De in 1936 in dienst gestelde Type I U-boot U 25 raakte vanaf 3 augustus 1940 vermist met alle opvarenden. Gedurende haar korte loopbaan bracht het schip zeven schepen tot zinken.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
DeSchiMAG AG
Weser, Bremen |
28 juni 1935 |
14 februari 1936 |
6 april 1936 |
ca 2 augustus 1940 (gezonken) |
Bouwnummer : 903 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
1 april 1936 |
augustus 1939 |
U 25, U-Flottille
Saltzwedel |
||
september 1939 |
U 25,
U-Bootschulflottille |
|||
september 1939 |
31 december 1939 |
U 25, U-Flottille
Saltzwedel |
||
1 januari 1940 |
ca 2 augustus 1940 |
U 25, 2.
Unterseebootsflottille |
Op 17 december 1934 werd de U 25 besteld door de Kriegsmarine bij de DeSchiMAG AG Weser in Bremen. Op 28 juni 1935 werd de kiel voor het schip gelegd en het werd op 14 februari 1935 te water gelaten en op 6 april in dienst gesteld.[1]
De U 25 werd in 1937 vier keer voor een kleine periode naar Spaanse wateren gezonden om deel te nemen aan de Internationale Non-Interventie vloot die tijdens de Spaanse Burgeroorlog aldaar werd ingezet. Vanaf oktober 1939 opereerde U 25 onder bevel van Viktor Schutze. Tijdens de vijf operationele tochten die het schip ondernam werden zeven vrachtschepen en een marineschip tot zinken gebracht.[2]
De eerste operationele oorlogstocht begon voor U 25 op 18 oktober 1939 en vond plaats in de Noord-Atlantische Oceaan en de Golf van Biskaje. Tijdens deze tocht werd één vijandelijk schip, de Franse s.s. Baoulé, tot zinken gebracht. Op 13 november 1939 werd deze tocht in Wilhelmshaven afgesloten.
Op 13 januari 1940 vertrok U 25 voor haar tweede operationele vaart. Tijdens deze vaart opereerde het schip in de Atlantische Oceaan en werd het in het Spaanse Cádiz bevoorraad door de zich daar bevindende m.s. Thalia (1.122 BRT). Tijdens deze tocht werden zes schepen tot zinken gebracht waaronder twee Noorse en een Zweeds schip die op dat moment nog onder neutrale vlag vaarden. Op 19 februari 1940 liep het schip weer binnen in Wilhelmshaven waarna het in onderhoud ging tot 31 maart 1940.
U 25 werd tijdens haar 3e vaart ingezet bij Operatie Weser (Weserübung) in april 1940. Het schip maakte hierbij deel uit van U-boot Gruppe 1 van het U-Bootwaffe en had haar operatiegebied tussen Narvik, Harstad, Vestfjord en Vägsfjord. Tijdens deze inzet werden geen schepen tot zinken gebracht. Op 6 mei 1940 liep U 25 weer binnen in Wilhelmshaven.[3]
Op 8 juni 1940 vertrok U 25 voor haar vierde operationele vaart. Op 13 juni 1940 nam de U 25 deel aan een 'wolfpack' onder bevel van Kapitänleutnant Günther Prien (U47) ten Zuidwesten van Ierland. Die dag spotte U 25 een groot vrachtschip. Dit schip bleek de Armed Merchant Cruiser HMS Scotstoun te zijn. Om 06.08 uur vuurde U 25 een enkele torpedo af waardoor de Scotstoun stil kwam te liggen. Na nogmaals twee torpedo's af te hebben gevuurd zonk het schip. De meeste opvarenden van de Scotstoun overleefden het voorval. Tijdens deze tocht werd nog een ander schip tot zinken beschadigd en op 29 juni 1940 kwam U 25 weer aan in Wilhelmshaven waarna het tot 1 augustus in onderhoud ging.[4]
