Thomas Hart diende zowel tijdens de Eerste als Tweede Wereldoorlog bij de US Navy. Gedurende de Eerste Wereldoorlog voerde Hart de leiding over een divisie onderzeeboten die vanuit Ierland opereerde. Bekender werd hij echter bij het begin van de Tweede Wereldoorlog in de Pacific waar hij het bevel voerde over de US Asiatic Fleet en later bevelhebber van de marine eenheden onder ABDA-COMMAND. Op 5 februari 1942 werd hij door de Amerikanen 'geslachtofferd' voor het falende marine optreden in de strijd tegen Japan. Hij werd gedwongen ontslag te nemen op medische gronden. Terug in Washington trad hij toe tot de General Board en in 1946 werd hij senator. In 1971 overleed hij op 94 jarige leeftijd.
Thomas Charles Hart werd geboren op 12 juni 1877 in Davison, Michigan als zoon van John Mansfield Hart en Isabella Ramsey Hart. In 1897 studeerde hij af aan de US Naval Academy en werd gestationeerd op het slagschip USS Massachusetts (BB-2). Samen met de latere Amerikaanse president Theodore Roosevelt nam hij deel aan de slag om Santiago de Cuba en de daaropvolgende invasie van Cuba tijdens de Spaans-Amerikaanse oorlog. Vanwege de vaardigheden die hij tentoon had gesteld werd hij vervolgens naar het jacht USS Vixen (PY-4) gezonden. Na de strijd rond Cuba diende hij op het opleidingsschip USS Hartford (1858). Op 1 juli 1902 werd hij bevorderd tot Lieutenant (Junior Grade). Na deze periode vertrok hij als instructeur naar de US Naval Academyin Annapolis waarbij hij op 16 augustus 1903 werd bevorderd tot Lieutenant.
Zijn volgende aanstelling was als Division Officer aan b oord van de USS Missouri (BB-11). In december 1905 verkreeg hij zijn eerste commando en wel van de torpedobootjager USS Lawrence (DD-8). Hierbij werd hij op 1 juli 1909 bevorderd tot Lieutenant Commander. Op 30 maart 1910 trad Hart in het huwelijk met Caroline Robinson Brownson, de dochter van Rear Admiral Willard H. Brownson. Zij zouden samen vijf kinderen krijgen. Rond deze tijd werd Hart aangesteld voor de inspectie van het in aanbouw zijnde slagschip USS North Dakota (BB-29) waar hij bleef tot de indienststelling op 11 april 1910. In 1910 werd Hart benoemd tot hoofd van de afdeling onderhoud bij de Torpedodienst in Newport. Hier bewees hij een zeer bekwame bevelhebber te zijn.
Na de indienststelling van het schip werd Hart voorbereid voor het voeren van bevel over onderzeeboten. Op 29 augustus 1916 volgde de bevordering tot Commander. In 1917 werd hij benoemd tot Chief of Staff, Commander Submarine Force, Atlantic Fleet (COMSUBLANT), waarbij hij het bevel kreeg over het vlaggenschip USS Chicago (CA-14).
Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende Hart achtereenvolgens als bevelhebber van Submarine Division 2 en Submarine Division 5 en voerde tevens het bevel over het vlaggenschip de USS Bushnell (AS-15). Met Submarine Division 2 was hij gestationeerd in Bantry Bay, waarbij de eenheid de doorgang naar Groot-Brittannië diende te beschermen. Met Submarine Division 5 bevond hij zich te Ponta Delgada op de Azoren, waar vandaan de routes naar de Azoren beschermd dienden te worden. Na een korte periode bij de Britse Admiralty werd hij in 1918 aangesteld als Director of Submarines bij het Office Chief Naval Operations, waar hij tot 1922 bleef. Op 30 juli 1920 werd Hart eveneens aangesteld als Commander, Submarine Flotilla 3. Tevens werd hij op 7 februari 1921 bevorderd tot Captain.[1]
Hierna werd hij aangesteld als bevelhebber van de USS Mississippi (BB-41). Op 1 oktober 1929 volgde de bevordering tot Rear Admiral en hij diende tussen 1931 en 1934 als Superintendent, United States Naval Academy. Op 25 juli 1939 werd Hart aangesteld als Commander in Chief, US Asiatic Fleet met een gelijktijdige promotie tot Admiral. Deze positie behield hij tot de oorlog in het Verre Oosten uitbrak.
