De Type I U-boot U 26 (1936) werd in mei 1936 in dienst genomen en was tijdens de Tweede Wereldoorlog direct of indirect verantwoordelijk voor het tot zinken brengen van 12 vijandelijke schepen. Op 1 juli 1940 werd de U 26 door dieptebommen dusdanig beschadigd dat het naar de oppervlakte moest komen. Nadat de bemanning het schip had verlaten werd het uiteindelijk door een luchtaanval tot zinken gebracht
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
DeSchiMAG AG Weser, Bremen |
1 augustus 1935 |
14 maart 1936 |
11 mei 1936 |
1 juli 1940 (gezonken) |
Bouwnummer : 904 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
11 mei 1936 |
U 26,
Unterseebootsflottille Saltzwedel |
|||
31 december 1939 |
U 26,
Unterseebootsschulflottille |
|||
1 januari 1940 |
1 juli 1940 |
U 26, 2.
Unterseebootsflottille |
De kiel voor U 26 werd als bouwnummer 904 op 1 augustus 195 gelegd aan de werf van DeSchiMAG AG Weser in Bremen. Het schip werd op 14 maart 1936 te water gelaten en op 11 mei in dienst genomen onder bevel van Kapitänleutnant Werner Hartmann. Het schip was een onderzeeboot uit de Type I U-boot reeks, ook wel aangeduid als Type IA U-boot. Nadat het schip operationeel was werd het ingedeeld bij de Unterseebootsflottille Saltzwedel.[1][2]
Tussen augustus 1939 en juni 1940 nam het schip deel aan zeven operationele missies. Hierbij werden elf vrachtschepen tot zinken gebracht en twee beschadigd.[3]
Naam: |
Gevolg: |
Land: |
Datum: |
Patrouille: |
Vrachtschip m.s. Alex van Opstal
(1937) (5.965 BRT) |
Gezonken (mijn) |
België |
15 september 1939 |
1e |
Korvet HMS Kittiwake (L30) (530
BRT) |
Beschadigd (mijn) |
Groot-Brittannië |
18 september 1939 |
1e |
Vrachtschip s.s. Binnendijk
(1921) (6.873 BRT) |
Gezonken (mijn) |
Nederland |
7 oktober 1939 |
1e |
Vrachtschip s.s. Elena R. (1917)
(4.576 BRT) |
Gezonken (mijn) |
Griekenland |
22 november 1939 |
1e |
Vrachtschip s.s. Loire (1928)
(4.285 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Frankrijk |
13 november 1939 |
2e |
Vrachtschip d.s. Nidarholm
(1919) (3.482 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Noorwegen |
12 februari 1940 |
3e |
Vrachtschip s.s. Langleeford
(1925) (4.622 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Groot-Brittannië |
14 februari 1940 |
3e |
Vrachtschip d.s. Steinstad
(1912) (2.476 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Noorwegen |
15 februari 1940 |
3e |
Vrachtschip m.s. Cedarbank
(1925) (5.159 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Groot-Brittannië |
21 april 1940 |
4e |
Vrachtschip s.s. Frangoula B.
Goulandris (1918) (6.701 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Griekenland |
29 juni 1940 |
5e |
Vrachtschip s.s. Belmoira (1928)
(3.214 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Noorwegen |
30 juni 1940 |
5e |
Vrachtschip s.s. Merkur (1913)
(1.291 BRT) |
Gezonken (torpedo) |
Esltand |
30 juni 1940 |
5e |
Vrachtschip s.s. Zarian (1938)
(4.871 BRT) |
Beschadigd (torpedo) |
Groot-Brittannië |
1 juli 1940 |
5e |
Tijdens haar eerste operationele vaart vanaf 29 augustus 1939, werd U 26 ingezet op en rond de Atlantische Oceaan ter ondersteuning van de invasie in Polen. Hiertoe had de onderzeeboot opdracht de have van Portland te blokkeren met een mijnenveld. De eerste twee pogingen een mijnenveld te leggen mislukten door intensive anti-onderzeeboot patrouilles. Een derde poging lukte echter wel. Na het mijnenleggen werd de onderzeeboot opgejaagd door Britse onderzeebootjagers en moest diep duiken waardoor enige communicatie onmogelijk was. Omdat in Groot Brittannië werd gemeld dat een mijnen leggende Duitse onderzeeboot tot zinken was gebracht, nam de Kriegsmarine aan dat dit U 26 was. Omdat het schip mogelijk in ondiep water gezonken zou zijn met aan boord een Enigma toestel besloot men uit voorzorg de Enigma instellingen te wijzigen en mijnen leggende onderzeeboten niet meer met een Enigma machine uit de rusten. U 26 was echter weten te ontkomen en kon haar succes rapporteren. Op 26 september 1939 liep de U 26 de haven van Wilhelmshaven weer binnen. In het door U 26 gelegde mijnenveld zouden drie vrachtschepen (m.s. Alex van Opstal (1937), s.s. Binnendijk (1921) en s.s. Elena R. (1917)) door mijnen tot zinken worden gebracht en werd het korvet HMS Kittiwake (L30) ernstig beschadigd.[4]
De tweede patrouille werd aangevangen op 22 oktober 1939. U 26 behoorde hierbij tot een groep onderzeeboten dat moest proberen via de Straat van Gibraltar tot de Middellandse Zee door te dringen. De groep bestond uit de U 25 (1936), U 26 en de Type VIIb U-boot U 53 (1939). Het plan lukte en in de Middellandse Zee wist het schip een ongeïdentificeerd vrachtschip te torpederen. Algemeen werd aangenomen dat dit het op 13 november 1939 verdwenen Franse vrachtschip s.s. Loire (1928) was. Vanwege de toenemende vijandelijke anti-onderzeeboot patrouilles trok U 26 zich terug en kwam op 5 december 1939 weer aan in Wilhelmshaven.[5][6]
Voor haar derde patrouille liep het schip op 29 januari 1940 Wilhelmshaven uit. Het eerste slachtoffer werd gemaakt op 12 februari 1940 toen de Noorse d.s. Nidarholm (1919) tot zinken werd gebracht. Op 14 februari 1940 volgde de Britse vrachtvaarder s.s. Langleeford (1925) en op 15 februari werd afgesloten met de Noorse d.s. Steinstad (1912). Op 1 maart 1944, na 33 dagen op zee keerde her schip terug in Wilhelmshaven.