In augustus 1940 was U 25 bezig aan haar vijfde missie waarin het onder andere bezig was met het leggen van mijnen. Tijdens deze missie ging ieder contact met het schip vanaf haar vertrek op 1 augustus 1940 verloren. Bekend was dat de opdracht het schip bij Minenfeld Nr 7 zou brengen, gelegen ten noorden van Terschelling. Aangenomen is dat het schip die dag tijdens slecht weer in aanvaring kwam met één van haar eigen mijnen of met een door Britse torpedobootjagers gelegde mijn ten Noorden van Terschelling. Alleen het lichaam van Mechanikergefreiter Alfred Magermanns spoelde op 19 augustus 1940 bij Helgoland aan.[5]
Naam: | U 25 |
Callsign/Registratie: |
|
Bouwer: |
DeSchiMAG AG Weser Bremen |
Bouwnummer: |
903 |
Type/Klasse: |
Onderzeeboot / Type I U-Boot (Ia) |
Waterverplaatsing: |
862 t (848 long tons) aan de
oppevlakte 982 t (966 long tons) onder water 712 t standaard |
Lengte: |
72,39 meter |
Breedte: |
6,21 meter |
Diepgang: |
4,30 meter |
Aandrijving: |
2x MAN M 8 V 40/46 8-cylinder
diesel motoren 2.900 - 3.080 PS (2.860 - 3.040 shp / 2.130 - 2.270 kW) 2x BBC GG UB 720/8 elektromotoren 1.000 PS (990 shp / 740 kW) |
Snelheid: |
17,7 - 18,6 knopen (32,8 - 34,4
km/h) boven water 8,3 knots (15,4 km/h) onder water |
Bereik: |
14.600 km bij 10 knopen (19
km/h) boven water 144 km bij 4 knopen (7,4 km/h) onder water |
Duikdiepte: |
200 m |
Bewapening: |
6x 533 mm torpedolanceerbuizen
(vier boeg, twee hek) 22x 533 mm torpedo's 1x 10.5 cm SK C/32 kanon 1x 20 mm luchtafweergeschut |
Bemanning |
43 |
Korvettenkapitän Eberhard Godt (Luitenant ter zee der 1ste klasse) | 6 april 1936 |
Kapitänleutnant Werner von
Schmidt (Luitenant ter zee der 2de klasse oudste categorie) |
3 januari 1938 |
Kapitänleutnant Otto Schuhart (Luitenant ter zee der 2de klasse oudste categorie) | 10 december 1938 |
Oberleutnant zur See Georg-Heinz
Michel (Luitenant ter zee der 2de klasse) |
4 april 1939 |
Korvettenkapitän Viktor Schütze (Luitenant ter zee der 1ste klasse) | 5 september 1939 |
Korvettenkapitän Heinz Beduhn (Luitenant ter zee der 1ste klasse) | 20 mei 1940 - 2 augustus 1940 |
Naam: |
Gevolg: |
Land: |
Datum: |
Patrouille: |
Vrachtschip s.s. Baoulé (5.874
BRT) |
Gezonken |
Frankrijk |
31 oktober 1939 |
1e |
Vrachtschip s.s. Enid (1.140 BRT) |
Gezonken |
Noorwegen |
17 januari 1940 |
2e |
Vrachtschip s.s. Polzella (4.751
BRT) |
Gezonken | Groot Brittannië |
17 janauri 1940 |
2e |
Zweede marineschip HMS Pajala
(6.873 BRT) |
Gezonken |
Zweden |
18 januari 1940 |
2e |
Vrachtschip s.s. Songa (2.589
BRT) |
Gezonken |
Noorwegen |
22 januari 1940 |
2e |
Vrachtschip s.s. Armanistan
(6.805 BRT) |
Gezonken |
Groot Brittannië |
3 februari 1940 |
2e |
Vrachtschip s.s. Chastine Maersk
(5.177 BRT) |
Gezonken |
Denemarken |
13 februari 1940 |
2e |
Armed Merchant Cruiser HMS
Scotstoun (17.046 BRT) |
Gezonken |
Groot-Brittannië |
13 juni 1940 |
4e |
Tankschip s.s. Brumaire (7.638
BRT) |
Beschadigd |
Frankrijk |
19 juni 1940 |
4e |