Hart nam deze taak zeer voortvarend ter hand. Hij zorgde ervoor dat de Amerikaanse vloot in de Pacific gezien werd. Met name zorgde hij voor een duidelijke aanwezigheid in de buurt van China en op de Filippijnen. De gespannen situatie in de Pacific bracht hem ertoe te zorgen dat het trainingsniveau op een zo hoog mogelijk peil werd gehouden. Door de oorlog in Europa en de val van Nederland en Frankrijk werd Hart automatisch gedwongen om in de Pacific samenwerking te zoeken met de Britse, Australische en Nieuw-Zeelandse marines. Deze hadden echter hun eigen plan getrokken in hun samenwerking met de Nederlands-Indische autoriteiten. Vooral hadden zij kritiek op de Amerikanen in hun onvermogen om werkelijke verdedigingsplannen te ontwikkelen. Hierdoor ging Hart verder met het ontwikkelen van eigen plannen. In 1941 bleek de Verenigde Staten eindelijk in staat om eigen verdedigingsplannen op te stellen. Het Amerikaanse opperbevel had eindelijk plannen ontwikkeld die Hart in staat zouden stellen om zijn Asiatic Fleet aanzienlijk te versterken. Hij zou hiervoor een Kruiser Divisie, een Vliegdek Eskader en een Torpedobootjager Eskader kunnen formeren. Binnen een maand echter waren de intenties alweer teruggedraaid en moest Hart zijn plannen doorvoeren zonder te kunnen rekenen op versterkingen. Samen met de nieuwe US Army-commandant Douglas MacArthur, trad Hart voortvarend op om met de beschikbare middelen een goede strijdmacht samen te stellen.
In december 1941 kwamen eindelijk de Britse versterkingen en vond een eerste bijeenkomst plaats tussen Hart en de Britse bevelhebber admiraal Phillips. Hierna gingen de ontwikkelingen heel snel. De Amerikaanse vloot in Pearl Harbor werd uitgeschakeld, evenals de Britse versterkingen. MacArthur's luchtvloot werd bij de Japanse aanval vernietigd en de marine eenheden rond de Filippijnen kregen het zwaar te verduren.
Door de snelheid waarmee de Japanse troepen optrokken, werd de US Asiatic Fleet gedwongen om zich zuidwaarts te verplaatsen en op te gaan in een samenwerkingsverband. Hart werd de bevelhebber van de marine onderdelen van het nieuwe gevormde ABDA Command. Ook hier ging Hart weer voortvarend te werk en met een grote bekwaamheid. Ondanks de beperkte middelen wist hij op 22 januari 1942 met een groep torpedobootjagers een overwinning te behalen op de Japanse invasievloot bij Balikpapan. Het was echter een druppel op een gloeiende plaat. Hart zou het Amerikaanse slachtoffer worden van de geallieerde onmacht in de Pacific. Op 5 februari werd hem te verstaan gegeven dat hij beter kon verzoeken om op medische gronden te worden ontslagen. Hart werd politiek geofferd ten gunste van de Nederlandse marine. Nederland eiste het commando over de marine onderdelen van ABDA, aangezien zij vonden hier het meeste recht op te hebben. Hart werd vervangen door admiraal Conrad Helfrich.
Hart vertrok op 8 maart 1942 naar Washington, waar hij wederom werd geplaatst bij de General Board. In januari 1944, in de nadagen van zijn carrière, werd Hart opgedragen om het onderzoek te leiden naar het debacle van Pearl Harbor. In 1945 was zijn militaire carrière echter voorbij. Hart werd toen gevraagd om een opengevallen plaats in de senaat van Connecticut over te nemen in verband met het vroegtijdige overlijden van een Republikeinse senator. Hart nam de positie aan, maar deed daarna niet mee aan de verkiezingsstrijd voor een nieuwe periode.
Hart genoot hierna van zijn rust en vrijheid. Hij schreef diverse boeken en memoires over zijn militaire loopbaan. Op 4 juli 1971 overleed Hart op 94-jarige leeftijd aan een hartaanval. Hij werd begraven op de Nationale Begraafplaats Arlington. Hart heeft in zijn loopbaan vele onderscheidingen gekregen waaronder de Nederlandse Orde van Oranje-Nassau met zwaarden.