deel uit van Submarine Squadron 6 (SubRon 6) bij Submarine Division 61 (SubDiv 61). Op 31 januari 1950 vond een classificatie tot transportonderzeeboot plaats als USS Sealion (ASSP-315). Tussen april en juni 1950 onderging het schip de nodige onderhoudswerkzaamheden aan de werf van de Portsmouth Naval Shipyard. Vanaf maart 1955, ingedeeld bij de Submarine Division 63 (SubDiv 63), werd de Sealion getest in het gebruik van een helikopter en op 24 oktober 1956 kreeg het schip de aanduiding USS Sealion (APSS-315). in deze periode werd de hangar achter de toren verwijderd.[11]
Op 30 juni 1960 werd de USS Sealion buiten dienst gesteld en in Portsmouth aan de reservevloot toegevoegd. dit duurde tot het schip in augustus 1961 te Philadelphia in onderhoud werd genomen en op 20 oktober weer in dienst werd gesteld. Op 18 december 1961 volgde toevoeging aan het Submarine Squadron 6 (SubRon 6). Het schip vertrok uit Norfolk op 22 oktober 1962 voor een operationele patrouille ten tijde van de Cuba-crisis. Op 15 september 1967 werd de USS Sealion overgeheveld naar Key West in Florida en werd onderdeel van de Submarine Division 121 (SuDiv 121). In januari 1969 werd het schip geclassificeerd als USS Sealion (LPSS-315) tot het op 20 februari 1970 buiten dienst werd gesteld.[12]
Op 15 maart 1977 volgde het schrappen uit het Naval Vessel Register en op 8 juli 1978 werd de USS Sealion tot zinken gebracht als doelschip.
Naam: | USS Sealion (SS-315) |
Callsign/Registratie: |
SS-315 |
Bouwer: |
General Dynamics Electric Boat,
Groton, Connecticut |
Bouwnummer: |
85 |
Type/Klasse: |
Onderzeeboot / Balao-klasse |
Waterverplaatsing: |
1.526 lt (1,550 t) boven water 2.424 lt (2.463 t) onder water |
Lengte: |
95,02 meter |
Breedte: |
8,31 meter |
Diepgang: |
5,13 meter |
Aandrijving: |
4x General Motors Model 16-278A
V16 dieselmotoren 2x 126-cell Sargo accu's 4x General Electric elektromotoren 2 schachten 5.400 pk (4.0 MW) boven water 2.740 pk (2.0 MW) onder water |
Snelheid: |
20,25 knopen (37,50 km/h) boven
water 8,75 knopen (16,21 km/h) onder water |
Bereik: |
20.000 km bij 10 knopen (19
km/h) boven water |
Maximale duikdiepte: |
120 meter |
Bewapening: |
10x 533 mm torpedolanceerbuizen (6 voor, 4 achter) 24 torpedo's 1x 127 mm / 25 kaliber dekgeschut 1x 40 mm Bofors luchtafweer 1x 20 mm Oerlikon luchtafweer |
Bemanning |
80-81 |
Lieutenant Commander
Eli Thomas Reich (Luitenant ter zee der 1ste
klasse) |
8 maart 1944 |
Lieutenant Commander Charles
Francis Putnam (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
4 december 1944 - 1 januari 1946 |