Een vierde patrouille vond plaats van 13 april 1940 tot en met 25 april 1940. Tijdens deze korte operatie ten behoeve van operatie Weser (Weserübung), werd de Britse m.s. Cedarbank (1925) op 21 april tot zinken gebracht.
Tijdens haar laatste missie, in gevecht met konvooi OA 175, werd U 26 aangevallen door HMS Rochester (L50) en HMS Gladiolus (K34). U 26 had, onder bevel van Heinz Scheringer, eind juni 1940 haar wachtpositie in de Western Approaches bereikt. Het was Scheringer gelukt drie vrachtschepen (s.s. Frangoula B. Goulandris (1918), m.s. Belmoira (1928) en s.s. Merkur (1913)) tot zinken te brengen en een vierde (s.s. Zarian (1938)) te beschadigen tot het werd aangevallen en beschadigd door HMS Gladiolus (K34). Beschadigd door dieptebommen, werd U 26 naar de oppervlakte gedwongen en aangevallen door HMS Rochester (L50) die haar probeerde te rammen. Toen U 26 dit probeerde te ontwijken door alsnog te duiken werd het door een Short Sunderland toestel van het Australische No. 10 Squadron onder bevel van W.M. Gibson gebombardeerd. Scheringer besloot naar de oppervlakte te komen, gaf bevel het schip te verlaten en af te laten zinken. Op 1 juli 1940 ging hierbij het schip ten onder voordat de Geallieerden haar nogmaals konden aanvallen. De bemanning werd opgepikt door HMS Rochester.[7][8]
Naam: | U 26 |
Callsign/Registratie: |
|
Bouwer: |
DeSchiMAG AG Weser Bremen |
Bouwnummer: |
904 |
Type/Klasse: |
Onderzeeboot / Type I U-Boot (Ia) |
Waterverplaatsing: |
862 t (848 long tons) aan de
oppevlakte 982 t (966 long tons) onder water 712 t standaard |
Lengte: |
72,39 meter |
Breedte: |
6,21 meter |
Diepgang: |
4,30 meter |
Aandrijving: |
2x MAN M 8 V 40/46 8-cylinder
diesel motoren 2.900 - 3.080 PS (2.860 - 3.040 shp / 2.130 - 2.270 kW) 2x BBC GG UB 720/8 elektromotoren 1.000 PS (990 shp / 740 kW) |
Snelheid: |
17,7 - 18,6 knopen (32,8 - 34,4
km/h) boven water 8,3 knots (15,4 km/h) onder water |
Bereik: |
14.600 km bij 10 knopen (19
km/h) boven water 144 km bij 4 knopen (7,4 km/h) onder water |
Duikdiepte: |
200 m |
Bewapening: |
6x 533 mm torpedolanceerbuizen
(vier boeg, twee hek) 22x 533 mm torpedo's 1x 10.5 cm SK C/32 kanon 1x 20 mm luchtafweergeschut |
Bemanning |
43 |
Kapitänleutnant
Werner Hartmann (Luitenant-ter-Zee 2e Klasse
Oudste Categorie) |
11 mei 1936 |
Kapitänleutnant Oskar Schomburg (Luitenant-ter-Zee 2e Klasse Oudste Categorie) | 1 oktober 1938 |
Kapitänleutnant Klaus Ewerth (Luitenant-ter-Zee 2e Klasse Oudste Categorie) | augustus 1939 |
Korvettenkapitän Heinz Scheringer
(Luitenant-ter-Zee 1e Klasse) |
4 januari 1940 - 1 juli 1940 |