De tanker m.s. Westerwald was een bevoorradingsschip uit de Dithmarschen-klasse en deed vanaf eind 1938 dienst bij de Kriegsmarine. Tijdens de beginfase van de Tweede Wereldoorlog fungeerde het als bevoorradingsschip voor de Zware-kruiser Deutschland (1933). Het schip werd eind 1939 omgedoopt tot m.s. Nordmark en opereerde als bevoorradingsschip voor de Zware-kruiser Admiral Scheer (1933). Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd het schip opgebracht door de Royal Navy die het als RFA Northmark in gebruik nam en later omdoopte tot HMS Bulawayo (A121). In 1955 werd het schip afgevoerd en in oktober van dat jaar gesloopt.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Schichau-Werke, Danzig |
14 november 1936 |
5 oktober 1937 |
16 december 1938 |
oktober 1955 (sloop) |
Bouwnummer : 1385 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
16 december 1938 |
november 1939 |
m.s. Westerwald
(1937), Kriegsmarine |
||
november 1939 |
1945 |
m.s. Nordmark
(1939), Kriegsmarine |
||
1945 |
1947 |
RFA Northmark, Royal
Navy |
||
1947 |
1955 |
HMS Bulawayo (A121),
Royal Navy |
De Dithmarschen-klasse schepen waren door de Kriegsmarine besteld om te kunnen dienen als bevoorradingsschepen voor de Panzerkreuzers uit de Deutschland-klasse en later alle grote oppervlakteschepen. De schepen dienden om de kruisers en slagschepen te kunnen voorzien van brandstof, munitie en voorraden. In juni 1936 gaf de Kriegsmarine de opdracht tot de bouw van drie bevoorradingsschepen aan zowel de Schichau-Werke in Danzig als de Kieler Howaldswerft. Later werden nog drie schepen besteld. De m.s. Westerwald was het tweede schip in deze klasse die door de Schichau-Werke werd gebouwd.[1]
De kiel voor de m.s. Westerwald werd als bouwnummer 1385 op 14 november 1936 gelegd. Op 5 oktober 1937 werd het schip te water gelaten en op 16 december 1938 kon de Westerwald worden afgeleverd. Het 179 meter lange schip was een typische tanker uit die tijd met een stuurhut juist voor het midden gesitueerd en een opbouw met machinekamer en schoorsteen op het achterschip. De bovenbouw van het schip was forser dan bij normale tankers omdat hier veel van de voorraden werden opgeslagen. Naast deze rol was het schip, net als de anderen van haar klasse, eveneens uitgerust met een uitgebreidere ziekenboeg. Twee hogedrukketels waren geïnstalleerd om de stoomturbines aan te drijven. Hiermee kon een snelheid van 20 knopen (38 km/u) worden gegenereerd. De bewapening bestond uit drie stuks 150 mm/L48 geschut, twee stuks 37 mm luchtafweergeschut, vier stuks 20 mm luchtafweergeschut en acht machinegeweren.[2]
Op 6 januari 1939 werd de Westerwald operationeel en vertrok het voor oefeningen met de Gneisenau (1936) nabij Madeira. Terug in Duitsland werd het schip klaargemaakt voor operationele dienst en op 22 augustus 1939 vertrok het schip naar de Noord-Atlantische Oceaan ter ondersteuning van het pantserschip Deutschland (1933). Op 22 november 1939 keerde de Westerwald terug in Duitsland en werd vervolgens omgedoopt tot m.s. Nordmark.[3][4][5]
Vanaf november 1939 ging de m.s. Westerwald door het leven als m.s. Nordmark. In maart 1940 werd de Nordmark van Hamburg naar Swinemünde gestuurd ter voorbereiding op inzet tijdens de aanstaande operatie Weser (Weserübung). Hiervoor werd het schip de Noordzee op gezonden en opereerde in nauw contact met de Gneisenau (1936) en de Scharnhorst (1936). Op 27 juli 1940 werd het schip aangevallen door Britse vliegtuigen en raakte beschadigd. In Hamburg werd het schip vervolgens gerepareerd.
Vanaf 12 september 1940 opereerde de Nordmark als bevoorradingsschip voor de Admiral Scheer (1934). Beide schepen wisten uit te breken naar de Atlantische Oceaan. Naast de vaste bevoorrading voor de Admiral Scheer, opereerde het schip ook al bevoorradingsschip voor diverse onderzeeboten en andere schepen die zich in de Atlantische Oceaan bevonden. Gedurende deze lange operatie werd ook de Nordmark zelf regelmatig door andere schepen bevoorraad. Pas op 18 mei 1941 werd het schip in de Golf van Biskaje opgevangen door de torpedobootjagers Erich Steinbrinck (Z15), Bruno Heinemann (Z8) en Friedrich Ihn (Z14) die het schip begeleidden naar Boulogne. Hierna begeleidden de mijnenjagers M 3, M4 en M20 de Nordmark tot in Hamburg. Hiermee beëindigde de Nordmark een operatie van 212 zeedagen.[6][7]
De resterende tijd tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de m.s. Nordmark vanaf maart 1942 ingezet vanuit havens in Noorwegen ter ondersteuning van de diverse vlooteenheden aldaar. In april 1945 liep de Nordmark binnen in Kopenhagen waar het haar inzet in de Tweede Wereldoorlog beëindigde.
Naam: | m.s. Westerwald / m.s. Nordmark |
Callsign/Registratie: |
? |
Bouwer: |
Schichau-Werke, Danzig |
Bouwnummer: |
1385 |
Type/Klasse: |
Bevoorradingsschip /
Dithmarschen-klasse |
Waterverplaatsing: |
10.848 BRT (standaard) 20.858 t (beladen) |
Lengte: |
178,25 meter |
Breedte: |
22,00 meter |
Diepgang: |
9,30 meter |
Aandrijving: |
2 dieselmotoren 2 schachten 22.000 Pk (16.181 kW) |
Snelheid: |
20,75 knopen (3 km/u) |
Bereik: |
? km bij ? knopen |
Bewapening: |
3x Sk 15,0 cm L/48 geschut 2x 3,7 cm luchtafweergeschut 6x 2,0 cm luchtafweergeschut |
Bemanning |
94 - 208 |
Op 8 augustus 1945 kwam de m.s. Nordmark aan in Rosyth en werd naar Hebburn-on-Tyne overgevaren om te worden ingericht voor inzet bij de British Pacific Fleet. De Tweede Wereldoorlog werd echter beëindigd voordat het schip gereed was. Als gevolg hiervan werd het casco in reserve geplaatst. In januari 1946 werd het schip gedoopt tot RFA Northmark (Royal Fleet Auxiliary). De kosten voor de inrichting en bediening als RFA schip waren dusdanig hoog dat besloten werd het schip in dienst te stellen bij de Royal Navy zelf. In 1947 werd het schip hiertoe verbouwd en in juli 1947 als HMS Bulawayo in dienst gesteld. In deze hoedanigheid diende het schip tot het in 1955 werd gesloopt.